vrijdag 31 december 2010

Uj !

Vandaag op de laatste dag van 2010, oudjaar, die ene dag in het jaar die naar het jaar wordt genoemd en niet naar de dag, besloot ik me alleen maar te laven aan mooie dingen. Om 5 over 10 in de ochtend liep ik de Nieuwe Kerk binnen, alwaar er een prachtige tentoonstelling is van islamitische kunst, bijeengebracht door een man die gelooft dat kunst hetgeen is wat alle mensen verenigen kan. Heel mooi allemaal, vooral de kleurige miniaturen waarvan je je afvraagt hoe dat toch gedaan is, al die kleurtjes, bloemetjes, geometrische piepkleine figuurtjes,aan de randen, het moet allemaal met een naald aangebracht zijn.

Zijn eigen lievelingminiatuur was die van de reus Uj die over de rand van de afbeelding uitstijgt, dus een grens doorbreekt, met om hem heen de 3 die aan het begin staan van de monotheïstische godsdiensten: Mozes, Jezus en Mohammed: toonbeeld van de gezamenlijkheid van mensen en niet de verdeeldheid. Uj! Die reus deed me denken aan de filosofie van Sorenson - zie blogje (n)IK(s) - waar het vergroten van iets niet bestaands juist het belang en betekenis geeft aan het bestaande: Uj!, laten we het elkaar toch niet zo moeilijk maken: relativeer, relateer, leg relatie.

In de middag zette ik deze thematiek voort in het Tropenmuseum; daar is een tentoonstelling omtrent de kleur Rood, rood in alle culturen, rood van ons bloed, dat kan wijzen naar macht, kracht, liefde, groei en leven of juist de dood. En naar geluk natuurlijk, zoals dat in China al heel lang zo is en ik al heel lang, gerekend in de tijd van een mensenleven althans, een rode muur in mijn huiskamer heb. Het Tropenmuseum maakt me altijd erg vrolijk: zo kunnen we kijken naar elkaar en van elkaar genieten. Alle schoolkinderen in Nederland zouden daar minstens een dag in het jaar op excursie moeten gaan. Moeten... moet je niet te veel, maar dat wel: leren om met de blik van Uj! jezelf te overstijgen.

Als ik in het Tropenmuseum ben, dan klim ik ook altijd naar de hoogste verdieping. Daar in een hoekje die gaat over het koloniaal verleden van Nederland in Indie, staan twee stoelen naast elkaar. Zonder geluid zie je beelden van een dag in het leven van een 'Europeesche huisvrouw in den Oost'. De laatste 30 seconden of zo, zijn in kleur en daar verschijnt de hoofdwinkelstraat van Surabaya in 1941. Auto's, fietsers, bedjaks, winkelende mensen. Shots van lichtreclame: Toko Nam. Geen Toko Liberty die daar ook heeft gelegen: de meubelzaak met de meubelwerkplaats daarachter van mijn grootvader. Dichterbij mijn eigen wortels kan ik niet komen.

Liberty verschijnt niet in beeld, maar het verlangen naar vrijheid; de mogelijkheid om als een reus je eigen beperktheden te overstijgen, dat brandt in me. Kijk over je eigen horion heen en de ruimte wordt oneindig. Dan mag iedereen bij je komen zitten op de lege stoel naast je. Uj! Een Gelukkig Nieuwjaar, Uj!

PS: Een jaar later, Oudejaarsdag 2011: Ik scande met mijn ogen het filmpje af: Toko Liberty komt wel in beeld! Een vreugdegolf ging door me heen. Al lukt het in het dagelijkse leven niet om contact met dit wortelstelsel te krijgen. Elke Uj! heeft andere Uj!'s nodig voor oneindige ruimtes...Uj!, Uj!, Uj! wens ik iedereen toe, op de drempel van weer een nieuw jaar: Uj!

donderdag 30 december 2010

Tuinman tijd

Broeder Janus uit het klooster in Velp stond ineens tegenover me toen ik in het van Gogh Museum keek naar het schilderij van Emile Claus: 'De oude tuinman'. Daar staat hij levensgroot op de drempel, met een plant onder zijn arm, hij knippert met zijn ogen want hij loopt zo naar binnen, het schaduwrijke in. Zijn handen zijn groot en getuigen van veel werken en wroeten in de aarde, zijn hele houding is als die van een boom die - zoals in Psalm 1 - stevig geworteld is en altijd het levenswater weer weet te vinden.

Een mooi figuur die voor mij wel dit bijna oude jaar van 2010 mag symboliseren. Meer dan ooit heb ik ervaren hoe het is om geaard te zijn, je over te leveren aan het weer, je te laten koesteren in zonlicht, je te richten naar het licht dat elke ochtend weer te voor schijn komt. Zoals een tuinman, dat wat niet vruchtbaar is verre van je houden, snoeien als het kan maar als de grond uitgeput is, ergens anders weer opnieuw beginnen.

Broeder Janus heb ik na mijn vertrek aldaar nooit meer gezien, maar hij staat vaak naast me als ik met iets in de grond bezig ben, als ik dahlia's zie en ruik, ze hebben zo'n speciale kruidige geur. 'Het komt zoals het komt en het gaat zoals het gaat', zulke dingen zei hij. Er gaat alweer een jaar en er komt alweer een nieuw. De tijd snelt voort en alleen ik zelve kan ervoor zorgen dat die tijd zo is in mijn handen, zoals die in de handen is van een tuinman. Tijd die je niet ontglipt, maar die je bewerkt, elke dag weer.

In het Stedelijk Museum in Amsterdam ligt er op de grond een fragiel kunstwerk van Job Koelewijn, van wie ik ik wel fan ben (zie 'Passie-bloempje', 12 mei 2009). Hij heeft de dunne blaadjes van Spinoza's Ethica losgemaakt uit het boek en naast elkaar op de grond gelegd, bij elkaar 4 bij 5 meter. Daarop heeft hij een soort hallucinerende mozaïek-achtige spiralen gemaakt in lichtgroen, blauw en wit met een zwart midden. Ze zijn van gekleurd zand, zoals de grote boeddhistische zandmandala's.

Zo is het met de tijd en alles wat daarbinnen verschijnt: je bouwt het zorgvuldig en aandachtig op om er werkelijk in te kunnen verblijven in dat niet te grijpen hier-en-nu. En dan met een veeg, dan is het ook zo weer weg.

Eugene Smith

Het was het kaartje waarmee broer R. en S. hun voorgenomen huwelijk bekend maakten: twee kinderen die samen naar een onbepaalde ruimte van licht lopen, dat ik tegen kwam in het Foam, het fotomuseum in Amsterdam. Het blijkt een foto te zijn van W. Eugene Smith (1918-1978) die hij maakte nadat hij de mensen van dichtbij aan het front ergens in de tweede wereld oorlog had vastgelegd. Een bewust moment in zijn leven om de gruwelen achter zich te laten en toch te geloven in het leven. Als je dit weet, dan krijgt het donker waaruit de kinderen stappen ineens een diepe betekenis.

Eugene Smith is de uitvinder van het foto-essay: met een fotoreportage legde hij het leven van mensen vast. Mijnwerkers, een Spaans dorp, de gang van een plattelandsdokter, muzikanten, het stadsleven, waanzinnigen in een psychiatrisch ziekenhuis, de oorlog en allemaal vanuit de beleving van die mensen zelf. Heel, heel dichtbij was hij letterlijk en figuurlijk. Elke foto is een getuigenis van mededogen, menselijkheid, scherpte, helder inzicht over de innerlijke huishouding van mensen. Want dat is het bijzondere: hij fotografeert tegelijkertijd de buitenkant en de binnenkant. Elke foto is een plaatje van wat je ziet en van de ziel, tegelijkertijd.

In een bijgaande documentaire vertelt hij, een zachtmoedige bevlogen man met een witte baard, dat de ontmoeting met Maude Callen, een zwarte vroedvrouw in het arme South Carolina waar de hoogste kindersterfte was van Amerika, de belangrijkste is geweest in zijn leven. Haar onbaatzuchtige betrokkenheid, haar goedheid, haar vastberadenheid die hij vastlegde. Zoals haar zal ik nooit zijn, maar als ik er een beetje van kan gebruiken als fotograaf, dan is mijn leven ook gelukt, zegt hij daarover.

