vrijdag 30 september 2011

Eekhoorntje

Gisteren zat ik in de late stralen van de middagzon op een bankje op de begraafplaats. Op het gazon de zwarte lange schaduw van het kruis. Ik dacht: het kruis, het kruis, waar is dat op zijn mooist nou een symbool van? Ja, van verdriet en lijden én de ervaring daar weer uit te kunnen opstaan; te verrijzen. Toch een krachtig symbool. Vooral als je Jezus er niet aan ziet hangen, en het alleen een schaduw is in het groene gras.

Zo'n begraafplaats is toch wel een aparte plek. Het was er stil. Een man en een vrouw liepen voorbij, met een dochtertje, denk ik, van ongeveer tien. Ze liepen naar het urnen-gedeelte. Daarachter kun je afbuigen richting kinderveld of naar rechts richting de heel oude graven, waar ook mijn open en oma liggen. Dat maakt toch uit: Ga je er een jong iemand of een heel oud iemand gedenken? Hoe bezwaard was dit drietal? Naar een verloren kind, een zusje of broertje, of naar een grootouder of nog verder weg in de familielijn? Er fietste een vrouw van mijn leeftijd voorbij met achter op de bagagedrager een doos vol violen.

Er vielen af en toe wat eikels naar beneden. Ja, het was al herfst, ondanks de heerlijk warme zon. Toen was er een plotseling geraas en gedoe in de boom. Twee eekhoorntjes roetsten langs de stam naar beneden. Die nootjes die vielen waren wellicht een welbewuste aktie: ze renden rond de boom en eentje verdween tussen de graven. De ander pakte een eikeltje en begon eraan te knabbelen. Op nog geen drie meter van me vandaan. Toen die ermee klaar was, keek ze rond. Parmantig, glinsterende kraaloogjes, grote rode staart omhoog. Ze kwam bij me zitten. Waarachtig, nog geen meter van me vandaan op het bankje!

Dat zijn leuke dingen voor de mensen. De eekhoorn is eén van mijn totemdieren in de Medicijnkaarten-filosofie van de Indianen. Ze is mijn totem van het Zuiden: het dier dat het kind in je beschermt, en je er aan wil herinneren om aards te zijn en te vertrouwen, zodat onschuld een deel van je persoonlijkheid blijft. De eekhoorn is daar een mooi symbool van, die ik wel helemaal bij me vind passen: je verzamelt voedsel voor wanneer het schaars wordt en je bewaart het op een veilige plek.

Een kluis. Ik ben een licht-zoeker en verzamelaar en bewaar dat allemaal en koester het in de kluis van mijn hart en hoop daar soms wat van uit te kunnen delen.

donderdag 29 september 2011

Clara en Agnes

De leesgroep rondom de vier brieven van Clara van Assisi aan Agnes van Praag is van start gegaan. Het is heel bijzonder om je te realiseren dat het hier om twee vrouwen gaat, die in de dertiende eeuw een volstrekt eigen en eigenzinnige weg zijn gegaan, dwars door alle sociale conventies en verwachtingen heen.

De eerste brief schreef Clara in 1234, naar aanleiding van het gegeven dat Agnes een klooster en een hospice stichtte in Praag in dat jaar. Clara zelf was 40 jaar oud en al 22 jaar zuster. Zes jaar daarvoor was eindelijk haar leefwijze met een privilege voor de armoede, goedgekeurd door paus Gregorius de negende. Clara was de eerste vrouw die zomaar een totaal ander leven ging leiden, in het spoor van Franciscus van Assisi: zielsverwanten van het eerste uur. Franciscus was 13 jaar ouder en was bij het schrijven van de eerste brief al 8 jaar dood.

Clara hoorde bij de rijke adel van Assisi. Op Palmzondag was het gewoonte dat alle meisjes van goede komaf in hun mooiste kleren in processie naar het bischoppelijk plein trokken, om daar een palmpaastak van de bisschop te ontvangen. Op diezelfde dag, deed Clara het omgekeerde: ze vroeg aan de bisschop om bij haar thuis te komen en vertelde dat ze haar huis zou verlaten en met Franciscus mee zou gaan. Ze was 18 jaar.

Agnes van Praag was een koningsdochter. Ze heeft geleefd aan het hof van Oostenrijk, ze had keizerin kunnen worden, zich kunnen wentelen in rijkdom en luxe en aanzien, maar ze heeft dit alles 'versmaad', zoals Clara zegt in die eerste brief. Ze was 29 jaar toen ze dan eindelijk haar hart kon volgen. Na al enkele keren uitgehuwelijkt te zijn. Eén keer ging haar bedoelde bruidegom er met een ander vandoor. Reden voor haar vader om een oorlog te willen beginnen. Agnes heeft hem daarvan kunnen weerhouden.

