"Als ik toiletjuffrouw was geweest,dan had ik het ook druk gehad", zei iemand die ik ken, ongeveer 20 jaar geleden. Gisteren herinnerde ik haar aan deze uitspraak omdat ze opnieuw voor een tweesprong stond .Ofwel een nietszeggend baantje zoeken, om toch een bijdrage te leveren aan een 2 persoonshuishouden dat die geldelijke bijdrage eigenlijk niet nodig heeft.
Ofwel: luisteren naar haar levenslange verlangen in haar, naar stilte en contemplatie en van daaruit wellicht dingen ontwikkelen.
"Zólang kun je dus bezig zijn met je eigen demonen"verzuchtte ze.
Druk zijn en dat eigenlijk niet willen, waar komt dat uit voort?
Vaak zijn het de oeroude stemmen uit je jeugd, die als de verleidelijke gezangen van de Sirenen je telkens weg lokken van je eigenlijke bestemming.
"Wees nuttig. Als je niks doet, dan ben je niks...wie niet aktief is zal zijn eigen ondergang tegemoet gaan, zwart zal het worden om je heen...je verdient het niet om dan gelukkig te zijn..."
enzovoort.
Verandering, échte verandering,hoe geschiedt dat?
Zowel een abt als een abdis hebben me ooit verteld dat ze dan eindelijk, eindelijk ingetreden waren.
Een baan, een vriendin, een kamer, status achter je gelaten: nu gaat het beginnen!
Maar er gebeurde niks. Binnen no time hadden ze dezelfde drukte, dezelfde onrust om zich heen gekreeëerd als buiten de kloostermuren.
Verandering van omgeving zegt dus niks.
Vertrouwen daar gaat het meer om.
Dat de weg die je gaat goed is. Dat je groei niet kunt regelen, je niet kunt grijpen naar een andersoortig leven.
Helder zijn....net zo lang niks doen totdat het helder wordt, er ruimte onstaat in je ziel en je hart.
Juist dát doen waar je eigenlijk bang voor bent.
Die angst wijst op een grens waar je door heen kan.
De demon is dan vlakbij...en dan niet vluchten in de macht der gewoonte.
Alleen dat is al een verandering van jewelste.
zaterdag 31 mei 2008
Cielo e terra
Het thema van het Holland Festival is dit jaar: Tussen hemel en aarde.
Daartoe wordt door de direkteur Pierre Audi de opera 'Saint Francois d'Assisi"van Olivier Messiaen uitgevoerd.
Hij zegt daarover in een intervieuw in de Trouw: "Er zit een groot kind in Messiaen. Dat is niet persé een grappig iets, dat is ontroerend. In onze enscenering proberen we de naiviteit een plek te geven. We gaan het in ieder geval niet té heilig maken. De opera gaat volgens mij veel meer over de kwelling om een heilige te zijn. Het is veel dramatischer en veel minder katholiek dan je denkt.""
Volgens mij gaat dit niet over Olivier Messiaen, maar over Franciscus van Assisi.
Díe had iets kinderlijks, iets naïfs, werd Gods gek genoemd en dat maakt hem zo aantrekkelijk.
Dat de opera zou gaan over de kwelling om een heilige te zijn, is een anachronisme.
Franciscus is pas na zijn dood door de kerk heilig verklaard.
Tijdens zijn leven was het gewoon een man, begeesterd door een vuur in hem, een passie, die hem op een spoor zette, die haaks stond op de verwachtingen die men van hem had.
Hij had de bloeiende zaak van zijn vader moeten overnemen, een rijke lakenhandelaar.
Maar hij trok een oude habijt aan vol stukken en lappen.
Het gaat dus over de kwelling om te luisteren wat er in je hart en ziel woelt en daar voor te gaan en daarbij je speelsheid niet te verliezen.
Natuurlijk vind ik het thema van dit Holland festival erg opwekkend.
Audi zegt daar nog over: "We moeten realistisch zijn: spiritualiteit is prima, maar graag met beide voeten op de grond."
Dit is de Franciscaanse spiritualiteit ten voeten uit.
Daartoe wordt door de direkteur Pierre Audi de opera 'Saint Francois d'Assisi"van Olivier Messiaen uitgevoerd.
Hij zegt daarover in een intervieuw in de Trouw: "Er zit een groot kind in Messiaen. Dat is niet persé een grappig iets, dat is ontroerend. In onze enscenering proberen we de naiviteit een plek te geven. We gaan het in ieder geval niet té heilig maken. De opera gaat volgens mij veel meer over de kwelling om een heilige te zijn. Het is veel dramatischer en veel minder katholiek dan je denkt.""
Volgens mij gaat dit niet over Olivier Messiaen, maar over Franciscus van Assisi.
Díe had iets kinderlijks, iets naïfs, werd Gods gek genoemd en dat maakt hem zo aantrekkelijk.
Dat de opera zou gaan over de kwelling om een heilige te zijn, is een anachronisme.
Franciscus is pas na zijn dood door de kerk heilig verklaard.
Tijdens zijn leven was het gewoon een man, begeesterd door een vuur in hem, een passie, die hem op een spoor zette, die haaks stond op de verwachtingen die men van hem had.
Hij had de bloeiende zaak van zijn vader moeten overnemen, een rijke lakenhandelaar.
Maar hij trok een oude habijt aan vol stukken en lappen.
Het gaat dus over de kwelling om te luisteren wat er in je hart en ziel woelt en daar voor te gaan en daarbij je speelsheid niet te verliezen.
Natuurlijk vind ik het thema van dit Holland festival erg opwekkend.
Audi zegt daar nog over: "We moeten realistisch zijn: spiritualiteit is prima, maar graag met beide voeten op de grond."
Dit is de Franciscaanse spiritualiteit ten voeten uit.
donderdag 29 mei 2008
Venster (2)
Op de voorpagina van de Trouw van 27 mei staat een foto van de Marslander. Die heeft een reis van meer dan 9 maanden achter de rug door het heelal en er 680 miljoen kilometer opzitten. Het zijn dus de eerste foto's van de planeet Mars! Alsof je door een zwart gekaderd venster kijkt en je ziet een rozige hemel en let wel: een totaal nieuwe horizon! Je kijkt niet in een bekende hemel, de rode brokkelige grond is niet aards, het is Mars! En wij kunnen dat zomaar zien, voor het eerst!
Wat is de kop in de Trouw? 'Rode planeet lijkt op zandbak vol kiezelstenen.' Wat een katerige kop. Bah. De Japanse Zentuinen noemt men ook een bak met kiezelstenen. Terwijl zich daar een innerlijk heelal openbaart. En nu héb je dan een foto van ergens uit het echte heelal en nu gaat men zich verontschuldigen dat de eerste beelden wel wat saai zijn.
Hoe kan dit nu saai zijn? Hoe nieuw en anders moet iets zijn, om ook als zodanig binnen te komen? Het is Mars en niet de aarde, de hemel is er roze en niet blauw! Mensen zitten zó vast aan hun eigen referentiekaders, dat iets nieuws en anders helemaal niet meer opvalt.
Ik wou dat ik die foto van Mars zou kunnen uitvergroten. En dan mensen uitnodigen om daar eens een half uur bij stil te zijn. Om je voor te stellen dat je door een eindeloos heelal reist, het is donker om je heen. De reis duurt en duurt. Zo lang als dat uit een eicel en een zaadcel een nieuw mens onstaat. Leef je daarin in... in... in... Stil maar, wacht maar... en doe dan je ogen open:
Nieuw Land, een Nieuwe Horizon. Kijk!
Wat is de kop in de Trouw? 'Rode planeet lijkt op zandbak vol kiezelstenen.' Wat een katerige kop. Bah. De Japanse Zentuinen noemt men ook een bak met kiezelstenen. Terwijl zich daar een innerlijk heelal openbaart. En nu héb je dan een foto van ergens uit het echte heelal en nu gaat men zich verontschuldigen dat de eerste beelden wel wat saai zijn.
Hoe kan dit nu saai zijn? Hoe nieuw en anders moet iets zijn, om ook als zodanig binnen te komen? Het is Mars en niet de aarde, de hemel is er roze en niet blauw! Mensen zitten zó vast aan hun eigen referentiekaders, dat iets nieuws en anders helemaal niet meer opvalt.
Ik wou dat ik die foto van Mars zou kunnen uitvergroten. En dan mensen uitnodigen om daar eens een half uur bij stil te zijn. Om je voor te stellen dat je door een eindeloos heelal reist, het is donker om je heen. De reis duurt en duurt. Zo lang als dat uit een eicel en een zaadcel een nieuw mens onstaat. Leef je daarin in... in... in... Stil maar, wacht maar... en doe dan je ogen open:
Nieuw Land, een Nieuwe Horizon. Kijk!
woensdag 28 mei 2008
Tussenmens
"Toen ik van Rotterdam naar hier verhuisde en de eerste keer weer terug naar daar ging, op bezoek, ging ik om mezelf te tergen, 1 minuut voor het raam staan. Wat daar voorbij kwam was meer, dan hier een hele week aan de Bronkhorsterweg. Want dat is niet meer dan een koe en een paardenkont.
Ik had zo'n heimwee, ik dacht dat ik dood ging."
Aan het woord is een broeder uit het klooster, die vertelde hoezeer hij moest wennen aan de stilte en de ruimte van het landelijke leven.
Mij doet zo'n verhaaltje goed, want het cliché dat ook in mij zit, dat kloosterlingen alleen maar rust en stilte om zich heen willen, wordt hiermee doorbroken.
Trouwens, er zijn helemaal geen broeders meer in heel Nederland die in het prachtige kloostertje midden tussen de weilanden willen wonen. Ze zouden allemaal de stad missen.
Gek eigenlijk, "gewone mensen" snakken naar stilte in hun leven, sommigen tenminste, met het terechte vermoeden dat hun ziel daar op andere sporen komt en de dagelijkse tredmolen van de ratrace vernietigt kan worden.
Terwijl kloosterlingen met hun gebedsleven als bodem, dus kunnen verlangen naar bruisend leven om zich heen.
Van de Clarissen mag ik niet meer zeggen dat ik een "leek" ben. Ze vinden me toch meer een zuster, geloof ik. Ik zei dat ik een tussenmens was. Daar houdt ik me maar bij.
Tussenmens: ik ga voor het beste uit beide werelden.
Ik had zo'n heimwee, ik dacht dat ik dood ging."
Aan het woord is een broeder uit het klooster, die vertelde hoezeer hij moest wennen aan de stilte en de ruimte van het landelijke leven.
Mij doet zo'n verhaaltje goed, want het cliché dat ook in mij zit, dat kloosterlingen alleen maar rust en stilte om zich heen willen, wordt hiermee doorbroken.
Trouwens, er zijn helemaal geen broeders meer in heel Nederland die in het prachtige kloostertje midden tussen de weilanden willen wonen. Ze zouden allemaal de stad missen.
Gek eigenlijk, "gewone mensen" snakken naar stilte in hun leven, sommigen tenminste, met het terechte vermoeden dat hun ziel daar op andere sporen komt en de dagelijkse tredmolen van de ratrace vernietigt kan worden.
Terwijl kloosterlingen met hun gebedsleven als bodem, dus kunnen verlangen naar bruisend leven om zich heen.
Van de Clarissen mag ik niet meer zeggen dat ik een "leek" ben. Ze vinden me toch meer een zuster, geloof ik. Ik zei dat ik een tussenmens was. Daar houdt ik me maar bij.
Tussenmens: ik ga voor het beste uit beide werelden.
maandag 26 mei 2008
Grachtengordeldier
Naar aanleiding van Doeschka Meijsings Over de liefde fulmineerde I. van de boekenclub ineens over al die uitgebreide maaltijdbeschrijvingen van die 'grachtengordeldieren'. Ze eten dingen waar ze nog nooit van gehoord had en gaan des middags om 4 uur op een terras zitten om daarna weer ergens eten naar binnen te schrokken. Ons kent ons, al die grachtengordeldieren bij elkaar.
Mij was niets opgevallen, maar ik vind het wel een aardige vondst: het Grachtengordeldier. Heel wat Nederlandse literatuur ademt immers inderdaad wat grachtengordeldierigs. En heel wat televisie & praatprogamma's. Alsof je het grachtengordeldier hebt en de rest van Nederland. Zou de bouw van de grachten met het gevolg dat iedereen daar knus om heen geschaard is en iedereen er op elkaar gepakt is, ervoor zorgen dat het maar niet lukt te denken en te voelen in ruimere horizonnen? Eruit breken kan nauwelijks en de behoefte hoef je niet te voelen, want iedereen bevestigt daar elkaar.
Vroeger was het water een deel van de verschuiving van de landsgrenzen: boten voeren af en aan langs de pakhuizen en brachten het vreemde juist tot diep in de stad. Nu is alles knus, gezellig dichtgeplakt met woonboten en dierentuinachtige bezoekers in de rondvaartboten. De enige echte metropool die Nederland zou kunnen hebben, is Rotterdam. Maar die is weer plat gebombardeerd geweest en dat haalt de geschiedenis uit een stad en zonder tastbare geschiedenis is het extra moeilijk om een hart warmbloedig te laten kloppen... Tja.
