zaterdag 30 augustus 2008

Geloven (2)

Er is een aardig boekje naar me toe gekomen. Het heet GOD, een collage (1994), samengesteld door Marjolijn Februari. Volgens mij heeft het jarenlang in de ramsj gelegen. Omdat dat in een periode was in mijn leven dat ik zelf niet zoveel met God had, of preciezer gezegd: ik me niet in een context bevond waar het/hij/zij er toe doet (God, zelf was er altijd al)... Daarom dus is dat boekje nooit echt binnen gekomen.

Nu wel, dus. Nou ja, vooral de opzet ervan, die zich tussen twee gedichten van Toon Tellegen afspeelt. Het boekje opent met:

Er zijn honderden goden - vriendelijke goden,
neerslachtige goden,
lichtzinnige goden, kleingeestige goden -
en er is één mens,
die met dichtgeknepen ogen,
zijn vingers in zijn oren,
zijn hoofd omlaag,
op het puntje van zijn stoel
halsstarrig gilt:
'Ik ben het licht! Ik ben de duisternis !

Vervolgens komt er een collage, zoals het boekje belooft, van werkelijk allerlei standpunten en uitspraken over God. Van Ja en Nee, van sceptisch tot bevlogen, you name it, baby it is there.

Deze keer is het boekje wel geland, omdat ik nu zag dat de derde bijdrage een verhaal over Franciscus is, uit de Fioretti (de 'bloempjes', de helft van de titel van mijn webblog). Het is het verhaal van de Echte Vreugde. Voor Franciscus een centraal verhaal omdat hij het als enige ook zelf vertelt in zijn geschriften. Het is ook een echt zen-verhaaltje, vind ik.

Nee, ik ga het hier niet vertellen. Het verhaaltje komt vanzelf naar je toe, als de tijd daarvoor rijp is. De weg ernaartoe stippel je (van) zelf uit.

Een andere opmerkelijk bijdrage is een gedicht van Imme Dros. Zij schrijft ook prachtige verhaaltjes voor peuters, geïllustreerd door haar man Harrie Geelen, waarvan 'Ik wil die!' mijn favoriet is. Over Ella die nieuwe schoentjes gaat kopen. In de context van dit blogje krijgt dat ook weer een nieuwe betekenis. Net zoals dit gedicht, dat M. Februari heeft opgenomen:

Praten

Ik zag je gister in de tram, alleen je was het niet.
Waarom was ik het niet?
Zag ik.
Ik heb anders wel in de tram gezeten, gister.
Dit was een heel andere tram, dit was lijn zestien.
Ik heb in lijn zestien gezeten!
Ja maar dit was veel later.
Hoe laat dan?
Eh wel half acht.
Ik heb in lijn zestien gezeten om half acht.
Je was het in elk geval niet, je had een heel andere jas aan.
Wat voor een andere jas had ik dan aan?
Rood.
Nou, ik had een rode jas aan, geleend van Poem.
Dus jij zat gister in lijn zestien met een rooie jas aan.
Ja om half acht!
Wat gek, dan heb ik je niet herkend!

Leuk, vind ik dit. De lichtvoetige toon: die kan ik wel missen onder veel Godsvruchtigen. Alsof het zwaar, serieus en ietwat sombergedragen zou moeten zijn. Ik wil daar niet aan.

Het boekje is bedoelt als altijd durende loop. Als je het uit hebt, moet je gewoon weer van vooraf aan beginnen, vindt M. Februari: 'Voor de afloop van dit boek moet de lezer weer bij het begin beginnen en lezen tot in de eeuwigheid.' Het gaat er dus vooral om, dat je wat dóet op 'dat gebied': het terrein van religie en geloven. Leuk ook, dat zo iemand als Marjolijn Februari daarmee komt, zelf een scherpzinnig denker, met studies filosofie, rechten en kunstgeschiedenis in haar bagage, terwijl ze het droogkomische tegelijkertijd nooit schuwt.

Dat alles zit ook mooi verweven in het eindgedicht:

Toen de mensen eenmaal groot waren en almachtig,
na lang wachten,
vonden zij God,
ergens verkleumd in het donker op de grond.
Zo zo God, zeiden zij, u hier...
Zij schudden hun hoofd.
Maar niet lang daarna strooiden zij brood,
zetten schoteltjes wijn voor hem neer
en zagen
hoe hij aarzelend
dichterbij kwam,
en heel voorzichtig, met één vinger, raakten zij hem aan.

Klooster

Gisteren zei iemand over het klooster: 'Dit is een magische plek! Je kunt gewoon voelen dat hier al eeuwen gebeden wordt en dat al die gebeden de lucht in zijn gegaan en dat die een soort cocon in de kloostertuin hebben gemaakt tussen de bomen, waar iedereen in verblijft, als die hier is. Dat blijft zo, dat gaat nooit meer weg!'

De aura van het klooster, daar hebben velen het over: 'Als ik de dijk op kom rijden en ik zie het in de verte liggen, dan gebeurd het al... dan word ik langzaam anders, dan valt alles van me af, ik kom weer thuis.' Woorden die vallen zijn: De gastvrijheid. Voelen dat je mag zijn die je bent, dat je niks hoog hoeft te houden. Prestatie speelt geen enkele rol. Echtheid. Eenvoud... Je wordt hier vanzelf, weer jezelf... Oase. Bron. Bedding.... Plek van stilte en verstilling. Opvallend is dat het woord God nauwelijks uitgesproken wordt.

Ik ervaar dit zelf ook zo. In mijn kloosterkamer, met het raam open, het fluiten van de vogeltjes in de volière, de haan die af en toe kraait: ik kan rustig een uur lang alleen maar op mijn stoel stil zitten en me een deel weten van iets dat veel groter is dan mijn persoontje.

Pas kwam ik erachter dat er een website is gemaakt: http://www.klooster-velp.nl/ Wordt toch tijd om dat een keer te melden in een blogje. Hierbij, dus.

Late wespen

Raar is dat toch. Er lijken 2 soorten werelden te bestaan. De wereld van God, Religie en daar horen tegenwoordig steeds vaker woorden als rust, stilte en verstilling bij. En de 'gewone' wereld en daar horen dan de woorden druk, tijdgebrek, onrust bij.

Ik las deze week De grote stilte, met een knipoog naar de film ´Into the great silence´, van Mieke Pot. Zij heeft 12 jaar gewoond in een kartuizerklooster, ja, die van Bruno, mijn nieuwe vlam. Het boek geeft allerlei suggesties hoe je in de ´gewone´ wereld, die stilte kunt opzoeken en koesteren. Ik las het boek vlug, in een oogwenk uit. Ja, alles erin is zo wáár, maar het feit dat er een heel boekje aan besteed wordt, geeft de onvanzelfsprekenheid ervan aan.