Ook Albert Schweitzer is hij gaan opzoeken in de binnenlanden van Afrika. Hij brak de reportage bijna af omdat Schweitzer alles onder controle wilde houden. Wat hij fotografeerde en wanneer. Dan kon hij zijn brilletje schoonpoetsen of afzetten. U belemmert mij in mijn werk, ik kan niet doen waarvoor ik gekomen ben, reageerde Smith. Schweitzer gaf hem daar na iets meer ruimte en Eugene Smith besloot, om de reportage voor Life Magazine te redden, te focussen op de lepralijders door aanwijzingen te geven over de lay-out. Die werden genegeerd door de redactie, waarop Smith zijn toch al moeizame werkrelatie met Life beëindigde.

Life wilde Albert Schweitzer zelf natuurlijk centraal stellen: arts, musicus, theoloog en filosoof die ook de Nobelprijs voor vrede heeft ontvangen. Maar die kennelijk zo ijdel en zo met zichzelf bezig was dat hij Eugene Smith niet kon los laten en vrijlaten. Vrede? Wat is vrede? Maude Callen had die Nobelprijs volgens Smith natuurlijk moeten krijgen. En al die andere mensen die zonder prestatiedrang of jacht op effect gewoonweg handelen, leven, hun ding doen,vanzelfsprekend betrokken, en daarin soms slachtoffer zijn, soms mensenreddend.

Eugene Smith heeft ze vastgelegd. Een naam om niet te vergeten en om af en toe een foto van te bekijken. Elke foto is een meditatie waard. Je wordt er zelf een aardiger mens van, vermoed ik. In ieder geval werkt het bij mij als een oproep: om het leven, de levenstroom tot je toe te laten en daar in te gaan staan. Het waar te nemen, elke keer weer, overal, zoals Eugene Smith dat deed.

woensdag 29 december 2010

Peinzer

Gisteren liep ik, nog in gedachten verzonken het Rembrandthuis in Amsterdam in. Daar hangt tot 13 februari een schilderij dat als De laatste Caravaggio de wereld mag gaan veroveren. Natuurlijk zijn er ook alweer geluiden dat het niet een echte is en dat Carravagio deze dus niet heeft geschilderd in het laatste jaar van zijn leven in 1610. Precies 400 jaar later wordt het nu voor het eerst vertoond, na een schimmig bestaan geleid te hebben in Zuid Amerika. Die Hollanders hebben overal hun connecties, want Amsterdam heeft de primeur en niet Rome, de stad waar het schilderij eigenlijk voor bedoeld is.

Ik liep dus onbevangen naar binnen en wist eigenlijk niet goed wat ik aan zou treffen. Ineens stond ik vlak bij een jonge androgyne vrouw die in een intens warm licht op een rood kleed peinzend en mijmerend voor zich uit aan het kijken was. Het licht heeft ook iets koesterend en beschouwend: wat zal ik eens gaan doen, hoe stel ik het me voor, wat zal mijn leven mij gaan brengen? Een soort moment dat we allemaal weleens hebben en het schilderij raakte me zeer. Wart prachtig toch, dat iemand dat 400 jaar geleden zo heeft vastgelegd! De verf, het langzame en zorgvuldige daarvan kan niet op tegen moderne fotografie: verf spreekt een eigen intieme taal.

Maar het bleek geen jonge vrouw te zijn! Het was de jonge Johannes de Doper, degene die als eerste over Jezus gaat vertellen, de wegbaner en voorbereider voor het openbare leven van Jezus. Zijn rechterhand is net zo geschilderd als in het beroemde schilderij van Michel Angelo in de Sixtijnse kapel, over de ontmoeting van de mens en God en de vingertoppen van mens en god elkaar bijna raken. Zo verwijst het leven van Johannes de Doper ook naar het goddelijke.

Maakt het wat uit, dat mijn spontane interpretatie niet blijkt te kloppen? Daar ligt geen vrouw, maar een jonge man. Er ligt niet zomaar iemand, er ligt iemand waarvan verteld wordt dat hij een zeer roerig leven heeft gehad. Hij ligt vlak voor een grot en ik dacht daarbij: zoals de grot van Plato, maar dan daaruit bevrijd. In de allegorie van de grot vergelijkt Plato ons bestaan als die van mensen in een grot, die via het licht achter hen, steeds maar weer schaduwen op de wand voor hen zien en daarvan denken dat dit de werkelijkheid is. Terwijl de echte werkelijkheid niet door hen te zien is.

Dit mens ligt buiten de grot, een levend vibrerend bewijs dat het menselijk leven niet uit donkere en vage kleuren bestaat, maar dat je vrij uit kan liggen op een royaal gedrapeerd rode doek, je op kan staan de wijde wereld in. Ook dat kun je beleven als je voor dit doek staat. Man of vrouw, dat maakt niet uit. Het is aan ons om in het leven van anderen ook aspecten van je eigen leven te zien. Oude verhalen over het leven van anderen helpen ons om ons zelf te kunnen positioneren. Zoals moderne verhalen in literatuur en film dat ook doen.

Daar op dat schilderij, De laatste van Carravagio, of niet, ook dat maakt niet uit, daar ligt Johannes de Doper. En een androgyne vrouw. En ik zelf. We peinzen allemaal bij tijd en wijle ons zelf een nieuwe toekomst in. Zeker nu, zo in de laatste dagen van dit bijna oude jaar van 2010.

maandag 27 december 2010

Rood

Drie kwartier bij de bus gewacht op Kerstavond maar die kwam niet. Ik zou dus niet mee doen aan de dans van de bloem, of de ster van lichtjes bij de Clarissen. Thuisgekomen besloot ik de adventskrans op tafel naar boven te verplaatsen, naar mijn eigen kapelletje. Ik ontstak de kaarsen en ging mediteren en visualiseerde me in de kapel. Een ruimte van oranje licht voor mijn dichte ogen. Toen ik ze opensloeg was er een uur voorbij. De tijd van de kerstwake-viering in het klooster.

Ik was er fysiek niet bij, maar in mijn geest was het levendig en warm. Het maakte after all niet uit waar mijn lichaam zich bevond, de geest is een machtig mooi... instrument?... Kun je de geest vergelijken met een instrument dat je bespeelt, zo, dat het muziek maakt? Maar het blijft je lichaam die het aanstuurt; zonder lichaam is niet bekend waar de geest zich bevindt en of het jouw geest is, die nog ergens blijven zal...

We vierden de dag erop Kerst met de familie, het was warm en vrolijk met in de coulissen donkerder en zwaardere tonen, maar het eindstuk was ultieme meligheid waar ook de nieuwe generatie nichtjes en neefje een flinke duit in het zakje deden: enige competitiedrift door het gezelschapspel dat we in twee teams speelden was de aanjager. O! wat was ik goed in het raden van de tekeningen, de gezochte personen middels de interviewtechniek in 20 vragen, de uitgebeelde werkwoorden of anderszins, al zeg ik het zelf.

Neefje raakte door het dolle heen, toen hij bij het woord strand, waar je een liedje met tenminste drie regels van moest kunnen zingen, begon met:" strand, ik ga naar het strand en daar is zoveel zand, en daar is zoveel zand, en daar is zoveel zand; gewonnen, drie regels!"

Bij het woord 'rood', telde mijn Meisjes met rode haren niet mee, want het was een vervoeging. Zusje 2 riep: ik heb het, ik heb het!... en ze zette Frank Boeijen in: Denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit, maar in de kleur van je hart. Iedereen joelen en lachen, want rood, nee dat kwam er niet in voor. Of toch wel? Rood zweefde in de kamer. Maar nee: de geest van rood mocht het niet winnen van het concreet niet uitgesproken materiële woord.

Soms zou je willen dat de wetten andersom waren. Dat je een paar keer in je leven mag beslissen dat de geest definitief zegeviert over de materie. Dan win je zo'n allengs uitgelaten wordende kerstspel en ook dan eens een keertje, wanneer het zo uitkomt en je heel graag wilt, het levenspel. Niet uitgesproken of grijpbaar rood, dat het wint van zwart en wit.

vrijdag 24 december 2010

Kerst 2010

Nichtje L. gaf me een mooie, opgerold als een perkamentje, kersttekening: een rode kerstman met opengespreide armen naast een boom vol slingers en lichtjes. Haar kerstwens: een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar. Ze had er lang aan gewerkt en was heel lang bezig geweest met de witte manchet aan een van de armen. In de schemering van de auto snapte ik het niet zo; het had niet gepast en toen had ze er steeds iets aan moeten veranderen en bijvoegen. Vanochtend bij daglicht, begreep ik het: allemaal piepkleine stukjes wit papier om de lijnen van dat witte kraagje te vullen.

