donderdag 31 juli 2008

Go China!

Wat heb ik vandaag toch weer mooie dingen gezien. 'GO CHINA!' heet de gezamenlijke oproep van het Drents Museum in Assen en het Gronings Museum.

Het beeld dat me achtervolgt zijn de kleine schoentjes gemaakt van menselijk haar van de kunstenares Leung Mee-Ping. Zo klein als de ingebonden voetjes van Chinese vrouwen, vroeger. Of zijn het kinderschoentjes?

Ze heeft gedurende zes jaar menselijk haar verzameld in meer dan honderd landen. Dat haar heeft ze gewassen en 10.000 schoentjes, blond, bruin, zwart, van gemaakt, gewoon in haar eentje in haar appartement. Dat had iets weg van meditatie, zegt ze zelf. Er kwamen allerlei emoties via dat menselijk haar, zomaar heel dichtbij: eenmaal begon ze uit het niets te huilen.
Die schoentjes staan allemaal in dezelfde richting. Alsof ze iets willen zeggen van: kijk, maar we lopen met zijn allen naar hetzelfde toe. Waarheen? .... De installatie heet: 'Memorize the Future'.

Shi Guorui bouwde in een container een grote camera obscura en zette die op verschillende plaatsen neer in Beijing. De lens stond acht uur open en Shi Guorie was daar steeds bij. Zijn aanwezigheid daar, noemt ook hij, een vorm van meditatie.

Het resultaat zijn grote, ijle zwartwit foto's van flatgebouwen en het nieuwe 'vogelnest', een olympisch stadion ontworpen door Ai Weiwei. Alles wat beweegt, de mensen die voorbij spoeden en werken, legt de camera niet vast. Daarvoor zijn ze te kort in beeld. Alleen de materie blijft plakken.

En dan had je natuurlijk de soldaten uit het terracotta leger van Xi'an in het Drents Museum. Prachtig. Allemaal anders, de een staat robuust en stevig, de andere wat weifelender. E. vond de gezichten wel wat statisch, maar ik niet. Het zit natuurlijk in mijn genen, dat ondoorgrondelijke, lachten we.

Vergankelijkheid en het verlangen daar boven uit te stijgen. Het gegeven dat het stoffelijke alleen maar aan je plakt en je met huid en haar daaraan bent overgeleverd: dat hebben deze 3 projecten met elkaar gemeen. En ze komen extra direct binnen in deze zomerhitte.

woensdag 30 juli 2008

Zeekomkommer

Zo. Nu heb ik de hele dag in eén ruk Koetsier Herfst van Charlotte Mutsearts gelezen. Lekker aan het water en toen de rode zon de laatste stralen gaf aan de spiegel die de Bisonbaai heet, was het boek uit.

Poeh. Een heel knap boek. Al lezend dacht ik herhaalde malen: wát ben ik aan het lezen? De hele Mutsaertswereld is aanwezig, gekke, grappige verbindingen en absurde associaties die ze maakt, dieren als mensen, de zee... Ik herinner me een zeefdruk van haar van een zeekomkommer en ook daar de ervaring: zie ik wat bedoeld is, wat zit hier achter?

De twee hoofdstukken heetten: Use your illusion I en II (punt), nou ja dan kun je eigenlijk wel nagaan dat het boek een uitnodiging is om te lezen naar 'er staat niet wat er staat.' Toch gaat dit boek naar mijn idee in feite over terrorisme. Hoe je, als je een afgesloten, eenduidige wereld creëert, je een gevangene wordt van de compassie waarvan je bedacht hebt dat die compassie de enige is, die telt: 'opgedragen aan alle prisoners of compassion in verleden heden en toekomst', staat er voorin.

In dit geval is er de compassie van de hoofdpersoon de schrijver Maurice Maillot (die achternaam alleen al!) voor... twee Nokia's, die hem verbinden aan een nieuwe liefde Adolphe Klein of ook wel Do, Dora Dhont. Zij is lid van het Kreeften Bevrijdingsfront en zet een foto van Osama Bin Laden op hun hotelnachtkastje in Oostende. Ze reizen van Amsterdam naar Oostende en voor het eerst dacht ik: dat moet dus toch een leuke stad zijn, Mutsaerts woont er ook. Alleen herinner ik me alleen een grijze hoge betonkade en een troosteloos strand... kan ik Mutsaerts geloven?

Koetsier Herft is voor beide Osama Bin Laden en dat maakt het boek in feite onverwachts verontrustend. Maurice moet van Do in het half jaar dat ze elkaar niet zien, elke dag een gedicht opzeggen en dat begint zo:

Koetsier Herfst, o vermoeide oude man,
neem mij maar mee naar de raadselachtige wegen.
Neem mij stiekem weg van de wereld en de mensen,
naar de goddelijke betovering en de stilte.

Mooi toch? Alle religie wordt ook gevoed door goddelijke betovering en stilte.

Het gedicht gaat verder:

Richt je zweep van regenstralen op mijn rug.
Vlecht mijn heimwee vanuit de natte draden.

Do vindt het het geweldigst als Maurice zijn plas, liefst gemaakt van wijn en champagne, die ze proeven kan, over haar heen watert. Je voelt het al: dit gedicht wordt op een heel eigen wijze geïnterpreteerd.

Het gedicht eindigt zo:

Koetsier Herfst, leid je koets maar niet af,
neem me mee, voer me dronken met je regen.
Alleen in het hele heelal.

Die laatste regel, daar zit de angel. Wie zich alleen waant in het heelal gaat aan grootheidwaanzin leiden, je gaat dingen verzinnen om dat alleen zijn op te heffen. Je wilt kreeften bevrijden in restaurants zoals Do. De uitvinder van de Nokia, die ga je aanbidden, zoals Maillot: Jorma Ollilla heet hij: 'de redder in nood, de God der verlatenen.'

De auteur van het gedicht is overigens in het echt, Osama Bin Laden himself. Eigenlijk is het boek een soort bom in feestverpakking.

dinsdag 29 juli 2008

La Montserrat

Al heel vroeg, lang voor de massa, ging ons gezin op vakantie naar Spanje. Naar de Costa del Sol: Fueringola, Malaga en Benidorm. Spanje is voor mij dus: 's avonds laat een verlicht kasteel op een heuvel, gebraden kippetjes eten en stukken cactus, horchata drinken en de 'cassatjok' dat was een liedje met een dansje dat een hit was.

Ik at er voor het eerst aubergines die in roomboter werden gebakken, vader ging 's ochtends vroeg handdoeken klaarleggen bij het zwembad of op het strand. We werden ingesmeerd met wit schuim tegen de zon, we moesten zwemvestjes aan als we bij de zee speelden, we hadden ieder ons eigen gele badhanddoekje dat je door een drukknoop ook als een cape kon gebruiken.

Op de mijne zat een donkergroen zeepaardje met rood garen geborduurd, mijn ene broertje had een ankertje erop, de andere een zeester... Ach! Nostalgie! 'Middellandse Zee, souvenir van mijn dromen...', zong mijn moeder dobberend op een luchtbed in zee en vol heimwee bij thuiskomst.

Nu lees ik ter voorbereiding van mijn reisje naar Valencia: SPANJE Handboek over land, cultuur en bevolking van Kees van Dooren. Gewoon van voor naar achter met een soort berustende moedeloosheid dat er uiteindelijk wel ongeveer niks zal blijven hangen in mijn gatengeheugen. Alleen dat het een boeiend land is, vol diversiteit aan klimaat en landschappen, invloeden van de Moren en dat Franco er ooit geregeerd heeft. Maar dat wist ik al.

Om toch iets van een missie te hebben noem ik hier La Montserrat; een serie beelden van Julio Gonzalez (1878-1942). Volgens mijn boek was hij de eerste die ijzer gebruikte als expressiemiddel. La Montserrat zijn allemaal vrouwen met hoofddoekjes, die eigenlijk de sterke Catalaanse vrouw uitbeelden en het merendeel staan in de Institutos Valencio de Arte Moderno (IVAM) in Valencia.

Vrouwen met hoofddoekjes: die zijn tegenwoordig niet in, die staan voor achteruitgang, bekrompenheid en onderdrukking. Maar in Amserdam, in het Stedelijk Museum staat de beroemdste Montserrat: ze heeft een sikkel in de ene hand en een kind op de arm en zij is voor alles een verdedigster van wat haar heilig is, symbool van verzet en wel concreet het fascisme. Kees van Doren schrijft: 'De kracht van het verzet die deze sterke vrouw uitstraalt wordt ontroerend, als men bedenkt hoe in dezelfde jaren de beeldhouwkunst van het Duitsland van Hitler de kracht van de nieuwe fascistische mens wilde uitdrukken in gigantische beelden van superhelden en -heldinnen aan wie alles kolossaal was. De kracht van deze kleine Monsserrat is oneindig veel groter dan welk van die perfecte, gepolijste superhelden dan ook.'