Amsterdam krijgt plotsklaps iets voor mij van een reusachtige spin, zoals de kunstenares Louis Bourgeois die gebouwd heeft. De spin woont in zijn grachtengordelweb en heet grachtengordeldier. Het verblijft in labyrinten gemaakt van eigen huisvuil, verstoft en aan elkaar genaaid, in beklemmende doorzichtige cellen van staal en pijn en torentjestrappen die naar nergens leiden, a la de wereld van Louis Bourgeois. Waar komt deze aanklacht plotseling vandaan? Misschien heb ik heimwee naar de ruimte van London. Want ik ben dol op Amsterdam.
Oeps, au, slik.
Gisteren langs akkers, heuvels en dalen gewandeld. Vlierbloesem bezwangerde de lucht, het rook groen en aards door een nachtelijke regenbui.
Net over de grens, in Duitsland wachtten me een aantal anekdotes, zoals een pot met goud aan het andere eind van de regenboog.
Ik werd er vannacht wakker van, ze hebben iets van oeps, au, slik.
Iemand vertelde dat een vriendin van haar, die Duitse is, uitgebreid vertelde over haar familiegeschiedenis. Oorspronkelijk kwamen zij uit Polen. Na de tweede wereldoorlog werd de hele familie gesommeerd om het land te verlaten, ze moesten zich maar in Duitsland gaan vestigen.
"Net als de Joden gedeporteerd..." had ze erbij toegevoegd.
Au.
Dat kan toch nét niet, die vergelijking, maar dat zeg je niet in de meeslependheid van zo'n gesprek.
Een ander vertelde dat er op haar werk een heel gedreven kinderchirurge werkte. Ambitieus, altijd bezig, op het scherpste van de snede. Benefietconcerten organiseren met Andrea Boccelli en het geld schenken aan een joods ziekenhuis, zodat kinderen uit de hele wereld geopereerd kunnen worden.
3 kinderen heeft ze, allen getalenteerd, klassen overgeslagen enzo. Haar oudste zoon zou in Tel Aviv kunnen gaan studeren, maar moest daartoe wel een 8 halen voor wiskunde.
"Ik moet dit even kwijt, ik ben er helemaal van van mijn stuk", had ze gezegd tegen B., die haar leidinggevende is. Kinderchirurge was er voor een funktioneringsgesprek. Dus zij vertelt dat haar zoon haar net gebeld:
- Mama, ik heb geen 8 voor wiskunde gehaald...
-Nou, dat geeft niet hoor, IK HOU TOCH WEL VAN JE...
B. had zich al bijna supporting opgesteld. Maar Kinderchirurge vervolgde: "Hij zei:
-Nee, mama, ik heb een 10 gehaald."
Oeps.
Met zo'n verhaal voel je de noodzaak, die als een noodlot aanvoelt, van de nieuwe generaties Joden om het alleruiterste uit zichzelf te halen. Alsof je het goed moet maken voor alle verdwenen generaties. Hoe de wereld van die moeder-kinderchirurge toch bijna was ingestort en binnen 5 seconden juist jubileerde.
Weer een ander vertelde over een feestje van iemand die 50 werd, met schoonfamilie uit de Achterhoek. Hij hoefde geen kadootjes: het kadoo was dat iedereen zelf gekookt eten meebracht.
Schoonfamilie protesteerde, maar ging uiteindelijk overstag.
Hij was even bij ze komen zitten op zijn feestje:
-en, hebben jullie al lekkere dingen geproefd?
-Ja, we hebben wel wat op...tomatensoep met ballen.
-O, ja! Ik weet eigenlijk niet wie die gemaakt heeft.
-Nou, wij wel.
Ze hadden hun eigen soep gegeten en daarna hun eigen meegebrachte nassi.
Slik.
Waarom zoemen die verhalen s'nachts in mij rond, zó dat ik er zelfs wakker van wordt?
Ik weet het niet precies.
Ze zeggen me iets over het precaire van kultuurverschillen.
Hoe aan de oppervlakte alles zijn gangetje gaat, terwijl daaronder werelden van emotie woelen om tot klaarheid te komen.
Toch is het ook goud.
Waarom?
Omdat de verhalen ook iets vertellen over het verlangen naar heelheid en verzoening.
Net over de grens, in Duitsland wachtten me een aantal anekdotes, zoals een pot met goud aan het andere eind van de regenboog.
Ik werd er vannacht wakker van, ze hebben iets van oeps, au, slik.
Iemand vertelde dat een vriendin van haar, die Duitse is, uitgebreid vertelde over haar familiegeschiedenis. Oorspronkelijk kwamen zij uit Polen. Na de tweede wereldoorlog werd de hele familie gesommeerd om het land te verlaten, ze moesten zich maar in Duitsland gaan vestigen.
"Net als de Joden gedeporteerd..." had ze erbij toegevoegd.
Au.
Dat kan toch nét niet, die vergelijking, maar dat zeg je niet in de meeslependheid van zo'n gesprek.
Een ander vertelde dat er op haar werk een heel gedreven kinderchirurge werkte. Ambitieus, altijd bezig, op het scherpste van de snede. Benefietconcerten organiseren met Andrea Boccelli en het geld schenken aan een joods ziekenhuis, zodat kinderen uit de hele wereld geopereerd kunnen worden.
3 kinderen heeft ze, allen getalenteerd, klassen overgeslagen enzo. Haar oudste zoon zou in Tel Aviv kunnen gaan studeren, maar moest daartoe wel een 8 halen voor wiskunde.
"Ik moet dit even kwijt, ik ben er helemaal van van mijn stuk", had ze gezegd tegen B., die haar leidinggevende is. Kinderchirurge was er voor een funktioneringsgesprek. Dus zij vertelt dat haar zoon haar net gebeld:
- Mama, ik heb geen 8 voor wiskunde gehaald...
-Nou, dat geeft niet hoor, IK HOU TOCH WEL VAN JE...
B. had zich al bijna supporting opgesteld. Maar Kinderchirurge vervolgde: "Hij zei:
-Nee, mama, ik heb een 10 gehaald."
Oeps.
Met zo'n verhaal voel je de noodzaak, die als een noodlot aanvoelt, van de nieuwe generaties Joden om het alleruiterste uit zichzelf te halen. Alsof je het goed moet maken voor alle verdwenen generaties. Hoe de wereld van die moeder-kinderchirurge toch bijna was ingestort en binnen 5 seconden juist jubileerde.
Weer een ander vertelde over een feestje van iemand die 50 werd, met schoonfamilie uit de Achterhoek. Hij hoefde geen kadootjes: het kadoo was dat iedereen zelf gekookt eten meebracht.
Schoonfamilie protesteerde, maar ging uiteindelijk overstag.
Hij was even bij ze komen zitten op zijn feestje:
-en, hebben jullie al lekkere dingen geproefd?
-Ja, we hebben wel wat op...tomatensoep met ballen.
-O, ja! Ik weet eigenlijk niet wie die gemaakt heeft.
-Nou, wij wel.
Ze hadden hun eigen soep gegeten en daarna hun eigen meegebrachte nassi.
Slik.
Waarom zoemen die verhalen s'nachts in mij rond, zó dat ik er zelfs wakker van wordt?
Ik weet het niet precies.
Ze zeggen me iets over het precaire van kultuurverschillen.
Hoe aan de oppervlakte alles zijn gangetje gaat, terwijl daaronder werelden van emotie woelen om tot klaarheid te komen.
Toch is het ook goud.
Waarom?
Omdat de verhalen ook iets vertellen over het verlangen naar heelheid en verzoening.
donderdag 22 mei 2008
Mooi
Bij het tuincenrum staat een heel oud echtpaar. Hij met Parkinsonachtige bewegingen, zij met een knik in haar rug, alsof ze niet meer rechtop kan gaan staan.
Ze hebben in de kar 2 bakken met oranje Afrikaantjes.
-Dat was het?, vraagt de olijke man van het tuindersbedrijf.
Ik ken hem al jaren en zie dat hij nu toch wel een grijs koppie krijgt boven zijn bruin getaande huid.
- jaah, ik dacht het wel, beeft de man, "Die wil je onder de schutting, hé?"
- zo, dus zij is de tuinarchitect, zeker altijd zo geweest?
- ja, dat ben ik, maar een visioen heb ik deze keer nog niet.
Ik moet lachen. Een visioen!
We beginnen met z'n vieren te lachen.
-Nou jullie kunnen elk moment terug komen, elk uur, elke dag, het hele jaar door, denk er maar rustig over na!
Wat is het toch mooi dat lachen aanstekelijk kan zijn en dat je dan niet eens precies weet waarom je met zijn allen lacht.
Ik koop naast een hele bak vol kleurig klein goed, een grote rode papaverplant, een knop is uit en bloeit met een doorsnee van bijna 15 centimeter.
-Mooi, hé, zegt de tuinman, nu dromerig.
Ja, mooi.
Ik fiets terug naar huis en een dame met een zonnbril fietst me tegemoet: o,o,o,o,o wat mooooi!!!, roept ze.
Ja, mooi.
Terwijl ik de boel aan het planten ben, probeer ik een gedicht binnen mijn geheugen te halen, van wie was het ook al weer? Iets over vredestijd in het land, dat je dan weer visjes op de markt kunt gaan kopen en dat dit geluk is.
Bloemen en plantjes halen is minstens zo mooi.
Ze hebben in de kar 2 bakken met oranje Afrikaantjes.
-Dat was het?, vraagt de olijke man van het tuindersbedrijf.
Ik ken hem al jaren en zie dat hij nu toch wel een grijs koppie krijgt boven zijn bruin getaande huid.
- jaah, ik dacht het wel, beeft de man, "Die wil je onder de schutting, hé?"
- zo, dus zij is de tuinarchitect, zeker altijd zo geweest?
- ja, dat ben ik, maar een visioen heb ik deze keer nog niet.
Ik moet lachen. Een visioen!
We beginnen met z'n vieren te lachen.
-Nou jullie kunnen elk moment terug komen, elk uur, elke dag, het hele jaar door, denk er maar rustig over na!
Wat is het toch mooi dat lachen aanstekelijk kan zijn en dat je dan niet eens precies weet waarom je met zijn allen lacht.
Ik koop naast een hele bak vol kleurig klein goed, een grote rode papaverplant, een knop is uit en bloeit met een doorsnee van bijna 15 centimeter.
-Mooi, hé, zegt de tuinman, nu dromerig.
Ja, mooi.
Ik fiets terug naar huis en een dame met een zonnbril fietst me tegemoet: o,o,o,o,o wat mooooi!!!, roept ze.
Ja, mooi.
Terwijl ik de boel aan het planten ben, probeer ik een gedicht binnen mijn geheugen te halen, van wie was het ook al weer? Iets over vredestijd in het land, dat je dan weer visjes op de markt kunt gaan kopen en dat dit geluk is.
Bloemen en plantjes halen is minstens zo mooi.
woensdag 21 mei 2008
Pangeaday (2)
In het wijkcentrum klinkt een heel mooi weemoedig liedje van ergens uit Oost Europa, schat ik in. Er wordt gedansd door alleen maar vrouwen, met kleurige sjaaltjes, ernstige gezichten, de sjaal als een dode baby gedragen van de ene op de andere schouder...
Het is de Volksdansgroep maar en ik zie het toevallig omdat ik vuiile kopjes en schoteltjes aan het opruimen ben van de bar.
Het doet me denken aan PANGEADAY, 10 Mei 2008.
Mensen die elkaar ontmoeten: Muziek die een verhaal vertelt, uitgebeeld door anderen dan het eigen volk, zomaar in een wijkcentrum, dat had een mooi filmpje kunnen opleveren voor die dag.
Op You Tube staan ook een aantal filmpjes, die wel echt op die dag te zien zijn geweest.
Dancing Queen en Sili (The slap) vergeet je niet snel, door de aardige clue.
Ook de eerste 20 minuten van het evenement zijn heel geschikt om je uit narcistische zielepieterij te halen.
Met miljoenen over de hele wereld rondom eén groot kampvuur zitten en luisteren en kijken naar elkaars verhalen, dat was het idee. Ik vond het een heel bizondere avond.
Verhalen vertellen is kracht krijgen en geven en met de moderne techniek was dat een avond lang zomaar, wereldwijd, mogelijk.
Het is de Volksdansgroep maar en ik zie het toevallig omdat ik vuiile kopjes en schoteltjes aan het opruimen ben van de bar.
Het doet me denken aan PANGEADAY, 10 Mei 2008.
Mensen die elkaar ontmoeten: Muziek die een verhaal vertelt, uitgebeeld door anderen dan het eigen volk, zomaar in een wijkcentrum, dat had een mooi filmpje kunnen opleveren voor die dag.
Op You Tube staan ook een aantal filmpjes, die wel echt op die dag te zien zijn geweest.
Dancing Queen en Sili (The slap) vergeet je niet snel, door de aardige clue.
Ook de eerste 20 minuten van het evenement zijn heel geschikt om je uit narcistische zielepieterij te halen.
Met miljoenen over de hele wereld rondom eén groot kampvuur zitten en luisteren en kijken naar elkaars verhalen, dat was het idee. Ik vond het een heel bizondere avond.