Zo zag ik ook de dvd Steps of mindfulnes, een reis met de boeddhistische vietnamese monnik Thich Nhat Hanh (1926). Opnieuw de constatering: het is allemaal waar, maar niemand wilt eraan, dat is het punt! Je zag hem langzaam, met aandacht in Bodh Gaya lopen, de plek waar Boeddha verlicht werd. Slow Motion. Hij zei: als iedereen zich zo bewoog, met aandacht, mindfull, dan zou er geen oorlog, geen geweld meer zijn.

Met lede ogen zie ik het aan. Ik vroeg me af wat hij werkelijk dacht en voelde, met zo'n circus van volgelingen om hem heen en camera's die alles vastlegden. Nu ik heel regelmatig in een klooster ben, ervaar ik het vreemde tussen binnen en buiten. Anderen buiten het klooster, zien 'Mensen van God, rust en vredezoekers', maar zelf ben je ook maar een ´gewoon mens´.

Enfin. Kunst blijft om beide werelden te zien en te ervaren, want beide zijn een deel mij. De plek beheren en behoeden, dat kan wel, dus schoffel ik er lustig op los.

Nu we in het laatste zomerweekend zitten en het begin van de herfst toch ergens te voelen is in de lucht, bleef ik hangen op een gedicht van Chr. J.Van Geel. Waarom, zo vroeg ik me af. Nu zie ik dat het te maken heeft met bovenstaande thematiek. Alles verwaait of je nu een ´late wesp´ bent of niet. Misschien maakt het uit of je neerstrijkt in een kloostertuin of op het warme metaal van een autodak in een stinkende straat met asfaltdampen.

LATE WESPEN

In inzicht dat zij niet vermogen te
doorzien, twee wespen praten uit de wind,
de lucht is leeg en er is even licht
in niets, balans in ongeduld, het waait.

donderdag 28 augustus 2008

Liedjes van verlangen

Iemand wier blog ik volg (en zij volgt de mijne en meer dan dat: ze plakt er al die mooie en soms heel verrassende plaatjes bij), leverde in haar blog een YouTube-filmpje aan, van de trailer van de film Salmonberries en het liedje Barefoot. Gezongen door k.d. lang, die een van de hoofdrollen speelt. Prompt zat ik weer in de film: een jonge eskimovrouw op een slee in de witte sneeuwvlakte, die een liedje van verlangen zingt met uithalen als een huilende wolf. Prachtig vond ik het. Ik heb het liedje vaak op de repeatknop gehad: 'I walk trough the snow barefoot, till you open up your door...'

Ik bedacht dat het leuk zou zijn om een seizoenscyclus te maken met liedjes van verlangen. Dan zou ik beginnen met het bovenstaande liedje. En dan? Ik kies voor Among the Birks van Gallagher & Lyle van de LP Willie and the Lapdog. Dat zou mijn lenteliedje zijn.
Het begint met vogeltjesgefluit en dan zet een tere stem begeleid met een gitaar in:

Moments come, moments go,
but it's moment such as these that mean a light
And your heart to warm all hearts
and make a moment bright.

Would you walk throught the birks
take the time to steal a moment on our own...

Ik heb altijd een lichtgroen lentebos van dunne berkenbomen voor me gezien bij dit liedje, waarschijnlijk geínspireerd door dat berkenbos vol gele narcissen in Doctor Zhivago, waar met zware violen Somewhere my love wordt ingezet. Hij rent erdoor heen, richting zijn geheime geliefde.

En dan voor de zomer? Dan kom ik toch uit bij Summertime van Gershwin, gezongen door Ella Fitzegarald met de trompet van Louis Armstrong.
Summertime
and the living is easy
Fish are jumping
and the cotton is high
(...)
One of these mornings
you're going to rise up singing
Then you'll spread your wings
and you'll take the sky...

Dan kom ik bij de herfst voor mijn privé seizoenscyclus. Ik kies voor het liedje Light a light van Janis Ian van de LP Between the Lines. Waarom weet ik niet, misschien heb ik het indertijd in de herfst gekocht, maar ik ruik herfstblad en voel de eerste scherpe kou buiten en mijn warme adem die ik in een wollen das uitblaas:

Light a light, light a light for me
bring me back home again...

Goh, en dan is het alweer winter! Voordat k.d. lang dan weer mag, als intermezzo The Rose van Bette Midler... Omdat daar als in een overgangsritueel, een zaadje zich door de donkere aarde en de sneeuw een weg naar het licht baant en een roos wordt.

Just remember in the winter
far beneath the bitter snow
lies the seed
that with the sun'love
in the spring
becomes the rose.

Wat is nou het leuke van zo'n cyclus? Nou, het meezingen met de seizoenen is al zo'n oude bezigheid... lees de psalmen maar eens, met al die natuurbeelden. Natuurlijk spreken zij over het verlangen naar God. Maar het verlangen naar liefde en thuiskomst bij een ander mens, dat is wel de aardse equivalent, die daar het dichtste bij komt. En gelukkig gaan heel veel liedjes daarover: verlangen naar overgave, eenwording, weet hebben dat die ene andere er altijd voor jou wil zijn.

woensdag 27 augustus 2008

Loop der dingen

De socioloog Willem Schinkel, geboren in 1976 in Kampen, in de afgelopen Zomergasten vond ik vooral zo jóng! Ik had last van deja vu: ja, jouw soort ken ik, uit het linkse actiewezen in mijn studententijd: die sociologen, androgogen en politicologen die het allemaal zo goed wisten. 'Ik ben mijn eigen adept', zei hij en dat maakt hem tot kind van deze tijd. Gewoon zeggen: 'Hier ben ik goed in, ik biedt een perpectief aan, zie maar wat je ermee doet.'

Hij wilde niet over emoties praten, want daar ging hij niet over. Toch had het gesprek aan diepte gewonnen, denk ik, als hij daar wel toe in staat was geweest. Dan was hij werkelijk tot de wortels gegaan en zijn geuzenaam van 'radikaal denker', helemaal waar gemaakt. Indirect spraken sommige gekozen fragmenten voor zich.