Op naar de vrouwen met de hoofddoekjes, dus. En verder naar zon, strand en hopelijk dezelfde blauwe zee als van mijn jeugd.

maandag 28 juli 2008

Joni Mitchell

'Zomergasten', mijn all-time-favorite TV progamma, opende dit jaar met een fragment uit een documentaire over Joni Mittchell, Woman of heart and mind. Dit liedje was weer jarenlang een soortement van lijfliedje voor me, dus ik werd weer het verre verleden van mijn jongere jaren ingezogen.

Het fragment liet zien hoe Joni Mitchell een gelukkige relatie had met Graham Nash, van Crosby Stills, Nash & Young en ze deze relatie vrijwillig verbrak omdat ze niet als haar oma wilde eindigen, slaand met de deuren van de keukenkastjes. Onder begeleiding van 'Our House' (ook al zo'n weemoedliedje) vertelden beide nog steeds met liefde, over elkaar en hoe hun huis met de grond gelijk gemaakt werd. Langzaam nam de muziek van Joni Mitchell de dokumentaire over.

Die muziek met die rijke songteksten had ze niet kunnen maken, als ze aan Graham Nash vastgeklonken was gebleven, zei ze. Het was haar passie om alle regionen van de gevoelens van de ziel bloot te leggen en hoe kon dat, als je er zelf niet geweest was? Zomergast Ronald Plasterk noemde het een soort priesterschap: ze had zichzelf opgeofferd om te komen waar ze wezen wilde.

Met deze nieuwe info luisterde ik de ochtend erop naar de LP For the Roses. De songteksten kregen een andere dimensie. In Judgement of the moon and stars zingt ze:

Your solitary path
Draw yourself a bath
Think what you'd like to have
For supper
or take a walk
a park
a bridge
a tree
a river
revoked but not yet cancelled.
The gift goes on
in silence
in a bell jar
still a song.

Dan voel je ineens de intense zelfgekozen eenzaamheid van Mitchell. Had ze dezelfde intensiteit kunnen bereiken in de knusheid van een traditionele relatie?

In A woman with heart and mind zingt ze:

I am a woman of heart and mind
with time on her hands,
No child to raise...

Had ze met een kinderschare ruimte voor haar kreativiteit gehad? In welke mate is veel tijd hebben een levensvoorwaarde?

In Let the wind carry me zingt ze:

Sometimes I get that feeling
and I want to settle
and raise a child with somebody

I get that strong longing
but it passes like the summer

I'm a wild seed again
Let the wind carry me.

In the Franciscaanse spiritualiteit, staat heel centraal om 'pelgrim en vreemdeling te zijn', je te laten dragen door de wind, die ook de Geest is. In hoeverre is het écht zo, dat een graankorrel eerst moet sterven om nieuwe vruchten te dragen? Zo'n vraag krijgt door de levensloop van Joni Mitchell; haar compromisloze vrouwelijke kracht die geen dealtjes kon sluiten of het op een akkoordje kon gooien, voor mij een nieuwe kleur en dimensie.

Grandeur

De recensie die ik gelezen had over Grandeur, Sonsbeek 2008, was niet echt lovend. Er werd verwezen naar de kroon van Venetiaans glas van Jean-Michel Othoniel, die ergens tussen de bomen hangt en de teneur was: Als dat nou alles is, is dit groots?

Maar groots is de tentoonstelling wél, vind ik. Niet in de zin van glossy en de schelle schijn van de buitenkant, maar zoals artistiek directeur Anna Tilroe zegt: alle werken hebben iets overrompelends omdat zij 'op een orginele en belangwekkende manier iets zeggen over het verlangen dat iedereen kent: het verlangen je dagelijkse beperkte zelf te overstijgen. Over dat verlangen, het conflict en de droom die erbij horen, vertelt deze tentoonstelling.'

Twee werken hadden het thema 'groei'. We zijn allemaal een levend ademend organisme, wat weten we van het onvoorspelbare dat er in ons lichaam en ons brein huist? Je loopt een heuvel op en het lijkt alsof er een grote bruine bal van de top van de heuvel helt. Het blijkt de ingepakte wortelkluit te zijn van een 25 jaar oude 20.0000 kilo zware lindenboom die nu horizontaal doorgroeit. Er onstaat een andere boom, waar blad plotseling uit de zijtakken oppopt op zoek naar het zonlicht, een Apperance of a tree van Michel Francois.

In een turkoois tuinhuisje laten twee kunstenaars felroze kristallen groeien op het oude tuingereedschap van volkstuinders uit de omgeving : The mystery of fertility.

Een aantal kunstwerken zouden iconen kunnen worden van het moderne zelf: de vier meter witte Lazy King van Alain Séches die in het gras ligt, want 'voor we over Grandeur kunnen nadenken, moeten we eerst uit de hektiek van het dagelijks leven stappen', zegt hij.

Of Miss Universe van Lara Schnitger: een vijf meter hoge vrouw gemaakt van tentstokken en doeken van verschillende soorten stof. Een ervan is een print van blote mensen in allerlei standjes, andere patronen associeren richting lief\lijkheid, classisisme, SM, tijgerprinterige 'wildheid'. Noem ze maar op, al die vrouwenfiguren die voornamlijk door mannenogen zo beleefd zijn: hoer, amazone, moeder, feministe, strenge meesteres, minnares... Ze draagt een sjerp met: 'This princess saves herself. Long live the frogs.' Haar hoofd is een zonnepaneel en 's nachts klopt er zo een roodschijnend hart in het park.

Mijn icoon zou The Ornamental Hermit worden van Matthew Monahan. Uit de verte een onooglijk, verfrommeld tiepetje, van dichtbij een persoon met een monnikskap, met een gezicht die als je erom heen liep steeds van expressie veranderde: van trots naar gepijnigd, van waardig naar broos... zijn we niet allen zo?

Het allermooiste vond ik de bijdrage van Joseph Sumégé uit Kameroen: The 9 Elders. Negen figuren, bezield en verbonden: allen in contact met elkaar door de wijze van kijken, de lichaamshouding en witte touwen, als gematerialiseerde lichtstralen. Twee van hen zitten op stoelen tegenover elkaar met een grote wereldkaart tussen hen in, de anderen rondom hen zijn half in de bomen geklommen. Sjamanen? Wijze mensen? Stamoudsten?
Gemaakt van oude auto-onderdelen, banden, rubber, sloophout, Afrikaanse kralen en vlechtwerk bestaan ze vanaf 1988 en Sumégé blijft met ze bezig. Ze staan voor JALAA, een Afrikaans woord dat gaat over 'een beslissende overwinning op het kleine dagelijkse zelf en een verhoogde staat van mens zijn', zo staat er in de bezoekersgids.

Ik weet niet wat een verhoogde staat van mens-zijn is, maar Sonsbeek 2008 verwijst wel naar de mogelijkheid om het leven met speelsheid en aandacht vorm te geven. De vlag van Compassie van Rini Hurkmans, wit met in het midden een goud-oranjekleurige baan, wappert als wapenfeit bij het Sonsbeekpaviljoen. Trouwens ook te koop. Merchandize waarbij een deel van de opbrengst naar een goed doel van het Rode Kruis gaat. Wat kneuterig Nederlands, lijkt dat. Dat is het wellicht ook. Maar ach, ook dat is eén van de vele vormen van Grandeur.

zaterdag 26 juli 2008

Allemoal vur os

Wat is het toch heerlijk, eindelijk die zomerwarmte en zwoele zomeravonden buiten op mijn terrasje bij het bamboebosje in het oerwoud. Kaarsjes aan, glaasje wijn erbij en van Rowwen Heze 'Allemoal vur os', op de repeatknop:

't Is er allemoal vur os elke daag wir opnij,
elke boem in elk bos, 't is vur os
elke bij die danst op de hei
elke muk in elke wei
elke wolk die drieft op 't land
elke golf die brukt op 't strand
elke daag elke nacht 't is d'r allemoal vur os.

't is er allemoal vur os zo gewoen zo dichtbeej...


Enzovoort: steeds in herhaling, een fijn zomermantra, ik word daar helemaal genoegelijk en héél tevreden van.