Verhalen vertellen is kracht krijgen en geven en met de moderne techniek was dat een avond lang zomaar, wereldwijd, mogelijk.
Wonderlijk
Gisteren stond ik in de keuken van het wijkcentrum met een vrijwilligster.
2 keer in de week gaat ze met kinderen oud papier en oud vuil oprapen in de buurt, de Buurtrangers heten ze, allemaal in het kader van het opkrikken van wijken, sociale cohesie, betrokkenheid bevorderen.
Mijn nichtje doet er ook aan mee. Ze krijgt er geld voor waarmee ze haar zakgeld opkrikt en 2 keer in het jaar is er een leuk uitstapje naar ergens in het land met Buurtrangers, natiewijd.
Ze is heel fanatiek, volgens de vrijwilligster, maar dat ligt in haar aard.
Zonder beloning zou ze volgens mij niks doen.
Maar de wijk knapt er van op, dat is zeker.
De vrijwilligster zegt:
Ik ga mijn buurman opbellen, want mijn fiets staat nog bij de C1000 en ik zie het niet meer zitten om er naar toe te lopen.
De C1000 is maar 300 meter hier vandaan, dus ik zeg:
-"Nou, dan heb je wel een héél aardige buurman!"
-"Ja, dat klopt, ik heb een heel aardige buurman."
Ze belt en de buurman zegt er meteen aan te komen.
Ik herhaal:" Wát een aardige buurman!".
Dan vertelt ze:
"Ik heb 3 jaar geleden een ongeluk gehad. Eeen heel lullig stom ongeluk, stommer kun je het niet hebben. Ik lag in een hangmat en ik viel eruit. Met mijn ruggegraat precies op een kopje dat eronder lag.
Ik was meteen verlamd tot boven mijn navel, heb in zo'n elektrische rolstoeltje gezeten.
Langzaam ging het beter. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment 50 stappen op een dag mocht doen, niet meer en ook niet minder. En toen 56...enzovoort...
Nu kan ik heel rustig wel een uurtje lopen, maar meer ook niet.
Het is even stil.
Dan zegt ze: "Het is zo WONDERLIJK.
Mijn hele leven is veranderd. Ik was vroeger best een stresskip, ik had een eigen paard, deed liefst van alles tegelijk. En nu? Alles rustig, kalmpjes aan. Ik heb ook heel andere vrienden gekregen.
Wonderlijk, hé?"
Ze straalde erbij.
Ik schaam me de ogen uit mijn kop met mijn oppervlakkige gedachte dat er bij die buurman een steekje los zit om haar op te willen halen.
Of hij is verliefd, dacht ik.
Op mijn beurt vind ik het heel wonderlijk, dat zij dit woord gebruikte: wonderlijk.
Het wonder voltrekt zich altijd op plekken waar je het niet verwacht, zo blijkt maar weer.
Daar waar je stopt met contrôle trachten uit te oefenen op je eigen leven.
2 keer in de week gaat ze met kinderen oud papier en oud vuil oprapen in de buurt, de Buurtrangers heten ze, allemaal in het kader van het opkrikken van wijken, sociale cohesie, betrokkenheid bevorderen.
Mijn nichtje doet er ook aan mee. Ze krijgt er geld voor waarmee ze haar zakgeld opkrikt en 2 keer in het jaar is er een leuk uitstapje naar ergens in het land met Buurtrangers, natiewijd.
Ze is heel fanatiek, volgens de vrijwilligster, maar dat ligt in haar aard.
Zonder beloning zou ze volgens mij niks doen.
Maar de wijk knapt er van op, dat is zeker.
De vrijwilligster zegt:
Ik ga mijn buurman opbellen, want mijn fiets staat nog bij de C1000 en ik zie het niet meer zitten om er naar toe te lopen.
De C1000 is maar 300 meter hier vandaan, dus ik zeg:
-"Nou, dan heb je wel een héél aardige buurman!"
-"Ja, dat klopt, ik heb een heel aardige buurman."
Ze belt en de buurman zegt er meteen aan te komen.
Ik herhaal:" Wát een aardige buurman!".
Dan vertelt ze:
"Ik heb 3 jaar geleden een ongeluk gehad. Eeen heel lullig stom ongeluk, stommer kun je het niet hebben. Ik lag in een hangmat en ik viel eruit. Met mijn ruggegraat precies op een kopje dat eronder lag.
Ik was meteen verlamd tot boven mijn navel, heb in zo'n elektrische rolstoeltje gezeten.
Langzaam ging het beter. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment 50 stappen op een dag mocht doen, niet meer en ook niet minder. En toen 56...enzovoort...
Nu kan ik heel rustig wel een uurtje lopen, maar meer ook niet.
Het is even stil.
Dan zegt ze: "Het is zo WONDERLIJK.
Mijn hele leven is veranderd. Ik was vroeger best een stresskip, ik had een eigen paard, deed liefst van alles tegelijk. En nu? Alles rustig, kalmpjes aan. Ik heb ook heel andere vrienden gekregen.
Wonderlijk, hé?"
Ze straalde erbij.
Ik schaam me de ogen uit mijn kop met mijn oppervlakkige gedachte dat er bij die buurman een steekje los zit om haar op te willen halen.
Of hij is verliefd, dacht ik.
Op mijn beurt vind ik het heel wonderlijk, dat zij dit woord gebruikte: wonderlijk.
Het wonder voltrekt zich altijd op plekken waar je het niet verwacht, zo blijkt maar weer.
Daar waar je stopt met contrôle trachten uit te oefenen op je eigen leven.
dinsdag 20 mei 2008
Obla di Obla da
De ene dag loop je nog door CAMDEN te slenteren, een rommelige levendige wijk in Noord Londen die me deed denken aan het het hippe, maffe Soho van 34 jaar geleden en de volgende middag zit je je te verdiepen in een tekst uit de 4e eeuw over geestelijke kennis in je achtertuintje in de nieuwbouwwijk.
De dag daarop in de Sionsabdij. De Cistierziënser monnikken geloven in de stabilitas loci: één vaste plaats waarvanuit door rust en eindeloze herhaling en herkauwen, geestelijke kennis groeien kan.
Hoe anders dan de Franciscanen! Die zijn door heel Europa gaan zwerven van Ierland tot de Canarische eilanden en de Balkan in navolging van Franciscus van Assisi, die de toenmalige islamitische sultan is gaan bezoeken.
Het staat in de geschiedenis bekend als de eerste vreedzame ontmoeting tussen een christen en een moslim.
Die Franciscaanse monnikken stichtten op de meest onherbergzame plekken hun kluizen en kloostertjes. Daar waar nood was, ziekte, armoede, tekort. Of in de eenzame natuur. Of aan de rand van de arme kant van de stad. In Napels was de enige kerk die altijd open was er eén van hen. Elke dag zat op een stoeltje in de smalle steeg een Franciscaan, of was het een Capucijn, je naar binnen te wenken.
Wat is de huidige nood, in onze rijke westerse samenleving?
Antwoord: gebrek aan plekken van stilte en rust, waar de ziel kan opleven.
Het klooster waar ik een kamer heb, wilt graag zo´n plek zijn.
In Londen ben ik niet eens naar de Westminsterabbey gegaan.
Dat komt omdat 34 jaar geleden de kloosteromgang daar, een plek in de tijd is geworden waar ik regelmatig naar terug ben gegaan. Ik had nog nooit een klooster van binnen gezien, maar dit was een vertrouwde plek voor me, een plek van thuiskomst. Overweldigend.
Zulke plaatsen, daar moet je in het echt niet naar terugkeren, omdat je daar op de eén of andere wijze, altijd al bent.
Dit is een troost voor me, als ik straks waarschijnlijk mijn spullen uit de kamer in het klooster haal.
Niemand vertrekt,
want je gaat niet weg,
dichtte Rutger Kopland, ook alweer lang geleden.
In London heb ik een akoestische CD van de Beatles gekocht~ Obla di Obla da, Life goes on!!!
De dag daarop in de Sionsabdij. De Cistierziënser monnikken geloven in de stabilitas loci: één vaste plaats waarvanuit door rust en eindeloze herhaling en herkauwen, geestelijke kennis groeien kan.
Hoe anders dan de Franciscanen! Die zijn door heel Europa gaan zwerven van Ierland tot de Canarische eilanden en de Balkan in navolging van Franciscus van Assisi, die de toenmalige islamitische sultan is gaan bezoeken.
Het staat in de geschiedenis bekend als de eerste vreedzame ontmoeting tussen een christen en een moslim.
Die Franciscaanse monnikken stichtten op de meest onherbergzame plekken hun kluizen en kloostertjes. Daar waar nood was, ziekte, armoede, tekort. Of in de eenzame natuur. Of aan de rand van de arme kant van de stad. In Napels was de enige kerk die altijd open was er eén van hen. Elke dag zat op een stoeltje in de smalle steeg een Franciscaan, of was het een Capucijn, je naar binnen te wenken.
Wat is de huidige nood, in onze rijke westerse samenleving?
Antwoord: gebrek aan plekken van stilte en rust, waar de ziel kan opleven.
Het klooster waar ik een kamer heb, wilt graag zo´n plek zijn.
In Londen ben ik niet eens naar de Westminsterabbey gegaan.
Dat komt omdat 34 jaar geleden de kloosteromgang daar, een plek in de tijd is geworden waar ik regelmatig naar terug ben gegaan. Ik had nog nooit een klooster van binnen gezien, maar dit was een vertrouwde plek voor me, een plek van thuiskomst. Overweldigend.
Zulke plaatsen, daar moet je in het echt niet naar terugkeren, omdat je daar op de eén of andere wijze, altijd al bent.
Dit is een troost voor me, als ik straks waarschijnlijk mijn spullen uit de kamer in het klooster haal.
Niemand vertrekt,
want je gaat niet weg,
dichtte Rutger Kopland, ook alweer lang geleden.
In London heb ik een akoestische CD van de Beatles gekocht~ Obla di Obla da, Life goes on!!!
Het einde?
Willen relaties, vriendschappen, gemeenschappen, kontakten kunnen groeien, dan moet er eerst een gemeenschappijke bodem zijn, waar alles in kan wortelen. Precies zo als dat gaat bij planten en bloemen en bomen.
Soms iets van consensus, het samen voelen van hetzelfde.
Soms iets van verwachting: hetzelfde verlangen, kijken naar dezelfde horizon, vanuit dezelfde plaats.
Als een plant kalk nodig heeft, terwijl de bodem dat niet verschaft, dan zal de plant gaan kwijnen.
Als een tuinman besluit, een bloem niet toe te laten, dan kun je in het geheim en in het donker nog zo vaak dezelfde stek planten, bij daglicht ziet de tuinman het toch en schoffelt het gewoon weer weg.
Deze gedachten komen bij me op, bij het bericht dat niet-kloosterlingen toch niet welkom zijn op een doorslaggevend landelijke kapittel van de orde, over de toekomst van het klooster, waar leken welkom leken.
Al een half jaar hou ik me hiermee bezig, op-en-af: een knipperlichtrelatie.
Heeft het klooster nou een toekomst of niet?
Ik heb een kamer in het klooster, maar blijf toch een zwerver binnen de muren.
Aan de gemeenschap die er nu woont, ligt het niet. Die koesteren nieuwe plantjes en heten ze meer dan hartelijk welkom.
Maar de orde zelf, de tuinman, is onduidelijk of deze tuin wel blijven mag.
Op Koninginnedag liep ik tegen een hele familie dikbuikige beeldjes van deze bruine patertjes aan. Volks en levensgenieters en zo gewoon: zo staan ze bekend.
"Hoe kom je daar nu, aan?!" vroeg ik de man op het gras.
"Hoe kom ik er vanaf?!" gaf hij van repliek.
Ik heb de hele familie maar gekocht voor 1 euro en 20 cent.
Omdat ik het niet kon uitstaan dat ze een uur later in de vuilcontainer fijn vermalen zouden worden.
Hen kon ik redden. Mijn dierbare broeders van vlees en bloed, in het echt,
niet.
Soms iets van consensus, het samen voelen van hetzelfde.
Soms iets van verwachting: hetzelfde verlangen, kijken naar dezelfde horizon, vanuit dezelfde plaats.
Als een plant kalk nodig heeft, terwijl de bodem dat niet verschaft, dan zal de plant gaan kwijnen.
Als een tuinman besluit, een bloem niet toe te laten, dan kun je in het geheim en in het donker nog zo vaak dezelfde stek planten, bij daglicht ziet de tuinman het toch en schoffelt het gewoon weer weg.
Deze gedachten komen bij me op, bij het bericht dat niet-kloosterlingen toch niet welkom zijn op een doorslaggevend landelijke kapittel van de orde, over de toekomst van het klooster, waar leken welkom leken.
Al een half jaar hou ik me hiermee bezig, op-en-af: een knipperlichtrelatie.
Heeft het klooster nou een toekomst of niet?
Ik heb een kamer in het klooster, maar blijf toch een zwerver binnen de muren.
Aan de gemeenschap die er nu woont, ligt het niet. Die koesteren nieuwe plantjes en heten ze meer dan hartelijk welkom.
