woensdag 30 juni 2010

Twee kanten

Het zijn van die dagen waar de zomerbeelden zich weer aaneen rijgen. Vanochtend in slakkegangetje naar mijn werk gefietst. Kraaien die zaadjes pikken uit het gras in het plantsoen, eksters door omheen dollende. De mussenkolonie fluit nu sussend en genoeglijk, het is niet meer dat opwindende van de lente-bedrijvigheid. Ik fietste langs het graf van vader: daar achter de heg ligt hij, in de zomerochtendzon. Ofwel: dáár op die plek in de grond, ligt de helft van het genetisch materiaal waar ik uit voort ben gekomen.

Bij de rivier staan sommige van de meer dan dertig paarden helemaal roerloos stil, ze bewegen nog geen wenkbrauw, ze slaan niet met hun staart. De zon ging als een rode bol onder, witte pluizen waaien over het strandje heen en, ook nog nooit gezien: het zijn de merries die twee aan twee achter elkaar aan gaan, soms lijkt het een dans, soms een beetje nijdig gevecht.

Op het Streekgala, vlak over de grens, gele taart gegeten met heel grote aardbeien daarop met uitzicht op een boerentuin vol papavers en oranje goudbloemen en kinderen die glijbaantje en trampoline en huisje bouwen spelen op en tussen de hooibalen. Nieuw werk gezien van I. die exposeerde in de oude open boerenstal . Ik vind het mooi, wat ze maakt. Er zit een weemoedige en verlangende melancholie in... over groei van binnenuit en dat wat altijd aan het gisten en veranderen is. (Zie haar blog met oud werk: http://ingridgeerdink.blogspot.com/)

In Zutphen 's ochtends bij de bakker twee spoorpunten gehaald, oud kindergebak, dus een smaak van weleer en met de zomerhitte liep ik er ineens in de sfeer van hoe-je-kijkt-als-je vakantie hebt: slenterend, kijkend naar de oude stenen gevels, de binnenhofjes vol bloemen, de houten balken. Ida Gerhardt heeft een gedichtencyclus aan het stadje gewijd en vriend E. vertelde me des avonds gezeten op het pleintje over de roemrijke geschiedenis die terug gaat naar de elfde en twaalfde eeuw.

Ik wilde de trein van 23.00 u pakken, maar de treinen reden niet. Na de herfstbladeren is het nu de hitte die voor wisselstoringen zorgde. Dus liep die steeds groter wordende groep mensen van het ene perron naar het andere, het ene treinstel in en weer uit omdat de NS steeds nieuwe plannen had hoe een ieder toch nog de thuisbestemming kon bereiken. Onderwijl kwam er een bijna rode volle maan langzaam op: tropische warmte op een station.

Ach het had wel wat, niemand begreep het hoe en waarom, een homojongen met gekleurde sjaal kwam erachter: men had geen machinist meer, want die had over hetzelfde spoor moeten komen, als waar iedereen overheen moest, richting huis. De weg heeft twee richtingen, realiseer je je dan en de homojongen verzuchtte dat het wel zo fijn was, als men zoiets even erbij vermeldt, in plaats van dat híj het met enig doorvragen eruit wist te puzzelen.

Een oudere dame met grijze haren kreeg de slappe lach. Hikkend en gierend schaterde ze: ik kan niet meer stoppen... het is warm, de zon heeft geschenen, ik ben niet ziek! Ja, dan is alles in feite oké. Zelfs het voetbal begon me gisteren te bekoren: als elf mensen als één bewegend lichaam over dat veld de bal op en neer spelen, zoals Spanje op sommige momenten, de prachtige shots van mooie Spaanse jongenskoppen waar het temparament vanaf spat:

Dan realiseer ik me dat het Leven vol vitaliteit en broosheid in één is. We vormen een levend organisme dat tegelijkertijd geniet en verlangt en pijn lijdt... die ene weg waarop we allen lopen, die kent twee richtingen. Er om lachen, soms gieren en soms brullen; zo zal het wezen, zo zal het zijn.

dinsdag 29 juni 2010

Zomaar

Ik had me uitgebreid in de bus geïnstalleerd, want de rit naar de eindhalte zou nog een half uur duren, kronkelend langs wijken en gehuchten. Vooraan, mandarijntje aan het pellen, krant op schoot. Een vrouw stapte in. Ze moest naar de Breedeweg, of de chauffeur dat kende. Ja, zei die kort. Gaat deze bus daarheen? Ja, zei hij kort. Er stapte nog een vrouw in die daar ook heen moest: O, dan kunnen we samen gaan, zei de eerste vrouw, jij moet daar ook uit! Er kwam niet echt een reactie meer, maar ze liepen verder de bus in.

Opeens stond de vrouw naast me en vroeg of ze naast me kon zitten. Eerlijk gezegd voelde ik me overvallen. Hé, ik zat zo lekker en de bus was op deze zondagochtend verder zo goed als leeg, waarom moest ze nou naast mij willen? Maar ik maakte natuurlijk plaats en daar zat ze: dik, kan ik rustig zeggen, zwetend in een net iets te krappe bloemetjesjapon met een grote tas op haar schoot. 'Dan kan ik alles goed zien', zei ze. Vooruit dus maar, daarom zat ik immers zelf ook voorin.

Toen zag ik dat ze tussen duim en wijsvinger een vierkant stukje uit de krant had: Rommelmarkt in Breedeweg. Ze hield het zo stevig vastgeknepen, dat het leek of duim en wijsvinger daar wit van werden en telkens weer keek ze op het papiertje. Ineens overviel me een grote ontroering, ik kan het niet anders uitdrukken. De lichte ergenis veranderde in welhaast een brokje in mijn keel.

- U gaat dus naar een rommelmarkt? vroeg ik.
- Ja, maar ik weet niet waar het is, ik ben hier nog nooit geweest.
- Ach, het komt wel goed, er zullen wel vlaggetjes hangen en drukte van mensen en anders neemt u gewoon dezelfde bus terug en dan kijkt u nog eens waar u eruit moet.
- Ja, ik hoop maar dat ik het vinden zal, ik ben een dagje alleen, zie je, want mijn man is met mijn zoon mee.