In het gesprek over de brief als geheel ging het over 'verlangen' dat een sturende kracht is. Over 'volhouden', over de 'binnenkant en de buitenkant' van het leven en hoe alleen het luisteren en gehoor geven aan de binnenkant je gelukkig maakt.

Twee vrouwen, voor wie het geheel niet in de lijn lag, om te doen wat ze deden. Het magnetisme tussen die twee. Alleen vier brieven zijn bewaard gebleven en tussen de eerste en de laatste zit 19 jaar. Aan de aanhef is te zien hoezeer ze elkaar altijd in het hart bewaard hebben: De aanhef van de eerst brief is nog titelrijk, 'aan de hoogwaardige vrouw'... etc. In de laatste brief schrijft Clara: 'Aan de andere helft van mijn ziel'.

- Artikel 'Clara schrijft Agnes' door Hans Sevenhoven

dinsdag 27 september 2011

XY enzovoort

Ik geloof dat ik een Italiaanse equivalent heb gevonden voor de Japanse schrijver Haruki Murakami. Hij heet Sandro Veronesi. Ik heb twee boeken van hem gelezen, Kalme Chaos en XY en dan is het uit en dan denk je: wat apart. Door XY dacht ik aan Murakami omdat hier iets in gebeurd wat helemaal niet kan, maar wat wel de spil van het boek is. Zoals Murakami ook speelt met verschillende werkelijkheden en werelden en je het gevoel krijgt dat zo'n boek een metafoor is van de huidige geest en het bewustzijn, zo denk ik bij Veronesi ook: dit boek kan alleen maar nú geschreven worden en pakweg 15 jaar geleden nog niet.


In XY, de X staat voor een jonge vrouwelijke psychiater die aan het bijkomen is van een verbroken relatie, de Y staat voor een oudere priester in een afgelegen bergdorpje, gebeurt iets onmogelijks. In de bergen van dat dorpje wordt een gruwelijke 'moord' gepleegd: 16 dorpelingen worden gevonden met een ijslaag om hen heen, alles met bloed doorlopen en dat bloed blijkt het dna van alle 16 mensen te bevatten. Alleen zijn alle 16 op een andere wijze om het leven gekomen. De ene is eigenlijk gestikt door een boterhamzakje, de andere verkracht en gewurgd, weer een ander opgehangen, eentje is gebeten door een grote haai, enzovoort.

Onmogelijk en je wordt meegenomen in het brein van de priester die verklaringen zoekt in de trant van: als God bestaat die het onmogelijke kan, dan bestaat de duivel ook, die dit wellicht verricht heeft om hem en het dorp op de proef te stellen. De vrouw, die tijdelijk in het dorp komt wonen om naast de geestelijke bijstand van de priester, psychologische hulp te geven, denkt in heel andere lijnen: in deze 16-voudige moord, openbaren zich precies alle soorten van angst, die je kunt hebben over hoe je dood kan gaan. Maar hoe kan dit?

Ze vergelijkt zichzelf en de priester met die twee van de X-files, die onmogelijke, buitenaardse zaken op hun bordje kregen onder strikte geheimhouding. Als lezer ga je daarin mee: je wilt weten wát er nou gebeurd is, en een buitenaards wezen mag best, als verklaring. Maar er komt geen oplossing en verklaring. Beide, priester en pscyhiater leven hun leven daarna gewoon door, maar beleven wel iets van een doorgang naar een soort van innerlijke rust, een opnieuw zichzelf vinden en hernemen.

Kalme Chaos is een heel andersoortig boek. Een man gaat de hele dag zitten in zijn auto tijdens de schooltijden, nabij de school van zijn dochtertje, nadat zijn vrouw plotseling dood is gegaan. Gedurende het boek wordt hij steeds meer iemand waar mensen bij langskomen om te vertellen over hun eigen verdriet en hun leed. Hij werkt in de auto achter zijn pc, het bedrijf raakt failliet, hij krijgt van de allerhoogste bazen die in de sneeuw naar zijn auto komen, een nieuwe baan aangeboden, die zijn actie-in-de-auto als een strategische daad zien.

Grappig is, dat ik vanuit een klooster-perspectief vond dat hij eigenlijk hetzelfde doet als kloosterlingen: op een andersoortige plek en in een andersoortige tijd gaan leven dan de mallemolen van het leven. Net als in een klooster herkennen en zoeken mensen zo'n plek om toe te komen aan hun eigen verdriet. Iemand die aan Zen doet beleefde weer veel zen-momenten in het boek. Een andere die psychotherapeut is vroeg zich af of de hoofdpersoon door deze actie zijn eigen verdriet juist wegblokte.