Maar de orde zelf, de tuinman, is onduidelijk of deze tuin wel blijven mag.
Op Koninginnedag liep ik tegen een hele familie dikbuikige beeldjes van deze bruine patertjes aan. Volks en levensgenieters en zo gewoon: zo staan ze bekend.
"Hoe kom je daar nu, aan?!" vroeg ik de man op het gras.
"Hoe kom ik er vanaf?!" gaf hij van repliek.
Ik heb de hele familie maar gekocht voor 1 euro en 20 cent.
Omdat ik het niet kon uitstaan dat ze een uur later in de vuilcontainer fijn vermalen zouden worden.
Hen kon ik redden. Mijn dierbare broeders van vlees en bloed, in het echt,
niet.
vrijdag 16 mei 2008
Alison Watt
Wakker worden met beelden van de musical van Lord of the Rings, onverwachts getrakteerd door een vriend van F.
Het podium dat voortdurend van hoogte veranderde, het akrobatische dansen, de Londense know-how van zo'n spektakel, wat leuk om daarheen geweest te zijn.
Een oorspronkelijk liedje van Tolkien op muziek gezet: 'The road goes on, it has no end, I have to follow if I can...' Zoiets, dus.
Maar de echte lyrische verrassing gebeurde aan mij overdag, midden in the National Gallery.
Daar was een tentoonstelling van Alison Watt, Phantom geheten.
Ze is uitgenodigd door Tate om 2 jaar inwonend artiest te zijn na haar grote, mysterieuse schilderij Still in de Memoral Chapel in Edinburgh.
En omdat bekend was dat Madam Moitessier van Ingres die in Tate hangt, al van kinds af aan haar lievelingsschilderij is, dat haar ook beinvloed heeft.
Oog in oog staan met doeken van 2 bij 3 meter, witte doeken, letterlijk. Intrigerend gedrapeerd, met een knoop erin of een holte naar binnen met evocatieve titels als: Pulse, Echo, Host, Phantom, Vowel, Root, Eye.
Het geheim van lege ruimte ervaren, licht dat een weg zoekt, vorm die beweegt...
Als klap op de vuurpijl is het schilderij dat haar daarbij het meest geinspireerd heeft, Franciscus van Assisi in meditatie van Zurbaran!
Meerdere van mijn werelden, die als een wonder bij elkaar komen.
Verder heel veel plaatjes van kunst door de eeuwen heen, die zich in mijn kop verzameld hadden, in het echt gezien, werk van William Blake bijvoorbeeld in de Tate Britain.
Dit was zo'n dag van onverwachte verrijzenissen.
Interview met Alison Watt in The Guardian
Het podium dat voortdurend van hoogte veranderde, het akrobatische dansen, de Londense know-how van zo'n spektakel, wat leuk om daarheen geweest te zijn.
Een oorspronkelijk liedje van Tolkien op muziek gezet: 'The road goes on, it has no end, I have to follow if I can...' Zoiets, dus.
Maar de echte lyrische verrassing gebeurde aan mij overdag, midden in the National Gallery.
Daar was een tentoonstelling van Alison Watt, Phantom geheten.
Ze is uitgenodigd door Tate om 2 jaar inwonend artiest te zijn na haar grote, mysterieuse schilderij Still in de Memoral Chapel in Edinburgh.
En omdat bekend was dat Madam Moitessier van Ingres die in Tate hangt, al van kinds af aan haar lievelingsschilderij is, dat haar ook beinvloed heeft.
Oog in oog staan met doeken van 2 bij 3 meter, witte doeken, letterlijk. Intrigerend gedrapeerd, met een knoop erin of een holte naar binnen met evocatieve titels als: Pulse, Echo, Host, Phantom, Vowel, Root, Eye.
Het geheim van lege ruimte ervaren, licht dat een weg zoekt, vorm die beweegt...
Als klap op de vuurpijl is het schilderij dat haar daarbij het meest geinspireerd heeft, Franciscus van Assisi in meditatie van Zurbaran!
Meerdere van mijn werelden, die als een wonder bij elkaar komen.
Verder heel veel plaatjes van kunst door de eeuwen heen, die zich in mijn kop verzameld hadden, in het echt gezien, werk van William Blake bijvoorbeeld in de Tate Britain.
Dit was zo'n dag van onverwachte verrijzenissen.
Interview met Alison Watt in The Guardian
donderdag 15 mei 2008
Millennium Bridge
Na bijna de hele dag in de Tate Modern, o, wat maak je niet allemaal mee in de ontmoetingen met zoveel moois!
MARLENE DUMAS bijvoorbeeld, die met enkele grote penseelstreken, het lijkt wel wat op Chinese calligrafie, 7 keer zwarte, naakte Maria Magdelena's schildert (afbeelding).
MAX ERNST schildert met een schraap-techniek, verf op een onregelmatig plankje, een donker bos met een klein rood vogeltje daarin, de bedreiging van het opkomende nazisme.
Weer totaal anders: daar hangt een zeer grote reuzenstekker van CLAES OLDENBURG van mahoniehout boven het plafond te bengelen!
En een installatie van dezelfde: blauwe canvasdoek naar beneden, vast aan een roestige buis, waardoor associaties van de slurf van een olifant of een wat slappe pik met ballen of een bijna dode Jezus aan het kruis.
Op de zevende verdieping een glazen glaswand met een geweldig uitzicht op de St. Pauls Cathedral er pal tegenover, aan de andere kant van de Thames.
Dat geen toeval zijn, ook vroeger niet: Tate Modern was een oude electriciteitscentrale met een zeer hoge schorsteen die de hoogte van de St Pauls evenaart. Alsof men ook toen dacht: wacht maar, wij van de industrieele revolutie zullen die christelijken wel even een poepje laten ruiken!
Ik mijmerde bij welke wereld ik nu meer hoorde: bij die van de Tate Modern, waar de menselijke geest middels Materie (verf, hout, doek, steen, staal) de werkelijkheid tot zich toelaat of bij St Pauls, waar de Schrift telt.
Ik hoor meer bij Tate Modern, dacht ik: ja, ik geloof in de diversiteit, de creativiteit, het hartstochtelijk gezoek, de drive van de menselijke geest.
Maar toen ik in St Pauls zat, met de Evening Song, ja toen wist ik ook: zonder stilte, zonder bodem, zonder verwachting van ruimte waar hoop en liefde in woont, kan dit niet.
Ik zal er wel een van 'op de brug blijven': elke keer heen en weer van het een naar het andere.
Het is de Millennium Bridge die beide verbindt.
MARLENE DUMAS bijvoorbeeld, die met enkele grote penseelstreken, het lijkt wel wat op Chinese calligrafie, 7 keer zwarte, naakte Maria Magdelena's schildert (afbeelding).
MAX ERNST schildert met een schraap-techniek, verf op een onregelmatig plankje, een donker bos met een klein rood vogeltje daarin, de bedreiging van het opkomende nazisme.
Weer totaal anders: daar hangt een zeer grote reuzenstekker van CLAES OLDENBURG van mahoniehout boven het plafond te bengelen!
En een installatie van dezelfde: blauwe canvasdoek naar beneden, vast aan een roestige buis, waardoor associaties van de slurf van een olifant of een wat slappe pik met ballen of een bijna dode Jezus aan het kruis.
Op de zevende verdieping een glazen glaswand met een geweldig uitzicht op de St. Pauls Cathedral er pal tegenover, aan de andere kant van de Thames.
Dat geen toeval zijn, ook vroeger niet: Tate Modern was een oude electriciteitscentrale met een zeer hoge schorsteen die de hoogte van de St Pauls evenaart. Alsof men ook toen dacht: wacht maar, wij van de industrieele revolutie zullen die christelijken wel even een poepje laten ruiken!
Ik mijmerde bij welke wereld ik nu meer hoorde: bij die van de Tate Modern, waar de menselijke geest middels Materie (verf, hout, doek, steen, staal) de werkelijkheid tot zich toelaat of bij St Pauls, waar de Schrift telt.
Ik hoor meer bij Tate Modern, dacht ik: ja, ik geloof in de diversiteit, de creativiteit, het hartstochtelijk gezoek, de drive van de menselijke geest.
Maar toen ik in St Pauls zat, met de Evening Song, ja toen wist ik ook: zonder stilte, zonder bodem, zonder verwachting van ruimte waar hoop en liefde in woont, kan dit niet.
Ik zal er wel een van 'op de brug blijven': elke keer heen en weer van het een naar het andere.
Het is de Millennium Bridge die beide verbindt.
Venster (1)
In Tate Modern hebben ze van die handige klapstoeltjes die je mee kan nemen, de zalen in. Moeten ze in Nederland ook gaan doen, leuke service.
Van dichtbij op zit-perpectief langdurig naar een schilderij kijken is ook een totaal andere beleving dan de ooghoogte.
Bij Pierre Bonnard was het wel heel verrassend. Vensters schildert hij in warme, romige kleuren met een landschap daarachter en een tafel ofzo ervoor. Nu zat ik door mijn stoeltje aan een levensecht tafeltje met wat boeken erop en een overweldigend berglandschap.
In de uitstekende commentaren naast alle kunst, stond ditmaal dat Bonnard die vensters er wellicht bij in schilderde om daarmee de intensiteit van zijn eigen beleving wat in te tomen.
Nu zag ik, dat het venster ze krom als een hoepel, bijna als 2 handen langs je ogen, het zicht inkaderde. En toch, het venster staat open.
Een mooie illustratie over hoe je ervaringen en gevoelens en belevingen gefilterd kunt verwerken en een deel van jezelf kan laten worden.
Op de mokken van de cappuciuno stond op de een: think with your heart.
En op de andere: feel with your mind.
Zoiets, dus.
Van dichtbij op zit-perpectief langdurig naar een schilderij kijken is ook een totaal andere beleving dan de ooghoogte.
Bij Pierre Bonnard was het wel heel verrassend. Vensters schildert hij in warme, romige kleuren met een landschap daarachter en een tafel ofzo ervoor. Nu zat ik door mijn stoeltje aan een levensecht tafeltje met wat boeken erop en een overweldigend berglandschap.
In de uitstekende commentaren naast alle kunst, stond ditmaal dat Bonnard die vensters er wellicht bij in schilderde om daarmee de intensiteit van zijn eigen beleving wat in te tomen.
Nu zag ik, dat het venster ze krom als een hoepel, bijna als 2 handen langs je ogen, het zicht inkaderde. En toch, het venster staat open.
Een mooie illustratie over hoe je ervaringen en gevoelens en belevingen gefilterd kunt verwerken en een deel van jezelf kan laten worden.
Op de mokken van de cappuciuno stond op de een: think with your heart.
En op de andere: feel with your mind.
Zoiets, dus.
woensdag 14 mei 2008
Zak met warmte
In de metro en trein las ik in De Overgave van Arthur Japin.
Wat een prachtig boek! Over Granny, een oude vrouw die haar leven vertelt: Ooit door Indianen overvallen in de nederzetting, haar familie vermoord en gescalpt te zien, zelf doorboord met een speer en zeer veelvuldig verkracht. Maar ze blijft hoop en liefde in zich houden en blijft op zoek naar twee kinderen die destijds als oorlogsbuit mee genomen zijn.
Het is gebaseerd op waargebeurde feiten en dat geeft het boek zijn kracht. Je kunt niet denken: 'O, Japin fantaseert maar wat, droomt zich rijk, niemand overleeft zo'n lot en blijft zachtmoedig'.
Een heel mooi oud indianenverhaal passeert. Een oude vrouw met een gezicht zo gegroefd als een walnoot zit voor haar grot en bewaard in een zak alle warmte van de wereld. Ze houdt de zak stevig tegen zich aan geklemd, bang dat als deze opengaat het ijs dat om haar heen grijpt, zal gaan smelten en alles dan zal verdrinken in het water. Het wordt steeds kouder en langzaam bevriezen ook haar ledematen. Ze houdt het niet meer vol, de zak valt neer en de warmte verspreidt zich.
Er gebeurt waar ze bang voor was: de zee wordt hoger, de rivieren zwellen op. Maar het water bevloeit de aarde en de dorre takken, zelfs de boom die al dood was, krijgt weer nieuwe bloesem. Voor het eerst sinds lang, voelt ze dat de tranen achter haar ogen niet meer stollen.
Een halve pagina verder vertelt Granny dat er een stilte is, die je horen kan. Je hoort die stilte maar een paar keer in je leven, maar dat is genoeg om van te leven, om lief te hebben.
Daarna stapte ik bij Piccadily Circus het drukke Londen vol lichtreclames in. Ik hou wel van een wereld vol contrasten, het hoppen van het ene in het andere en alles wat mooi en goed is met je meedragen. En hoe vaker iedereen die zak met warmte opent, hoe leuker de wereld wordt.
Wat een prachtig boek! Over Granny, een oude vrouw die haar leven vertelt: Ooit door Indianen overvallen in de nederzetting, haar familie vermoord en gescalpt te zien, zelf doorboord met een speer en zeer veelvuldig verkracht. Maar ze blijft hoop en liefde in zich houden en blijft op zoek naar twee kinderen die destijds als oorlogsbuit mee genomen zijn.