Uit de SF-serie Battlestar Gallactica (1980) zaten Mens en Aardsvijand vast op een planeet. Mens brengt Robot, die ervoor gemaakt is om mensen te doden, weer tot leven. Mens geeft Robot de keuze: Gaan we samenwerken of wil je blijven doden? Bij het laatste zet ik je uit. Robot zegt eerst: Ik kan niet anders dan jou willen doden. Bijna uitgeschakeld en dan zegt Robot: Nee, wacht... Op het eind doodt Robot er drie van zijn eigen soort en zegt: we zijn geen Robot en Mens meer, maar Vrienden.

In religieuze terminologie heet dat: Transcendentie. Je stijgt uit boven alle conditionering en daardoor kan je een ander écht ontmoeten. Een vak als sociologie maakt zichzelf bij zo'n articulatie overbodig.

Dat gold ook voor het filmfragment uit Léolo,waar een jongen door een ander in elkaar getimmerd wordt. Als reactie daarop gaat hij aan bodybuilding doen en pompt zijn lijf geheel op. De twee zien elkaar weer. 'Kom maar op!' Maar de bravoure zakt als een plumpudding in elkaar bij de mentale presentie van de wreedaard. Huilend wordt hij wéér in elkaar geslagen.

Alle religieuze tradities vertellen daarover: The Mind over The Body: de Geest wint van het lichaam, bezielt het lichaam, geeft het vleugels. Vleugels van liefde of hamerslagen van geweld. Zoals hij zelf in zijn dissertatie zegt: 'Geweld kan een doel op zich zijn, kan gewoon lekker zijn.'

Typisch waren ook twee andere fragmenten die Schinkel had uitgekozen: de eerste over snooker, waar een biljarter schijnbaar moeiteloos alle ballen van het groene laken wist weg te werken. De andere waarmee hij eindigde: Der Lauf der Dinge, een film van de kunstenaars Peter Fischli & David Weiss. Je ziet het domino-effect gemaakt van oude stoelen, trechters, zuren, water, balletjes, het een stoot het andere aan en gaat zo verder.

Ik vind het intrigerend dat juist zo iemand als Schinkel dit mooi vind. Eigenlijk gaat het hier over de ultieme controle over de materie. Alsof het helemaal mogelijk is om oorzaak en gevolg op elkaar aan te laten sluiten. Schinkel vindt dat we in een hypochrondische samenleving leven, die teveel aan zelfreflectie doet en zichzelf allerlei kwalen aanpraat. Dat ben ik wel met hem eens. Alleen is de wijze om dat te doorbreken alleen mogelijk, als je ook de alternatieven weet te verwoorden.

Het zelf dat alleen maar over het ego gaat, levert hypochrondie op. Het zelf dat zoekt naar mogelijkheden om dat zelf te overstijgen en te overwinnen, levert schoonheid op en een vreedzaam samenleven.

'Links' wil niet zo aan godsdienst en religie. Maar naast de kunst is dit het terrein, waar door de eeuwen heen er een reis naar binnen gemaakt wordt: Je vanuit de worsteling van een klein, verdrietig zelf, verstrengeld in jaloezie, geweld, angst en agressie, je kunt wortelen in een grond van onvoorwaardelijke liefde. In dit opzicht hebben we de loop der dingen wel zelf in de hand.

Er-gewoon-zijn

Vorige week zat ik met de broeders aan de avondboterham toen de voorbel klingelde. Het bleek de restaurateur te zijn die een schilderijen kwam brengen uit de pandgang, weer helemaal schoon. Daar kwam hij binnen gefladderd, zo helemaal uit een andere wereld: mooi elegant pak aan, stropdas, trendy schoenen. Overdag werkt hij in het Rijksmuseum en in zijn vrije tijd heeft hij zijn eigen bedrijfje.

'Ben jij hier op retraite?' waren de eerste woorden die hij uitbracht nadat hij wat onhandig was aangeschoven voor een kop koffie. 'Nee... ik ben hier gewoon', antwoordde ik. Daarmee stokte het gesprekje. Razendsnel bedacht ik of ik nog nader uitleg zou geven, maar ik wist even niet hoe ik dat moest aanpakken. Ik zag de broeders ook wat geamuseerd kijken of ik nog wat zou zeggen. Maar ik zweeg en hij vroeg ook niet verder.

Bij 'Zomergasten' was de jonge socioloog Willem Schinkel, die ervoor pleit om het integratiebeleid af te schaffen. Ik ben het helemaal met hem eens. Degenen die het beleid verzinnen, doen dat met de vooronderstelling van een onzichtbare ruimte waar de vreemdeling in moet integreren. Zoals een klooster geassocieerd wordt met 'je terugtrekken uit de wereld', zodat de andere daarin op retraite kan, zo is er een soort 'Klooster Nederland' waar elke vreemdeling kennelijk in zou kunnen trekken.

Elke 'vreemdeling' die IS er gewoon. Het gaat erom dat ieder een kleine samenleving om zich heen kan verzamelen waarin je je wederzijds thuis voelt. Zoals elk individu dat doet. Ik denk aan mijn oma. Jarenlang leefde ze met mijn opa in een klein Brabants dorp. Ze had haar rozen en groententuin en deed elke dag haar boodschappen in het buurtwinkeltje. Met gebarentaal. Ze waren heel goed bevriend met een echtpaar dat tegenover hen woonde. Een oerBrabants stel, zo uit de eigen grond getrokken.

Ik zie ze nog met zijn vieren zitten, in de zon, een tafel voor zich met Indonesische lekkernijen, die mijn oma gemaakt had. En een Nederlandse koffiepot en servies. In tevreden. Mijn opa was tolk. Ook ik heb nooit veel echte gesprekken gehad met haar, maar haar herinnering is onuitwisbaar. Dat was mijn oma: met groene vingers, altijd in de keuken en als groet duwde ze je een bordje in de hand, en zei: Pak maar! Pruttelende pannen op het fornuis, potten kroepoek , nootjes, zoute visjes en ander lekkers.

Wat een degradatie was dat geweest: als ze in een klasje Nederlands had moeten leren en een een Nederlandse ambtenaar bars en bevoogdend had gezegd dat ze beter haar best moet gaan doen. Weg met het integratiebeleid, alsjeblieft. Leve het er-gewoon-zijn.

dinsdag 26 augustus 2008

Jaren tachtig

De jaren tachtig zijn tegenwoordig onderwerp van gesprek. In het kielzog van Duyvendak blikt een hele generatie terug. Iets zinnigs is daar niet van te verwachten. Pas over dertig jaar of zo, zal blijken of die tachtiger jaren van de vorige eeuw iets werkelijke unieks hadden.