Ze vertelde dat haar zoon, een Caddy, had, ken je dat? Nee dus.
- Nou dat is zo'n bedrijfwagen en daar kunnen maar twee mensen in. Hij haalt ons op en nu was hij aan de beurt. De volgende keer ben ik weer. Er kunnen niet meer in, want dat is gevaarlijk achterin.
- Toen dacht U: nou dan ga ik zelf ook iets leuks van de dag maken!
- Ja! en toen zag ik dit in de krant, maar ja, nou moet ik het wel vinden. O, kijk zo'n auto heeft mijn zoon, zie je? , daar rijdt er nog eentje, die kleur lijkt meer op die van mijn zoon, heb je het gezien?

Ja, ik had het gezien. Ik weet niet wat ik allemaal nog meer had gezien. Iets van intens verlangen in die twee vingers en dat vierkante papiertje en de wijze hoe ze het telkens weer las.
- Hier ! Breedeweg, rood-wit, rommelmarkt, staat er, U moet eruit! Wat gunde ik haar een prachtige dag. Die wenste ze mij ook toe, 'en bedankt hé!'

Zomaar een mevrouw, zomaar ontroerd worden, dat dit zomaar kan.

zaterdag 26 juni 2010

Zomers goud

Gisteravond laat na mijn dienst nog een pilsje gedronken met R. de vrijwilliger en zijn vrouw C. In het rookhok, want ik rook met R. mee, die helemaal niet meer mag roken, maar hij heeft nog maar korte tijd van leven, hoeveel maakt dat dan nog uit? Ja, korte tijd van leven. Ik heb eerder 2 blogjes aan hem gewijd (Geen kasplantje en Weg is weg, in januari en febr.) en nu is het oordeel gevallen. Maximaal nog twee jaar.

Ik krijg er hartkloppingen van, als ik dit zo typ. Soms zie je hem heel veel pijn hebben en dat deelt hij ook wel, maar ik zie het ook beter dan zijn vrouw, want die weet helemaal niet dat de tijd aan het leven van R. een limiet heeft gesteld. Een paar dagen geleden ging het over de AOW en C. rekende uit dat R. dan nog 11 jaar te gaan heeft. R. knikte zwakjes. Ik voel de weemoed door hem heen gaan, terwijl C. lustig en vrolijk verder babbelde.

Ze hebben nu beide een scootmobiel en touren er door heel de stad en omgeving. 70 km kan de accu verbruiken. 'Hebben jullie al kersen gehaald?' vroeg ik. Sappige, grote rode kersen uit een boomgaard in de buurt van Bemmel. Nee, nog niet. 'Leuk, met de scootmobiel over de dijk' zei ik en dan af en toe stoppen en van het uitzicht genieten. 'Hé ja, dat kunnen we wel doen', zei R. 'Dan nemen we een picknickmand mee en gaan we uitgebreid wat eten', vulde C. aan.

Dit zijn gouden dagen voor ze, zomers goud: de zon, warmte, rijden op de scootmobiel. Maar C. weet niet hoeveel van goud. Zo ervaar je dat woorden zoveel kapot kunnen maken. Want wat is meer waar en echt: het licht en de luchtigheid die hen nu door de onwetendheid van C. in staat stelt samen al die leuke dingen te doen? Of het samen weet hebben dat de ene nog maar een beperkte tijd van leven heeft?

-Ik ben zo gek op dat wijf, dat weet ze maar half, zei R. toen we voordat ik naar Terschelling ging, ook weer samen een pilsje dronken na mijn dienst. Ze hadden ruzie met elkaar, wat zelden voorkwam en dan kon het goed zijn dat ze dagenlang niet met elkaar praten. Ik spoorde hem aan om het snel weer goed te maken, die avond nog, zonde van de tijd. Dat was hij wel met me eens, al weet hij niet dat ik weet heb van zijn tijdlimiet.

Al associeerend op picknickend op het platteland bij bossen en weilanden kwamen we met zijn drieën ineens te praten over Hoenderloo. Dat daar nog zo'n ouderwets dorppleintje is, met zo'n overdekt prieel, waar de muziek in kan spelen. Daar hadden ze weleens gepicknickt. En dan ijs halen erachter, heerlijk dik vanille roomijs, mensen kwamen ervoor van heide en ver.

'Ja, dat ken ik ook!' riep ik. Een heel oude herinnering sprong in mij op. Ijs, toen iets wat niet overal verkrijgbaar was, maar daar wel. "Uit een raam" zei R. Ja, uit een raam, van daaruit werd het overhandigd. Je had nog geen diepvrieskisten die overal stonden en je had maar één soort ijs. Nostalgie over wat vroeger eens was.

Nostalgie die me in de toekomst vast zal overvallen als ik terug denk aan R. en het rookhok, het pilsje, de sjekkies en sigaretten die ik er in zijn tempo meerook. Ik wil daar niet aan denken, zoals hij dat niet wilt over zijn naderende einde. Nooit is dit meer waar dan in zo'n situatie: wat je weet en niet weet van elkaar, het doet er werkelijk helemaal niks toe: het enige dat echt telt is het hier-en-nu.

vrijdag 25 juni 2010

Zwembaddroom

Al weer een hele poos geleden had ik een droom. Ik liep met abt A. door zijn klooster heen, hij gaf me een rondleiding door de lange gangen en de grote ruimtes. De sfeer was rustig en kalm, vredig welhaast. We kwamen in een lege kamer en hij zei tegen me: kijk, eens wat vind je hiervan? Ik keek op de grond en zag een afvoerputje en er druppelde nog wat water naar toe. Verder was alles kurkdroog.

Ik realiseerde me dat ik op de bodem van een zwembad stond, waar al het water uit was weggelopen. Op andere momenten kon je deze hele 'kamer' vullen en dan zou er een zwembad ontstaan. Zo werd ik wakker. Ik begreep de betekenis van deze droom niet en heb het ook aan A., de abt voorgelegd. Die begreep de droom ook niet. Hij vertelde wel dat water voor hem zelf wel vaak een beeld was van onrust makende verlangens en gevoelens. Maar ja, dat verklaarde mijn droom niet.

Op Terschelling heb ik me verdiept in de Regel van Benedictus, een document dat je houding beschrijft, die nodig is om in een klooster te kunnen leven. Twaalf stappen van 'nederigheid' ofwel deemoed, vormen de basis. Daarnaast geeft het nauwgezet de dagorde aan van de monnik, met de hoeveel psalmen die er elke keer gezongen 'moet' worden, in de winter anders dan in de zomer, enzovoort.

Op de laatste dag op Terschelling dacht ik ineens weer aan deze zwembaddroom en wist de betekenis. Ik pas niet in een klooster, vol orde en regelmaat. Ik zwem in een zwembad en laat me dragen door het water, ik spetter en spatter. In de droom, liep ik als het ware op het grondgebied van de abt, maar tegelijk liep ik ook op mijn eigen bodem. De droge lege kamer, maar evenzeer het eventuele volle zwembad met water: ze waren beide deel van het klooster.