Wit is wit uit de verte, maar dichtbij vertoont het onregelmatigheden, laagjes en diepte: zo tuurde ik ook over de witte, witte sneeuwvelden in de trein naar Kevelaer.Waarom kan ik daar maar niet genoeg van krijgen, die leegte, dat stille, een eenzaam hert dat door de sneeuw stapt, twee hazen die rondstuiven? Ik geloof dat ik een hele dag met mijn neus tegen het raam gedrukt in een Duitse trein zou kunnen door brengen.

Je kijkt naar een bewegend scherm dat telkens verandert en waarvan je weet dat het zonder de sneeuw, eronder, druk, vol contouren, weggetjes, hekken, obstakels, vol grauwe vlekken is. Maar op de een of andere wijze, lijkt het alsof je nu achter het scherm kijkt van een wereld die anders veel sneller en vol bedrijvigheid is. Terwijl het in feite omgekeerd is, zou je in vluchtige instantie kunnen denken: dat de sneeuw een scherm plaatst voor de 'normale' wereld.

Wat is echt? Zusje A, nichtje L. en H. hadden net achter de schermen gekeken in de basins van The Ocean in Burgers Zoo, een heel bedrijf met buizen en pompen, installaties, zoutzakken, meetapparatuur. Ineens ben je in een soort sci-fi landschap beland, die die kleurige wereld waar je van ruit naar ruit loopt, in stand houdt. Buitengekomen belden we broer R. Uitslag van een medisch onderzoek naar de ziekte K. en de uitslag was niet goed. Wat onwerkelijk, dit kan toch niet echt zijn.

Maar dat is het wel. Tijd van leven is nooit onbepaald en eindeloos, maar ineens is daar konkreet een maat en een nog onbekende beperktheid. Je weet niet hoe precies en wat de toekomst brengen zal. Die is zo wit als die sneeuw, je kunt er niet in kijken. Dan blijkt er elke keer echt alleen maar een NU te zijn. Nu leef ik nog, adem, zie, ervaar... Je kunt alleen maar ervoor zorgen dat je in dat NU beleeft dat je de beste voor jouw mogelijke wereld leeft. Niks uit stellen, wegschuiven, weg redeneren: Leven.

Niet aan alles is een mouw te passen. Misschien wel, misschien niet... Maar er is ook een wereld die zich af speelt achter de verschijningsvormen en daar is het tijdloos. Voor mij blijven maar even de woorden over die ik op mijn kerstkaart schreef:

Na de voorstelling
wanneer het zacht wordt en stil
L I C H T dat gloeit en blijft.

dinsdag 21 december 2010

(n) IK (s)

Gisterenavond bij VPRO's Wintergasten Roy Sorenson, professor in de filosofie in St Louis, Missouri. Zijn specialiteit is denken over dingen die er feitelijk niet zijn. Gaten, schaduwen, zwart ofwel duisternis, stilte. Om daarover na te denken, blijkt een soort voorwaarde, dat er eerder toch wél iets was. Je kunt bijvoorbeeld nog steeds schrikken van de skyline van New York, omdat je daar nog steeds de Twin Towers ziet. Je denkt dan over de leegte, de verdwijning daarvan en daarbinnen aan de vele duizenden doden: het leven dat er wel ooit was.

Hij toonde een scène uit een Engelse comedyserie, waar een beetje het lulletje rozenwater van een politiebureau die met een on moderne snor rondloopt waarmee hij door collega's wordt gepest, uiteindelijk zijn snor afscheert om te bewijzen dat het gepest van zijn collega's hem niet raakt: hij liet zijn snor staan want het was geen issue, en als dat waar is, dan kun je het ook weglaten. Voor trouwe kijkers van de serie blijft hij altijd: de man zonder snor; nieuwe kijkers snappen niet waarover het gaat. Hier wordt de betekenis van de afwezigheid dus ook gevormd, door een eerdere aanwezigheid.

Dat gold ook voor de enorme grote Boeddhabeelden die de Taliban in Aghanistan hebben opgeblazen. De leegte in die immens grote grotten in de woestijn is wie weet nog indrukwekkender, dan toen ze er nog stonden, betoogde Sorenson. In feite komt dit ook dichter bij de oorspronkelijke leer van Boeddha: de eerste eeuwen waren er ook geen beelden van hem.
Roel Bentz zijn interviewer, wierp op dat de grote van de beelden die overal in Azië ontstonden misschien het effect beogen dat je bij die ontzaglijkheid, des te beter kunt voelen hoe klein en onbeduidend het ego is. Sorenson beaamde dit: iets verkrijgt een extra, diepere betekenis, door het vergroten van iets wat er eigenlijk juist niet toe doet.

Voor de tweede keer in een week zag ik de uitvoering van het 'muziekstuk' 4,33 van John Cage. De eerste keer was bij DWDD door Reinbert van de Leeuw en nu weer: 4,33 minuten stilte, waar het orkest en dirigent alleen maar stil zitten. Ik weet niet wat ik ervan vind. Volgens Jan Mulder gebeurde er toch écht 'iets' in die laatste minuut . Ook de ontlading van het harde applaus in de concertzaal verwijst naar iets on bekends, zei Sorenson.

Maar wát gebeurt er? Wat is dat 'iets'? Hoor je de stilte? Hoor je door de stilte juist muziek? Veroorzaakt de stilte voornamelijk eerst ongemak in een wereld die van bedrijvigheid en geluid aaneen hangt? Is zo'n 'muziekstuk' eigenlijk in feite een excuus om eindelijk eens stil te zijn met zijn allen in de openbare ruimte en dat nog wel meer dan 4 en een halve minuut?

Misschien is stilte, stil zijn, vooral ook anticiperen op het onverwachte; de onvermoede en zelden direct gevoelde levensvreugde en vitaliteit, die het hart van ons leven is. Een bron van creativiteit waar werkelijk van alles in en mee mogelijk is. Er is als het ware een omlijsting nodig, om dit te doen plaatsvinden en die omlijsting is de stilte of de leegte.

Aan de muur bij Sorenson hingen lege schilderijlijsten. Zo is het ook met ons 'ik' filosofeerde hij. Er is een 'transcendentaal ik', die als het ware ook altijd kijkt naar dat andere ikje, het ego, dat zich elke dag op tal van wijzen manifesteert. De grote ik kijkt en beoordeelt en die is als zo'n lijst. Die is het belangrijktse, want zonder die kan dat kleine ikje niks. Maar dat ikje is tegelijk vluchtig en voortdurend aan verandering onderhevig. Wat nu, als dat ikje verdwijnt, waar blijft die lijst dan? Zal er iets van overblijven?

Allemaal heel intrigerende vragen. Ik zag onderwijl steeds Toon Hermans voor me, die zo blijkt nu uit nieuw beeldmateriaal, zijn opkomst op het podium ook oefende. Dan kijkt hij rond, werpt warme blikken rond met glimmende ogen en al zie je niks, je voelt het publiek om hem heen als een warme deken.

Dat is wat er kan gebeuren in de stilte: als je de onrust van je ikje tegen bent gekomen, het laat verdwijnen dan is daar ineens iets heel anders: warmte, liefde, stralend licht.


maandag 20 december 2010

Wie wil ik zijn?

Er zijn mensen die zich altijd bezig houden met wat ze dénken te moeten. In de beleving van zichzelf doen ze vreselijk hun best, maar dan komen ze er toch achter dat wat ze doen niet altijd aanslaat. Niet zoals ze dat gedacht of gewild hadden. Vervolgens doen ze nog een poging en nog eentje, maar elke keer slaat het niet aan. Dan worden ze wanhopig en gaan denken: nu heb ik alles gedaan, ik weet het niet meer, wat ik kan doen, hoe ik moet zijn, dat heb ik weer, dat ik niet begrepen wordt.

Hieraan tengrondslag ligt een denkfout. Het gaat er niet om dat je het al dan niet goed doet in de ogen van anderen. Je kunt niet mislukken of falen in deze als je , in plaats van de vraag: Wat moet ik doen?, je jezelf de vraag stelt: Wie wil ik zijn? Wie wil ik zijn voor die ander? En of dit nu wel of niet beantwoordt wordt: het zó zijn als wie je wilt zijn, dat is dan genoeg.