Maatschappelijk engagement, actiebereidheid, een geloof onder links in een nieuwe heilstaat: vrouwengroepen, homobeweging, de krakers en de milieuactivisten: ach... natuurlijk kan ik ook nostalgisch zwelgen in het gevoel dat er toen nog idealisme bestond en vuur en passie en intense discussies hoe alle nobele doelen te bereiken...

Die waren er ook: die discussies tot diep in de nacht met flessen wijn en sigarettenrook. Maar in Bij Nader Inzien van Voskuil gebeurd hetzelfde. Daar is een vriendengroep ook druk de wereld opnieuw aan het verzinnen.

Ik herinner me mijn eigen buitenbeentjespositie nog wel. Ik wilde geen lid zijn van een vrouwengroep want ik had een hekel aan het idee dat ,met vrouwen aan de macht, de wereld er beter uit zou zien. Thatcher aan de macht en iedereen eindeloos in de speculatie of dat een zegen was of niet, wat een tijdverspilling vond ik dat.

Ik herinner me dat ik moederziel alleen op bed lag terwijl mijn hele studentengang zich naar de Piersonstraat had begeven om de krakers te helpen. Ik hoorde de helikopters boven me en dacht: Is het hier oorlog, waar blijft alle vrede-inspiratie van al die zogenaamde geweldlozen?

En het verhaal van een medegangbewoner over het grote succes van de infiltratie in een wapenbeurs in Duitsland. Alleen versomberde hij heel kort toen hij zei: 'Die blik in de ogen van de wapenhandelaar naast me, met wie ik dfrie dagen ook gelachen had, ja dat was wel erg... Alsof ik hem verraden had.'

Voor mij zijn de jaren 80 geassocieerd met het werk van Paul Klee. Ook omdat ik hem toen heb leren kennen. Maar als ik nu blader door zijn reproducties, dan heeft het ook te maken met de sfeer en de gelaagdheid van zijn werk. Een wereld tussen dag en nachtlicht, tussen poëzie en muzikaliteit, tussen dubbelzinnigheid en sprookjesachtige mythen en ritmes... 'De groei van nachtelijke planten', 'Hoofdweg en zijwegen', 'De Tjilpmachine', 'Magisch Theater', 'Dubbelzinnige Engel', 'Lied van de spotvogel'... Allemaal titels van schilderijen van Klee.

Misschien dat dit de jaren tachtig van de vorige eeuw wél tekent: in alle polariteit zat de verbeelding en fantasie verweven dat er van ALLES mogelijk was. De wereld was veel en meerduidig, giste en borrelde. Daar houd ik wel van. Maar misschien is ook dit valse romantiek van iemand die in de jaren tachtig volwassen is geworden.

Rear Window

In het Van Abbemuseum in Eindhoven is er nog tot 14 september de tentoonstelling: Be(com)ing Dutch. Je kunt er rustig een dag aan besteden, maar dat deed ik niet. Zo leer je weer van jezelf door twee dagen later te weten wat je nog scherp bij staat en je geraakt heeft.

De tentoonstelling is ingedeeld in drie delen: imaginair verleden-heden- en toekomst. Uit het imaginaire verleden staan me vooral de schommelige zwart-wit filmbeelden bij uit 1969 van Abdellatif Benfaidoul. Hij is in historisch archiefmateriaal gedoken voor zijn installatie: Recruiting Identities. Je ziet Nederlandse ambtenaren in een ver en vreemd Marokko mensen ondervragen en selecteren of ze wel of niet in aanmerking komen voor een baantje in Nederland. Een moskee op de achtergrond, zondoorstoven, stoffige straten, Marokaanse onschuldige zelfvergeten gezichten. Ik kreeg oude foto's van mijn eigen ouders voor de geest, toen ze net in Nederland waren aangekomen. 'Zo koud... geen rijst... altijd grijze luchten...'

Uit het middendeel komt de installatie van Ilya Rabinivich die Rear Window heet. Ik denk dan natuurlijk aan de film van Hitchcock, waar Gary Grant in een rolstoel een moord ziet in een verlicht raam tegenover hem. Suspense, het thriller-achtige neem je dus als associatie mee. Je kreeg een heel klein zaklichtje en je werd het donker in geleid, op zoek naar...? Het bleken vage foto's te zijn van verlichte interieurs, vastgeplakt tegen het zwarte doek. Een keuken met een magnetron. Iemand op een bank bij de tv. Al die dingen die je ziet als je in het donker op een koude avond langs Nederlandse huizen wandelt.

Dat kan een amusante bezigheid zijn, als je je thuis voelt in een land. Maar in de mate dat je een vreemdeling bent en de weg niet kent, roept het desoriëntatie op en een gevoel van buitengesloten te zijn. Of als je verdrietig bent en verlangt naar huiselijkheid, versterkt het kijken in andere interieurs je gevoel van ontheemding. Leuk verzonnen, dit spel tussen binnen en buiten en de wijze waarop je er fysiek deelnemer van wordt omdat je in het pikkedonker aan het rondstommelen bent.

Van Agung Kurniawan, een Indonesiër die woont en werkt in Yogyakarta, komt het Museum van Misunderstanding. Hij wil verzamelen en vertellen over de donkere kanten van het verleden, want alleen door deze te verwerken en mee te nemen, kun je pas écht de toekomst ingaan, is zijn stelling. Op twee paspoppen zonder hoofd (zie foto) zie je de uniformen van een Nederlandse koloniaal en die van zijn eerste Javaanse bediende, gearmd. Maar op de achtergrond zijn er geschilderde panelen van seksueel machtsmisbruik: de jongen wordt verkracht. Ertegenover drie jongeren van nu, in moderne kleren, spijkerbroek, petjes, horloges, rugzakjes. Hun hoofden zijn vage foto's van lachende Indonesische gezichten. Eén van elke arm is langer... Waarom?

De hele installatie riep verhalen van mijn eigen ouders op over discriminatie en de arrogantie van de Orang Belanda. Een heel andere kant van de Piet Hein en de Michiel de Ruyter die we van zowel onze minister president als Rita Verdonk in het oog moeten houden. WE, zeg ik, want ook ik hoor uiteindelijke bij de nieuwe Nederlander. Ik ben er eén geworden, maar was het niet vanzelfsprekend, al ben ik hier geboren. Zusje, met wie ik was zei: 'We zouden hier ook ergens inpassen... ik ben een van oorsprong Chinees-Indonesische die zich bezig houdt met Het Nederlandse Landschap, gekker kun je het niet krijgen.'

Geen autochtone witte Nederlander zijn, houdt toch altijd iets van het Rear Window-gevoel: je hoort erbij en ergens kijk je ook toe. Natuurlijk heeft dat ook een voordeel. Het zorgt ervoor dat alles van den beginne af aan, niet vanzelfsprekend is.

maandag 25 augustus 2008

Bodempje jenever.