Ofwel, zoals een Franciscaans gezegde luidt, dat me al heel lang dierbaar is en dat ik ooit als motto heb genomen voor de pelgrimstocht die ik begeleidde: Heel de wereld is mijn klooster.

donderdag 24 juni 2010

Mariaverschijning

Een opvallend paspoort'voorstelling' op Oerol was Mariaverschijning van Everybody likes pinguïns. Of dit nu een instantnaam is van de twee uitvoerenden of dat er sprake is van een echt theatergroepje, ik weet het niet. Op een heuveltje midden in de bossen van Hoorn, was op al bestaande cementen platen een altaartje gemaakt met daarbij alle parafernalia die horen bij de rijke roomse traditie van de Mariaverschijning: Mariabeelden, waxinelichtjes, kaarsen, de bijbel, de mogelijkheid om intenties en wensen op te schrijven.

Onderweg naar boven hingen er aan waslijntjes tussen de bomen wensen en gebeden en bovenaan de top waren de schubben van de hoge dennenbomen geheel wit bedekt met de wensen zo ver je reiken kon, die op lege bierviltjes geschreven konden worden. Wat je las bevatte het hele spectrum van het menselijk verlangen. Plus theatrale, grappige uitingen en statements. Want wat was dit nou? Een theatervoorstellinkje of een klein bedevaartoordje, door mensen eigenhandig gemaakt, zoals elk bedevaartoord?

Een meisje heette je welkom. Er was een groep iets afgedaald in een kom waar Maria zou kunnen verschijnen en een jongeman was druk aan het oreren tegen het groepje dat om hem heen stond. Het klonk als een opwekkingspreek. Maar op een gegeven moment zag je wel iedereen huggen met elkaar en op het einde riepen ze allen: Alleluja. Ik wilde eigenlijk al weg, maar plotsklaps bevond ik me toch in de kring van mensen die het meisje nu toesprak.

Zij bracht het geheel anders dan de jongeman. Een heel juiste balans tussen ernst en theater. Haar verhaal kwam erop neer, dat zij ook niet wist of Maria nu aan ons zou verschijnen. Dat wat in de wereld telde Geloof, Hoop en Liefde was. Toch? Wie had dat niet nodig? Wie durfde daar niet in te geloven? Ze vroeg of we in een kring wilden gaan staan en elkaars hand wilde pakken. Of we allemaal stil wilden zijn, je ogen te sluiten om zo het bos gewaar te worden. En wellicht de stroom van liefde die er door iedereen heen ging.

Ze gaf een ieder een kaartje met een afbeelding van Maria en vroeg of je daar je wens of verlangen op wilde schrijven. Om het in je portemonnee te stoppen en wellicht zou je het een keer weer vinden, op een donkerder dag, als je wel wat liefde kon gebruiken. Toen vroeg ze of je, als je dat wilde een ander zou huggen. Iedereen hugde met een ander. En vervolgens zei ze, terwijl ze de boskom inkeek, waar een paars neonlicht brandde: als je nu Maria ziet, Maria die een en al liefde is, zeg dan Alleluja. En ja hoor, ook deze groep zei langzaam maar zeker, allemaal Alleluja.

Het stemt tot nadenken, zo'n 'voorstelling'. Vooral de vanzelfsprekendheid waarmee een ieder zich toch overgaf. Het meisje deed me aan mezelf denken, als ik meditatie geef. Ook ik denk daar weleens bij: er zit een element van theater in. Het is toch de bedoeling om je verhaal ofwel de meditatie te brengen, dat mensen erin méé kunnen. De sfeer die er in dit stukje Hoornse bos hing, was dezelfde als in Lourdes. Iets zachts en iets teers en niemand die er de spot mee dreef, daar. Grappig en wel mooi, toch?

Liefde, dat wil je toch serieus nemen. Of misschien eerder: je kunt niet anders, wanneer men over liefde praat tussen de mensen, als verlangen en vermogen, dan dit beamen met een volmondig JA, ik wil.

Murakami

Gisteren was het zo'n zomerdag waarvan ik hoopte dat ik die op Terschelling zou beleven. Warm tot diep in de avond en dan naar een zonsondergang kijken. Dus toog ik gisteren laat op de middag naar de rivier, om daar nog uren van de zon in het warme zand te genieten met als afsluiter een oranje zonsondergang om kwart voor tien, terwijl de boten voorbijtuften en de rivier tot ver in een heldere horizon voortkabbelde.

Ik las in Kafka on the shore van de Japanner Haruki Murakami. Morgen is er de Nacht van Murakami, met sprekers over zijn werk en dan vanaf middernacht, kun je zijn nieuwste boek kopen met de raadselachtige titel '1q84'. Murakami is dus hot , vergelijkbaar met Harry Potter worden er werelwijd evenementen georganiseerd bij een nieuw boek en met zijn allen voor de deur liggen van de boekwinkel om bij de allereersten te zijn.

Murakami
schept ook wel een heel eigen universum. Niet zoals Harry Potter een tovenaarswereld, maar eerder bijna achteloos, zoals in een goed kinderboek. In Kafka on the shore is er een man die met poezen kan praten zoals in Minoes van Annie M.G. Schmidt, vallen er makrelen en sardientjes uit de lucht, zoals kikkers dat doen in de film Magnolia, komt Johny Walker van het whiskeylabel tot leven.

Dit mengt zich met heel andersoortige beelden. Een jongen van 15 die van huis wegloopt en zichzelf Kafka is gaan noemen en onderdak vindt in een bibliotheek,waar hij de hele dag aan het lezen is. Hij wordt opgevangen door een man, die biologisch gezien een vrouw is en zich een heterosexual gay noemt omdat zhij haar vagina nog nooit gebruikt heeft. Deze heeft een hutje, ver weg, hoog in de bergen en diep in de bossen vol boeken voor de 15 jarige verbijven mag en daar leest hij over Eichmann en het burocratische van het kwaad en hoort er, naakt op de grond, voor het eerst de stilte.

Ondertussen vraag je je af, wat die man die met poezen praten kan en wiens geheugen en verstand welhaast helemaal gewist is door een vreemd incident in zijn jeugd, waar een groep scholieren op een schooluitje allemaal een poos in coma raakten, waarschijnlijk door een wetenschappelijk experiment in de omgeving, te maken heeft met die 15 jarige jongen. Er zijn vreemde toevalligheden van moord en bloed op de kleren tussen beiden.