Vanochtend las ik een oude zegewens voor, waarvan ik niet meer wist of ik deze in dit gezelschap al eens uitgesproken had. Door de immense stilte erna, het zichtbaar onder de indruk zijn, dat het raakte, zó dat iedereen nog stil bleef zitten en niet uit de stilte weg wilde, snapte ik dat het nieuw was. 'Die had je nog niet voorgelezen... ook zelf geschreven, zeker... dat kan alleen als je dat zo ervaren hebt'... Ja, dat is dan kennelijk zo.

De ervaring die eraan ten grondslag ligt is, denk ik, dat jij zélf degene bent die in de wateren van het leven, de stuurvrouw kan zijn. Dat er oevers zijn van stilte die je in de woelige baren een thuiskomst bieden. Dat alles wat je doet geslaagd is wanneer het voortkomt uit een houding van ontvankelijkheid, openheid. Verwondering de boventoon is. En nu dan die oude zegewens:

Moge je met een zekere regelmaat
de zomen en de oevers van je leven bereiken
dat je daar stil mag ZIJN
verwonderd, wachtend, verwijlend, ontvankelijk.

Moge je ervaren dat je uitgenodigd wordt
om het water van je leven te aanvaarden
soms is het water woest of rusteloos
soms zal het stromen in je: Levend water.

Moge je ervaren dat je niet alleen bent
dat de Levende met je mee trekt
door de wateren heen
en aan de oevers van de stilte.

Spagaat

Doordat de ene afspraak niet doorging, kon ik wel weer naar het andere: de adventviering bij de Clarissen. Laat op de middag werd er eerst een nieuwe dans in geoefend voor bij de kerstwake-viering , een nieuw woord en weer een nieuw experiment in plaats van de nachtdienst op 24 december. Een dans met lichtjes in de hand, een soort bloem die open en dicht vouwt: het wordt vast heel mooi in die donkere kerstnacht.

Verder dansten we nog wat andere dansen, een uurtje vol, ik ging een uurtje mediteren in de kapel, ik werd weer uitgenodigd voor de avondboterham, waarna de viering volgde. Mooie vieringen in het teken van de profeet Micha en Dietrich Bonhoefer: theoloog die in de tweede wereldoorlog, gevangen genomen en al, toch niet de hoop verloor. De zusters zelf zijn best wel somber, zo bleek uit hun kerstbrief: ze wilden bijna breken met de traditie van het sturen van een kerstwens: 'Het licht heeft het koud', zeiden ze in navolging van het gedicht Geen kerstcantate van Hans Andreus. Velen ervaarden dat zo, aan den lijve.

Er blijft een groot kontrast tussen een 'buitenwereld' die vol zit met onrechtvaardigheid, schending van mensenrechten, consumptiedrang, seksueel misbruik in kerk en kinderdagverblijf, chaotische politiek enerzijds en anderzijds het verlangen naar liefde en verbondenheid, zoals de zusters daar in hun leven gestalte aan trachten te geven. Inkeer en contemplatie: dat brengt de ziel in balans, zo is hun grondervaring, maar hoe anders is dat in de 'gewone' wereld!

Ik zelf voel bij tijd en wijle iets van die spagaat. Ik koos ervoor om op die avond een 'sociale activiteit' voorrang te geven: ik kan toch geen zonderlinge eenling worden!, maar was eigenlijk ook wel blij dat ik er toch alsnog bij kon zijn: het samen vieren, zingen, woorden geven, dansen, stilzijn is van een intense, niet te bevatten schoonheid.

Pompoensoep

Dit weekend stond in het teken van afgelaste afspraken wegens het winterweer. Gisteren reden er geen bussen, zo bleek en de sfeer op straat was stil, wat auto's die stapvoets reden, zo was het verschijnsel auto in de dertiger jaren of zo. Dus ik at, fijn ingesneeuwd toch ook, 15 cm op de houten tuinstoel achter, de bamboe die zwaar vooroverboog, het hele weekend de pompoensoep op, die ik al had gemaakt voor zes personen.

Die pompoensoep was eindelijk helemaal de smaak zoals die wezen moet. Vaak is die net niet in balans omdat de uitnodiging is dat je er alles bij kunt gooien, mits de pompoen overheerst. Maar soms is die dan wat melig of net niet pittig genoeg, of te dik of anderzins. Maar nu: helemaal oké! Of zou het witte kerstgevoel, al kerstkaarten schrijvend, kerstmuziek op, de smaakbeleving beïnvloed hebben? De check zal ik later nog eens doen, als ik exact dezelfde soep ga maken als deze keer:

Men neme: een winterwortel en ongeveer twee keer zoveel pompoen. Een uitje, drie teentjes knoflook, 2 maggiblokjes, een snuf kaneel, versgemalen nootmuskaat, paprikapoeder en kerriepoeder: de laatste weer ongeveer twee keer zoveel als de paprikapoeder. Olijfolie en uitje erin fruiten, daarna de blokjes pompoen en de fijngeschaafde wortel. Even aanbakken en dan de knoflookteentjes, fijngehakt erin. Kokend water erbij en de maggiblokjes en de rest van de kruiden. Op zacht vuur gaar laten worden, de staafmixer erdoor: klaar.

Doel was, dat het geen maaltijdsoep was, maar het begin van een potluck met meegenomen gerechten van anderen. Daardoor was hij ook niet zo dik maar toch eigenlijk precies goed. Als je daar twee dagen achter elkaar twee borden van eet, dan wordt het vanzelf toch die maaltijdsoep: maagvullend. Te samen met rode wijn, Franse kaas, nootjes, banketstaaf, die ook op moesten. Misschien dat ik in het nieuwe jaar de soep op herhaling doe, bij exact dezelfde afspraak. Weet ik meteen of hij dan net zo lekker is.

vrijdag 17 december 2010

Hollandse Kerst

Wat ziet de wereld er weer prachtig uit. Al die fijnbepoederde sneeuw langs bomen op, de kleine takjes, het riet dat met zwarte pluimen in een keer afsteekt. Sneeuwvelden in het parkje achter, ook het water is besneeuwd. Voor mij mag het zo blijven tot eind februari. Mooi gedempt geluid, blauw oranje middagzon ...and may all your Christmases be white... zong Karen Carpenter met die warme bruine stem op een kerst-cd die ik onlangs vond van hen: The Carpenters, jeugdsentiment; quicksteppen op On top of the world...

Hoe wit mag de Kerst worden en wat zeg je daar nou mee? Rare wens van een van werelds bekendste kerstsongs. Dat woord Kerstmis, die maakt toch de wens uit, er spreekt iets van puurheid uit, zuiverheid, helderheid. Wens je het over je verjaardag of over een vergadering of over een feestje, een receptie: dat werkt niet, daarvan wil je niet dat die wit zullen zijn. Die moeten eerder boordevol kleur, actie en evenement zijn.

Gisteren was ik op zo'n oranje gekleurd evenement met rood wit blauw: een Hollandse Avond, voor het gemeentepersoneel dat in sportcomplexen, jeugdhonken, wijkcentra, sportvelden, buurthuizen, stadskantoren en zo werkt. Het was bijna weggesaneerd wegens de bezuinigen dit jaar, maar door gemor van het personeel alom, heeft het toch mogen plaatsvinden.

Een kerstbijeenkomst, wat het oorspronkelijk was, kun je het niet meer noemen. Het heet officieel eindjaarsbijeenkomst, nu. Eentje waar wit ook niet de kleur is waarnaar gestreefd was. Bij binnenkomst mocht een ieder een oranje gekleurde hoed, van toveraarshoed, tot cowboyhoed, bolhoed, voetbalhoed, rare pet of pruik uitzoeken. Om te eten was er friet waar men in lange rijen voor moest wachten, broodjes haring, stroopwafels, poffertjes. Hoe Hollands. Hoe blij mocht je daarvan worden: de opperste saamhorigheid van gemeentelijk personeel in de dienstverlenende sector. Ook het bezinnende moment van een der directeuren was, geloof ik, geschrapt.

Al kwam ik veel te laat binnen. Ik hoopte bijna al niet te hoeven, wegens de pakken natte sneeuw die er vielen. Maar mijn maag begon te knorren en calculerende burger als ik ben, bedacht ik dat een kwartiertje fietsen, toen het droog was geworden minder moeite was dan ineens te moeten gaan bedenken wat de pot zou schaften. Toen de muziek van Hollandse schlagers overging in muziek van de tachtiger jaren gebeurde het vanzelf dat ik toch ging swingen, mijn beentjes konden niet stil meer blijven zitten.