Dan kom je na de vakantie terug in het wijkcentrum en de een heeft zijn zwager verloren. Slokdarm gesprongen, alle darmen weggevreten. En een ander komt per toeval langs hier en vertelt dat iemand die je natuurlijk nog in leven waant, uit een ander wijkcentrum, ook al overleden is. En we praten over een ander dierbaar overledene, die we beide kenden. Doom.

'Ik heb een stoel, nog van mijn vader. Daar staat al 13 jaar een fles Bokma bij. Alleeen speciale mensen krijgen daar een borrel van. Doom was er zo eentje. Sinds hem staat de fles er nog steeds. Met zo'n beetje er nog in.' Hij geeft ongeveer de grote van zijn eigen duim aan. 'Ik denk dat die fles er nog lang zo zal staan.'

Ontroerend vind ik dit. Zo'n bijna transparante fles met een bodem jenever op een klein tafeltje. Alleen voor speciale mensen. Hoeveel speciale mensen zijn er eigenlijk in je leven? Mensen die je volledig kunt vertrouwen, waarvan je voelt: die is door en door goed.

Ik heb nog een gammele tuinstoel van Doom. En een kinderlampje die van de warmte gaat draaien en dan komen er bewegende gekleurde plaatjes voorbij. Hij zag vanuit de verte, dat ik dát leuk vond, vanaf zijn kraampje op de rommelmarkt die in het wijkcentrum gehouden werd. Op het eind kwam hij ermee aanzetten. En een krantenbak. En een spiegeltje in de vorm van een zon.

Vier sporen van Doom, maar die zijn wel van een andere orde als dat bodempje jenever voor speciale mensen. Dat stilleven heeft iets van een altaartje, een modern kapelletje. Een plek om te herdenken dat het goede aanwezig is in deze wereld.

vrijdag 22 augustus 2008

O, Bruno! (3)

Het is dat ik in het klooster ben en dus ongegeneerd op zoek mag gaan naar een medebroeder. Zo vond ik San Bruno, door even te googelen. Plotsklaps. Het lijkt wel een verrijzenis naar het land van de zichtbaren. Je typt 'Ribalta' en daar in de eerste verwijzing die het orakel Google geeft, staat hij: in witte pij, zijn vinger speels op de lippen: 'Sssst... praat niet teveel... alles is relatief... neem jezelf niet al te serieus... luister gewoon naar de stilte...' Deze Bruno, daar liep ik in Valencia tegen aan, nadat ik al gevallen was voor hem. Ja, Bruno met jou kan ik wel leven!

De gardiaan van hier kwam binnen, zag Bruno en vroeg: 'Hé, waar ben jij mee bezig?!' Ik prevelde iets van: 'Dat is Bruno, de Kartuizer. Maar hij zag: passie-bloempjes, dus toen zei ik iets over 'een internetdagboek, om mijn gedachten te ordenen...'

Enfin. Bruno, de Kartuizer. Hij wordt ook geassocieerd met de olijftak uit een van zijn lievelingspsalmen. Ook mooi, toch? Dit is mijn korste blog, ever. De gardiaan wil ook nog even internetten.

Over licht, liefde en duisternis

De hele zomer loop ik al te zeulen met het 3 cm dikke boek: Een verhaal van liefde en duisternis van Amoz Oz. Elke keer als ik het weer oppak, word ik geraakt door de kleurrijke sfeerbeschrijvingen, maar als ik het weer een poosje terzijde leg, dan mis ik het niet. Het is een literaire autobiografie en de titel is raak.

Om het boek hangt de weemoedige waas van een zoon, wiens moeder zelfmoord heeft gepleegd, toen hij 12 jaar oud was. Hoe de zoon met zijn schrijverschap het leven van zijn moeder goed moet maken. De levenslust van Oz zelf straalt door elke pagina die je leest heen, maar het donkere van zijn moeder ook.

In het volgende citaat beschrijft Oz heel indringend, hoe hij zelf op het kruispunt staat van licht, liefde en duisternis, of eerder: hoe zijn moeder dit explosieve mengsel in hem ziet woelen. De potentie van zijn toekomstig schrijverschap:

Zijn moeder zegt: 'Ik denk dat je later een opgewonden jonge hond wordt, een luidruchtige kletskous zoals je vader, en ook een kalme, volle man, gesloten als een bron in een dorp dat door de inwoners verlaten is. Zoals ik. Je kunt zowel het een als het andere zijn. Ja, ik denk dat dat heel goed kan. Wil je nu doen dat we samen een verhaal verzinnen? Jij een hoofdstuk en ik een hoofdstuk? Wil je dat ik begin? Er was eens een dorp dat door al zijn inwoners verlaten was. Zelfs door de honden en de katten. Zelfs de vogels waren eruit vertrokken. Zo stond het dorp er jaren en jaren stil en verlaten bij. Regen en wind geselden de strooien daken, hagel en sneeuw maakten barsten in de muren van de hutjes, de moestuinen waren overwoekerd, en alleen de bomen en struiken bleven doorgroeien, en omdat er niemand was om ze te snoeien, werden ze almaar dikker en dikker. Op een avond, in de herfst, kwam er een verdwaalde reiziger in het verlaten dorp. Hij klopte aarzelend op de deur van het eerste hutje en... Wil jij verdergaan?'

Na een dag met zorg en plezier in de kloostertuin geschoffeld te hebben, valt me des te meer het desolate op, van wat in feite een beschrijving is van het innerlijk van zijn moeder. Een verlaten dorp, niemand en niks die ernaar omkijkt... Ongeveer twee jaar hierna zal ze zelfmoord plegen.

Amoz Oz, haar eigen zoon. Ze beschouwt hem als een reiziger, die het dorp bij toeval aandoet. En dan? Oz heeft met zijn schrijverschap de hoop van zijn moeder waar gemaakt. Hij heeft geput uit de bron in het dorp.

Deze opdracht lijkt mij universeel. We kennen allemaal dat verlaten dorp met die bron en de hoop dat er een reiziger is die komt drinken, de planten water geeft, de bomen snoeit. Iedereen hoopt op bewoning, dat je thuis bent op de aarde, op doortocht van de duisternis naar het licht en de liefde.

Bruno (2)

Volgens mij was het vóór de fotografie met afbeeldingen door schilders gemaakt, precies zo, als nu: de ene keer kom je er flatteus op en de andere keer niet. Afhankelijk van de fotograaf of schilder. Omdat ik voor Bruno gevallen ben, heb ik nog eens naar portretten van hem gezocht.