Ondertussen dacht ik aan broeder Janus, die mij heeft geleerd om de dalia's te dieven. Om hele grote bijna menshoge dalia's te krijgen, kaarsrecht op een dikke steel, sommige zo groot als fijngepenseelde opengevouwen waterlelies, moet je in de oksels de kleinere ontluikende knoppen weghalen. Af en toe ging het me aan het hart: dat hád toch ook een mooie bloem kunnen worden!

Maar gelijk heeft hij: voor iets moois moet je soms ook hard zijn. Met oneindige zorgvuldigheid, zijn handen zijn al een leven lang met bloemen en planten bezig, hij heeft in de Amsterdamse plantsoendienst gewerkt en houdt niet echt van lezen, deed hij het een paar keer voor.

's Avonds bij het eten zei hij met een twinkeling in zijn ogen: Als ik er volgend jaar niet meer ben, dan kun jij de dalia's doen. Het zijn z'n lievelingbloemen. 'Je moet gevoel krijgen, hoe de plant groeit', zei hij 's middags met een glimlach.

Alles in zijn wijze van leven straalt die zomermantra uit: Het is er 'allemoal vur os'.

donderdag 24 juli 2008

Geloven

Ze noemen dat in psychologische termen: de vraag bij de deur. Colombo, die van de oude regenjas, de grote beaglehond en de sigaar deed dat altijd: 'Zeg, wat me nu nog puzzelt...'

Vandaag gebeurde me het bij het afrekenen, met A. die ik al een poosje niet gezien had. In de zon, op een terras: 'Wat ik nog wou vragen: gelóóf je dan in het hiernamaals? Gelóóf je dan in God...?' Tja. Eigenlijk weet ik daar niet op te antwoorden. Nee, ik geloof, geloof ik, niet in een hiernamaals. 'Dat kan ook niet, dan zou het daar aardig overbevolkt raken', zei de andere terrasganger nuchter.

Geloven in God? Ook al zoiets moeilijks. Nee, ik geloof niet in iemand of iets, ik geloof niet dat hij bestaat, zoals je wel of niet in Sinterklaas kunt geloven. Het werkwoord geloven, is helemaal niet van toepassing voor mij. De lucht die ik inadem heeft met God te maken, ik kan mezelf helemaal niet meer bedenken zonder daar ook het woord God bij te halen.

Het woord God... Het is zoiets als voelen dat je hart klopt. Iets anders kan ik er even niet van maken. Het woord God zet mij wel op het spoor, om te geloven in mensen, want daar moet je vaak moeite voor doen. Dat het uiteindelijk wel goed zit met het mensdom. Dat je cynisme de deur uitzet, al is het soms zoveel logischer om daar in mee te gaan. Gewoon omdat je eigen cynisme je in het hier-en-nu uiteindelijk ongelukkig maakt.

Je hart klopt het meest vanzelf en valt niet in een kramp, als je je kunt overgeven aan alle ervaringen, dingen, mensen die het leven glans geven. Ik kan niet zonder God, zoals de aarde niet zonder de zon kan. Dat is toch geen kwestie van geloven, dat is een kwestie van genieten. Zeker op een zomerdag zoals vandaag.

woensdag 23 juli 2008

Smaak

In een kunstboek met de smakelijke titel Eten en Drinken in beeld door Charles Wentink, kwam ik een prachtig schilderij tegen van Lubin Baugin (1610-1663), het hangt in het Louvre en heet 'Het desert, wijn en wafeltjes'. Een glas rode wijn, een fles in een rieten mand, en op de voorgrond een ronde schaal met zeven wafeltjes, op een lichtblauw-achtig tafellaken, that's all.

Het straalt stilte uit en helderheid en de wafeltjes lijken op dunne rolletjes papier: snoeppapier. Als je ze uitrolt is er vast in geheimschrift iets te lezen over de SMAAK van het leven, die goed is. Licht valt in de rode wijn tegen een donkerbruine achterwand, maar het lijkt alsof die achtergrond tegelijkertijd voorgrond is, en het licht de drie voorwerpen draagt en in evenwicht houdt.

In het Christendom is het belangrijkste ritueel toch het eten en drinken van brood en wijn. Als je het in het klooster elke dag meemaakt, met zijn tienen ongeveer, en je ziet een medebroeder eerst sjofeltjes wegsloffen om vervolgens te verschijnen in een stralend wit gewaad: in die intimiteit wordt het wonderlijk speciaal om het Lichaam van Christus tot je te nemen, als eerste voedsel van de dag. Een beker, een schaaltje met brood... teken van een verbond dat mensen samen houdt.

Lubin Baugin wordt er van verdacht ook religieus werk gemaakt te hebben. De auteur van dit boek zegt daarover: 'De mentaliteit van de genoemde religieuze werken is echter zó verschillend van die van de stillevens, dat een voorbehoud noodzakelijk blijft.' Nou, ik vind dit schilderij, met die wafeltjes van papier, héél religieus. Religieus noem ik dan die ervaring, die over de smaak van het leven bericht en je kunt proeven dat het leven zoet is.

dinsdag 22 juli 2008

Stilte (2)

In The Straight Story, een film van David Lynch, zit een hele mooie scene. Een meisje dat weggelopen is van huis, ontmoet de oude man die op een tractor zijn broer gaat bezoeken met wie hij al jaren in onmin leeft. Voor zijn dood wil hij het nog goed maken. Met een tractor: de tijd die je nodig hebt om van een voornemen een daad te maken, lijkt hierin gesymboliseerd. Tenslotte was dezelfde weg ook in een paar uur met een auto te overbruggen.

Onderweg ontmoet deze man een meisje dat weggelopen is uit huis. Ze twijfelt hoe het nu verder moet met haar. De man raapt bij een kampvuur een tak op en zegt: Kijk, deze tak: als ik wil kan ik het zó door midden breken. Dan pakt hij een heel aantal takken en bundelt ze. Zie je dit: al deze takken bij elkaar, samen zijn ze niet te breken... zo is het met familie ook. Samen ben je zo verbonden, niks kan dat scheiden. Maar als je alleeen blijft dwalen... dan ben je kwetsbaar. De volgenden ochtend is het meisje gegaan. Aan bijeengebonden twijgjes, weet hij waar ze naar toe is gegaan.

Als ik alleen thuis ben, denk ik dat het even makkelijk is om de stilte in te gaan, als in het klooster. Maar als ik in het klooster ben, dan ervaar ik dat dit niet waar is. We zijn samen 2 keer minstens een kwartier samen stil, 's ochtends vroeg en tijdens de vespers, en de stilte die dan indaalt is intens. Die is ZOET.

IZAAK van NINEVE vervolgt:

Moge God je de ervaring schenken
die uit de stilte geboren wordt.

Als je hierin maar oefent zal
een onvermoede dageraad
voor je opgaan...

Na enige tijd wordt in het hart
een zekere zoetheid
geboren en het lichaam wordt er
bijna onweerstaanbaar naar toe getrokken

STIL te blijven.

Ik raak verslaafd aan het klooster, ben ik bang.

maandag 21 juli 2008

Stilte

IZAAK VAN NINEVE, een Syrische monnik uit de 4e eeuw zei:

Heb de stilte lief,
boven alles: ze brengt een vrucht
voort die geen tong kan beschrijven.

Aanvankelijk moeten we onszelf
geweld aan doen om in stilte te verwijlen

Maar dan wordt in ons
iets geboren
dat ons naar de stilte trekt.

Nu kun je denken: 4e eeuw, de woestijn, erg lang geleden, zo'n ervaring is nu niet meer haalbaar. Maar Ellen Warmond bericht in de bundel Gesloten spiegels (1979) over hetzelfde:

ZO MOET HET

Alles gevonden
gemeten geweten
daarna alles verloren

en eindelijk horen
dit is het:
de stilte zingt.

Moét het zo?... Ja, voor mij wel... het moet niet, maar er is een verlangen en als ik daar niet aan toegeef, dan word ik toch iets van ongelukkig.

Toen ik ooit in British Columbia in Canada was, reden er op de weg langs de rivier ineens hele grote zilveren containers af en aan. Containers vol rivierwater en vol vis. De jaarlijkse zalmtrek was aan de gang: wilde zalmen zwemmen tegen de stroom in van de zee naar hun broedgronden in kreken in het binnenland. De rivier was op deze plek onderbroken en nu dacht men zo slim te zijn om alle zalm een overtocht aan te bieden, door ze op te vangen in die containers en ze zo over de weg weer naar de rivier te helpen, zodat ze vrolijk hun weg zouden kunnen vervolgen.