Werd het toch nog Gezellig. Hollandse Gezelligheid. Lekker met zijn allen Linda de Mollen. Raar, maar waar, ik had werkelijk geen spijt dat ik alsnog gegaan was.

woensdag 15 december 2010

Kerkelijk

Humor. Niet te stuiten schaterlachen. Jezelf relativeren. Dat mis ik allemaal als ik me meng in kerkelijk christelijk gezelschap. Sinds heel, heel lang was het weer eens zover: ik bevond me in een kerkzaaltje in een vergadering waar men een nieuw iets gestalte wil geven: Meditatievieringen. Of Stiltevieringen, ja over de naam ervan moest ook nog diep nagedacht worden. Drie mensen van protestantse en drie van katholieke zijde. 'Mooi in evenwicht en het zal ons samen toch echt wel lukken'.

Poeh. Ik meldde bij het voorstellingsrondje meteen, dat ik niet kerkelijk ben en ook niet veel heb met dat onderscheid tussen katholieken en protestanten. Dat het me om stilteplekken te doen is. Liefst zo eenvoudig mogelijk vorm gegeven. De gezichten aan tafel keken me aan met een mengeling van zuinigheid en welwillendheid. Mijn God, iets in me gaat dan geweldig kriebelen. Om een subversief grapje te maken. Mensen! Neem jezelf niet zo serieus! God houdt ervan als we plezier hebben en met elkaar kunnen lachen!

Ik werd teruggevoerd naar meer dan 25 jaar geleden. Toen deed ik een stage om pastoraal werker te worden, helemaal in Capelle aan den IJssel, Ommoord en Zevenkamp. Bij Randkerkelijke Vrouwengroepen: dat was die lange reis elke week, en een nacht aldaar bij een van de vrouwen overnachten, wel waard. Dacht ik. Ik kwam terecht in een wespennest. Zevenkamp was een modderige wijk die pas voor een gedeelte bestond en waar de bushalte zo wat elke week verplaatst was. De vrouwengroepen bleek van binnenuit, toen ik met iedereen gesproken had, een zooitje ongeregeld.

Aan de buitenkant zag het er vriendelijk en zorgzaam uit. Maar de binnenverhalen! De vrouw bij wie ik logeerde bleek een zoon te hebben, op wiens oude kamer ik sliep en ze zouden naar zijn afstuderen gaan. Alleen was er niemand toen ze daar met de bloemen stonden. Bleek dat hij de deur gebarricadeerd had en zich daar verscholen had: hij durfde zijn ouders niet te vertellen dat hij al jaren niks meer aan zijn studie had gedaan.


Een andere vrouw had meegemaakt dat haar manische man zelfmoord had gepleegd op zolder. Die helemaal vol bleek te staan met aquaria met tropische vissen. Die ook allemaal dood waren. Het leegmaken daarvan had haar weken gekost.Ze wist niet wat ze eigenlijk deed bij die vrouwengroep, maar die leidsters, ze durfde niet weg te blijven want dan komen ze weer langs, helemaal naar daar, op haar flat in Ommoord!

Enfin. Dat subtiel dwingende. Een soort onzichtbare muur, waardoor er net geen echte klik on staat, iets stroomt niet, ook niet onder elkaar en dat voelde ik nu weer. Tot op het allerlaatst en ik het een beetje zat was, met dat voorzichtig om elkaar heen draaien. Lachend zei ik dat ik het me sus en zo had voorgesteld. Dat wordt nu als raamwerk gebruikt voor de volgende keer. Gedurende welke iedereen in de tussentijd zich mag Bezinnen en mag zoeken naar Bijpassende Teksten. Ik ben benieuwd.

Scenewisseling

Het was weer zo'n prachtige winterse wandeldag: het Ludgerpad van Zelhem naar Halle.
- Kijk hier eens even en stel je dat voor zo meteen voor, zei vriend E. en sloeg een oude historische atlas open. Daar was te zien dat het landschap waarin we zouden gaan lopen, een eeuw geleden nog helemaal heide was, met moerassige vennen en jeneverbesbomen. Maar ook nu kwamen we zo'n stukje tegen. En stukjes bos met hoge verdorde varens. En helder wit winterlicht, plekken licht en lichtbundels tussen donkere wolken, dat je ook ziet op Scandinavische schilderijen.

Een veld ritselde in een gouden laat middaglicht; oud blad op een kaal nog half bevroren grond, wind die zacht ruist waardoor het even leek of je op het oppervlakte keek van een tintelende zee, vlak voor zonsondergang. Wat paradijslijk haast, die kalmte en rust van het Achterhoekse coulissenlandschap. En nauwelijks een mens te bekennen.

Thuis gekomen zette ik laat op de avond de tv aan. Wat was er toch allemaal ook op diezelfde dag gebeurd? De tv voelde 'hot' aan. Alsof je ineens in de voorportalen van de hel belandt: misbruik van jonge kindjes in Amsterdam, een terroristische aanslag in Stockholm. Voorportalen: want ik wilde kijken naar de documentaire Fokking Hell.

Daar zie je 'onze jongens' in Uruzgan, door hen zelf gefilmd. Al is beeldmateriaal maken en naar buiten brengen, eigenlijk verboden wegens militaire geheimen en dergelijke, met de techniek van tegenwoordig is het niet meer tegen te gaan. Je ziet ze in heel primitieve omstandigheden midden in de zandbak, een verjaardag vieren, douchen onder een zelfgemaakte installatie van twee flesjes water en een emmer met gaten. Ze douchen soms 17 dagen niet, hebben een hele week dezelfde onderbroek aan, vertelden ze in shots tussendoor in hun glimmende onberispelijke uniformen tegen een neutraal beige achtergrond.

Het ene moment praat je nog met je familie en vrienden, maar in de bus naar het vliegtuig gaat de knop al om. Daar, in die omstandigheden die heel lang aanblijft voelen alsof je in een film bent belandt, praat je uiteindelijk over alles. Je hebt alleen elkaar. Nee, over de dood daar hadden ze nooit met elkaar over gesproken. 'Toen ik werd beschoten, dacht ik alleen maar: hé ze kunnen me zien, ik moet een beetje opschuiven.'

De beelden die ik telkens weer voor ogen zie, zijn de shots genomen in een woestijnhuis bij mensen thuis. Je moest bukken eer je erin kon. 'Het lijkt wel Madurodam of de Efteling, hoor je op de achtergrond. Het cameraatje gaat langs mooie kleurige vloerkleden, schilderijtjes aan de wand, kussens op een bed, kinderspeelgoed, huisraad en gerei, een klein roze plastic rond spiegeltje aan de lemen wand. Het is alsof de jongen die dit filmde zonder woorden steeds maar zegt: Hier wonen ook mensen. Dit zijn mensen. Hier wordt geleefd, gespeeld, lief gehad. Wat doe ik hier? Hoe kan het zover komen?

Dan zou je willen dat de flexibiliteit van de menselijke geest zou worden intgezet voor een heftige verandering naar iets geheel anders. Dat iedereen bewust aan een scènewisseling kon doen. Dat er besloten wordt: oorlog mag niet meer. Wapens en geweld mag niet meer. We lossen het voortaan met woorden op. We zetten jullie in een lege ruimte, we laten jullie wandelen in een stille natuur en je mag pas wat anders gaan doen, als je er samen uit bent gekomen.

dinsdag 14 december 2010

Giraffe oog

Ik heb in het oog van een giraffe gekeken. Een heel groot donkerblauw zacht glanzend oog. Een oog met wimpers als twee borsteltjes, een oog dat zoiets vriendelijks had en vragend en een tikje nieuwsgierig. Ik heb dat niet gauw dat je iemand in de ogen kijkt en helemaal wegsmelt. Maar nu gebeurde het me warempel bijna: een oog waar in je bijna verdrinkt en je je afvraagt of het bestaan niet geheel kan bestaan uit zulke intense momenten waar woorden allemaal wegvallen.

Ik was naar Burgers Zoo gelopen door een stil Sonsbeeckpark. Van een aantal winters geleden had ik een pregnante herinnering van dampende warme stallen die naar mest, hooi en dier roken, zebra's die je kon aanraken, lange giraffenhalsen die zich naar je toe bogen. Dat wilde ik wel weer meemaken. Maar die stallen van toen, half buiten waren noodstallen, bleek nu: ik liep langs een leeg savanne landschap, geen dier te bekennen: leeg en stil was het, er liep enkel wat personeel.