Het is gebaseerd op waargebeurde feiten en dat geeft het boek zijn kracht. Je kunt niet denken: 'O, Japin fantaseert maar wat, droomt zich rijk, niemand overleeft zo'n lot en blijft zachtmoedig'.
Een heel mooi oud indianenverhaal passeert. Een oude vrouw met een gezicht zo gegroefd als een walnoot zit voor haar grot en bewaard in een zak alle warmte van de wereld. Ze houdt de zak stevig tegen zich aan geklemd, bang dat als deze opengaat het ijs dat om haar heen grijpt, zal gaan smelten en alles dan zal verdrinken in het water. Het wordt steeds kouder en langzaam bevriezen ook haar ledematen. Ze houdt het niet meer vol, de zak valt neer en de warmte verspreidt zich.
Er gebeurt waar ze bang voor was: de zee wordt hoger, de rivieren zwellen op. Maar het water bevloeit de aarde en de dorre takken, zelfs de boom die al dood was, krijgt weer nieuwe bloesem. Voor het eerst sinds lang, voelt ze dat de tranen achter haar ogen niet meer stollen.
Een halve pagina verder vertelt Granny dat er een stilte is, die je horen kan. Je hoort die stilte maar een paar keer in je leven, maar dat is genoeg om van te leven, om lief te hebben.
Daarna stapte ik bij Piccadily Circus het drukke Londen vol lichtreclames in. Ik hou wel van een wereld vol contrasten, het hoppen van het ene in het andere en alles wat mooi en goed is met je meedragen. En hoe vaker iedereen die zak met warmte opent, hoe leuker de wereld wordt.
Rood
In een vreemde stad, vind ik het altijd leuk om je even inwoner te voelen en je ook zo te kunnen gedragen. Een vriendin bezoeken die buiten Londen woont en gewoon lezen in de metro en de trein, dat is het dan helemaal.
J. woont in een klein liefelijk dorpje met 2 piepkleine pubs en een groen geheuvelde golfterrein vlak achter haar huis.
Ze vertelt dat de Britse maatschappij toch echt een standenmaatschappij is.
Je hoort in een klasse en daar hoor je je naar te gedragen en ook tevreden mee te zijn. Buitenlanders vallen daar aanvankelijk buiten, maar de behoefte om te categorisen voelt ze in elke oppervlakkige conversatie.
Zelf komt ze uit een boerenfamilie en dat is hier ongeveer 'White trash', maar haar opleiding is zo ongeveer het hoogst haalbare: gepromoveerd in de microbiologie en nu nieuwe geneesmiddelen ontwikkelen en testen in de hoogste regionen van een farmaceutisch bedrijf.
Ik heb haar subversieve humor altijd kunnen waarderen.
Ze vertelt dat met de Kerst er op een bedrijfsfeest een strikte dressingcode geldt.
Het thema was 'rood', iets van de film 'The Woman in Red', denk ik nu?
Alle vrouwen kleedden zich in gala met rood, rood en nog eens rood. Het is zo'n moment om te knallen. De heren dragen gewoon een tuxedo met een rood strikje of een zakdoek.
J. kwam de zaal binnen: 'Wat heb jij dan aan rood aan?'
Ze ontblootte een klein stukje schouder:
Ze had voor de gelegenheid een rode BH gekocht.
Dat volstond. Meer dan het bandje hoefden die stijve engelsen niet te zien.
Alhoewel op het eind van het feestje meer dan de helft van haar collega's laveloos, stomdronken was: kleren verfomfaaid, haren verward. Zo doe je dat in Nederland weer niet.
J. woont in een klein liefelijk dorpje met 2 piepkleine pubs en een groen geheuvelde golfterrein vlak achter haar huis.
Ze vertelt dat de Britse maatschappij toch echt een standenmaatschappij is.
Je hoort in een klasse en daar hoor je je naar te gedragen en ook tevreden mee te zijn. Buitenlanders vallen daar aanvankelijk buiten, maar de behoefte om te categorisen voelt ze in elke oppervlakkige conversatie.
Zelf komt ze uit een boerenfamilie en dat is hier ongeveer 'White trash', maar haar opleiding is zo ongeveer het hoogst haalbare: gepromoveerd in de microbiologie en nu nieuwe geneesmiddelen ontwikkelen en testen in de hoogste regionen van een farmaceutisch bedrijf.
Ik heb haar subversieve humor altijd kunnen waarderen.
Ze vertelt dat met de Kerst er op een bedrijfsfeest een strikte dressingcode geldt.
Het thema was 'rood', iets van de film 'The Woman in Red', denk ik nu?
Alle vrouwen kleedden zich in gala met rood, rood en nog eens rood. Het is zo'n moment om te knallen. De heren dragen gewoon een tuxedo met een rood strikje of een zakdoek.
J. kwam de zaal binnen: 'Wat heb jij dan aan rood aan?'
Ze ontblootte een klein stukje schouder:
Ze had voor de gelegenheid een rode BH gekocht.
Dat volstond. Meer dan het bandje hoefden die stijve engelsen niet te zien.
Alhoewel op het eind van het feestje meer dan de helft van haar collega's laveloos, stomdronken was: kleren verfomfaaid, haren verward. Zo doe je dat in Nederland weer niet.
Maria Lassnig
Zomer in de stad... gewandeld van Notting Hill naar de Kensington Gardens, door Hydepark, Green Ark, St James Park, langs Buckingham Palace en de zon rood zien worden aan de Thames tegenover de Big Ben.
Liggen op het gras, lezen in een blauw-wit gestreepte strandstoel, kijken naar de waterfietsen, de paardrijdende upperclass jongeren.
In de Serpentine Gallery een nieuwe ontdekking: MARIA LASSNIG heet ze. Een Oostenrijkse 88-jarige schilderes, die in zuurstokkleuren, cartoonachtig soms, heftig en humoristisch tegelijk haar binnenwereld schildert via haar eigen lichaam.
Mooi. Het vertedert, schudt wakker, zet aan om scherp waartenemen en te beleven.
Ze kijkt je aan met haar oude naakte lichaam in vreemde kronkels, soms 2 keer, al lijkt de ene eerder een binnenste buiten gekeerde vagina.
Ze voedt koolmeesjes op haar arm, ditmaal heeft ze geen gezicht meer en is haar lichaam een kronkelige boomstronk met happen eruit.
2 zelfportretten: alleen haar hoofd, de een met een koekepan zodat haar ogen niet te zien zijn, de andere wenend, een open mond, een zwart gat, 3 haren op haar hoofd, de blik afgewend en toch: zie mij, dit mag je zien.
Zelf zegt ze: 'Mijn hart slaat zo sterk, dat de buitenwereld wankelt.'
Liggen op het gras, lezen in een blauw-wit gestreepte strandstoel, kijken naar de waterfietsen, de paardrijdende upperclass jongeren.
In de Serpentine Gallery een nieuwe ontdekking: MARIA LASSNIG heet ze. Een Oostenrijkse 88-jarige schilderes, die in zuurstokkleuren, cartoonachtig soms, heftig en humoristisch tegelijk haar binnenwereld schildert via haar eigen lichaam.
Mooi. Het vertedert, schudt wakker, zet aan om scherp waartenemen en te beleven.
Ze kijkt je aan met haar oude naakte lichaam in vreemde kronkels, soms 2 keer, al lijkt de ene eerder een binnenste buiten gekeerde vagina.
Ze voedt koolmeesjes op haar arm, ditmaal heeft ze geen gezicht meer en is haar lichaam een kronkelige boomstronk met happen eruit.
2 zelfportretten: alleen haar hoofd, de een met een koekepan zodat haar ogen niet te zien zijn, de andere wenend, een open mond, een zwart gat, 3 haren op haar hoofd, de blik afgewend en toch: zie mij, dit mag je zien.
Zelf zegt ze: 'Mijn hart slaat zo sterk, dat de buitenwereld wankelt.'
dinsdag 13 mei 2008
Ontdekkingen
Wat is het toch heerlijk om op de bovenste verdieping van een dubbeldekker vanuit Willesden Green, een rustig voorstadje van London, de stad in te komen en langs de weg een boeddhistische tempel, een hindoeistische, een moskee en een paar kleine parochiekerkjes tegen te komen.
In de kleine winkeltjes aan weerzijden lopen op elke honderd meter tientallen nationaliteiten. 2 Slavische vrouwen met bloemetjesjurken, zwart gesluierde vrouwen, felgekleurde groepjes indiase meisjes in hun sari, oude en jonge negroiden, volkse moeders met buggies, hippe jongens met Ipods, elegante zakenlieden: everybody is present here.
Vervolgens in het British Museum door The American Scene gelopen: prints from Hopper to Pollock. De depressie en crisis jaren, met het alcohol en het zwieren door de stegen kwam voorbij, het harde fabrieksleven, de hitte van het amerikaanse platteland middels een steendruk van een naakte man die bij een hekje een kom water over zich heen gooit, een print die maar een oplage van 100 beleefde , in plaats van de geplande 250, omdat een penis niet kon. Ook in het tentoonstellingsboek ontbreekt deze print, die mij juist zo opviel.
Als vanzelf liep ik door naar afdeling met dingen uit Japan: from prehistory to the present. Prachtig, hoe in de Japanse en Chinese schilderkunst de vorm altijd hetzelfde is gebleven. Een treurwilg met wat vogeltjes uit de 5e eeuw, bamboe, chrysanten, opstijgende reigers.
En dan: androgyne Boeddhabeelden met een halo om het hoofd, of vlammen die achter hem uitslaan, of felrood, met een intense blik. Kamerschermen en handrollen met het stadsleven van toen. Zowaar wappert er de Nederlandse vlag uit de VOC-tijd.
Op de moderne afdeling een eenvoudige houtsdruk in beschouwende grijze en donkergroene tinten: solitude heette het: een pad met witte stenen leidt stijl omhoog naar een poort die openstaat, naar een nonnenklooster.
Verstilling, de sfeer van verwachting en ruimte die zoveel groter is dan jij, in alle eenvoud op de zen-manier weergegeven.
Ook een calligrafie van het woord Essentie, was een klein wondertje. Elke haarveeg van het penseel klopte.
En dan van een prachtige beeld van een oudere man in boeddhahouding met een seriniteit in de ogen naar een beeld van een kuros, een jongeling in de afdeling van de Grieken: dezelfde heldere blik, al staat de een aan het begin van de westerse beschaving en is de andere ongeveer 2200 jaar later in het Oosten gemaakt!
Het Britse Museum maakt optimistisch: mensen zijn tot zoveel verschillende uitingen en werelden in staat: de immense beelden uit het oude Egypte, de piepkleine ivoren Netsuki uit Japan, de totempalen uit Noord Amerika: het ontspruit allemaal uit onze geest!
's Middags door Bloomsbury geslenterd. De kring van schrijvers, wetenschappers, intellectuelen van Virginia Woolf, Bertrand Russel, Vita Sackville West, de familie Bell... ach wat is het goed voorstelbaar dat die hier mijmerend en gearmd door de wijk liepen en met pen en papier neerstreken in de parkjes.
In een park een beeld van een broodmagere Gandhi in kleermakerszit en zijn katoenen doek die hij droeg nadat hij zijn Engelse, westerse kleding afgelegd had.
Houten banken die opgedragen zijn aan onbekende namen. Een boom gepland na het bombardement op Hiroschima, een ander gepland door een neef van Leonard Woolf, een herdenkingsrots voor al degenen die militaire dienst weigerden. Een vredesparkje, waar het goed toeven was.
Toen naar Covent Garden, druk, druk, druk, maar ik zie toch de eerste scene uit My Fair Lady voor me: Audrey Hepburn tussen de bloemen, haar dronken vader die voorbij zwalkt.
De Chinese wijk was me wat te gladjes en veel te hoge prijzen in de nette restaurants. Dan zit ik nu liever in Amsterdam, op de Zeedijk tussen de rode lichtjes.
Ook Soho was niet maar wat het was. De eerste keer dat ik er was hing er nog een reminiscentie van de hippie en flowerpower, maffe mensen en dingen, wierook en psychedelische winkelpuien. Nu: keurige middleclass winkeltjes.
's Avonds zei mijn reisgenote: 'Ik zat net te denken... de trendy jongeren die nu rondlopen, waren babies in kinderwagens toen wij voor het eerst London bezochten.'
Ja, de tijd schrijdt voort. Over weer 30 jaar ben ik niet meer in staat om zo langdurig, de hele dag door Londen te zwerven.
Het stadslandschap zal dan opnieuw veranderd zijn. Maar hopelijk zie ik dan toch in de kleine straal om me heen, dezelfde levensdrift en drive, om van de wereld om je heen een bron van ontdekkingen te maken.
In de kleine winkeltjes aan weerzijden lopen op elke honderd meter tientallen nationaliteiten. 2 Slavische vrouwen met bloemetjesjurken, zwart gesluierde vrouwen, felgekleurde groepjes indiase meisjes in hun sari, oude en jonge negroiden, volkse moeders met buggies, hippe jongens met Ipods, elegante zakenlieden: everybody is present here.