Dat gebeurde ook. Alleen bleek de zalm na hun uitstapje op het droge, de jaren erop veel minder én kleinere nakomelingen te geven. Zo was ik getuige van iets uitzonderlijks. Want de jaren daarna is de zalmtrap ontwikkeld: daar waar de rivier onderbroken is geworden door mensenhanden is een trap van water gemaakt, zodat de zalm toch door kan zwemmen.

Voor mij is het een onoplosbaar soort dilemma: als stilte het eigenlijke element is, de rivier waar ik in zwem, hoe ga ik dan om met al die viscontainers, waar ik voortdurend ingesluisd word?

Soms vind ik het dan gemakkelijk om het maar te vergeten: die stilte, die zingt.

zaterdag 19 juli 2008

De monnik in mij

Je hebt zo'n liedje van Bob Dylan: The man in me, will do, nearly any task and as for compensation, there is little he would ask... takes a woman like you to get through, the man in me...

Daar dacht ik aan toen ik in mezelf zei: De monnik in mij... die zit gewoon stil. Die hoeft nergens heen, zelfs niet naar het klooster... misschien dat de monnik in mij... deze tijd maar gewoon zijn eigen weg moet gaan...

Het gaat hier over het contrast dat ik ervaar tussen een vakantie bestemming zoeken en er tegelijkertijd helemaal geen écht verlangen naar hebben.

Ik wil maar een beetje meegaan met wat zich aandient en nergens naar zoeken ... gewoon onder de appelboom van het hier-en-nu, onzichtbaar voor de halve wereld om me heen, die nu toch op vakantie is.

Tegelijkertijd zou ik graag transparant zijn: The men in me will hide sometimes, to keep from being seen, but that's because he doesn't want turn in some machine...

Machinaties, in alle soorten en maten, ze komen overal voor waar mensen zijn. Eigenlijk alleen, alleen zijn en de STILTE in gaan, je concentreren op iets waar je genoegen in schept, alleen daar is het leven echt en waarachtig.

De alerte lezer valt het misschien op dat ik me niet wil verbergen. Ik zou zó transparant willen zijn, dat ik overal in mee kan vloeien. Zonder de monnik in mij te verloochenen.

Misschien moet ik deze maand van totale vrijheid maar als oefenperiode gebruiken. Voordat alle machinaties van klooster, werk, meditatie, projecten met idealen en dromen bewust weer een beroep op me gaan doen. Maar ja, ik laat me ook graag lokken...

vrijdag 18 juli 2008

Over leeuwen en ezels

Een van de grootste euvels van de westerse samenleving is de volkomen fragmentering ervan. Wie in het ene hokje zit, kan bijna geen waarden uit een ander hokje toevoegen.

Pas verzuchtten twee broeders over de mogelijkheden tot vernieuwing in de kerk: 'Het probleem is, dat de mensen die erbij zitten, er van jongs af aan bij zitten.'

Met andere woorden: elk hokje waarin je te lang blijft zitten vervormt je en veroorzaakt scheefgroei. Zoiets als incest, dus. Doorkweken in de eigen familie veroorzaakt inteelt. Het volkomen andere en vreemde moet toegang krijgen en dan ontstaat er pas iets nieuws.

In het bedrijfsleven zie je hetzelfde. Daar geldt snelheid, accuratesse, zo veel mogelijk prestatie in zo weinig mogelijke tijd, want tijd is geld. Geen tijd voor de menselijke maat van zorgvuldigheid, aandacht, stilstaan... zachtheid en tastend zoeken.

De spiritualiteit heeft zich nu ook op het bedrijfsleven gestort. Ook enig gevoel voor marketing ligt aan zo'n iniatief ten grondslag. In kerken en traditionele vormen is niks meer te halen. Mensen leven hun leven ook voor een groot deel op het werk, dus daar kán het deels gebeuren.

Wat kán daar dan gebeuren? Toch niet dat je jezelf vindt, helemaal mens zal worden en je al je talenten ten volle kan inzetten ten dienste van jezelf en de gemeenschap. Want het werk, de opdracht daarbinnen, kent zijn eigen wetmatigheden: het product moet geleverd worden, de mission statement van het bedrijf onderschreven.

In de marge kunnen er wel resultaten worden geboekt. Zo ontstaan er meditatieruimtes op het werk. Of cursussen geweldloos communiceren over of je een jakhals of een giraffe bent. Of het Enneagram of aftreksel daarvan, wordt ingezet: een zeer zorgvuldige weergave van het menselijke verkeer en je eigen drijfveren, ontstaan uit de bronnen van de oude woestijnvaders uit de vierde eeuw. Zo kun je de onderlinge dynamiek van jou en je collega's uitpluizen.

Vanochtend las ik het volgende boeddhistische verhaaltje:

HET TORRETJE EN DE LEEUW

Een klein torretje had na vele mislukte pogingen uiteindelijk met grote moeite en volharding de top van een grasspriet beklommen.
Nu koesterde het zich daar bovenop de top in de zon. Hij spreidde behaaglijk zijn vleugeltjes uit en voelde het plezier tot in het laatste hoekje van zijn torrenziel.
Toen kwam de ezel langs. 'Je denkt zeker dat je berglucht inademt op de piek van je grashalm?' hoonde hij lachend. Op dat moment kwam er een oude leeuw langs. Ook hij bleef staan en keek met welbehagen naar de kleine tor.
'Het ga je goed torretje', zei hij. 'Je hebt het doel van je streven bereikt, niet iedere leeuw lukt dat.'

Het gaat er natuurlijk uiteindelijk om dat je die dingen doet, die bij je passen. Het is al een hele klus om te ontdekken of je een torretje bent... of een bergbeklimmer. Een bergbeklimmer hoort zo op het eerste gezicht niet tevreden te zijn, met het uitzicht van het torretje. Kern is: hij ziet dat uitzicht nooit, hij ziet wat anders. Zo'n inzicht maakt in het persoonlijke leven gelukkig.

Nu maar hopen dat je voornamelijk leeuwen ontmoet op je levenspad en geen ezels.

Wat de fragmentering van de samenleving betreft: die wordt wellicht één geheel als het torretje en de bergbeklimmer zich realiseren, dat hun uitzichten er maar twee zijn, van de ontelbare vele.

Wallace Stevens

Lekker van vakantie is, dat je zonder een tijdslimiet je onbeperkt kunt overgeven aan de dingen die je het liefste doet. Gisteren heb ik dus urenlang in een antiquariaat rond gehangen. Op mijn weg kwam ik de Collected Poems van Wallace Stevens tegen. Ja, daar heb ik me ooit eindeloos in verdiept, maar haalde ik daartoe de boeken uit de universiteitbibliotheek of had ik zelf ook iets van hem? Thuisgekomen bleek ik een simpel goedkoop pocketboekje met gedichten van hem te bezitten. Gekocht toen ik 22 jaar was. Lieve hemel, zo láng geleden!

Ik had er hap-snap zinnen in potlood onderstreept. Interressant. Zo kom je je oude zelf ook weer tegen: dát sprak me toen dus, bijzonder aan. Nou, het blijkt dat ik eigenlijk helemaal niks veranderd ben in de 28 jaar erna... terwijl ik toch rustig kan zeggen, dat de wateren des levens flink over me heen zijn gegaan en het toch heel goed mogelijk was geweest dat ik niks bekends meer zou zien in die 22 jarige 'ik'.

Laat ik het zo zeggen: De rivierbodem is dezelfde gebleven, natuurlijk is er wel heel wat bij aangeslibd. Waar bestaat die bodem dan uit? Door Wallace Stevens zie ik dat dat in feite een mengeling is van skepticisme en tegelijk een groot vertrouwen in de immense mogelijkheden van de menselijke verbeelding. Hij dicht bijvoorbeeld, onderstreept door mijzelve:

Unreal, give back to us what once you gave:
The imagination that we spurned and crave.

Heel veel van wat je meemaakt, het nest waar je uit voortkomt, de mensen die je op je weg ontmoet, die vrienden, geliefden en soms weer vreemden worden, is van de ene kant volkomen toevallig. Van de andere kant geeft jouw verbeelding, jouw geest aan al die mensen en gebeurtenissen vorm. Eén gedicht, daar had ik een uitroepteken bij gezet en die gaat over dat toeval:

TABLE TALK

Granted, we die for good.
Life, then is largely a thing
Of happens to like, not should.

And that, too, granted, why
Do I happen to like red bush,
Gray grass and green-gray sky?