- Ik ben op zoek naar de giraffen, vroeg ik.
- Dan moet u langs het restaurant binnen, links, daar vindt u een display.
Ik liep braaf de aangekondigde weg, maar wat was een display? Men zou toch niet een soort interactief geanimeerde nepgiraffe neergezet hebben, ergens? Ik wilde een échte!

De giraffen bleken met zij allen op stal te staan in een hoge (natuurlijk!) zijvleugel en alleen een glaswand scheidde je van de beesten. Je rook nu niks, wat ik ook jammer vond. Een heel zintuig uitgeschakeld. Van de andere kant was het me anders niet gebeurd: die jonge giraffe die naar me toe liep en me helemaal nat had gelikt in het gezicht, als die glaswand er niet was geweest.

En daarna keek hij me aan. Vragend. Verwonderd. Alsof het leven zelf je even op de vingers tikt, je wakker en alert maakt.

zaterdag 11 december 2010

Spekkoek

L. is een uitzonderlijk andersoortig iemand dan de gemiddelde meditatiebezoekster. Ze komt heel trouw op de meditatievonden. Als ze eenmaal praat is ze niet te stoppen, druk, druk, druk. Ze is in het dagelijks leven verkoopster bij de C&A, ze staat erop om mij ongeveer thuis te brengen na afloop, helemaal de andere kant op dan waar ze zelf wezen moet, in haar autootje waarmee ze zeer snel door de bochten en over de weg heen scheurt.

Iedereen moet een beetje om haar lachen. Ze doet een beetje aan Ushi denken soms, van Wendy van Dijk. 'Ik zou er niet mee op vakantie kunnen', zegt Zuster B. 'Ze is zo hartelijk' zegt R. die een papiertje in de hand heeft van T. een man van in de zeventig die net als L. uit dezelfde volkswijk en parochie komt en die ze ook altijd naar huis brengt. Op het papiertje staat: naaimachine, keukentafetje. Pasgeleden was T. aangekomen met een witte plastic WC-bril!: of de zusters die misschien konden gebruiken. Onderweg komt hij allerhande zaken tegen die de zusters misschien...

Ik vind dat heel leuk. Die twee weten wat het is om het niet breed te hebben en ze nemen de zusters mee op hun weg van onverwachte vondsten. Zoals L. mij meeneemt in haar autootje omdat ze niet wil dat ik op de bus sta te wachten. 'Het moet voor L. toch wel een opgave zijn,om drie kwartier stil te zijn' zegt R. Maar het is duidelijk: ze ontleent er wat aan en ze vindt het mooi en ze wil het voor geen goud missen.

L. heeft Frans, Portugees, en Chinees-Indonesisch bloed in zich. Ze lijkt eigenlijk op foto's van mijn oma in haar jonge jaren. Ze is gul en vrijgevig en deelt graag uit. Met sinterklaas had ze voor iedereen van de begeleiding een chocolade Sinterklaasje meegenomen, met Pasen kwam ze met paaseitjes aan en nu voor de kerst komt ze nog een spekkoek brengen, zei ze tegen de zusters.

- Maar L. dat hoeft helemaal niet hoor, je hoeft niet elke keer iets te geven, zegt R. 'Jawel, jawel, ik kom het wel afgeven, spekkoek, lekker toch, dat doe ik nog wel hoor, het komt eraan!' Iedereen lacht als ze als laatste vertrekt nadat ze een ieder omhelst en drie kussen geeft:
- Tot het nieuwe jaar hé, hou je goed, hou je haaks, ik zal jullie missen!''

- Spekkoek is een gelukskoek, zeg ik. 'Het heeft verschillende dunne laagjes en die moet je eigenlijk laag je voor laagje eten, niet in een keer doorhappen. Daarom staat ze erop om die te brengen.'
Laagje voor laagje... Mooi is dat, mensen die gelaagd zijn met minstens twee kontrasterende kleuren. L. is een mooi exemplaar van dat mensensoort. Ze brengt je in een goed humeur en dat is een vorm van geluk: net als die spekkoek.

vrijdag 10 december 2010

Opruiming

F. is een nieuwe tijdsbesteding aan het ontwikkelen: gaan staan op een rommelmarkt met afgeschreven spullen van anderen. Niks voor mij, zou dat zijn: wat zou ik ongedurig worden achter mijn eigen kraam! Rondlopen en rondstruinen is wel aan me besteed, want dan loop ik als het ware in mijn eigen verleden en in dat van anderen rond. Ik geloof dat er hele verhalen door me heen gaan als ik over een rommelmarkt sjok.

Dus, ja, spullen ter beschikking geven, dat is ook afstand doen van verhalen uit je eigen leven. Oude kerstballen gingen de deur uit, die ik ooit met veel zorg en plezier heb uitgezocht; elk jaar twee nieuwe erbij. En ook die anderen moesten maar weg: toen ik ooit in een wilde vlaag er zin in had om de boom vol met roze, paarse en rode ballen aan zilveren draden op te tuigen. De laatste jaren doe ik geen kerstboom meer. Het wordt een beetje teveel van het goede, nu de kerststal zich gestaag heeft uitbreid.

Ook een heleboel kinderspeelgoed de deur uit gedaan. Een houten telraam, dominospelletjes, houten puzzels. Die allereerste ook; een vierkant houten doosje met een beertje erin die bestaat uit drie losse delen: hoofd, buik en benen. Beertje heeft allerlei soorten kleren aan en dan kon je naar hartelust combineren: peuters kraaien dan van plezier. Maar die periode is voorbij: van jonge kinderen over de vloer die net leren tellen, puzzelen, combineren.

Ach, je moet nu eenmaal plaats maken, telkens weer. Al kun je in een huis met meerdere kamers natuurlijk heel veel kwijt. En daarom is het ook zo vol bij me. Visueel als ik ben ingesteld stikt het van de plaatjes en voorwerpen en weet ik niet wat nog meer, waarbij het tóch zo werkt dat als ik er naar kijk ik weer precies weet wanneer en waarom en welk verhaal erbij hoort. Hoe doen anderen dat toch in hun kale, lege huizen?

Die mensen vinden het bij mij dan druk. Of gezellig. Of apart, met een eigen sfeer. Iemand zei me ooit dat ik kennelijk helemaal niet hecht aan spullen omdat ik alles kon laten staan en geen behoefte had om van omgeving te veranderen. Een doordenkertje, geloof ik. Enfin. Een aanleiding hebben om wat weg te doen, dat werkt het beste. Heb ik weer wat meer ruimte. Ik wil het toch ook niet laten gebeuren dat ik dichtgroei en dat er allemaal lijkjes in huis rondzwerven:

In mijn vijvertje zijn twee van de vijf goudvisjes doodgevroren. Helemaal onderin loopt het naar een tuut, daar bevriest het water niet en daar pasten kennelijk maar drie goudvissen in. De andere twee, nog hard en koud heb ik nu in een bloempot naar elkaar toe gezet. Kunnen ze even op het droge nog naar elkaar toe zwemmen. Nee, afscheid nemen en opruimen: dat gaat me niet zo gemakkelijk af.

donderdag 9 december 2010

Verwarmingsmonteur

En toen moest die dus toch langs komen: de verwarmingsmonteur. Een montere man wiens handen bijna te groot waren om de aanvoelingknop met sensor erin, eruit, en een nieuwe in de HR ketel te monteren. Maar hij bleef rustig en goedgeluimd. 'Degene die dat ding ontworpen heeft, had zeker ruzie met zijn vrouw en heeft toen vergeten om aan de monteurs te denken die bij die ketels moeten komen', zei hij.

Interessante verklaring. Want daarmee zegt hij eigenlijk, dat wie niet in harmonie met de naaste omgeving leeft, het op andere fronten ook laat afweten. Volgens mij was hij een heel erge harmonieman. Wel aanstekelijk. Het warme water liep weer, de wastafel van de douche stond vol water en die liep bijna over. O, zei, ik, hij zit half verstopt! 'Zal ik het even voor je onstoppen', bood hij aan. Graag natuurlijk.

Hij schroeft de zwanenhals los, onder, woelt er met zijn blote handen in en wurmt er lange strengen van mijn haar uit.' Zoals je ziet ben ik niet vies uitgevallen', zegt hij. 'Ik heb er thuis ook twee lopen met lange haren, ik dacht al dat dat het was, onstopper helpt dan niet.' Onderwijl gaat zijn mobieltje ook nog. Ik hoor hem een lang advies geven: stap voor stap vraagt hij een kollega of die dit al gedaan heeft en dat geprobeerd.