Maar ja, kan Johny Walker vermoordt worden in de gewone werkelijkheid door Nagata, de geestelijk ge handicapte en hoe kan de vader van de 15 jarige vermoordt worden door zijn zoon omdat deze ineens bloed op de kleren heeft maar allang buiten Tokyo weggelopen en al in dat dorpje met bibliotheek zijn domicilie had gevonden? En wat is er met het liedje dat een ander personage ooit voor haar jong gestorven geliefde gecomponeerd heeft en waar de titel van het boek zijn titel aan ontleent?

Murukami creëert een universum, waar heel verschillende lagen van jezelf worden aangesproken. Een kinderlaag, maar ook een kritisch zelf en daar waar je fantaseert en droomt. Het is een soort tussensfeer waarin je al lezend in wordt meegetrokken. Niks is wat het is en alles is mogelijk, zoiets. Zo´n soort besef werkt vitaliserend voor het brein. Leuk, dat dit wereldwijd, door zoveel verschillende culturen heen, zo schijnt te werken, getuige het succes van Murakami.

Veertje

Op het heel wijds groene strand in Terschelling, het drooggevallen wad en Vlieland in de verte, kijken naar een ander eiland geeft me een gevoel van heel erg buitenland, weg van het kleine oppervlakte dat Nederland heet, vond ik een heel klein donsachtig veertje. Wit met uitwaaierend oranje, de kleur die nu erg in is, natuurlijk, en een donker randje daardoorheen.

Ik wilde het bewaren, maar al lopend in die ruimte met de wind om me heen, zou ik het ook weer kwijt kunnen raken. Nu had ik ook een klein flesje gekocht met cranberry-alcohol-aperatief, typisch Terschellings en heel geschikt om je mee op te warmen, liggend in het allerlaatste duin op de uiterste punt, waar wad en branding elkaar raken.

Flesje vulde warm mijn hele buik, flesje was best leuk om te bewaren en afval laat je sowieso niet achter op het strand, dus mijn Willie-Wortel-Lampjesmoment, volgde alras: het kleine veertje in het flesje dat ik eerst met zeewater uitgespoeld had. Zo.

Maar nu: het flesje naar huis meenemen was ook leuk en het dan vullen met het fijne duinzand nog leuker. Maar het veertje dan? Ik besloot die erin te laten en vulde de helft van het flesje met zand. Veertje verdween geheel, maar ik wist zeker dat het er nog in zat, thuis zou ik wel weer bekijken hoe verder.

En nu komt het wonderlijke: als je schudt met het flesje zand, dan komt het veertje vanzelf tevoorschijn. Vederlicht, zonder een zandkorreltje erop, ligt het veertje opnieuw, licht en fluffig op Terschellings zand.

Dat veertje, het heeft iets van de ziel, waarvan men ook wel zegt, dat die zo licht als een veertje is. Ofwel volgens sommigen dus niet echt kan bestaan, want verwaaid, vluchtig, bijna niet grijpbaar. De ziel verdwijnt, net zoals het veertje helemaal in de massa van het zand, in de materie. Het wordt erdoor verstikt. Weg veertje, weg ziel.

Maar zie! Schud maar eens met die materie, laat alles eens verschuiven en alle materie blijkt als een zandkasteel: heel even van belang, maar ook zo weer weggespoeld. En wat dan blijft is die ziel: luchtig en zichzelf elke keer weer vindend, ongeschonden, veerkrachtig; Veer-kracht.

dinsdag 22 juni 2010

Oer(h)ol

Wat onwennig kijk ik tegen het witte scherm van een ongeschreven blogje aan. Twaalf dagen geen computer in de buurt: tent-bos-zee-boeken-muziek-fiets-voorstelling-blikken-pannetjes-en-gasbrander-stoeltje-buiten-glaasje-wijn, dat was het wel zo ongeveer. En mensen, natuurlijk, alleen maar mensen om je heen die praten over voorstellingen, het weer dat wel beter kon, dat Oerol het hoogtepunt had in 1999 met de voorstelling Peer Gynt van Tryater.

Want, tja, Oerol zelf dat was dit jaar een zeer schrale afspiegeling van wat het eerder was. 10 dagen zilte luchtspiegelingen was het thema, maar dat dit jaar Oerol een spiegeling van zichzelf was, zo was het, helaas, helaas, de bezuinigen en geldcrises, het was voelbaar en zichtbaar in de programmering... Kort gezegd: wat vroeger de extra slagroom was op een enorme taart, was nu een derde van diezelfde taart.

Geen dagelijks koffieuur van de NRC met Joyce Roodnat en Kester Freriks, zeker ook wegbezuinigd met die nieuwe directeur, geen grootse voorstellingen waar het locatietheater in volle glorie het duin, het bos, het wad en de zee gebruikt, geen afsluitend vuurwerk, nauwelijks internationale theatergezelschappen of grappige, gekke artiesten waarvan je je af kon vragen waar men die in godsnaam van tevoorschijn had getoverd.

Naast mij stond voor het eerst een feesttentje voor twee nachten: een koepeltentje met grote roze rozen daarop en vliegende eenden met daarin twee giechelende jonge feestmeisjes. Ik geloof dat ze gingen discodansen in een strandtent bij 'mijn' strand en de kaartjes daarvan waren al uitverkocht: de horeca neemt een deel van Oerol over en daaromheen hangt een sfeer van zuipen en snelle jongeren, zodat je al fietsend in het donker ineens moet uitkijken voor rondrazende inhalers en tegenliggers.

Iedereen zijn eigen Oerol: het publiek blijft een heerlijke mengeling van 60 plus, tot heel jong ding, van alternatief Woodstock-achtig tot duur in zeil en windjack, van Oranjefan tot voetbalhater.

Mijn Oerol was natuurlijk toch weer geweldig. Mijn nieuwe lichtgroene tent met alleen maar ronde vormen had ik knus ingericht met rood Schotsgeruit en zilveren tapijt en zelfs een meditatiehoekje daarin en ik heb er een keer een hele dag gelezen terwijl de regen kletterde op het doek en het bos heerlijk op geurde. Ik stapte op de fiets en reed de eerste dagen door een windstil mistig landschap dat in de avond een wazige oranje gloed kreeg. Ik liep naar het uiteinde van het eiland, waar wad en zee elkaar ontmoeten, ik liet in een duinkuil het zand over mij heen schuren, en ja, ik zag ook voorstellingen die tot nadenken stemden.