Vervolgens in het British Museum door The American Scene gelopen: prints from Hopper to Pollock. De depressie en crisis jaren, met het alcohol en het zwieren door de stegen kwam voorbij, het harde fabrieksleven, de hitte van het amerikaanse platteland middels een steendruk van een naakte man die bij een hekje een kom water over zich heen gooit, een print die maar een oplage van 100 beleefde , in plaats van de geplande 250, omdat een penis niet kon. Ook in het tentoonstellingsboek ontbreekt deze print, die mij juist zo opviel.
Als vanzelf liep ik door naar afdeling met dingen uit Japan: from prehistory to the present. Prachtig, hoe in de Japanse en Chinese schilderkunst de vorm altijd hetzelfde is gebleven. Een treurwilg met wat vogeltjes uit de 5e eeuw, bamboe, chrysanten, opstijgende reigers.
En dan: androgyne Boeddhabeelden met een halo om het hoofd, of vlammen die achter hem uitslaan, of felrood, met een intense blik. Kamerschermen en handrollen met het stadsleven van toen. Zowaar wappert er de Nederlandse vlag uit de VOC-tijd.
Op de moderne afdeling een eenvoudige houtsdruk in beschouwende grijze en donkergroene tinten: solitude heette het: een pad met witte stenen leidt stijl omhoog naar een poort die openstaat, naar een nonnenklooster.
Verstilling, de sfeer van verwachting en ruimte die zoveel groter is dan jij, in alle eenvoud op de zen-manier weergegeven.
Ook een calligrafie van het woord Essentie, was een klein wondertje. Elke haarveeg van het penseel klopte.
En dan van een prachtige beeld van een oudere man in boeddhahouding met een seriniteit in de ogen naar een beeld van een kuros, een jongeling in de afdeling van de Grieken: dezelfde heldere blik, al staat de een aan het begin van de westerse beschaving en is de andere ongeveer 2200 jaar later in het Oosten gemaakt!
Het Britse Museum maakt optimistisch: mensen zijn tot zoveel verschillende uitingen en werelden in staat: de immense beelden uit het oude Egypte, de piepkleine ivoren Netsuki uit Japan, de totempalen uit Noord Amerika: het ontspruit allemaal uit onze geest!
's Middags door Bloomsbury geslenterd. De kring van schrijvers, wetenschappers, intellectuelen van Virginia Woolf, Bertrand Russel, Vita Sackville West, de familie Bell... ach wat is het goed voorstelbaar dat die hier mijmerend en gearmd door de wijk liepen en met pen en papier neerstreken in de parkjes.
In een park een beeld van een broodmagere Gandhi in kleermakerszit en zijn katoenen doek die hij droeg nadat hij zijn Engelse, westerse kleding afgelegd had.
Houten banken die opgedragen zijn aan onbekende namen. Een boom gepland na het bombardement op Hiroschima, een ander gepland door een neef van Leonard Woolf, een herdenkingsrots voor al degenen die militaire dienst weigerden. Een vredesparkje, waar het goed toeven was.
Toen naar Covent Garden, druk, druk, druk, maar ik zie toch de eerste scene uit My Fair Lady voor me: Audrey Hepburn tussen de bloemen, haar dronken vader die voorbij zwalkt.
De Chinese wijk was me wat te gladjes en veel te hoge prijzen in de nette restaurants. Dan zit ik nu liever in Amsterdam, op de Zeedijk tussen de rode lichtjes.
Ook Soho was niet maar wat het was. De eerste keer dat ik er was hing er nog een reminiscentie van de hippie en flowerpower, maffe mensen en dingen, wierook en psychedelische winkelpuien. Nu: keurige middleclass winkeltjes.
's Avonds zei mijn reisgenote: 'Ik zat net te denken... de trendy jongeren die nu rondlopen, waren babies in kinderwagens toen wij voor het eerst London bezochten.'
Ja, de tijd schrijdt voort. Over weer 30 jaar ben ik niet meer in staat om zo langdurig, de hele dag door Londen te zwerven.
Het stadslandschap zal dan opnieuw veranderd zijn. Maar hopelijk zie ik dan toch in de kleine straal om me heen, dezelfde levensdrift en drive, om van de wereld om je heen een bron van ontdekkingen te maken.
maandag 12 mei 2008
Perspectiefwisseling
In theologische en filosofische kringen gaan gedachten rond dat de huidige stad, de metropool, in feite Utopia is, het best haalbare tussen mensen of ook wel: DE plek is, waar God zich tegenwoordig laat zien.
Hoe dan?
Welnu, in de moderne stad komen mensen uit alle windrichtingen en culturen elkaar tegen. Als men vreedzaam met elkaar samenleeft en zelfs dingen van elkaar overneemt, dan is dat het bewijs van het verlangen van mensen om het andere te willen integreren en er zelfs van te genieten.
Zo'n gedachte komt in me op, nu ik een dag in London heb gelopen, door de Spittafield Market, Brick Lane en de Butlers Wharf langs de Thames.
Het koloniale verleden van Great Britain gematerialiseerd in een Indiase buurt met grote supermarkten vol indiase spullen, de geuren van curry en kruiden op straat. Trendy kledingontwerpers, jong en vol ondernemingsdrift in Spittafield Market en de winkeltjes erom heen, de oude scheepswerven langs de Thames omgebouwd tot een prachtig woon en leefgebied.
Ethiopisch, Maleisisch, Portugees, Thais, you name it; je kunt het allemaal eten. In een parkje in de zon, bij een christelijke kerk wordt het in bakjes door allerlei nationaliteiten door elkaar genuttigt. Een Afrikaanse familie richt er tegen de avond een mini-BBQ aan.
O, help, daar wandelt midden tussen de drukte een Boerka!
Niemand die ernaar kijkt.
Nederland gaat ten onder aan een eng, calvinistische strak geordende moraal.
We willen alleen maar mensen als onszelf om ons heen en vrienden die ons bevestigen in ons eigen kleine bestaan.
Bij de Bijlmerramp, bleek er ineens ondergronds in parkeergarages een diversiteit aan kerken en culturen te bloeien. Maar Nederland kijkt toch het liefst naar zichzelf.
Mabel mag er geen prinses zijn, maar wordt nu wel directeur van de Elders, een club wijze mensen, wereldwijd, waaronder Nelson Mandela.
Ayaan Hirsch Ali was 'te groot' voor Nederland, zeggen we, met droge ogen...
Ondertussen groeit de beweging van Rita op 2 krukken...
Tja.
Veel Somaliers en anderen met een gekleurd huidje zijn vanuit Nederland naar Engeland gegaan omdat daar een grotere tolerantie is en de kansen tot echte ontwikkeling veelvuldiger aanwezig zijn.
Misschien moet de Randstad een grote metropool worden en de rest van Nederland het uitloopgebied.
Een perpectiefwisseling lijkt nodig, om trots op Nederland te kunnen zijn.
Hoe dan?
Welnu, in de moderne stad komen mensen uit alle windrichtingen en culturen elkaar tegen. Als men vreedzaam met elkaar samenleeft en zelfs dingen van elkaar overneemt, dan is dat het bewijs van het verlangen van mensen om het andere te willen integreren en er zelfs van te genieten.
Zo'n gedachte komt in me op, nu ik een dag in London heb gelopen, door de Spittafield Market, Brick Lane en de Butlers Wharf langs de Thames.
Het koloniale verleden van Great Britain gematerialiseerd in een Indiase buurt met grote supermarkten vol indiase spullen, de geuren van curry en kruiden op straat. Trendy kledingontwerpers, jong en vol ondernemingsdrift in Spittafield Market en de winkeltjes erom heen, de oude scheepswerven langs de Thames omgebouwd tot een prachtig woon en leefgebied.
Ethiopisch, Maleisisch, Portugees, Thais, you name it; je kunt het allemaal eten. In een parkje in de zon, bij een christelijke kerk wordt het in bakjes door allerlei nationaliteiten door elkaar genuttigt. Een Afrikaanse familie richt er tegen de avond een mini-BBQ aan.
O, help, daar wandelt midden tussen de drukte een Boerka!
Niemand die ernaar kijkt.
Nederland gaat ten onder aan een eng, calvinistische strak geordende moraal.
We willen alleen maar mensen als onszelf om ons heen en vrienden die ons bevestigen in ons eigen kleine bestaan.
Bij de Bijlmerramp, bleek er ineens ondergronds in parkeergarages een diversiteit aan kerken en culturen te bloeien. Maar Nederland kijkt toch het liefst naar zichzelf.
Mabel mag er geen prinses zijn, maar wordt nu wel directeur van de Elders, een club wijze mensen, wereldwijd, waaronder Nelson Mandela.
Ayaan Hirsch Ali was 'te groot' voor Nederland, zeggen we, met droge ogen...
Ondertussen groeit de beweging van Rita op 2 krukken...
Tja.
Veel Somaliers en anderen met een gekleurd huidje zijn vanuit Nederland naar Engeland gegaan omdat daar een grotere tolerantie is en de kansen tot echte ontwikkeling veelvuldiger aanwezig zijn.
Misschien moet de Randstad een grote metropool worden en de rest van Nederland het uitloopgebied.
Een perpectiefwisseling lijkt nodig, om trots op Nederland te kunnen zijn.
zondag 11 mei 2008
Respect
Respect is het enige dat telt.
Hoe moeilijk om dat vorm te geven!
Want respect vraagt soms ook om strijd en pijnlijke confrontatie en soms ook om definitief afscheid...
Respect, echte acceptatie van een ander gebeurt idealiter woordenloos.
Als er teveel woorden moeten worden gebruikt, is het eigenlijk al mis.
Jezus zei op een bepaald moment tegen zijn ouders: jullie zijn niet mijn vader en moeder. Mijn echte vader is in de hemel.
Franciscus van Assisi heeft op een openbaar plein zijn dure kleren uitgetrokken, naakt stond hij daar, gaf de kleren terug aan zijn vader en trok een oud habijt aan.
Ook Boeddha ontvluchtte zijn paleis en zijn beschermde leven, op zoek naar zichzelf.
Vanuit het perspectief van de ouders, vreselijk. Het leven dat zij wensten voor hun kind, werd niet door de ander gedeeld.
In het katholisisme zie je hoe echte acceptatie eruit ziet, door de wijze waarop Maria in de loop van de eeuwen is uitgebeeld.
De Pieta's: Maria met een dode Jezus in haar schoot, wenende Maria's in allerlei gestalten.
Tranen horen kennelijk bij echte acceptatie van je lot, van wie jij bent, van wie je bent geworden door anderen.
Hoe moeilijk om dat vorm te geven!
Want respect vraagt soms ook om strijd en pijnlijke confrontatie en soms ook om definitief afscheid...
Respect, echte acceptatie van een ander gebeurt idealiter woordenloos.
Als er teveel woorden moeten worden gebruikt, is het eigenlijk al mis.
Jezus zei op een bepaald moment tegen zijn ouders: jullie zijn niet mijn vader en moeder. Mijn echte vader is in de hemel.
Franciscus van Assisi heeft op een openbaar plein zijn dure kleren uitgetrokken, naakt stond hij daar, gaf de kleren terug aan zijn vader en trok een oud habijt aan.
Ook Boeddha ontvluchtte zijn paleis en zijn beschermde leven, op zoek naar zichzelf.
Vanuit het perspectief van de ouders, vreselijk. Het leven dat zij wensten voor hun kind, werd niet door de ander gedeeld.
In het katholisisme zie je hoe echte acceptatie eruit ziet, door de wijze waarop Maria in de loop van de eeuwen is uitgebeeld.
De Pieta's: Maria met een dode Jezus in haar schoot, wenende Maria's in allerlei gestalten.
Tranen horen kennelijk bij echte acceptatie van je lot, van wie jij bent, van wie je bent geworden door anderen.
zaterdag 10 mei 2008
Pangeaday (1)
Pangea: grieks voor iets van ' Heel de aarde.'
In Los Angelos, Bombay, Rio de Janeiro, bij de pyramiden in Cairo, in Kigili in Rawanda en in Summerset House in London: optredens en intervieuws, 4 uur lang was iedereen live over de hele aarde met elkaar verbonden. Via TV, internet, mobieltjes. In Nederland zag ik de plaatsnamen Rotterdam, Haarlem en Emmen voorbij komen.
Filmpjes en verhalen over de universalia: menselijke gevoelens die iedereen met elkaar verbindt. Als we kunnen luisteren naar onze diversiteit, ons kunnen verplaatsen in elkaar: vrede zou met ons zijn.
Geen loze woorden.
Verhalen van verwonde en gekwetste mensen die de kracht van vergeving en acceptatie hebben leren kennen.
Korte filmpjes uit alle werelddelen: verhalen van elkaar, voor elkaar.
Theoloog en filosoof en ex-non Karen Armstrong zei vanuit London: film is het eerste medium waar iedereen elkaar nu kan leren kennen. Internet een plek van ontmoeting.
In je leven zijn altijd een paar stukjes tijd waar je vanuit leeft en waar je weer naar toe leeft. Momenten dat je weet dat alles de moeite waard is: " ik hoop dat deze dag dit voor velen van jullie kan zijn"
En ik was erbij, dat wilde ik maar even melden.