Nou, je hebt het er maar druk mee, hè? zeg ik. 'Ach schei toch uit! Mijn vriendin word er weleens horendol van. Dan word ik de hele avond gebeld door collega's , vrienden... Pas heb ik voor het eerst 'nee' gezegd. Toen belde iemand op of ik het artikelnummer van iets wist. Heb je je boek daarover dan niet bij de hand? Jawel zei hij, maar ik dacht dat jij... Weet je wat je doet, zoek het zelf even op!', zo had hij gereageerd.

En pas was hem ook iets geks overkomen. Deed het warme douchewater het weer, bij een dame en toen had hij gezegd: eigenlijk moet ik er nu met een thermometer boven hangen als je doucht, of het wel de perfecte temperatuur is. 'Maar dat kan nu niet, ik heb mijn dochtertje nu thuis!' had ze gereageerd.' Het was een grapje, hoor!' had hij gezegd. Maar de week erop had ze weer een klacht gehad en daar stond ze helemaal gekapt en geparfumeerd in de deur. Ze wees naar een kringetje in het plafond en zei: Nu heb ik mijn kind ergens anders gestald.

Hij was het huis uitgevlucht en had doorgegeven niet meer naar dat adres te willen.
- Begrijp je dat nou? Zo'n knappe vent ben ik toch helemaal niet?
Het lag me voor de mond om te zeggen dat hij er best wel mocht zijn. Maar ik slikte het in. De charme van iemand die dat niet van zichzelf weet, die is het onweerstaanbaars. Houden zo.

Onbevlekte ontvangenis.

Als je in een klooster komt, dan hoor je nog eens wat. Zo bleek het gisteren één van de hoogtijdagen van de katholieke kerk te zijn: het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Het meest gekke feest van allemaal: men viert dat Maria zonder dat er een man in het spel is, zwanger is geworden van kindje Jezus. Het dogma van de Maagd Maria, is pas in de 19e eeuw officieel in de kerk vastgelegd. Vast om de vrouw te domesticeren, heb ik daar altijd bij gedacht.

Wat moet men aan met een dergelijk feest? Voor alle vrouwen die ooit bezig zijn geweest met zaaddonoren komt het beeld wel dichterbij. In het verhaal verschijnt er een engel aan Maria die als het ware dat kind instraalt. De afbeeldingen uit de rijke beeldcultuur zijn wel mooi, vind ik. Aan de ene kant Maria, aan de andere kant die engel, zinnebeeld van wat niet tastbaar is, maar er desondanks toch kan zijn.

Wat overblijft, als je het wellesnietes uit het verhaal haalt, is wel dat er vertelt wordt dat het goddelijke allereerst zijn herkomst heeft uit een vrouw. Zij brengt dit op de wereld. Het zou zo een feest kunnen zijn, waar er gevierd word dat de zachte krachten zegevieren. Dat het leven goddelijk kan zijn voor wie open staat, ontvangt en wacht.

In het slotgebed in de kapel werd er gebeden voor de mannen en vrouwen die ongewild kinderloos zijn gebleven. Voor hen die moeten leven met verbroken relaties. Voor hen die aan verdriet en onmacht ten onder dreigen te gaan. Dat vind ik wel mooi. Het moeten leven met het onbegrijpelijke. Je leven niet willen controleren maar je zelf overgeven: kome wat komt. Vertrouwen houden over de grond die je zelf bent: dat je het goddelijke kunt verwachten en baren: altijd en overal een onbevlekte ontvangenis.

woensdag 8 december 2010

Rode ballon (2)

Albert Lamorisse "Le Ballon Rouge" (1956) eng sub from Julian Holtom on Vimeo

Ik ga me toch heel, heel, heel serieus afvragen in welke mate het brein dat aanvankelijk kaal en leeg is als je op de wereld komt, wellicht héél vroeg wordt ingeprint met aanvankelijk triviale, toevallige zaken, die vervolgens gaan horen bij jouw inprintpatroon en die dan de rest van je leven jou, tot ook op een diep niveau mee bepalen.

Ik denk dit omdat ik de korte film Le Ballon Rouge terug heb gezien, uit 1956. Ik heb er ooit al een blogje aan gewijd, maar kan die niet zo snel terugvinden nu, maar ik beschreef daar hoeveel indruk die film op mij als kind had gemaakt. Het gaat over een jongetje die een grote rode ballon op zijn pad vindt en die hem overal volgt en het eindigt prachtig: hij word door heel veel gekleurde balonnen mee de lucht in genomen. Ik had er ook een foto-kinderboek van, weet ik nog.


Nu zie ik dat het zich in de stad Parijs afspeelt. De stad waar ik met al mijn geliefden weleens geweest ben, die altijd een weemakend gevoel van verlangen, grenzen verleggen, verschuivende horizonnen bij me heeft opgeroepen. Zóu het niet gewoonweg door deze film kunnen komen? De details van Franse luiken en ijzersmeedwerk, de tasjes van de schoolkinderen waarmee ook dat jongetje loopt, het Parijs van boven, bij Montmartre, waar je zo over de stad heen, lijkt te kunnen gaan vliegen?

Ik heb jarenlang gedroomd van het rondwandelen in een stad, en daar zat ook altijd een achtervolgingsscène bij. Nu zie ik dat dit jongetje achtervolgt wordt door een groep kinderen die hem zijn ballon willen afnemen. Ronddwalen in steden, liefst door smalle steegjes, op een rommelmarkt rondstruinen, verlekkerd kijken naar broodjes in een etalage, ballonnen die mij altijd vrolijk maken, het gevoel dat je altijd je zelf kunt overstijgen: het zit allemaal in deze film.

Het heeft iets raars om dit te bedenken. Dat ik regelmatig deze film revitaliseer. Dat ik scènes creëer in mijn leven van nu, die ik nu associeer met lopende meditatie, die mijn ziel even een vogelvlucht geven. Maar dat ik gewoon dat lopende jongetje ben met die ballon.

De ontroerendste scène is die, waar hij voor het eerst de ballon voorzichtig loslaat en ontdekt dat de ballon toch bij hem blijft. En die laatste scène natuurlijk, waar zijn rode ballon langzaan leegloopt, maar er plotsklaps van alle kanten ballonnen naar hem toekomen, die hem optillen, weg uit de gewone wereld naar onbekende verten.

PS. Het wordt nog merkwaardiger. Ik heb het blogje terug gevonden (10 april 2008) en daar meld ik dat je 'het wonder uit je kindertijd' zelf kan opzoeken en cultiveren...

Zacht strijken

Ook de Fioretti-leesgroep hebben we gisterenavond wegens gladheid maar afgelast. Dat was jammer want ik was best benieuwd wat we met zijn allen van dat verhaal gemaakt hadden. Bij eerste lezing zo'n typisch heiligenverhaal, maar deze is in de kern toch uitzonderlijk: Franciscus gaat naar de sultan: de eerste ontmoeting, historisch ook gebeurd, tussen een christen en een moslim, waarvan ook bekend is dat daar sprake was van wederzijds respect.

In dit verhaaltje is het allemaal een graadje overdreven: Franciscus bekeert de Sultan en die wil graag christen worden na de dood van Franciscus. In hetzelfde verhaal trekt Franciscus verder en komt bij een 'lichtekooi', een mooi woord eigenlijk wel. Hij gaat naakt heel dicht bij het vuur liggen, hij verbrandt zich niet en ook de lichtkooi wordt door deze ontmoeting bekeerd. Wat moet men daar nu mee? Leuk, vroeger voor de kloosterlingen om zo'n verhaal tijdens het eten in de refter voorgelezen te krijgen, zoals wij onderwijl een beetje tv kunnen kijken.

Maar voor nu? Tijdens de voorbereiding ben ik het gaan gooien op twee wijzen van communicatie: de ene vol woorden, richting de sultan, de tweede welhaast zwijgend met de lichtekooi. Of het aan zal slaan dat weet ik pas weer in het nieuwe jaar. Ik stootte op een gedicht van Adriaan Morrien waarover ik twijfelde om dat ook in te brengen, maar zal dat niet doen omdat het weer zoveel nieuwe en andere thema's te berde brengt.

Dan maar dit gedicht bewaren in een Passiebloempje. Het geeft zo mooi de continuïteit van het leven aan, vind ik. Het zegt iets over het zacht strijken langs mensen, de natuurverschijnselen en ervaren dat je daar zelf ook een deel van bent en dat iets van wat glans zal blijven:

EEUWIGE JEUGD

Ik zal nooit oud worden, nooit ouder dan ik was
toen ik een kind was, want mijn jeugd is onvernietigbaar.
Mijn angst is nieuw, als toen 'k alleen in 't donker lag,
maar ook mijn blijdschap wordt herboren, iedere dag.