Oerol in mijn tentje is ook oerhol: een plek waar ik met dezelfde soort omstandigheden en omgeving, rustig maandenlang in zou kunnen vertoeven, al is er alleen maar koud water en geen douche. 'Hou je Oerolgevoel nog even vast', zei een man tegen een ongeduldig wordend meisje in de rij bij de treinkaartjesautomaat in Harlingen Haven, weer aan wal. Ik ben van plan om het vast te houden, tot volgend jaar Oerol, want het Oerolgevoel is dezelfde als de Sensu Amoris (zie blogje, eind maart 2010).

dinsdag 8 juni 2010

Oerol!

Dit blog staat stil tot 22 juni, want het is weer Oerol-tijd ! Ik heb er weer zin in: in mijn tentje aan de bosrand met het ruizen van de zee op de achtergrond. Als ik wil de hele dag geen mensen om me heen of anders de drukte: muziek, theater, kunst in het landschap. Terschelling en Oerol: ze vormen voor mij de ideale plek, waar alles aanwezig is waar ik van hou: Stilte en stennis, natuur en cultuur, eenzaamheid en mensen.

Ik neem de Regel van Benedictus mee, in het Latijn met een Duitse vertaling en de Verzamelde gedichten van Hilde Domin en na, enig aarzelen, ook mijn dikke Duitse woordenboek, om niks te kunnen missen. En natuurlijk de Psalmen en verders alleen maar mijn goede humeur. Dag wereld, ik ga weer 'kluizen' en 'feesten' tegelijkertijd.

Ik kreeg vandaag een prachtige cd opgestuurd, zomaar een kadootje, wat kun je daar gelukkig van worden. Heel mooie muziek met een Indiase klankkleur, van Djivan Gasparyan en die cd heet: I will not be sad in this world. De muziek klaagt en jubelt tegelijkertijd. Prachtig, zo is de wereld ook. Als je beide leeft dan gebeurt het vanzelf: I will not be sad in this world.
Laat dat mijn thema zijn van deze aankomende Oeroltijd !



samen stil

Vanochtend werd ik blij wakker. Ik ging voor het eerst mediteren bij M. die, wanneer je meditatief en heel langzaam fietst, hoogstens 8 minuten van mij vandaan woont. M. heb ik leren kennen in het visioengroepje van zuster B., waar ik na de eerste keer wel uit ben gegaan, want tja, er is een tijd van visioenen dromen, maar ook weer een tijd van simpelweg dóen, maar gewoonweg leven en daarin bakens verzetten wanneer je voelt dat dit nodig is.

M. wilde nog weleens met mij afspreken en daaruit is uiteindelijk het idee onstaan, om zomaar samen te gaan mediteren, een keer in de twee weken bij haar thuis. M. voelt zich verbonden met Ierse clarissen, die elk in een eigen tuinhuisje, ofwel kluis, wonen op een groot terrein met daarbij drie grote cirkelvormige gemeenschappelijke ruimten: om te bidden en vieren, om te eten en te koken, om te werken.

Dat idee van een eigen kluis en van daaruit elkaar ontmoeten en samen vieren, dat is de bron van 'ons' idee, om regelmatig samen te mediteren. Een soort zusterschap vanuit het eigen huis. En vanochtend was de eerste keer. Thuis voelde ik voor het eerst, hoe anders het is om je huis te verlaten omdat je buiten wat te dóen hebt, dan als je weg gaat om ergens anders alleen maar met een ander Er te ZIJN.

De dag kleurde in dat eerste uur vanzelf mild,met iets stralends daarin. Ja! Dit is een goed plan, zo ervaarde ik verheugd. M. woont in een flat op de zesde verdieping, hoog tussen de bomen in. De 'hal', waar alle deuren centraal op uit komen, dat is, met alle deuren dicht, haar kapelletje en daarin had ze nu wat verschoven zodat er meerderen kunnen zitten. De volgende keer doet haar bovenbuurvrouw ook mee, maar die meldde zich nu snotterend ziek, af.

Het was heel fijn en prettig. Een muziekje, een tekstje die begon met: 'de dag dat ik al mijn opsmuk en al mijn versierselen, alles wat ik moet zijn van mezelf en anderen, de dag dat ik dit alles afleg, dan komt mijn Ware Ik tevoorschijn.' Zoiets. Daarna 25 minuten stilte en toen weer een muziekje en nog een keertje dezelfde tekst voorlezen.

We waren het na afloop helemaal eens: een prima concept. De cd was een stilte-cd: muziekjes met lange stiltes daartussendoor. Mijn gedachte onderwijl, dat zij nu de hele tijd op de tijd moest letten en dat niet helemaal evenwichtig is, als je maar met zijn tweeën bent, was dus niet nodig geweest.We hebben nog wat gerommeld met een witte doek voor een deur, want zuurstofvoorzienig met enkele kaarsen en meer deelnemers dan twee, dat kan een probleem worden.Dus een deur moest open en het wordt waarschijnlijk een oude vitrage die met een spijkertje erbij kan worden opgehangen.

Na een uurtje was ik weer buiten. Nog iets drinken, dat verstoort in feite wat je samen beleeft hebt.Een ervaring die we ook zo deelden: Het heeft iets moois, om gewoon daarna vanuit de stilte, allebei weer je eigen weg te gaan.

maandag 7 juni 2010

Sneu

Tja, wat doe ik als ik de keuze heb tussen een stad vol muziek, lachende mensen, een kleutertje dat meedanst met het acapella koor, swing bij het bierfeest ietsjes verderop tussen de cafés, of de kerkklokken die luiden?

Ik hád me al voorgenomen om naar die kerk te gaan om daar de Vespers te horen van Huub Oosterhuis, gezongen door een koor. Om 14.30 uur gezamenlijke repetitie!, meldde de zondagskrant. Maar dat royale gebaar, dat liet ik maar aan me voorbij gaan. Meestal kun je vespers, waar men alternerend zingt, zó meezingen, als je de eerste keer luistert. Eenvoudige melodielijnen en bovendien zing ik toch hoogstens heel zachtjes mee, want ik kan geen toon houden.

Ik ging toch maar naar de Vespers. Was wel benieuwd wat Huub Oosterhuis, die zo'n beetje in de ban is gedaan door de katholieke kerk, ervan bakte. Op muziek van Tom Löwenthal, één van zijn vaste componisten. Ooit eerder naar hun Kerstdienst in De Rode Hoed gegaan, en ik moet eerlijk zeggen dat ik toen na afloop het idee had naar een uitvoering van iets te zijn geweest, in plaats van samen gevierd te hebben.