Beide boeken zetten je op meerdere verschillende benen. Net zoals Murakami dat doet. Ze prikkelen je en moedigen je aan om de wereld om je heen met heel veel verschillende ogen te bekijken en te beleven.

maandag 26 september 2011

Kop zonder kip

Kun jij niet wat vertellen?, vroeg een van de dames in Museumpark Oriëntalis, wat vroeger het Bijbel Openluchtmuseum heet, maar zich wil omvormen tot een park over de wereldgodsdiensten wereldwijd. We stonden in een nieuw islamitisch gebouwtje. 'Wat wil je weten?, 'vroeg ik. 'Nou, hoe dat zit met bijvoorbeeld dat monotheïsme?' Dat stond op een van de borden aldaar. Dus ik begin wat te oreren en achteraf zeiden ze dat er meerdere mensen bleven luisteren en een man steeds rondjes bleef lopen in de ruimte. Ik had niks in de gaten.

Dan ontdek ik dat ik bijna vergeten ben dat wat voor mij gesneden koek is, voor anderen een verre en vreemde wereld is. Over God, over de verhouding Jodendom,Christendom, Islam. Wat het christendom van Jezus heeft gemaakt, hoe anders het boeddhisme omgaat met dat wat het 'hemelse en hogere' is gaan heten, tegenover het aardse dat door het christendom tot iets zwarts, zondigs en slechts is gemaakt, waar Jezus ons uit zou hebben verlost. Over Taoisme, Confucianisme, atheisme, enzovoort.

Tja. Een heerlijk zonnige dag, kuierend door dat park, praten over van alles en niets. Dat ze de vorige keer toen ik er niet bij was, heel lang over kippen gepraat hadden: Kippen! Wie over kippen praat, heeft niets meer te wensen. Kippen houden: dat is het toppunt van geluk en geborgenheid. Ik zoek nog een Kip en hoewel God zich vertoont in alle geledingen van de werkelijkheid: God en Kip laten zich niet met elkaar verwarren.

Er lopen in zo'n park altijd van die goedbedoelende, naar graantjes pikkende kippen rond. Zo eentje met een grijs permanent en een haastige, indringende stem. Die je niet van je weg kan houden omdat ze zó graag iets wil vertellen over de synagoge en de sjoel. Dus als laatste wegwapper zei ik: 'Ik weet dit wel zo'n beetje, ik heb ooit theologie gestudeerd.' Ze zei: 'Als je theologie hebt gestudeerd, hoef je niet alles te weten'. Zo weet je je plaats weer. Ik ging heel ver van haar vandaan in de zon liggen.

Naar bed

'Ik wil naar bed. Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik dit zeg!' zei nichtje L. in de trein om kwart voor elf 's-avonds. Ze had ook zo'n beetje de drukste dag van haar leven meegemaakt: 's-ochtends om 8 uur op en een wedstijd hockey, daarna teambuilding (ja, ook op haar leeftijd): naar een jeu de boules-baan, toen met de Bus en de Trein (dat ís wat als je een auto-kind bent): alle twee de kaartjes bewaard. Wandelen naar de diertentuin, de dierentuin, in de klimtoestellen, wandelen naar andere Tante en Nichtjes, feestje, spelen met jongetjes aldaar, in het Donker wandelen naar het station.

'O, wat zal ik blij zijn, als ik zometeen in de trein zit, wanneer komt het station nou, zijn we er al bijna?' Aangekomen stortte ze zich op de bank. Daar kwam de eerste geeuw. De trein bleef nog eventjes op het station: oponthoud. 'Waar zijn de kaarten?" zei ze.'Nu zit je rustig in de trein en nu wil je weer wat DOEN?!' vroeg ik. Jeetje wat heb ik een actief nichtje! Het gaat maar door tot en met weten dat je naar bed wilt. 'Ja , dit is voor het eerst dat ik het zelf wil. Ik wil naar bed!

Dat is inderdaad bijzonder. Dat je een eigen grens kan stellen. Dat je zelf iets wilt en dat je het dan kan realiseren: bepalen om naar bed te gaan. Ik herinner me dat moment van vroeger nog goed: Ik lag in bed, want ik moest naar bed en ik dacht: EENS komt de tijd, als ik groot ben, dat ik dat zélf kan beslissen! O, wat zal ik dan gelukkig zijn, dan ben ik VRIJ! Ik weet nog dat het voor het tv-progamma De Wrekers was, wat ik de ene keer wel nog mocht kijken en de andere keer niet. De Wrekers met Emma Peel, blijft een favorietje.