Ik laat een zachte chaos achter als de wind
en een verwantschap met het licht.
Bomen en bloemen zijn veranderd als ik ga.
Ik word een geur, veel vrolijker dan bij mijn leven,
een olie op de schouders van de wereld uitgewreven.

dinsdag 7 december 2010

Kerststal (4)

Door het winterse weer gaan er ook allemaal dingen niet zoals je dat wilt. Mijn verwarming viel grotendeels uit in het weekend en dus was het kleumen onder de douche, hopend op af en toe een warme straal water, die weer veel te heet is dan. Ik lees braaf de gebruikaanwijzing en die meldde dat ik niet moest resetten. Bel ik de storingsdienst, blijkt dat ik gewoon mag resetten. Een dag kleumen voor niks dus.

Maar ja, ach ja: een geplande logeerpartij en wandeling ging wegens sneeuwjacht ook niet door en dus besloot ik me op die dag te wijden aan het maken van een sterrenhemel boven mijn kerststal. Dat het koud was binnen, dat paste nog wel bij het beleven van een heldere sterrennacht bij de stal van Bethlehem, zo hield ik me zelve voor.

Wat een geklungel, ook. Een donkerblauwe doek opgehangen en kerstverlichting erachter. Gaatjes geknipt zodat de lampjes daar doorheen konden, maar het resultaat was geen sterrenhemel, maar een schetterende kermisattractie. Alle lampjes er weer uit gefrutseld en toen leek het al wat. Nu weet ik hoe het perfekt had kunnen zijn: sterren knippen uit de stof, precies zoals in het echt: dan krijg je het idee dat de donkere hemel slechts een voorhangsel is van de zee van licht daarachter.

Mijn kerststal is weer aardig uitgebreid: een slak (voor het langzame leven) een eekhoorntje (voor het verzamelen van kostbaarheidjes in het leven), 3 mannen erbij, 3 vrouwen. De vrouwen delen brood uit, lopen met kruiken stromend levend water, hoeden een gans, zoals de gans het symbool is van Ludger, wiens pad we die dag ervoor niet liepen. Van de mannen ligt er eentje te luieren met zijn blote voeten op een boomstronk (ja, heel herkenbaar), de andere is een visser, en weer een ander loopt met manden fruit.

Een bonsaiboompje erbij dat zal bloeien in Juni, wanneer de zomer weer begint. Onder het boompje een klein Chinees vrouwtje van klei. Dat is een knipoog naar me zelve, nu verborgen in dit kerstlandschap. Want ik had er best wel bij willen zijn hoor, bij de geboorte van dat kind in die stal. Getuige die kerststal waar ik het hele jaar mee zit te spelen.

Essen

Wat was het gisteren een prachtige treinreis, Duitsland in: een winters kerstlandschap met besneeuwde velden, wijds glooiend met enkel wat dorpjes en kerktorentjes hier en daar. Het landschap is zo stil, met sneeuw, ik geniet daar van. Al woon ik ongeveer mijn hele leven tegen de Duitse grens aan, ik begin het nu pas te ontdekken als een nieuw achterland. Met een schöner tage-ticket kun je de hele dag treinen voor 37,50 euri, met vijf personen! Ik was met zijn tweetjes en dan is het ook nog heel goedkoop.

Gevolg is, dat er een prettige relaxte sfeer hangt op de overstap perrons. Groepjes dames gezellig aan het keuvelen, oudere stellen die met zijn vieren op pad gaan. Ik ging naar Dortmund, leuk weer naar de Weihnachtsmarkt. Alleen was die niet zo leuk in D. D. zelf was niet zo leuk: een stad ooit flink gebombardeerd dus met een vooral recht stratenplan vol winkels, de kerstmarktstalletjes magertjes erlangs geschaard. We waren ook wel verwend met Berlijn en een sprookjesachtig winters sfeerpark in Kleve, konkludeerden we.

Waarom niet naar Essen? Lag ook nog op de route. En de Weihnachtsmarkt in Essen was heel fijn. Nog fijner was de sfeer in de stad. Middenin staat een kloosterachtig gebouw waar lang in roemrijkere tijden zusters hebben gewoond. Dan weet ik het weer: ik hou van de tussenruimten en gebieden. Van de stilte en rust van de kerk weer de gezellige drukte van de Weihnachtsmarkt in. Maar centraal, dat is die rust, die lege plek.

Bij een andere kerk was een deel van de zijkant weggehakt en daar was een blauwe heelal hemel gemaakt van glas. In dat gedeelte werden de anonieme doden, de zwervers en bedelaars, elke week herdacht. Hun namen geschreven in schoonschrift in een boek, hardop voorgelezen. Alsof je daar dichter bij je eigenlijke staat komt. Wie ben je, als niemand je meer kent, als je weggeschreven en afgeschreven bent? Dan blijf je een naam in Gods hand: er blijft Leven dat je koesteren wil en jou omarmt; je bent gekend en gezien.

zaterdag 4 december 2010

Sporen

Mijn achtertuin ziet er zo onbevlekt-ontvangen-wit mogelijk uit. Ik doe nu alles via de voordeur en gooi zelfs het biologisch afval maar in een struik voorin. Het is zo mooi: de vogelvoetjes die zich helemaal tot aan het huis wagen en de poezenpoten daaromheen, netjes over het pad. Sporen van leven in de sneeuw, voor zo lang het duurt, nu met de gestaag vallende fijne sneeuw was alles alweer verdwenen.

Maar gisteren! Ik ontdekte een leven in de sneeuw tijdens een wandeling in de Haterse Vennen met prachtig blauwe flarden van luchten en een laaghangende middagzon die het riet afwisselend van bruingroen naar oranje kleurde. In de verte zag ik een afgezaagde boomstam die me een prima zitplaats leek, midden tussen de vennen, maar dichterbij gekomen zag ik aan de sneeuwlaag erop dat er voor mij een gans gezeten had. Wie ben ik om met een streek van mijn hand, zo'n mooi sporenpatroon weg te vegen?

Dus ik ging zitten op het ijs, zag ineens twee kinderen op fietsen voorbijzweven, verderop wat schaatsers en tussen de struiken de sporen van rennende konijnen of hazen. Meestal volg ik braaf de gekleurde paaltjes van een wandelroute, maar nu volgde ik de sporen van sleetjes en voetstappen dwars door de bossages en vennen, op en af. De sneeuw is ineens als een wit tekenvel waarop plotsklaps van alles te zien is, het bekende landschap vertelt onverwachte verhalen.

's Avonds in het rookhok van het wijkcentrum zegt vrijwilliger R. ineens terwijl hij me doordringend aankijkt:
- Wat weet jij nog meer van mij?
- Ja, ik weet het, zei ik.
Alsof er in de nog niet betreden sneeuw tussen ons ineens een spoor is uitgezet dat niet meer weggewerkt kan worden. R. heeft aangezegd gekregen, nog hoogstens twee jaar te leven.

Het lucht op dat we er nu over kunnen praten en ook terug kunnen kijken naar eerdere gesprekken waarvan hij nu weet dat ik het toen ook wist. Tegelijkertijd is het zo oneindig verdrietig en ook niet te vatten. Hoe lang nog? Het kan ineens mis gaan, het kan heel langzaam gaan met uitval van lichaamsfuncties. Zo grillig als een sneeuwbui en het weer. Het kan vriezen, het kan dooien.

-Ik laat niet in me snijden, zegt hij. Er is een operatie mogelijk waar, 'ze praten erover alsof ze een bouwbedrijf hebben', zegt hij, ze een soort stalen constructie rondom het gezwel bouwen. Daarmee proberen ze het als het ware gevangen te zetten. Maar zijn zwager heeft dat ondergaan en belandde meteen in een rolstoel en kon niet meer praten en was enkele maanden later ook dood. Nee, niks voor hem. Ik geloof dat ik daar zelf ook niet voor zou kiezen.

- Ik zeg nog altijd het is maar zo dat als Die Daarboven me hebben wil, ik dan ga, niet eerder, niet later.
Als sneeuw, zo licht is het leven. Als dooi, zo loodzwaar en donker kan het ineens worden. En de sporen van ons leven zullen alleen maar in de herinneringen van anderen blijven voortbestaan.