What else remains? But red,
Gray, green, why those of all?
That is not what I said:

Not those of all. But those.
One likes what one happens to like.
One likes the way red grows.

It cannot matter at all.
Happens to like is one
Of the ways things happen to fall.

Tegelijk heb ik regels onderstreept als:

I was the world in which I walked, and what I saw
Or heard or felt came not but from myself;
And there I found myself more truely and more strange.

Het komt uit het gedicht: TEA AT THE PALCA OF HOON en is door Stevens geschreven voor Table Talk. Uit het gedicht COUNTRY WORDS dat weer veel later is geschreven onderstreepte ik:

What is it that my feeling seeks?
I know from all the things it touched
And left beside and left behind.
It wants the diamond pivot bright.

Ik hoop van harte dat ik dit op mijn tachtigste nog steeds zo ervaar.

woensdag 16 juli 2008

Tederheid en Kracht

Ian Mc Ewan schrijft boeken waar ik vroeger niet genoeg van kon krijgen. In The Cement Garden stoppen kinderen hun dode moeder in cement, in The Comfort of Strangers vermoordt een stel iemand in het labyrintische Venetië. In een ander boek, de titel is me ontschoten, wordt een lijk in stukken gesneden. In The Child in Time verdwijnt er plotseling een kind en volg je de ouders in hun zoektocht. Al zijn korte verhalen hebben iets... sadistisch?...

Ik weet het niet hoor: in een vergeeld interview uit 1989, dat ik terugvond in zijn verhalenbundel Tussen de Lakens zegt Ian McEwan zelf dat er mensen zijn die zondermeer van zijn boeken houden en anderen die er een hekel aan hebben omdat ze luguber, sadomasochistisch en vol verwrongen seksualiteit zouden zitten.
Dat heb ik nooit gevonden. Ik vond ze op de een of andere wijze altijd opslokkend vitaal.

Reden om aan archeologie in mijn boekenkast te doen, is het boek On Chesil Beach. Vorig jaar uigekomen, dus geschreven door een rijpere oudere Ian Mc Ewan. Mooi om door mijn leesgeschiedenis met hem, zijn groei naar dit boek te kunnen volgen. Een prachtig boek, waar alles wat duister en onuitgekristalliseerd was, nu helder is en in een eigenlijk heel eenvoudig verhaal verteld wordt.

Het gaat over Florence en Edward, een paar uit 1962. Zij een veelbelovend eerste violiste, die gevoedt wordt door een eterische wereld vol schoonheid en muzikaliteit. Hij is een down-to earth geschiedenisstudent, die bijvoorbeeld de namen van veel vogels kent en van rock en popmuziek houdt. Driekwart van het boek is een opmaat naar hun huwelijksnacht: voor Edward het moment dat alles vervuld wordt, voor Florence iets om bang voor te zijn.

Ik herinner me ineens dat een arbeidersvrouw ooit aan me vertelde hoe zij daarover voorgelicht was door haar moeder. Die had gezegd: je staat voor een deur en die deur is dicht en ineens gaat die open. Punt. Die deur: Florence en Edward komen er nooit door. Florence rent gedurende hun huwelijknacht kotsend en walgend Chesil Beach op. En Edward noemt haar frigide.

Als lezer dacht ik gedurende die opmaat: ja nu weet ik het wel. Een stel dat nooit echt met elkaar praat, ieder in een eigen wereld, nog voor de seksuele revolutie. Een tragische vergissing. Maar dan versnelt het boek in de laatste pagina's. Je leest over hun levens in vogelvlucht. Het blijkt dat Florence en Edward wel degelijk écht van elkaar gehouden hebben Edwards leven zit vol vriendinnen en blijft een rommelig geheel. In stille momenten weet hij, dat hij eigenlijk alleen maar echt van Florence heeft gehouden. Florence wordt een wereldberoemde musicus, geroemd om haar gevoelige, gepassioneerde interpretaties. Zij kijkt nog altijd naar die lege stoel, waar Edward had moeten zitten.

Wat was er nodig geweest om die huwelijksnacht wél te laten slagen? Als ik daarover nadenk, dan schieten de woorden Tederheid en Kracht me te binnen. Tederheid om in die rare huwelijksnacht, niet naar je eigen gekwetstheid en verlangen te kijken, maar naar de broosheid en angst van die ander. Kracht om over dat belachelijke, onvervulde hier-en-nu, de toekomst in te kunnen kijken en te geloven dat het uiteindelijk GOED zal komen.

Het samengaan van Tederheid en Kracht had hen kunnen redden. Alle andere boeken van Ian McEwan gaan over de onbalans tussen beide. Kracht alleen, laat mensen vreemde dingen doen. Tederheid alleen, is een soort drijfzand die willoos, week en broeierig maakt.

On Chesil Beach is zo prachtig omdat het mij vertelt dat ook zonder abberaties als moord, machtsmisbruik, verdwijning, geritualiseerde ellende, een leven onvervuld blijft zonder het samengaan van Kracht en Tederheid.

dinsdag 15 juli 2008

Ons blogje (2)

ONZICHTBAAR

een zucht is onzichtbaar
net als de wind
de nacht is onzichtbaar
als de dag begint
onzichtbaar zijn de dingen
die ik kwijt ben
die ik nooit meer vind
maar
met mijn ogen dicht
zie ik alles wat mijn hoofd verzint.

(Uit: Jij bent de liefste door Hans en Monique Hagen)

Mirjam en ik vinden dit gedicht mooi.
- Waarom vind jij het mooi? Vraag ik.
- Gewoon, het gedicht is gewoon zo mooi...
- Maar waarom dan?

Stilte.

Zusje bemoeit zich ermee: Wat doe jij Lisa, als je niet kan slapen?
- Nou, als ik niet kan slapen, dan ga ik dolfijnen tellen en dan val ik vanzelf in slaap...
Zusje doet een duit in het zakje: Onzichtbaar is de liefde die in je hart is...
Lisa: 'Ik ben wel drie keer op de aarde!'
- Hoezo?
- Nou omdat er liefde in mijn hart is en in dat van jou... en dat van papa: dan ben ik al drie keer op de aarde.

Zo, vraag ik, en heeft dit allemaal wat met het gedicht te maken?
Misschien wel, antwoord ik maar voor iedereen.

Lisa zegt tot slot, nadat ik het blogje heb voorgelezen: dat is het geinigste blogje dat ik ooit heb gehoord!

Crocs

Toch wel kicken, om uit de stille Sionsabdij in Diepenveen, uit de trein het feestvierende Nijmegen in te lopen. Ik hou er wel van: om de binnenstad ineens het podium te zien zijn van allerlei soorten subcultuurtjes. De liefhebbers van het Nederlandstalige lied, waar De Vlieger van Hazes meegebruld werd, Afrikaanse koffie en trommels, salsamuziek, Portugese fado's, hasjgeur bij de alternativo's, jazzy geluiden bij de keurig gekleden.

In het klooster kon een oude broeder al die feesten geloof ik niet echt waarderen. Vroeger was het alleen wandelen, nu heeft de middenstand het bijna overgenomen, zei hij. Ik hield maar even mijn mond. Iemand van over de 80 jaar, die kun je toch niet meer bekeren.

Bekeren? Tja tot wat dan, eigenlijk? Ik gelóóf nou eenmaal dat dit soort feesten, waar een hele stad aan deelneemt en waar ieder een eigen plekje vind om te swingen, te kletsen en uitgelaten te zijn, dezelfde functie vervult als vroeger de kerk. Ook de kerk heeft gedreven op een samengaan van commercie en 'hogere doelen'. Commercie, handel is altijd ook een motor geweest van goddelijk vermaak.

Vanochtend schoot ik in de lach door een artikel in Trouw geheten: 'Weg met de pijnlijke pump'. Hoe de geitenwollensokken gezondheidslippers en sandalen nu eindelijk ook een trendy elegant uiterlijk hebben gekregen. Comfort meets fashion is de slogan van schoenenfabrikant Clarks. Ook Crocs profiteert van deze gezondheidtrend. Dus zijn er nu ook elegante Crocs. Want ze snappen bij Crocs ook inmiddels: 'Dat niet elke vrouw in staat is met een serieus gezicht roze schuimklompen aan te trekken.'