In het boek Sanctus, meer dan 500 Heilige herkennen, staat een ets. Daar heeft hij dezelfde spitse neus als op andere afbeeldingen, dus die zal wel bij hem horen. Het geefthem iets teders en liefs.
Francisco Ribalta heeft ook een afbeelding van Bruno, die in de buurt komt van mijn falling-in- love-icoon. Die heb ik tenminste ook gezien, daar in Valencia. Ik moet zeggen dat ik het voor het eerst jammer vond, dat ik niet beschikte over een mobiele telefoon met fotografie mogelijkheid of zo'n ander handig klein digitaal cameraatje. Er liepen mensen rond, die aan het klikken bléven... Dan had ik mijn Bruno voor altijd bij me gehad.

Francisco Ribalta schildert nog op een klassieke wijze. Donkere bruine kleuren, de mensen in een pose. Maar de gezichten, iets in de wijze waarop ze staan: ik associeer het met modern.

Maar ach, wat is modern?... Het klooster waar ik ben heeft ook het uiterlijk van de 17-e eeuw, maar de bewoners zijn wel van deze tijd. Vanochtend bij het ontbijt memoreerde een broeder de gevleugelde woorden van een ander broeder: 'De mens is natuurlijk en wonderlijk.' Janus grinnikte. 'Dat is om weer te vergeten hoor, anders wordt dat bij mijn dood ook nog herhaald.'

Zo apart: deze broeders kennen elkaar al zowat een leven lang. Dus deed een andere broeder er nog een Janusanecdote bij: 'We stonden op een berg in Zwitserland. Het was een hele klim en Janus zegt daar boven op de top: Ze hebben hier hetzelfde onkruid als in Nederland!'

Janus grinnikt opnieuw. Maar het was wel zo, zei hij. Ik weet niet waarom zoveel mensen zo'n lol aan dat verhaal hebben. Janus, nu bijna 80, zag er in zijn jongere jaren vast zo uit als Bruno.

woensdag 20 augustus 2008

Bruno

In Valencia heb ik door heel wat musea rondgezworven, tjokvol schilderijen. Veel middeleeuwse altaarstukken uit de afgebroken kerken en kloosters met bijbelse taferelen, zo druk als stripplaatjes. Ik kwam allerlei heiligen tegen: Franciscus van Assisi door alle eeuwen heen en afgebeeld met een muziek-engel, nooit eerder gezien. Leuk, want de muzikaliteit van Franciscus is bekend.

Een kop kon ik maar niet vergeten en ik ben ervoor terug gegaan om hem nog eens te bewonderen. Op het kleine schilderij, de maker is anoniem, is alleen het gezicht afgebeeld, met een kaalgeschoren hoofd, de stoppels nog zichtbaar, gebogen over een schedel, die rustte op de witte kraag van zijn pij. Een modern hoofd: zijn uitstraling had iets guitigs en laconieks, en toch... ook iets volkomen geconcentreerds.

Bij nader inzien bleek het St Bruno van Keulen te zijn, uit de elfde eeuw, oprichter van nu nog steeds een van de strengste kloosters ter wereld: de Chartreuse in Frankrijk van de kartuizerorde.

Eind 2006 is er een film over hen gemaakt: Into the great silence. Sommige Clarissen en Capucijnen die ik ken, kwamen zo voor het eerst sinds heel lang weer in de bioscoop. Terwijl de Clarissen toch ook grotendeels een leven in stilte leiden, waren ze onder de indruk van de strengheid en hardheid van het kartuizer leven in de natuur: die zijn pas echt consequent!

Bruno dus, en ik ben op zoek gegaan naar andere afbeeldingen van hem. Zou hij dezelfde uitstraling hebben, als die ene kop waar ik op slag verliefd op was geworden? Ik geloof van wel. Bij de Spaanse schilder Jusepe de Ribera uit de 17e eeuw, kwam ik Bruno weer tegen: Hoi!

Fijn dat hij de oprichter blijkt van de Kartuizer orde, die handarbeid combineren met een eenvoudig leven in de natuur. Daar kan ik wel achter staan. Nu kan ik Bruno adopteren als mijn tweede favoriete heilige. Toegegeven, ik ben puur op het uiterlijk gevallen.

Go with the flow

Gisterenavond naar de video gekeken van de openingsceremonie van de Olympische Spelen. Wat fantastisch en groots. In het begin dat goudgele veld vol trommelaars, de dageraad, die het hele scherm vulde, zoals moderne met de computer gemaakte bewegende rasterpatronen. En toen die boekrol die opengelegd werd, handen en voeten die een schilderij schilderen, 8000 mensen in cirkels van harmonie en eenheid...

Ik kan er niks aan doen, maar ik voel toch iets bekends vanuit mijn genen kriebelen. De roots. 'Dat wil je natuurlijk dolgraag als iets prachtig en mooi is!' zei ik tegen Moeders, die dezelfde ervaring hieromtrent had. Maar ik sluit me bij haar aan.

Toen ik in Beijing fietste in de mensenmassa, 4 jaar geleden, was het go with the flow, waarmee ik moeiteloos Peking doorkruiste. Op het moment dat ik begon na te denken en op anderen begon te letten of ze links, rechts of rechtdoor wilden, ging er een huivering van onrust door de mierenhoop medefietsers.

Het is de kern van de Chinese spiritualiteit: mee met de seizoenen van de natuur, het waarnemen, weergeven, gewoonweg leven, zonder daar veel individualiteit aan toe te voegen. Ik was graag één van die duizenden geweest, die te samen die taferelen tevoorschijn toverden. Je eigen ding doen en daarin tegelijk grenzeloos vertrouwen in allen om je heen: dat het wel goed komt.

In de Confuciustempel heb ik indertijd de Analectics gekocht en gelezen, nog steeds bron en basis van de leefwijze van de Chinezen. Hij zegt in nummer 25: 'Een goed mens, eentje die deugt, is nooit geïsoleerd. Het hangt helemaal af van gelijkgezinden om haar heen.' De openingsceremonie was een celebratie van deze mentaliteit.

dinsdag 19 augustus 2008

Troost

Zomergast Annemarie Prins eindigde met wat zij haar 'troostvideo' noemde: een home-video opname gemaakt door een Duitse vriendin van haar, Margaret Daniell. Die is muziektherapeute en op de video zie je hoe hoe een zwaar autistisch meisje die daas en afgesloten op de grond wat rolt in een paarswit geblokt broekje, ineens reageert. Daniell zit naast haar met een grote pauk, die van onder rond is en ze trommelt er wat op met haar vingers... Het meisje steekt plotseling haar arm uit en trommelt ook. Een op-en -neer gaan van ritme en geluid, een dialoog in muziek.