Maar oké, bij deze Vespers zou dat niet zo bezwaarlijk hoeven te zijn. Tenslotte vielen ze in de dag waar de stad haar muzikale talenten aan het etaleren was. Er zat ongeveer helemaal geen 'publiek' in de kerk. Bovendien was er wél een voorganger in liturgisch gewaad, die na een plechtig welkom, een stukje van Paulus voorlas dat ging over het brood en de wijn die Jezus deelde, de basis van de eucharistie, het heiligste Sacrament der Katholieken, want o, ja het was Sacramentsdag.

Verder ontstak hij eenmalig wat wierook en stond aan de zijkant van het koor, met piano en andere instrumenten mee te zingen. Aan de helemaal andere zijde van mijn bank schoof een vrouw halverwege aan, met een beker jus d'orange en een broodje in een zakje, dat ze met veel knisper en kraakgeluiden tevoorschijn toverde en opat. Ik geloof niet dat ze door had dat de akoestiek van de kerk ervoor zorgde, dat je haar welhaast hoorde kauwen en doorslikken. Die vierde haar eigen eucharistie.

Het was wat sneu, allemaal. De dirigente maakte grootse gebaren richting het kerkvolk wanneer die mee mocht zingen, maar er zong helemaal niemand mee. Het lijkt alsof de kerk zichzelf wegdroomt in een volle bak met hemelse heerscharen, terwijl alles wat vrolijk en luchtig en een beetje naar hemelse herrie riekte, zich buiten bevond.

Ook de woorden van Oosterhuis en de muziek van Löwenthal: het was te ernstig en te pretentieus naar mijn smaak. Ik weet het niet hoor, maar alleen met speelsheid en pretentieloosheid en domweg wat plezier, dan lukt het volgens mij en wil het wat worden.

zaterdag 5 juni 2010

Sugata Mitra

Gisteren definitief de zomer ingeluid door op een Waalstrandje een zandkasteel te bouwen met nichtje L. Met twee bruggen en twee grachten om het steeds maar stromend rivierwater, dat wanneeer er boten langsvaren op eb en vloed lijkt, te kunnen trotseren. Ook nog een waterbekken erbij gegraven waar de denkbeeldige paarden van de ridders en de jonkvrouwen konden drinken en een zwembad voor de mensen. Onderwijl neuriede ik country roads, take me home, van John Denver, en L. zong daar de tekst bij van haar stamgroep-eindviering: dankje wel allemaal... Ze wil privézangles. Om het beste uit haar stem te halen, zo zegt ze.

Daarna fietste ik over de Waaldijk naar de Clarissen voor de meditatie. Veldbloemetjes geplukt voor in het midden van de kring en R. de abdis zei dat ze van de meditatie wel erg veel zin kreeg in vakantie en erop uit trekken: uittocht!

Diep in de nacht zag ik een andersoortige uittocht op de tv: de Indiase professor Sugata Mitra vertelde over een project, dat Hole in the Wall is gaan heten. Hij kwam op het idee in Delhi, waar aan de ene kant van de muur een instituut was vol computerdeskundigen en aan de andere kant een sloppenwijk. Hij observeerde dat voor de computermensen de andere kant van de muur als het ware niet bestond, die negeerden die kant en willen liever dat die er niet zou zijn.

Terwijl aan de kant van de sloppenwijk, kinderen vaak probeerden om over de muur heen te kijken. Die bekeken de overkant met een nieuwsgierigheid, zoals wanneer je in de dierentuin zou wandelen. Hij besloot een gat in de muur te maken, op kinderhoogte en daarin een computer met een browser te plaatsen. Verder niks. Op videobeelden legde hij vast, hoe het eerste jongetje nieuwsgierig naar het venster kijkt en met de ingemetselde 'muis' gaat spelen. Hij haalt er andere kinderen bij. Binnen zeer korte tijd kunnen de kinderen met de computer omgaan, geheel zichzelf aangeleerd.

Fascinerend, hoe hij het experiment vervolgens in heel India heeft uitgevoerd. Omdat India een land is met een zeer grote diversiteit, van de koude Himalaya tot het hete zuiden, van dorpen totaal afgezonderd van de wereld en dorpen waar men geen engels kent en nog nooit een computer heeft gezien, plus plekken met allerlei levensbescouwingen en eigen kultuurtjes, waarborgt het experiment, het universele resultaat: overal leerden kinderen op eigen kracht met de computer om te gaan. Meisjes en jongens gelijk en daarom moest de computers ook buiten aangebracht worden en niet ergens binnen, want dan zouden de meisjes niet meer aan de bak komen.

Kinderen vormen vanzelf groepjes en ondersteunen elkaar. Ze helpen elkaar en wat de ene niet weet of kan, dat kan een ander. Intelligentie en leeftijdsopbouw speelt geen enkele rol. Al viel wel op dat de jongere kinderen sneller leerden dan de oudere.

Dit is toch heel inspirerend, vind ik. De computer is ook zó gebouwd, dat volwassenen er bijna niet bij kunnen, ze zouden acuut pijn in de handen en in hun houding krijgen. Dus toegang tot pornosites, gebeurt niet. Maar kinderen doen onderwijl van alles: ze surfen, doen videospelletjes, leren het westers alfabet, kennen al snel alle relevante computerwoorden.

Ik word daar heel vrolijk van. Alsof de menselijke geest betrapt is in de onbedorven staat, wanneer concurrentie en macht nog geen rol speelt en alleen maar de nieuwsgierigheid telt. Dat je elkaar dan vanzelfsprekend op weg helpt en samen, zonder docenten van boven, heel ver komt. Hij heeft nu 300 gaten in de muur in India en al die computers zijn met elkaar verbonden en hebben een videokonnektie, zodat hij in Delhi iedereen volgen kan en ze bezig kan zien.

Je zou willen dat dit wereldwijd geïnstalleerd werd. Zoals ik ook zou willen dat ze in de Afrikaanse woestijn zonnepanelen zouden plaatsen, zodat iedereen daar electriciteit heeft. Maar ja. Zo zit de wereld vooralsnog niet in elkaar. Het zou de 'marktwerking'in de wereld grondig verstoren. Daarom stem ik ook SP, als ik dan toch maar even een stemadvies de wereld in mag slingeren van mezelf. Marktwerking in de zorg, het onderwijs en publieke diensten, dat gaat altijd ten koste van de zwakkeren en hen die nog niks hebben.