Welnu ik ben zo'n vrouw. Zowaar als dat ik dit blog typ, met mijn roze klompencrocs. Een soort olifant in een porseleinkast... dat wil ik niet zijn, maar soms is het niet anders. De kerk van vroeger komt nooit meer terug. Alle religieuzen sterven uit. Er moeten dus nieuwe religieuze menssoorten ontstaan. Bijvoorbeeld een mevrouw met roze klompenpoten, die direct uit een klooster gaat staan heupwiegen bij een Nieuw Zeelandse achtkoppige jongensband The black Seeds, ska-reggae-funk-soul-achtig heet het geloof ik, met teksten als 'All that you give, will come back to you"...of "There is something true, that I can see in you.'

zaterdag 12 juli 2008

Ons Blogje

Mirjam en Lisa hadden in de stad hoofden van glas gezien. En ze hadden nog hele harde muziek gehoord: dat is waar, toch?!
Lisa kijkt mee naar wat ik typ.
- Wat vond je zo bijzonder aan die hoofden?
- Dat ze allemaal verschillende kleuren hadden.

En we zijn naar een winkel geweest, daar heb ik een tekening voor Mirjam gemaakt en dat was een clown en aan de achterkant had ik een mens gemaakt die onder een appelboom een boek zat te lezen. (Ik mocht zelf een wens doen wat ze zou gaan tekenen)

- Daar staat 'ik'. hoe weten ze nou dat jij het bent? Lisa leest mee.

We zijn ook nog naar een andere winkel geweest en daar was een klein basketballetje aan een touwtje vastgemaakt op net zoiets als een basketbalterrein, maar dan in het klein en van metaal.

En nu gaan we eten, want ik heb honger gekregen, jij niet?

Mmm, ik heb lekker gegeten zeg! En nu ga ik jullie vertellen wat ik nog meer heb gedaan vandaag en heb gezien... We zagen ook nog een winkel, maar die was helaas gesloten en daar was een doosje en op dat doosje stond een vlinder. We hebben ook nog voor mijn oma een suikerspin gekocht en daar mocht ik ook van snoepen, alleen werd de suikerspin kleiner en kleiner.

We zagen ook een clown en die clown deed allemaal truken en ik vond ze heel knap. Ik wou ook nog op een touw staan, die mensen vasthouden, maar ik zei per ongeluk 'Nee.' Maar ik wou het wel heel graag.

Zullen we nu maar afronden? Zegt Lisa.

Zielen van Napels

In de uitverkoop een prachtige dvd gevonden: Zielen van Napels, een documentaire van Vincent Monnikendam met camerawerk van Melle van Essen.

Napels: stad van contrasten, waar heftig, fel, slordig, chaotisch, kleurrijk geleefd wordt. De film gebruikt het schilderij van Carravaggio 'De zeven werken van barmhartigheid' als referentiepunt. Ooit, in 1607, heeft Carravagio, die zelf ook de duistere en louche kant van het leven kende, dit schilderij gemaakt in opdracht van de zeven leden van Pio Monte, een rijke groep mannen die nu nog steeds wekelijks bij elkaar komt en aan een glanzende antieke tafel hoog boven Napels, besluit welke doelen charitatief door hen worden verrijkt.

Het schilderij toont mooie, expressieve Napelse gezichten, die verlangend of gepijnigigd in dramatische verlichting, reikhalzen, geven of ontvangen, roepen, verdrietig of blij zijn. Al deze, gegroefde gezichten, gedrongen met iets van mopsneuzen en sprankelende kraalogen, zijn er nog steeds zo in Napels.

Ik heb ze er zelf gezien en het prachtige camarawerk van Melle van Essen, legt ze verstild, in dezelfde soort dramatische belichting als Caravaggio vast. De oude transseksuele verkoper van tombolalootjes die door de nauwe, kronkelige staten van Napels met zijn spullen leurt, twee meisjes op een scooter die ruzie lijken te hebben, gezien hun maaiende armgebaren. Maar dan blijkt bij afscheid, de een de ander te helpen door met haar voet de motor van de ander van de standaard te halen... 'een cadeautje, dat vind je dan zomaar op straat', zegt Melle van Essen in het interview met hem op dezelfde dvd.

Misschien ga ik deze zomer maar naar Napels, om het allemaal weer te zien. De hartstocht beleeft in kerken en processies, op straat en in de trattoria, waar zo hard tegen elkaar geschreeuwd werd tussen de de borden en bestek, dat niemand met elkaar kon praten. Als dat al de bedoeling was. Ik herinner me een oudere vrouw die er alleen en zwijgend, koninklijk een maaltijd tot zich nam, donkerrood geverfd haar, een zonnebril op.

Wat een contrast met een groene stille kloostertuin, waar de tuinbonen in nog geen week tijd, zich een halve meter langs de palen hebben geslingerd, de tomatenplanten met de eerste roode vruchten, ook weer 15 cm hoger zijn geworden. Paarse vlinderstruiken waar de koolwitjes en de Atalantavlinders omheen dansen. Felgekleurde menshoge dalia's en bedden vol springerige klaprozen omringen het geheel en er blijkt een lange rij Zonnebloemen bij het bos bijna in de knopte staan.

Maar misschien zijn de evenwichtige rijen groenten, fruit en bloemen in de tuin bedriegelijk. De zomer laat zien dat allles groeit en bloeit, de levenssappen omhoogdringen, er geplukt en geoogst kan worden... De tuin is net zo bezield als de zielen van Napels.

donderdag 10 juli 2008

Appelboom

Zomaar een gedicht nu mijn zomervakantie is aangebroken en het bij wakker worden pijpenstelen regende. Ik heb nog geen vakantiebestemming. Zon, warmte? Rondzwerven? Niet thuis zitten? Ach...

DE APPELBOOM

In het meiparadijs, onder een mooie appelboom,
die van de bloemen schudt als van de lach,

die onbewust van goed en kwaad
zijn takken rustig ophaalt,

die van niemand is, wie ook 'mijn' zal zeggen,
alleen bezwaard wordt door voorvoelde vruchten,

die niet nieuwsgierig is naar jaar of land,
noch naar de planeet en hoe deze draait,

die zo weinig aan mij verwant is, zo anders,
dat het me troost noch bang maakt,

die onverschillig is wat er ook gebeurt,
en van geduld met elk van zijn blaadjes trilt,

die onbevattelijk is, als droom ik hem,
of droom ik alles uitgezonderd hem
te uitgebeeld en ingebeeld -

nog even blijven, niet naar huis gaan.
Naar huis gaan willen alleen maar gevangenen.

WISLAWA SZYMBORSKA

Ik zoek een mooie appelboom, dat is het. Waar die staat, maakt me helemaal niks uit.

dinsdag 8 juli 2008

De non en de kunstenares

Vanochtend in Trouw het commentaar van Joost van Velzen op de documentaire 'De Non' van de Zweedse filmmaakster Maud Nycander. Ze heeft een familie tien jaar gevolgd. Dochter Marta (19 jaar) gaat het klooster in en wordt Karmelites. Je ziet haar ouders pijn hebben van de scheiding met hun dochter, die plotsklaps zo ver weg is. Van een broertje het onbegrip dat zijn zus, met wie hij zo leuk kan spelen en die hem overal mee naar toe nam, ineens verdwenen was.

Je ziet Marta: domweg gelukkig zijn. Het raakte me toen haar een jaar na haar intrede gevraagd werd: Benauwt het je niet... dat je hier nooit meer vandaan zult gaan, hier zult sterven? Ze zei verlegen lachend: Nee... ik vind het een gift... dat ik hier mag zijn en zo kan leven.

Maar wat zegt Joost van Velzen over de bekroonde film: 'Als kijker voel je de liefdevolle familieband, maar de nadrukkelijke aanwezige koude kant die geloof heet eveneens.'

In het Gemeentemuseum in Arnhem is helemaal achterin een zaal waar het raam over de hele breedte uitkijkt over de Rijn en de uiterwaarden. Daar is nu een installatie te zien van de Japanse Yasue Maetake. Drie filmpjes worden tegelijkertijd gedraaid over de volle lengte van de zaal. Je ziet Maetake aan zee, bij de vloedlijn en ze naait als het ware met een enorme draad het water en het land aan elkaar. Ze klimt bomen in met een soort vergrootglas, vier keer zo groot als haar hoofd. Ze harkt de grond aan, midden in een uitgestrekt landschap. Ze is bezig met vuur, maar in het volgend shot blijken er ijsbrokken in de kokende ketel te zitten. Ze is verwoed met een ijzerdraad een grote steen aan het doormidden zagen.

Allemaal dingen die niet kunnen. Je denkt aan Zen, waar het mysterie van het leven in onbegrijpelijke handelingen 'communiceerbaar' wordt gemaakt.