In het hart van London op een zomerse avond bij de Thames.
Op het eind de hartslag van allen, met trommels op al die podia over de wereld en ik stond te swingen in London.
Alle filmpjes zijn op internet te bekijken: op Pangeaday.org (geloof ik).
In Los Angelos, Bombay, Rio de Janeiro, bij de pyramiden in Cairo, in Kigili in Rawanda en in Summerset House in London: optredens en intervieuws, 4 uur lang was iedereen live over de hele aarde met elkaar verbonden. Via TV, internet, mobieltjes. In Nederland zag ik de plaatsnamen Rotterdam, Haarlem en Emmen voorbij komen.
Filmpjes en verhalen over de universalia: menselijke gevoelens die iedereen met elkaar verbindt. Als we kunnen luisteren naar onze diversiteit, ons kunnen verplaatsen in elkaar: vrede zou met ons zijn.
Geen loze woorden.
Verhalen van verwonde en gekwetste mensen die de kracht van vergeving en acceptatie hebben leren kennen.
Korte filmpjes uit alle werelddelen: verhalen van elkaar, voor elkaar.
Theoloog en filosoof en ex-non Karen Armstrong zei vanuit London: film is het eerste medium waar iedereen elkaar nu kan leren kennen. Internet een plek van ontmoeting.
In je leven zijn altijd een paar stukjes tijd waar je vanuit leeft en waar je weer naar toe leeft. Momenten dat je weet dat alles de moeite waard is: " ik hoop dat deze dag dit voor velen van jullie kan zijn"
En ik was erbij, dat wilde ik maar even melden.
In het hart van London op een zomerse avond bij de Thames.
Op het eind de hartslag van allen, met trommels op al die podia over de wereld en ik stond te swingen in London.
Alle filmpjes zijn op internet te bekijken: op Pangeaday.org (geloof ik).
vrijdag 9 mei 2008
417
417 : dat is het aantal Joden dat in de tweede Wereldoorlog uit Nijmegen zijn weggehaald om nooit meer terug te komen.
Alle namen werden voorgelezen op 4 Mei, voor de "grote" dodenherdenking in de stad.
Tot nu toe was dit gedeelte mij ontgaan. Ik vond het indrukwekkend.
Zoveel bekende Joodse achternamen: Bernstein,Cohen, Frank, Salomon: Families die allemaal in Nijmegen gewoond hebben en wier namen ik nooit eerder in deze contreien heb gehoord...En nooit meer zal horen, behalve in deze kontekst.
Het barst ineens uit de voegen van de media: Israël, want de staat is 60 jaar oud. Ik lees intervieuws met Israëliers uit verschillende lagen van de maatschappij, de Palestijnse standpunten komen weer voor het voetlicht...en ik hou zéér gemengde gevoelens. Alle perpektieven zijn invoelbaar en ook allemaal een beetje waar, natuurlijk.
Een gordiaanse knoop. Wie ontwardt de kluwen?
Ik heb altijd gedacht:
Een volk dat in zijn culturele erfgoed de notie heeft, een uitverkoren volk te zijn, bizonder in de ogen van God, laadt als een ijzeren wet, haat op zich.
Omdat dit nooit waar kan zijn.
Het is té makaber om dan te zeggen dat je dan je eigen graf delft, want elke dode was er één teveel.
Maar toch...Wie ziet mij nog zitten, als ik almaar roep dat ik het meest bizonder ben?
Dat ben je alleen maar in de blik van de verliefde. Verliefdheid gaat over en liefde vraagt om wederzijdse erkenning. Hoe moet dat dan, als de éen zich toch een beetje meer voelt dan de ander? ...
Alle namen werden voorgelezen op 4 Mei, voor de "grote" dodenherdenking in de stad.
Tot nu toe was dit gedeelte mij ontgaan. Ik vond het indrukwekkend.
Zoveel bekende Joodse achternamen: Bernstein,Cohen, Frank, Salomon: Families die allemaal in Nijmegen gewoond hebben en wier namen ik nooit eerder in deze contreien heb gehoord...En nooit meer zal horen, behalve in deze kontekst.
Het barst ineens uit de voegen van de media: Israël, want de staat is 60 jaar oud. Ik lees intervieuws met Israëliers uit verschillende lagen van de maatschappij, de Palestijnse standpunten komen weer voor het voetlicht...en ik hou zéér gemengde gevoelens. Alle perpektieven zijn invoelbaar en ook allemaal een beetje waar, natuurlijk.
Een gordiaanse knoop. Wie ontwardt de kluwen?
Ik heb altijd gedacht:
Een volk dat in zijn culturele erfgoed de notie heeft, een uitverkoren volk te zijn, bizonder in de ogen van God, laadt als een ijzeren wet, haat op zich.
Omdat dit nooit waar kan zijn.
Het is té makaber om dan te zeggen dat je dan je eigen graf delft, want elke dode was er één teveel.
Maar toch...Wie ziet mij nog zitten, als ik almaar roep dat ik het meest bizonder ben?
Dat ben je alleen maar in de blik van de verliefde. Verliefdheid gaat over en liefde vraagt om wederzijdse erkenning. Hoe moet dat dan, als de éen zich toch een beetje meer voelt dan de ander? ...
Ideeëndirecteuren
'Ik ga een eiland maken!' roept mijn neefje bij het nieuw ontworpen strandje annex speel- en hangplek voor kinderen in de lagere schoolleeftijd, vlak achter mijn huis.
Met schop en al begint hij driftig te graven, druk, druk, druk. Nichtje van 2 weken ouder, doet het wat rustiger aan en wentelt zich wat in het water, om vervolgens toch mee te gaan doen. Oudste nichtje helpt, doet en kijkt wat.
2 Jongetjes, eén met een felgroen emmmertje gaat ook mee doen en uit de verte zie ik toch een heuse samenwerking, 2 scheppen, een gietertje en een emmer, goh, wat kun je veel met vereende krachten!
Een ieder neemt naar eigen goeddunken vrijaf en maakt een rondgang langs de touwbruggen, de vlonders en de stepping stones over het water.
Ik ga eens dichterbij kijken. 'Wij zijn de ideeëndirecteuren!' zegt 1 van de vreemde jongetjes.
Neefje-lief is ideeëndirecteur nummer 1. Want hij heeft het verzonnen, nichtje is nr 2 en vreemd-jongetje nr 3. Het eiland is ondertussen een kasteel geworden, met gracht en neefje is de brug aan het maken.
'Dat is onze tante,' zegt mijn familie bijna uit 1 mond. Dat geeft mij credit, want vreemd-jongetje kijkt me aan en zegt serieus: 'Het moet meer stijl hebben.'
'O?' vraag ik.
'Jaaah, het moet allemaal mooier!'
"Misschien wat extra torens eromheen?", probeer ik.
Goed idee. De warme ochtend gaat voort, terwijl ik tegen het halfnaakte lichaam van Kristien Hemmerechts aankijk op de cover van Vrij Nederland. Die heeft een pamflet geschreven: de man, zijn penis en het mes.
In deze kindersamenwerking is vooralsnog geen sprake van machismo, voor zover ik het meemaak. Hoewel het wél jongetjes zijn die mee zijn gaan werken en mijn 2 nichtjes, de enige vrouwtjes zijn, die natuurlijk hun mannetje staan.
Vlak voor lunchtijd zie ik ze plotsklaps eensgezind de boel in elkaar stampen.
'Het is voorbij,' zegt mijn neefje, bijna plechtig.
Dit is toch prachtig! Een voorbeeld voor alle grote mensen.
Je speelt je spel, vol passie, je geeft het beste van jezelf en daarna laat je alles gewoon weer los.
Dan ben je pas een echte ideeëndirecteur.
Met schop en al begint hij driftig te graven, druk, druk, druk. Nichtje van 2 weken ouder, doet het wat rustiger aan en wentelt zich wat in het water, om vervolgens toch mee te gaan doen. Oudste nichtje helpt, doet en kijkt wat.
2 Jongetjes, eén met een felgroen emmmertje gaat ook mee doen en uit de verte zie ik toch een heuse samenwerking, 2 scheppen, een gietertje en een emmer, goh, wat kun je veel met vereende krachten!
Een ieder neemt naar eigen goeddunken vrijaf en maakt een rondgang langs de touwbruggen, de vlonders en de stepping stones over het water.
Ik ga eens dichterbij kijken. 'Wij zijn de ideeëndirecteuren!' zegt 1 van de vreemde jongetjes.
Neefje-lief is ideeëndirecteur nummer 1. Want hij heeft het verzonnen, nichtje is nr 2 en vreemd-jongetje nr 3. Het eiland is ondertussen een kasteel geworden, met gracht en neefje is de brug aan het maken.
'Dat is onze tante,' zegt mijn familie bijna uit 1 mond. Dat geeft mij credit, want vreemd-jongetje kijkt me aan en zegt serieus: 'Het moet meer stijl hebben.'
'O?' vraag ik.
'Jaaah, het moet allemaal mooier!'
"Misschien wat extra torens eromheen?", probeer ik.
Goed idee. De warme ochtend gaat voort, terwijl ik tegen het halfnaakte lichaam van Kristien Hemmerechts aankijk op de cover van Vrij Nederland. Die heeft een pamflet geschreven: de man, zijn penis en het mes.
In deze kindersamenwerking is vooralsnog geen sprake van machismo, voor zover ik het meemaak. Hoewel het wél jongetjes zijn die mee zijn gaan werken en mijn 2 nichtjes, de enige vrouwtjes zijn, die natuurlijk hun mannetje staan.
Vlak voor lunchtijd zie ik ze plotsklaps eensgezind de boel in elkaar stampen.
'Het is voorbij,' zegt mijn neefje, bijna plechtig.
Dit is toch prachtig! Een voorbeeld voor alle grote mensen.
Je speelt je spel, vol passie, je geeft het beste van jezelf en daarna laat je alles gewoon weer los.
Dan ben je pas een echte ideeëndirecteur.
woensdag 7 mei 2008
Voodoo
Om mijn herinnering aan een reis door Benin naar Niger op te frissen, las ik De bruid van Benin, vertaling van : Der Kuss des Voodoo van Annette Bokpê.
Een beetje een B-boek, ze is geholpen door een ghostwriter, en de nederlandse vertaling van de titel zegt wie weet ook nog wat over de slechte omzetting in het Nederlands.
Want de oorspronkelijke titel is meer relevant.
Annette Bokpê is getrouwd met een man uit Benin, die aanvankelijk zo Europees mogelijk wil zijn, maar zijn roots toch niet verloochenen kan. Er is hem een grootse toekomst voorspelt en hij wordt dan ook koning van het koninkrijk Allada, een deelgebied in Benin.
Niet zonder dat beide met voodoo geconfronteerd worden.
Annette moet de geest van haar man een paar keer terug halen, hij is bezeten van iets of iemand, "kwade geesten ", die hem willen weerhouden van zijn bestemming.
De rationele, westerse blik van Annette kan niet langer stand houden door wat ze zelf meemaakt.
Het boek deed bij mij precies wat ik wilde: herinneringen kwamen sterk terug.
Wat me het meest verrast is de sensitiviteit van die herinneringen.
In Quidah, de voodoostad van Benin, wat Rome voor de katholieken is, heb ik rondgelopen bij het slangenpaleis, het Vaticaan, als het ware.
De aarde was schreeuwend rood na een regenbui. Er waren geen slangen te bekennen, er was niemand, maar er hing een geladen atmosfeer, waardoor het toch net anders was dan lopen door een leeg attractie park.
Buiten het paleis kwam er vanuit de verte een schreeuwende man op ons af. Hij leek een soort vogelverschrikker of een Batman met een cape die aan flarden was. Hij leek geen gezicht te hebben en eigenlijk ook geen lichaam en hij joeg ons van het terrein. Ik was werkelijk bang. Acute angst, kort en heftig.
Een ander beeld in Cotonou: de hoofdstad: midden in het drukke verkeer liep een jongetje met 2 dozen met eieren. Een fietser botste tegen hem aan, alles viel op de grond. Het hartverscheurend huilen, terwijl er niemand aandacht aan besteedde, alsof hij alleen door mij gezien was en onzichtbaar was voor de omgeving. In slow motion zie ik het voor me gebeuren.
Porto Novo, het slavendorp waarvanuit mensen in nauwe kajuiten verscheept werden naar Amerika. Een stoffig, half vergaan museum.
Een kleine, magere man die een rondleiding gaf en gaandeweg zijn ware aard liet zien. Hij was een griot: een verhalenverteller.
Hij vertelde over de maskers en hun betekenis; over koningen, prinsessen en verraad, strijd en liefde en ik wist niet dat woorden zo'n verbeeldingskracht konden hebben.
(Deze herinnering hoefde overigens niet geaktiveerd te worden; ik denk altijd aan hem als ik een meditatie begeleidt of een tekst voorlees waarover een groep zich gaat buigen.)
Nu echter ben ik me bewust dát deze man in zijn voodoo-tradtitie de macht van het woord had.
Voodoo...wat is het?