Waarom is dit troostend? In de wereld van Annemarie Prins, die als een onderliggend vraag iets had van 'de authenticiteit van contact, communicatie, creativiteit: is dat mogelijk en wanneer gebeurt dat?' is de video inderdaad een perfecte afsluiting. Snaren van de precaire lijntjes die contact en communicatie in feite zijn, trillen mee.

Al namijmerend hierover vanochtend, onder mijn tuimelraam in de zon, kwam ineens een gedicht van Elma van Haren voorbij. (Ook dat vind ik een wonder op zich; dat soms zomaar dingen in je geest bij elkaar vallen en samen gaan klinken):

De ontmoeting

In de krant las ik een pas waargenomen gebeurtenis.
Potvissen, dankbaar,
dat er niet meer op hun gejaagd wordt,
vertonen zich openlijk aan de wetenschappers,
die hen bestuderen.
Wanneer een jong pas geboren is, komen er twee of drie
volwassen potvissen, die het inspecteren en daarna
tussen hun mollige lijven innemen en vrolijk
de lucht ingooien
als welkom in hun midden.

Zo,
stel ik me voor, hebben de slechte
tijden jou tussen hen ingenomen en plagend met je gespeeld,
als een warm welkom in een ander leven,
dan dat je kende.

Klein drama:
Jij riep: iedereen en alles haakt af,
ik sta alleen!

En daarbovenop citeerde ik ten overvloede Weldon Kees:
'Screaming that all the world is mad, that clues
Lead nowhere, or to walls so high their tops cannot be seen;
Screaming all day of war, screaming that nothing can be
solved.'

Je gezicht eindelijk in rust,
Er is iets anders doorgebroken, iets lichters,
stijgend in eigen verbazing,
nog wat onwennig en verlegen,
maar de tijd zal er vriendelijk aan sleutelen!

De levende nu en de toekomstige dode
komen alkaar stap voor stap nader,
Het is duidelijk te zien.
De kern ligt bloot gewoeld,
vrij ademend,
dankbaar.

(Uit: De reis naar het welkom geheten)

Heel, heel troostrijk, op de een of andere wijze. De grote pauk in de video krijgt iets van een potvis. De 'jij' in het gedicht wordt het autistische meisje. En ikzelf en elke andere tegenover je. Wanneer echte ontmoeting gezocht en soms gevonden wordt.

maandag 18 augustus 2008

Witte Momenten

Willem Jan Otten en zijn vrouw Vonne van der Meer zijn ooit bekeerd tot het katholicisme. Een bommetje indertijd in kritisch, links, intellectueel Nederland. Sindsdien, als ik ze tegenkom in boek, tv-optreden of krantenartikel, kijk ik met een schuin oog. Zo van: zou het ervan komen dat ze iets laten zien van de kern van hun omkering? Zo, dat iemand het van de buitenwacht mee kan voltrekken?

Helaas, vaker komt het voor dat ik denk: Nu zeg je precies dát, waardoor ik, als ik een buitenstaander was, zou denken: zie je nou wel het zijn toch moralistische kwezels geworden. Ik ben niet helemaal die buitenstaander en daarom vind ik het jammer bij geen van beide, nét niets echt overtuigends of inspirerends te lezen.

Nu weer in 'Letter & Geest' in Trouw van afgelopen Zaterdag, een essay van Otten over herinnering en het verstrijken van tijd. Een thema dat me zelf ook dierbaar is. Ik vind zijn essay jammer genoeg mystificerend voor niks en héél storend: Hij herinnert zich iets wat hij gewoon na kan trekken of het klopt, maar Otten zegt liever: 'Curieus, ik herinner me totaal niet meer waarom Fox zo nodig terug moet.' Het gaat over de film Back to the future, waar een 16-jarige jongen teruggaat in een tijdsmachine, om ervoor te zorgen dat hij geboren wordt.

Wie zich dit niet meer herinnert, snapt de clou van de hele film niet en dat blijkt ook zo te zijn bij Otten. Hij gooit het ineens op embryoselectie: Fox doet aan zijn eigen embryoselectie: 'Toch aarzelt hij geen moment als hij ziet dat zijn moeder het hof wordt gemaakt door een andere jongen dan zijn toekomstige genenverstrekker. Dit is niet juist, weet Fox. Ik moet bestaan. Zoals ik ben.'

Otten is vergeten, dat die andere jongen Fox zelf is, en zijn moeder dus verliefd dreigt te worden op haar eigen zoon. Hij wordt gesommeerd om terug te gaan door de professor die de tijdsmachine heeft uitgevonden, omdat anders wellicht het heelal uit elkaar zou klappen, door zo'n onmogelijkheid.

Anyway: die de film niet kent, vind vast dat ik nu wartaal uitsla. Waar het mij omgaat is dat Otten besluit met: 'Ik vond het een wijze film. Hij maakt iets duidelijk over de wortels van de morele verwarring waarin het eugenetisch regime waaronder we onherroepelijk komen te vallen, ons gaat storten.' Katholieke doemtaal. Terwijl de film simpelweg gaat over de drive om er te willen zijn, te LEVEN. Over de vanzelfsprekendheid van je eigen bestaan en het heelal.

Gelukkig was er gisterenavond bij Zomergasten Annemarie Prins, die het steeds had over een weg die je gaat, zonder doel en de onverwachte dingen die daarop gebeuren. Op het eind had zij het, in navolging van haar held Samuel Beckett, over het Witte Moment: Mensen zijn gewoontedieren en ze hebben witte momenten nodig. Dat zijn de momenten van crisis, een verandering in je leven; een geboorte, verhuizing of een scheiding bijvoorbeeld. Die momenten zijn nodig voor creativiteit. Je wordt er als het ware blanco van en dan kun je het leven weer ervaren op het scherpst van de snede: een eenmalige weg tussen leven en dood.

Annemarie Prins en de fragmenten die ze koos, alle mensen erin leken zelfs fysiek wat op haar, alles was bewasemt met een soort zware, donkere intensiteit. Toch heb ik haar veel liever dan het wollige roomse van Otten. Liever je ten volle overgeven aan de Witte Momenten dan tevreden te zijn met zo'n woord als 'curieus' en je daarin wentelen en je zelf behagen.

vrijdag 15 augustus 2008

Valencia

Voor de authenticiteit van dit blog ben ik nu toch maar achter een computer gedoken in Valencia. Iets vanaf de grond waar je bent, hier in het Valencia met een strakblauwe lucht en de kathedraalklokken die luiden. Want het is de dag dat er in de katholieke kerk gevierd wordt, dat Maria ten hemel is opgenomen. Ze ligt er uitgestrekt, aan de zijkant van het altaar, in wit gewaad, goudbrokaat, met kroon op.