Voor mij is er geen verschil tussen Marta de non en Yasue de kunstenares. Ieder heeft een vorm van leven gezocht en gevonden die gelukkig maakt: waar je het gevoel hebt dat je diepste zelf thuiskomt. Sommigen zullen Yasue een halve gek noemen. Wie besteedt er nu zoveel tijd aan zulke onmogelijke projecten? Waarschijnlijk gebeurt dat niet. Want de noemer Kunst beschermt haar.

De noemer Geloof en Religie maakt van mensen echter aangeschoten wild. Wie in de levendige, warme ogen kijkt van Marta, kan iets van het geheim van onvoorwaardelijke liefde ervaren die Marta doet kiezen voor het contemplatieve kloosterleven. Dat zou kunnen ontroeren en je stil kunnen maken. Het is allemaal in the eye of the beholder.

Klein

Dwerg. Liliputter. Deze woorden mag je niet meer gebruiken, je hoort 'klein mens' te zeggen.

Ik scheurde dus met een klein mens in haar scootmobieltje door de dierentuin. Overdag rijdt ze in een grote auto, met vaart langs de wegen, ze houdt van snelheid. Ik liep dus bijna in een drafje naast haar.

- O, kijk! daar zijn ze, de twee Sumatraanse tijgers.
T. reageerde niet, dus ik zakte door mijn knieën om het van haar hoogte te bekijken. Niks te zien. Vanaf toen heb ik als we stilstonden, de dierentuin op mijn hurken bekeken.

Shocking. Niet het ook verrassende perspectief. Voor het grote raam waar iedereen gericht is op de twee haaien die er zwemmen en de grote vissen die eruit zagen als platte mensenhoofden, en profiel, met grote blauwe pruillippen, zag T. onder haar twee hele kleine visjes speels ronddartelen. Prachtig vond ze die. Eindelijk iets waar ze zelf van boven op kon kijken, denk ik...

Nee, shocking waren de mensen die je dan eindelijk in de ogen kunt kijken, wier blikken je kruist op hurkhoogte. Kinderen, dus. En in hun blik zag ik onveranderlijk: Eng. Heks. Kobold. Wat is dat? Wegwezen. Eén kind vroeg: Ben je daarvoor al in het ziekenhuis geweest?
- Nee, ik ben al heel lang niet in het ziekenhuis geweest...
Kinderen hè, die zeggen de waarheid, becommentarieerde ze, droog.

Kleine mensen: ze leiden je naar een soort schemergebied in films als de Blechtrommel en Carnivale... en dat duistere, dat nieuwsgierig maakt, zag ik in de blikken van die kinderen. Hoe sterk en volhardend moet je als klein mens zijn, om de wereld als gewoon bewoonbaar te ervaren, als je onveranderlijk op ooghoogte zoiets heel anders gespiegeld krijgt?

vrijdag 4 juli 2008

Nooit Stoppen

De dood heeft rondgewaard in het wijkcentrum. Hij heeft André gepakt die bij de NS Trimclub zat. De club is ooit ontstaan in een oude keet tussen de rails van de Nederlandes Spoorwegen en NS staat nu voor Nooit Stoppen. Dat vertelde hij me, bij kennismaking. Een warme man die spontaan een liefdesverklaring over het leven gaf. Hoe prachtig het was om te leven, te genieten van kleine dingen dat hij hoopte dat het nog lang mocht duren: Nooit Stoppen! Ik dacht nog: hij heeft de wijsheid van iemand die klaar is met de strijd des levens.

Maar zijn strijd kwam nog. Gepijnigd gezicht:hij had huidkanker berichtte hij. Later kwam de twinkeling in zijn ogen terug, toen het onder contrôle leek. De laatste keer keek hij me doordringend met peilende ogen aan: 'HET is terug.'

Misschien de laatste keer dat ik je spreek, dacht ik. Maar zoiets zeg je niet tegen elkaar. Je vermoedt alleen dat die ander dat wellicht ook denkt: de laatste keer dat ik hier kom aanfietsen, met vrienden een drankje drink en een potje biljart.

Een andere trouwe gast in het wijkcentrum had in een paar uur tijd een kerngezonde vriend verloren. Hij was thuis niet goed geworden. De dood had hem zomaar meegenomen. De achtergebleven echtgenote was een wrak en al volgestopt met pillen ('Dat is het toch ook niet...,' zei hij erbij) en de begravenis was vreselijk geweest, want anderhalf jaar geleden waren ze ook zo bij elkaar geweest toen hun enige zoon dodelijk was verongelukt.

'In sommige families lijkt er niks aan de hand en andere, daar lijkt het ongeluk aan de deur te blijven kloppen', zei ik. Toen vertelde hij dat in zijn familie aan vaderskant in zeven maanden zes leden achter elkaar gestorven waren en ieder bij de begrafenis de eigen dood had aangekondigd. 'Ik ben de volgende...', en dat was zo. In de leeftijd tussen 42 en 54 jaar. Een oudoom had de dood van zijn eigen vrouw voorzien. Hij had een speciale gave. Zijn zus had twee armen vol wratten gehad, van alles geprobeerd en oudoom had gezegd: voor een kwartje verdwijnen ze. En zo was het gebeurd.

Nu had hij tegen zijn vrouw bij het ontbijt gezegd: Vanavond eten we niet samen. 'Hoezo, dan heb je wat te doen?' 'Nee, maar zo is het.' Hij was naar het land gegaan, gewoon aan het werk, en toen hij terugkeerde lag zijn vrouw dood op de bank.

Tja, zo gaat het leven, lijkt het. Ergens blijft het een onbegrijpelijke business. Dat die man gewoon naar het land is gegaan. Kun je wat anders? Je leeft gewoon door. Ook al staat die dood vlak bij je deur te kloppen. Je kunt niet stil blijven staan. Dit overdacht ik allemaal, terwijl ik in alle vroegte door de kloostertuin wandelde. De jonge sla, zoals in het gedicht van Rutger Kopland vochtig van de dauw in de bedjes. Iets verderop stond een reuzezonnebloem en toen ik dichterbij kwam lag er een naast: geveld.

Zonnebloem: een Franciscaanse bloem... het Zonnelied van Franciscus bezingt en omarmt de wereld en alles wat daar is, en eindigt met zusje dood.

Zo is het leven, alles bestaat vlak naast elkaar. We zongen een van mijn lievelingsliederen in het koor: 'We herscheppen de wereld waarmee we vergroeid zijn... die opdracht aan alles wat ademt gaat voort.'

In The Bedroom

Gisterenavond de dvd In The Bedroom bekeken. Vijf Academy-Awards, waaronder een voor editor screenplay. Terecht. De film zit zeer compact in elkaar, geen scène teveel of te weinig. Al in de eerste scenes voel je een soort langzame intensiteit: je ziet een jongen achter een meisje aanrennen terwijl je het ruisen van het riet en het gras en de wind in de bomen hoort. Ze zoenen elkaar lief, hun twee hoofden dicht in beeld.

De credits van de film volgen, terwijl je handen in een fabriek aan de lopende band blikjes ziet vullen van SPROUT, de visfabriek die het dorp beheerst, blijkt later.

Volgende scène: vroeg in het ochtend halen vader en zoon, de verliefde jongen uit scene 1, het zoontje van het meisje uit scène 1 op. Een dorp aan zee, ze gaan op jacht naar kreeften. Een jongen met een petje, onzeker en nieuwsgierig en al gekwetst in zijn jonge leven; perfect gecast. Vader en zoon genieten ervan om deze jongen in te wijden op zee.

Close-ups van handen van vader en zoon aan het houten stuurwiel, aan de takel die de grote rechthoekige kooien met de kreeften naar boven halen, handen in plastic handschoenen die kreeften meten. Later in de film zullen deze gehandschoende handen heel andere dingen doen...

Vader laat aan jongetje een kreeft zien met maar één arm. Hij vertelt: de kreeften komen in een fuik, the bedroom. Je kent misschien wel het gezegde: Two is a company, tree is a crowd? Nou zo is het hier ook. Als er twee kreeften in the bedroom zijn, dan gebeurt er dit. Zoon zegt: 'Laat hem nu dit maar zien.' Vader vertelt: 'De meest vervaarlijkste zijn de "Grand Old Ladies" als deze: een grote kreeft vol eitjes onderin.'

In deze twee scènes is de bodem gelegd voor een film die gaat over jaloezie, geweld, dood en intense rouw. Hoe die intense rouw vreemde vormen kan aannemen en pijn, monsterlijke gedaanten aanneemt.