Poppetjes met naalden in Haiti?... ja, ik heb ze ook zien liggen in Quidah bij altaartjes op de grond, rondom Legba, een klein hoopje van verhard klei: de God van kennis en vruchtbaarheid, weet ik nu.
Verrassend is het nawoord in het boek door de man van Annette, prins Alain-Maurice Kodjo Bokpê. In het boek leer je hem alleen maar kennen door de, een beetje bezitterige, ogen van Annette, "mijn man, die ik bijna verlies aan de voodoo en de inheemse kultuur".
Maar in het nawoord hoor je zijn zelfstandige, waardige stem:
"Dit boek beschrijft de weg van de illusie naar de realiteit. Bovendien laat het zien hoe het bewustzijn gebruik kan maken van zijn macht om het lichaam te helpen naar zijn bestemming. Het toont ook hoezeer onze ontwikkeling van onszelf afhangt."
Dan citeert hij de woorden van de hogepriester bij zijn laatste iniatie:
"De waarheden van je eigen leven aannemen helpt daarbij goed, ook als het niet altijd aangenaam is. De zo verworven kennis zal steeds gebruikt worden voor het welzijn van iedereen.
Geduld is steeds het hoogste gebod, de voodoogoden verheugen zich daarover."
Geduld is steeds het hoogste gebod...
Ook schrijft hij:
"Van de voodoo heb ik geleerd dat zelfs een verlies winst kan betekenen, en wel een toename van kennis en ervaring voor wat ons wacht. Hetzelfde geldt voor de vermeende omwegen die iedereen een keer maakt."
Dat zijn woorden waarmee ik wel kan leven omdat ze zo waar zijn.
Net als bij de wetenschap, kun je van kennis een atoombom maken of een nieuw geneesmiddel.
Kennis is neutraal, dus voodoo-kennis ook.
Een beetje een B-boek, ze is geholpen door een ghostwriter, en de nederlandse vertaling van de titel zegt wie weet ook nog wat over de slechte omzetting in het Nederlands.
Want de oorspronkelijke titel is meer relevant.
Annette Bokpê is getrouwd met een man uit Benin, die aanvankelijk zo Europees mogelijk wil zijn, maar zijn roots toch niet verloochenen kan. Er is hem een grootse toekomst voorspelt en hij wordt dan ook koning van het koninkrijk Allada, een deelgebied in Benin.
Niet zonder dat beide met voodoo geconfronteerd worden.
Annette moet de geest van haar man een paar keer terug halen, hij is bezeten van iets of iemand, "kwade geesten ", die hem willen weerhouden van zijn bestemming.
De rationele, westerse blik van Annette kan niet langer stand houden door wat ze zelf meemaakt.
Het boek deed bij mij precies wat ik wilde: herinneringen kwamen sterk terug.
Wat me het meest verrast is de sensitiviteit van die herinneringen.
In Quidah, de voodoostad van Benin, wat Rome voor de katholieken is, heb ik rondgelopen bij het slangenpaleis, het Vaticaan, als het ware.
De aarde was schreeuwend rood na een regenbui. Er waren geen slangen te bekennen, er was niemand, maar er hing een geladen atmosfeer, waardoor het toch net anders was dan lopen door een leeg attractie park.
Buiten het paleis kwam er vanuit de verte een schreeuwende man op ons af. Hij leek een soort vogelverschrikker of een Batman met een cape die aan flarden was. Hij leek geen gezicht te hebben en eigenlijk ook geen lichaam en hij joeg ons van het terrein. Ik was werkelijk bang. Acute angst, kort en heftig.
Een ander beeld in Cotonou: de hoofdstad: midden in het drukke verkeer liep een jongetje met 2 dozen met eieren. Een fietser botste tegen hem aan, alles viel op de grond. Het hartverscheurend huilen, terwijl er niemand aandacht aan besteedde, alsof hij alleen door mij gezien was en onzichtbaar was voor de omgeving. In slow motion zie ik het voor me gebeuren.
Porto Novo, het slavendorp waarvanuit mensen in nauwe kajuiten verscheept werden naar Amerika. Een stoffig, half vergaan museum.
Een kleine, magere man die een rondleiding gaf en gaandeweg zijn ware aard liet zien. Hij was een griot: een verhalenverteller.
Hij vertelde over de maskers en hun betekenis; over koningen, prinsessen en verraad, strijd en liefde en ik wist niet dat woorden zo'n verbeeldingskracht konden hebben.
(Deze herinnering hoefde overigens niet geaktiveerd te worden; ik denk altijd aan hem als ik een meditatie begeleidt of een tekst voorlees waarover een groep zich gaat buigen.)
Nu echter ben ik me bewust dát deze man in zijn voodoo-tradtitie de macht van het woord had.
Voodoo...wat is het?
Poppetjes met naalden in Haiti?... ja, ik heb ze ook zien liggen in Quidah bij altaartjes op de grond, rondom Legba, een klein hoopje van verhard klei: de God van kennis en vruchtbaarheid, weet ik nu.
Verrassend is het nawoord in het boek door de man van Annette, prins Alain-Maurice Kodjo Bokpê. In het boek leer je hem alleen maar kennen door de, een beetje bezitterige, ogen van Annette, "mijn man, die ik bijna verlies aan de voodoo en de inheemse kultuur".
Maar in het nawoord hoor je zijn zelfstandige, waardige stem:
"Dit boek beschrijft de weg van de illusie naar de realiteit. Bovendien laat het zien hoe het bewustzijn gebruik kan maken van zijn macht om het lichaam te helpen naar zijn bestemming. Het toont ook hoezeer onze ontwikkeling van onszelf afhangt."
Dan citeert hij de woorden van de hogepriester bij zijn laatste iniatie:
"De waarheden van je eigen leven aannemen helpt daarbij goed, ook als het niet altijd aangenaam is. De zo verworven kennis zal steeds gebruikt worden voor het welzijn van iedereen.
Geduld is steeds het hoogste gebod, de voodoogoden verheugen zich daarover."
Geduld is steeds het hoogste gebod...
Ook schrijft hij:
"Van de voodoo heb ik geleerd dat zelfs een verlies winst kan betekenen, en wel een toename van kennis en ervaring voor wat ons wacht. Hetzelfde geldt voor de vermeende omwegen die iedereen een keer maakt."
Dat zijn woorden waarmee ik wel kan leven omdat ze zo waar zijn.
Net als bij de wetenschap, kun je van kennis een atoombom maken of een nieuw geneesmiddel.
Kennis is neutraal, dus voodoo-kennis ook.
dinsdag 6 mei 2008
Posbank
Leuk aan oude landschappen uit je jeugd, is om daadwerkelijk te ervaren dat je groter bent gegroeid. De Posbank was Back in the Sixties mijn eerste kennismaking met Heuvels, Bergen waren het, en dalen. Met de adem in je keel omhoog klimmen. Naar beneden rennen. Paarse heuvels vol zomerheide.
Ik wil weleens ervaren dat een veranderend fysiek, ook je beleving van de wereld veranderd en dat kan daar. Nu liep ik een rondje Posbank op-en-af in een uurtje.
De mooiste herinnering aan de Posbank, dateert ook van lang geleden. Ik was 15 jaar en het hele gezin had recentelijk in Rotterdam geshopt. Alle kinderen hadden dezelfde kleren gekregen; allemaal witte broeken, een kuikengele blouse en een hardblauwe spencer daarover heen.
We waren zo'n modelgezin dat uit een paarse Simca stapte, de zonnige paarse hei in.
Ik zag mensen glimlachen en complimenten geven.
We waren een gearriveerd, allochtoon gezin.
Het wordt allochtoon, bestond nog niet, maar ik weet wel dat het bruine huidje dat we allen hadden en de vrolijkheid van het publiek, een extra paradijselijk tintje aan het geheel gaven.
"Dat was jou idee", wist mijn moeder te vertellen. Jij kwam daarmee, dat het leuk zou zijn dat alle kinderen hetzelfde gekleed zouden gaan!
Dan zit mijn verlangen naar broederlijke en zusterlijke eenheid er bij mij dus al vroeg in.
Wat niet betekent dat ik nu snel een habijt zal aantrekken!
Ik wil weleens ervaren dat een veranderend fysiek, ook je beleving van de wereld veranderd en dat kan daar. Nu liep ik een rondje Posbank op-en-af in een uurtje.
De mooiste herinnering aan de Posbank, dateert ook van lang geleden. Ik was 15 jaar en het hele gezin had recentelijk in Rotterdam geshopt. Alle kinderen hadden dezelfde kleren gekregen; allemaal witte broeken, een kuikengele blouse en een hardblauwe spencer daarover heen.
We waren zo'n modelgezin dat uit een paarse Simca stapte, de zonnige paarse hei in.
Ik zag mensen glimlachen en complimenten geven.
We waren een gearriveerd, allochtoon gezin.
Het wordt allochtoon, bestond nog niet, maar ik weet wel dat het bruine huidje dat we allen hadden en de vrolijkheid van het publiek, een extra paradijselijk tintje aan het geheel gaven.
"Dat was jou idee", wist mijn moeder te vertellen. Jij kwam daarmee, dat het leuk zou zijn dat alle kinderen hetzelfde gekleed zouden gaan!
Dan zit mijn verlangen naar broederlijke en zusterlijke eenheid er bij mij dus al vroeg in.
Wat niet betekent dat ik nu snel een habijt zal aantrekken!
Over grote en kleine verhalen
"Iedereen heeft een verhaal over zichzelf en hoe ouder je wordt: dat verhaal wortd dunner en dunner en dan komt er een moment dat degene die je nu bent, dat dat Zelf door dat verhaal heen breekt....en dan?!"
Dit was de leidvraag van de try-out van Niké, de nieuwe voorstelling van LENNETTE VAN DONGEN.
Ik kende haar niet, maar was zeer aangenaam verrast.
Wat Lenette vervolgens doet in haar voorstelling, is op zoek gaan naar andere verhalen die gaan over dat Zelf. Ze vertelt over het griekse Godendom: allemaal onstaan uit de Chaos en het Niks, allemaal verweven met elkaar via liefde, incest en wat al niet meer.
Ze vertelt over haar zoektocht naar de ziel en dat ze ook wel iets heeft met het Boeddhisme, maar zonder verlangen zijn, dat wil je toch niet!!!
En dat Jezus met zijn kopje naar beneden , aan zo'n kruis, ook weer geen prettig iets is, om je aan op te trekken.
Tot slot komt ze via haarscherpe observaties ( 25 dames van over de 50: het meest vreselijke gezelschap dat bestaat of: hoe hou je het leven spannend in een langdurige relatie van 23 jaar ) uit bij Niké: godin, maar niet echt, van de overwinning.
Niké heeft geen vleugels en geen hoofd, maar wordt heel voorzichtig gedragen op 2 handen, door degene die een overwinning behaald heeft.
En wat is de overwinning?...dat betekent alles wat niet gelukt en bedacht door je is, een plaats geven. Het koesteren. Daar voorzichtig mee zijn.
Lennette van Dongen laat mij zien dat er ook in de huidige kultuur, een verlangen is om je te relateren aan grotere verhalen. Die van het Boeddhisme. Over de Goden in onszelf die om een plaatsje worstelen. Over de oorsprong en doel van het bestaan.
Én aan klein verhalen: een pop, ooit gekregen van je oma. Die je op het einde van de voorstelling 2 vleugeltjes omdoet. En in je handen laat vliegen.
Dit was de leidvraag van de try-out van Niké, de nieuwe voorstelling van LENNETTE VAN DONGEN.
Ik kende haar niet, maar was zeer aangenaam verrast.
Wat Lenette vervolgens doet in haar voorstelling, is op zoek gaan naar andere verhalen die gaan over dat Zelf. Ze vertelt over het griekse Godendom: allemaal onstaan uit de Chaos en het Niks, allemaal verweven met elkaar via liefde, incest en wat al niet meer.
Ze vertelt over haar zoektocht naar de ziel en dat ze ook wel iets heeft met het Boeddhisme, maar zonder verlangen zijn, dat wil je toch niet!!!
En dat Jezus met zijn kopje naar beneden , aan zo'n kruis, ook weer geen prettig iets is, om je aan op te trekken.
Tot slot komt ze via haarscherpe observaties ( 25 dames van over de 50: het meest vreselijke gezelschap dat bestaat of: hoe hou je het leven spannend in een langdurige relatie van 23 jaar ) uit bij Niké: godin, maar niet echt, van de overwinning.
Niké heeft geen vleugels en geen hoofd, maar wordt heel voorzichtig gedragen op 2 handen, door degene die een overwinning behaald heeft.
En wat is de overwinning?...dat betekent alles wat niet gelukt en bedacht door je is, een plaats geven. Het koesteren. Daar voorzichtig mee zijn.
Lennette van Dongen laat mij zien dat er ook in de huidige kultuur, een verlangen is om je te relateren aan grotere verhalen. Die van het Boeddhisme. Over de Goden in onszelf die om een plaatsje worstelen. Over de oorsprong en doel van het bestaan.
Én aan klein verhalen: een pop, ooit gekregen van je oma. Die je op het einde van de voorstelling 2 vleugeltjes omdoet. En in je handen laat vliegen.