En nu ga ik zonnebrandolie kopen, wat boeken lenen en de rest van dit zonovergoten weekend voornamelijk aan het water op strandjes liggen. Gratis en voor niks.

donderdag 3 juni 2010

Weer en weer

Ik liep wat te mijmeren in een zonnig bos en bedacht dat er verschijnselen zijn die helemaal nooit veranderen. En dat er andere dingen zijn die voortdurend veranderen. Wat blijft, dat zijn dat universele gevoelen en verlangen: naar liefde en je verbonden voelen met anderen. Plus helaas, de tragiek van een ander niet kunnen bereiken, dat wat Het Menselijk Tekort heet.

Wat verandert, daar heb ik de afgelopen weken over gelezen. Ik las in de biografie van Van het Reve van Nop Maas, deel 2, de Rampjaren. Hoe homoseksualiteit in zijn tijd werkelijk iets uitzonderlijks was. Hoe ik indertijd van die Revisten kende, die zich als flikker ook een welhaast nieuw mensenras waanden: Creatiever, en Kunstzinniger en Echter. Hele discussies heb ik nog gevoerd.

En ik zag op dvd Annie Hall, van Woody Allen. Ik heb ze toch allemaal wel bekeken in mijn studentenjaren, die films van hem. Films, dat was altijd onderwerp van gesprek in mijn toenmalige relatie en Woody Allen, dus ook. denk ik: wat een egootje is daar bezig om zichzelf te verwerkelijken. Wat self-centered en ook wat pedant. Hoe een heel jonge Diane Keaton hem gracieus ontwijkt en ontsnapt uit zijn leven. Zo zijn relaties volgens mij niet meer, dat gedraai om elkaar heen. Het is nu veel meer een 'gezonde' ruil van interesses en capaciteiten, elkaar gelijkwaardig steunen en bemoedigen. Denk ik.

En uit de afvalwagen bij het Koniginnedagpuin had ik een oud kinderboek gered: Onder het strooidak door C.M. van Hille-Gaerthé. Met voorin, in ouderwets geschreven letters van zwarte inkt dat tegen water kan: 'Elisabeth Cassée, Ter geschenke ontvangen van Tante Cor en Oom Freek op 16 September 1924.' Een heerlijk dromerig verhaal van een zoete zomer, waar ook nog eens Franciscus van Assisi in figureert, dat zich afspeelt in de elite- kringen in een mooi huis op de Veluwe en een grachtenpand in Amsterdam.

1924: Dan realiseer je je hoe onbeschreven de kinderziel nog was. Er was nog nauwelijks kinderliteratuur. Dik Trom in Nederland, en Alice in Wonderland en Winnie the Pooh wellicht uit Engeland? Geen Pipi Langkous, nog geen Hoe overleef ik...van Francine Oomen. Kinderen hadden nog geen eigen leefwereld met alles daarop en daaraan, ze verveelden zich hoogstens tijdens lange zomervakanties.

Dit soort dingen, die werken als een soort tijdmachines, diep, diep, mijn eigen geest in. Hoeveel je daarin al hebt zien onstaan en hebt zien vergaan. Van hoeveel dacht je indertijd dat het Altijd Zo Zou Blijven? Van hoeveel mensen heb je niet afscheid moeten nemen omdat deze niet mee konden gaan in de groei en veranderingen van die geest?

Het is de Dood in het leven zelf: wie vast wil blijven houden aan wat ooit was, in illusie en beelden van de ander, die helemaal niet meer zo bestaat. Wat blijft, dat vraagt als voedsel de voortdurende openheid naar verandering, paradoxaal genoeg. Elke keer de ander willen ontmoeten in weer een andere gestalte en verschijning. Weer en weer en weer en weer....

En dat wat hetzelfde blijft in die ander, dat is misschien wat ook hetzelfde blijft in jezelf. Een levende kern van liefde en blijven uitkijken naar die andere: elk ander.

Trekvogels

Eindelijk zomers weer en voor het eerst mijn ruggetje gekoesterd in de zonnestralen. Ondertussen me bezig gehouden met de meditatie van morgen. Rondom de laatste regel van Ida Gerhardts gedicht 'Uittocht'. En de regel luidt: Trekvogels, hun baan recht boven ons, naar het beloofde land.

Geinspireerd door alle vogels in de tuin, sta ik eerst maar even stil bij het gegeven dat trekvogels jaar in jaar uit, op vaste tijden komen en gaan en dat ze zich verschillend nestelen. De zwaluw nestelt dicht bij mensen, bijvoorbeeld in een boerenschuur. Mussen houden niet van eenzaamheid, want ze zitten allemaal bij elkaar. Terwijl de ooievaar juist een hoge plek zoekt, alleen, waar ze kan uitkijken over het land. Ik vraag mensen om aandacht te geven aan de trekvogel in je: je innerlijk kompas, iets in je dat feilloos weet hoe te vliegen. En kijk eens naar de wijze hoe jij je nestelt...

Woorden van de profeet Jesaja begeleiden de eerste stilte:
Zelfs de ooievaar weet zijn tijd
de tortel, de zwaluw en de reiger
hebben een vaste tijd voor hun trek.

Voor de tweede stilte kijk ik naar het oeroud bijbels beeld, dat wij, als trekvogels altijd onderweg zijn. En dat bij de beweging van op-weg-gaan, ook altijd een thuiskomen beloofd wordt: Het beloofde land. Dan kan een plek buiten je zijn, een nieuw verblijf, woonplaats, een ander huis. Of je komt thuis bij andere mensen. Maar het kan ook gaan over een plek in je zelf: de reis naar binnen, naar een plek in je ziel waar je thuis bent bij jezelf en bij de Levende, bij God. Voor wie stil zit en luistert en wacht...

De eerste 7 regels van psalm 84 begeleiden de tweede stilte. Met regels als:

Zelfs de mus vind een huis en de zwaluw een nest waarin ze haar jongen neerlegt (...)gelukkig wie wonen in uw huis(...) gelukkig de mensen die sterk zijn in U, met in hun hart de wegen naar U. Trekken zij door een land van dorheid, het verandert voor hen in een oase.

Tot slot de Zegewens, die ik al veel langer geleden schreef, toen het ging over de Parel van de Zorgeloosheid. Maar de vorige meditatie werd deze ook al gebruikt en ik vind het nu dus ook weer toepasselijk:

Moge je zijn als een vogel in de hemel,
je vleugels uitslaand
de ruimte verkennend
vrij en onbezorgd.