Je kruipt onder de huid van de hoofdpersonen en denkt mee tot in de hersenpan. Je kunt bijna aan de lijve ervaren hoe liefde en barbarij vlak bij elkaar liggen, hoe dun de scheidslijn tussen beide kan worden. Hoe? Ik ga het niet verklappen.

Het is een film die je sensitief maakt. Ik realiseer me dan dat het een klein wonder is als een mens kan blijven kiezen voor de liefde en tegen haat en wraakgevoelens.

De bevrijde Ingrid Betancourt is hier een lichtend voorbeeld van. Gisteren op het journaal zei ze dat ze daar diep in het oerwoud, geen haat en wraakgevoelens wilde ontwikkelen tegen haar Colombiaanse gijzelnemers van Farc. Vandaag, op Franse bodem zei ze: 'Ik heb veel tranen gelaten om pijn en verontwaardiging... Nu huil ik tranen van vreugde.' Het woord 'verontwaardiging', zo'n mild woord in deze context... Iemand die na zes jaar gevangenschap in de jungle zó praat, die onvermoeibaar aan journalisten almaar andere en nieuwe verhalen vertelt over haar gevangenschap geheel afgesloten van de buitenwereld, zonder zelfbeklag en rancune:

Dat een mens gaaf en heel kan overleven. Die wondertjes gebeuren dus, gelukkig, nog elke dag. Niet iedereen raakt verstrikt In The Bedroom.

donderdag 3 juli 2008

Brood

Ik luister bijna nooit naar de radio. Maar nu staat de radio keihard aan in het wijkcentrum; het is schoonmaaktijd. Tot zes keer toe kwam dezelfde reclame voorbij: eerst eentje voor Unicef: 'In Ethiopie sterven er 35.0000 kinderen bijna aan de honger...' Vervolgens voor Blue Band Light Brood. Dat is bruin brood, vezelrijk en heel gezond dat eruit ziet als wit brood.

Ik herinner me het nog wel : bruin brood was niet lekkker, vooral de korstjes kreeg je niet weggewerkt, maar het moest, want het was gezond. Ouders van nu, met een beetje geld want goedkoop is het niet, hoeven die strijd niet meer aan met hun kinderen: Blue Band Light heeft de kleur van cake en is heel zacht. Fijn, voor al die werkende ouders, dat scheelt tijd en levert meer quality time op.

De wereld is er een vol contrasten. In het Oude Testament daalde ooit het brood, Manna uit de hemel voor het hongerige volk Gods in de woestijn, op weg naar het beloofde land. Dat is wat Unicef nu doet in Ethiopië. Toen kwam in het Nieuwe Testament die vreemde vogel genaamd Jezus, die het Levend Brood werd. Avondmaal bij de Protestanten of de Eucharistie bij de katholieken: het ritueel wordt met verschillende betekenissen nog steeds herhaald.
Alleen lopen de kerken in het Westen leeg. Ik vind het niet gek. In het Westen hongert men niet meer. De eerste gemeenschap na de dood van Jezus, hongerde wél. Naar gerechtigheid, vrijheid uit het Romeinse slavendom, gelijkheid tussen alle mensen.

Een werelddeel dat een produkt als Blue Band Light ontwikkelt, naast een werelddeel waar men van de honger omkomt, hoe gaat dat in het werk? Welnu: De laatste hongert en blijft geloven in verlossing daarvan. De eerste gelooft niks meer, dat hoeft niet meer, alles is volbracht. Alleen levert de eenzijdigheid van het westerse voedsel toch scheurbuik op.

Het brood dat men mist heet: Rust, Vrede met jezelf en je omgeving, Tijd en Aandacht voor alles en allen om je heen... Het haastig volproppen van jezelf met steeds nieuwe impulsen en ingredienten doet pijn. Vasten wellicht? ... Vast wel, ooit, misschien, toch ?

woensdag 2 juli 2008

Ik hou zo van...

Vroeger had je de Gouden Boekjes. Ik was er dol op. Lieve verhaaltjes, allemaal verschillend getekend. Mijn lievelingsboekjes waren Bij Kiki Thuis en Ik Hou zo van... In verrukking was ik, toen ze enige jaren geleden opnieuw bleken uitgegeven en ik beide boekjes na zó lang weer met mijn ogen van nu kon aanschouwen.

Kiki was voor mij een meisje, maar ik geloof dat er een jongetje bedoeld is. Dingen die ik nu nog leuk vind, ontwaarde ik in de tekeningen. Zij (daar hou ik het even bij) draagt een losse broek, zit op een schommelstoel op een veranda, een zonnehoedje op, struint wat in de tuin, heeft vreemde snuisterijen en een bloemetjesbehang in huis... hoe erg heeft zo'n droomboekje mijn leven wel niet beinvloed?!

Ik Hou zo Van... dat was mijn aller-allerfavorietste. Sinds ik het in huis heb, heb ik het aan heel wat kinderen voorgelezen. 'Ik hou zo van... auto's. Kleine auto's, oude auto's... fijn, al die auto's!
Ik hou zo van... treinen... kleine trei -"
'Ja!!! die trein, hoe gaat die, o, ik zie het al ! Hieronder door en dan zo, zó de berg op en dan verdwijnt ie, kijken, kijken !"
Neefje stortte zich op de bladzijde, met zijn neus erboven en met zijn vingertjes ging hij alle wegen langs van ALLE treinen die er reden.

Wég was het mijmerige, zangerig voorleessfeertje van weleer. Sneeuw kwam er nog, boten vissen, zaadjes, dieren, sterren enzovoort. Maar dat was gelezen met Meisjes. En hij is een Jongetje. En volgens mij zitten die hersens toch anders in elkaar, die werken anders. Verder dan bladzijde 2, de treinen, zijn we niet gekomen

Nu, een paar jaar later, heeft hij de wereld van Märklin ontdekt. Gisteren liet hij me de catalogus zien, 2 cm dik, dun glanspapier, A4-formaat met alles erin vanaf het jaar 1890 ofzo. Treinen van over de hele wereld tot in detail nagebouwd. Tien stukken recht rail heeft hij van een treinfanaat-met-zolder-vol gekregen en vier wagonnetjes, afdankertjes die net niet lekker gleden in het gigantische trein-landschap. Nu nog ooit een echte locomotief. Vooralsnog is het minitieus in elkaar schuiven van de rails en de wagonnetjes in elkaar klikken al een waar genoegen voor hem.

Ik moet zeggen: ik werd er bijna door aangestoken: dat alles nét echt lijkt en kan rijden, dat heeft wel wat. Maar ja: ik was vroeger ook al dol op Dinky Toys. Nooit echt erkend door de wereld, want ik was een meisje.

dinsdag 1 juli 2008

Hemel

Een andere leuke bijdrage aan de tentoonstelling 'Carried Away' was 'Den Hemel' van de Vlaamse kunstenaar Patrick van Caeckenbergh. Je komt de zaal binnen onder een hemelblauw baldakijn van satijn met aan weerzijden stokken. Het geheel zweeft een meter van de grond.

Het blijkt een gedeelte te zijn van een 90 meter lang baldakijn dat hij gemaakt heeft voor de dorpsgemeenschap waar hij leeft. Die hadden een oud katholiek gebruik ter ere van Sint Kornelis, de patroonheilige ter bescherming van kinderen. Elke jaar werd er in een processie op Pinksterzondag onder een wit baldakijn met goudrand, een reliek, namelijk een teennagel van Sint Kornelis door het dorp en de omliggende velden gedragen.

Tja, wie heeft daar nog wat mee? Een zogenaamde teennagel, wie heeft dat ooit bij elkaar verzonnen, denk je dan. Dat dacht de dorpsgemeenschap ook, met name de Franciscaner broeders die er ook wonen. Fijn, dan ruik ik weer nestgeur: typisch iets voor hen om te broeden op vernieuwing!

En zo geschiedde. Het blauwe hemelse baldakijn is precies zo lang, dat alle kinderen van het dorp eronder kunnen schuilen. Zo trekt de processie nu jaarlijks door het dorp en het dragen van de stokken door de inwoners is een erezaak geworden.

Ook in Marseille is Den Hemel opgedoken. De museumdirecteur en de pastoor aldaar vonden elkaar. Nu speelt Den Hemel een centrale rol in een waar volksfeest, dat in de plaats is gekomen van de jaarlijkse Sint Jean-processie, de patroonheilige van het vuur. Je kunt er op de tentoonstelling een filmpje van bewonderen.

Hemels: dat vind ik het, zo'n actualisering van oude rituelen.