Ik kwam de basiliek binnen en een priester ofzo, was bezig met zijn overweging. Een gekke gedachte: als ik niet hier was geweest, had ik zelf iets over Maria te berde gebracht in de kloosterkerk van de Capucijnen. Wat had ik gezegd? Geen idee.

Valencia was ooit kloosterstad van Spanje. Het had 600(!) conventen binnen de oude stadswallen. De stad is uit haar voegen gebroken en heeft zich naar alle kanten uitgebreid met modernistiche gebouwen uit de 19 e eeuw. En witte, stralende futuristische vis-vin-oog-helm-kegel vormen die richting de huerta wijzen: het vruchtbare landbouwgebied waar de rijst tot aan de nieuwe stadsgrenzen groen groeit.

Valencia is een heerlijke stad om twee weken te zijn. Een koel zeebriesje waait door de straten en er is dat geweldige strand, met fijn geel zand waar je tenen zich lekker in kunnen woelen. De witte branding in een blauwe zee masseert naar gelieven je nek of je rug en als je je weer uitspreidt op je badlaken, dan lijkt het of je even gewichtloos bent en boven de grond een beetje zweeft.

Het licht in Valencia is helder en schoon en is het thema geworden van de Valenciaanse schilder Sorolla (zie afbeelding bij deze blog). Ik heb een klein boekje gekocht met kleurenreproducties. Daar kan ik morgenavond, weer thuis in Nederland, dan visueel induiken.

zaterdag 2 augustus 2008

Techniek

Het nieuw ontdekte schilderij onder grasgrond van Vincent van Gogh en het volkomen nieuwe dat daaruit is onstaan, doen me denken aan het werk van Loretta Lux. Ze 'schildert' op haar computer aan portretten van kinderen in lege, soms idyllische landschappen. De kinderen hebben jaren 60-soortige kleren aan, ze staren: zelfbewust en tegelijk, zichzelf totaal niet kennend.

Lorretta Lux, een geweldige artiestennaam, niemand schijnt meer te weten hoe ze in het echt heet, is in 1969 geboren in Dresden. In de voormalige DDR dus en de Wende meegemaakt. Dat betekent dat ze in haar jeugd alleen maar zwart-wit foto's heeft gekend. Toen ik in Dresden was en mijn gastvrouw haar fotoboeken liet zien, raakte ik in een gekke tijdverwarring. Voor ons in het Westen zijn zwart-wit foto's van héél lang geleden want in de jaren zestig kwam de kleurenfotografie al op. Zo niet in Dresden. Kleur was er pas na de Wende.

Lux ( licht, dus) heeft een zelfportret die bijna helemaal in het zwart is, met een maan op de achtergrond. Alle foto-schilderijen van haar zijn in weeïge, zachte tinten. Ook hier kijk je naar iets, wat er in de werkelijkheid niet is, maar wel heel erg aan een soort werkelijkheid doet denken. Die van je jeugd en kindertijd?

De kleur van de herinnering zo heet een fotoboek dat door Rudy Kousbroek is samengesteld. Ook al zo'n intrigerend iets: hij verzamelde de eerste kleurenfoto's van eind 19e eeuw. Omdat die kleuren nog niet gefixeerd konden worden, verdwenen ze langzaam van de foto. Dat geeft ze allemaal een vage, mistige, geheimzinnige sfeer. Door foto's te maken van die foto's, zijn ze nu toch bewaard voor het nageslacht.

Opnieuw is het de techniek, die nieuwe werkelijkheden maakt. Net zoals de wereld van het internet: de virtuele werkelijkheid. To Blog or not To blog: dat is geen vraag, maar een kwestie van techniek.

Grasvrouw

In Trouw van 31 juli staat een bijzondere afbeelding. Het betreft een schilderij van Vincent van Gogh. Onder het schilderij 'grasgrond' waar ik in het Kröller-Muller museum op de Hoge Veluwe toch vaker tegen aangekeken heb, zit het portret van een vrouw. Een mooie kop in bruine tinten, androgyn, het zou ook een jongeman kunnen zijn, vastberaden en toch bezonken.

Deze afbeelding kunnen we in het écht helemaal niet zien want het is door nieuwe röntgentechniek zichtbaar gemaakt. Nou, voor mij mag de dag komen dat men besluit om het te ontsluiten naar deze werkelijkheid: dat er straks in het museum een schilderij hangt, waar het gras gekanteld de omlijsting vormt van deze vrouw. Gewichtige discussies gaan hier dan ongetwijfeld aan vooraf. Of je het 'bestaande' grasgrond mag ontwijden. Of je Vincent van Gogh zelf moet blijven respecteren, die tenslotte zelf over zijn vrouw heen heeft geschilderd.

Ik voel me wel verwant met deze grasvrouw. Vaak denk ik dat het enige dat telt is, om dat wat je doet serieus en met overgave te doen, maar je tegelijkertijd kunt denken: ik hád ook iets heel anders kunnen doen. Ik hád een andersoortig persoon kunnen zijn, met heel andere bezigheden en interesses. Het leven dat ik nu leid is maar één vorm van de vele anderen, die het ook had kunnen hebben. Ik ben er en ik ben er niet: laat het gras maar over me heen groeien.

De techniek waarmee dit schilderij aan het licht is gebracht (deze zin klopt niet, want er is niks letterlijk aan het licht gebracht) heet: 'röntgenfluoriscentiespectoscopie'. Een woord dat elk potjeslatijn en alle spreektaal overstijgt. Onbruikbaar in het dagelijkse gebruik. Wél om te onthouden om definitief van een Nichtje ofzo te winnen met het spel Galgje. Je moet dan een woord raden, door een voor een letter te noemen. Als de letter niet goed is, dan wordt er in de tekening een streepje of rondje toegevoegd. Uiteindelijk hang je, aan de galg: verloren!

Dit woord maakt je eenmalig onoverwinnelijk. De techniek brengt aan het licht dat de werkelijkheid zeer veel lagen kent. Dat is mooi. Zo'n inzicht maakt je ook wel een beetje onoverwinnelijk. Voor zolang dat duurt. Eén moment... éen oogopslag: een uur van de dag, minuut, seconde.