Moge je zijn als een vis in het water,
volkomen
in je element,
vertrouwend op wat komen gaat:
alles mondt uit in de zee.

Moge het leven je omarmen,
je zacht en geduldig maken,
vol overgave, thuis waar je bent,
in vrede met jezelf.

woensdag 2 juni 2010

Geluk

Vanochtend werd ik wakker met de woorden van iemand uit de Franciscaanse leesgroep. Die zei gisteren, bij de heel korte evaluatie van dit leesjaar. 'Wij rijden vaak terug en dan zeg ik tegen F: 'Dit is weer een gelukkige avond'. Het woord geluk, viel bij meer mensen. Wat is het toch een mooi woord! Geluk. En wat is het toch bijzonder om gelukkig te kunnen worden omdat je met elkaar je leeservaring deelt, in dit geval van de Fioretti, de Bloempjes van Franciscus.

Dat alleen maar delen met elkaar, daarvoor genoeg is. F. vulde aan 'Want als we dan bij elkaar in stappen in de auto, dan hebben we allebei alleen dat verhaaltje gelezen en dan kijken we elkaar aan en zeggen: nou wat het vanavond zal brengen, ik weet het niet, ik kon niks met het verhaaltje, jij ook al niet?... wat een raar verhaaltje.'

Hoe wonderlijk de geest kan werken. Want het zijn dezelfden die ter plekke ook altijd verrassende dingen zeggen. Hoe zou dat in het werk gaan? Ik heb het zelf ook weleens, zelfs wanneer ik de groep begeleidt. Je verzint een leidvraag en voor na de pauze heb ik meestal meerdere opties open staan. Afhankelijk van hoe het gesprek verlopen is. Maar soms denk ik ook van te voren: misschien moeten we vanavond maar gaan concluderen, dat dit toch echt een achterhaald en wat oudbollig verhaaltje is.

Je werpt wat op, zo'n beetje als een hengel uitgooien, met wat aas, en helemaal niks vangen behoord zeer tot de mogelijkheden. Er is een stilte, mensen beginnen dingen op te schrijven, je ziet ze soms al glimlachen. Het lijkt alsof er ter plekke een weefsel van vruchtbare gedachten gaat hangen, alsof iets fijnstoffelijks een samenhang maakt van alle aanwezigen, een soort bindweefsel, een feestelijke slinger.

Ik weet ook niet hoe het werkt. Maar ook ik kom vaak gelukkig van die leesgroep vandaan.

dinsdag 1 juni 2010

Schola

Gisteren was het weer Schola in de Abdij van Diepenveen. Het zijn vaak wonderlijke middagen en gisterenmiddag schoot dat besef weer door mij heen. Wat doen we daar eigenlijk? Hoe vreemd en uitzonderlijk is het om er op een vanzelf sprekende wijze te praten over de 'weg' die je gaat dichter naar 'God' toe. Dat dit het belangrijkste is in je leven en hoeveel en wat je daarvan af houdt.

Nu kwam dit ook omdat we ons weer zijn gaan buigen naar Cassianus, een oude woestijnvader die vertelt over zijn nieuw gevonden leefwijzen, de eerste experimenten, die later zijn uitgemond in kloosterlijke leefwijzen. Hij introduceert het cenobietenleven, het leven in gemeenschap, geinspireerd door een tekst uit Handelingen (4;32) : De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel ze bezaten alles gemeenschappelijk.

Dít gebeurde er dus, in de eerste gemeenschappen na de dood van Jezus. Heel bijzonder als je erbij stil staat. Een idee dat toch als een soort heimwee in de mens besloten zit: ook het Marxisme bijvoorbeeld en het Socialisme putten uit dit gedachtegoed. Wie intreedt in een klooster, geeft letterlijk vrijwillig alles af, maar voor de rest van de mensen is het in de alledaagsheid ook een beetje een idée fixe.

Je zult het van je houding moeten hebben om de rijkdom ervan te ervaren. En die rijkdom, die heeft iets met 'God' te maken of in andere terminologie: met dat wat Uiteindelijk gelukkig maakt: een vermoeden dat we allen één zijn en met elkaar verbonden. Iedereen voelt daar wel iets van aan: als je deelt, maakt dat gelukkiger dan alles verkrampt voor jezelf houden. Alles willen controleren en jezelf tot middelpunt van het universum maken, dat maakt depressief en eenzaam.

Die houding: die vindt in elk leven een volstrekt eigen en unieke vorm. Alleen in de Schola zelve, blijkt al iets van die diversiteit. De ene wás ooit dominee, maar noemt de theologie opleiding nu, een scholing tot partij-ideoloog. De andere is nét dominee geworden vanuit een kantoorbaan en verlangt ernaar om vanuit het gebed en de stilte iets te delen van zijn rijkdom. De andere is astroloog en vertaalt boeken bij uitgeverij Altamira. Weer een ander heeft, van huis uit Protestantse, een nieuwe kloostercommuniteit opgericht, maar woont nu alleen in een rijtjeshuis, maar blijft dezelfde Zuster. Er is een monnik, een priester met kinderen, een gepensioneerde chemicus, een huisvrouw... en ikke.

Ik zelve hoor me dan zeggen dat ik in het algemeen 'maar- wat- doe'. Dat ik nooit meer nadenk over keuzes en zwaarwichtigheden en er een beetje op los leef. Dat het leven alleen maar gelééfd kan worden en je vanzelf wel weer struikelt over stenen en keien op je weg en je die dan ter plekke kunt proberen op te ruimen. Meer is er niet. Je weet nooit wat het Goede, definitief en voor altijd is. Dat is er ook niet.

Elke dag ruimte maken om iets zachts en teers toe te laten. Stil te ervaren dat er een stroom is die door het leven heen gaat, die je meeneemt en draagt en verbindt met Al het andere... zoiets, dat is het enige wat voor mij telt. Wat daarvoor alleen maar nodig is, is je af en toe afzonderen. Alleen zijn in de stilte. Cassianus noemt dit het anachoretenleven, ofwel het kluizenaarleven en noemt het een bloem of een vrucht van het cenobietenleven.

In allerdaagse terminologie: men behoeft een leven in afwisseling tussen samen-zijn en alleen-zijn. Heel simpel allebei in de gaten houden en in balans met elkaar brengen en men zal zichzelf leren kennen en Gelukkig zijn.