Tja, zelf iets willen is mooi. Sommige dingen kun je zomaar altijd laten uitkomen: elke dag zelf bepalen wanneer je naar bed wil. Andere dingen niet. Dan blijk je met handen en voeten gebonden te zijn aan de wil van die ander. Bijvoorbeeld als je zou willen dat een ander toenadering zoekt of een contact herstelt. Dan blijkt dat de vrijheid van het geen-kind-meer-zijn pas een glans krijgt, in verbondenheid.

zaterdag 24 september 2011

Spinnenweb

Gisteren is de vrijdagavondmeditatiecyclus weer begonnen bij de Clarissen. Mild makend, realiseer ik me, als ik weer thuis ben: eerst meedoen met de Vespers, dan een uur lang stil zijn in de kapel, kapel klaarzetten, samen eten. Ditmaal niet in stilte, want er was een groep jongeren, die kwam voor een 'Lichtvoetig weekend', georganiseerd door zuster B., die daarmee haar jongeren binnen heeft: de reden waarom ze niet meer meedoet met de meditatie: ze zoekt jongeren, niet een allengs ouder wordende meditatieganger.

Aan tafel keken we de tuin in en zuster R, met bijval van zuster C. zeiden dat er nou zoiets prachtigs was in de tuin! Ik en twee jongeren keken verwachtingsvol mee. Ze bedoelden een spinnenweb dat zich geweven had in een klein donker denneboompje. Ik zag de verbijstering van een van de jongeren: was dat nou alles?, een spinneweb! Zuster R. zei hoe mooi daar de zon op kwam, en 's ochtends de dauw.

Hier zie je het botsen van twee geheel verschillende belevingen van de wereld. De zusters zien een broos en prachtig gemaakt web, zo kwetsbaar als wellicht hun eigen leefwijze is: er moeten bedelbrieven geschreven worden voor financiële steun, er komen geen jonge roepingen meer bij, er komen sowieso geen zusters meer bij. 'Ach, die jongeren die hebben zoveel andere dingen te doen', had zuster C. net van tevoren gezegd over de weinig jongeren die er bij de meditatie zijn, 'als de ouderen wel staan te trappelen, hoe kun je die dan weigeren om te komen?'
Zo'n spinnenweb is een mooi symbool waar de zusters dagelijks op uit zien, ze verlaten het klooster alleen als het noodzakelijk is, het is een bron van meditatie.

Het is een wijze van waarnemen, die ook in de Zen zo aanwezig is: Alles openbaart zich in het Gewone.Alles kan een aanleiding zijn om door te dringen tot het wezen van het universum en jouw bestaan. Wat dat ook is: woorden schieten tekort en lijken al gauw gezemel, vaag en onduidelijk. Maar het bestaan van haiku met een eerbiedwaardige reeks van dichters, wijzen ook naar een levende werkelijkheid die in zo weinig woorden als een haiku, elke keer weer , bij elk een die het leest, gaat leven.

Ik vond een haiku die een verbinding maakt tussen het alledaagse wat zomaar voor handen is en zoiets als biddend handelen: getijdengebed, meditatie en in het boeddhisme het reciteren van sutra's:

While I intone the sutra's, the morning-glories are at the best.

Van Kyroroku en in het Japans hoor je een melodie gaan: Kankin no ma wo asagao no sakari kana. Misschien dat zo'n jongere op het einde van het lichtvoetige weekend, na twee dagen de rest van de maaltijden in stilte te hebben doorgebracht, kijkend naar dat spinnenweb toch ineens ervaart: ja, zo'n spinnenweb, toch wel heel mooi, eigenlijk.

vrijdag 23 september 2011

'Woekeraars'

Gisteren stond er in Trouw een oorlogzuchtig artikeltje: Boswachters op oorlogspad tegen buitenlandse bezetters. Het gaat over de zogeheten 'invasieve soorten', de uitheemse woekeraars, die soms letsel aanbrengen bij wandelaars en gewassen in de landbouw beschadigen.. 'Snoeien helpt niet, boswachters moeten machteloos toe zien.' Nou, denk je dan, hellup!

Op plaats 1 en 2 in de top van de woekeraars, staan de twee planten die bij mij juist een soort lyriek oproepen. De reuzen berenklauw en de reuzen springbalsemien. De eerste heb ik ooit gezaaid van berenklauw aan de kant van een plantsoen in mijn achtertuintje, daar waar nu mijn bamboebosje staat. Ik kwam er wonen, er was geen tuin, alleen maar kale grond, want de vorige bewoner had er zijn uitloopren van drie grote Deense doggen. Dus midden in de tuin ontstond daar een fantastisch grote bloeiende berenklauw van wel twee en en half meter hoog, met daaromheen kleurige bloemen van eenjarig zaad, zo Oer.

Ja, het kostte wel 10 jaar om er weer vanaf te komen. Je wilt andere dingen in de tuin en het jaar daarop wel berenklauw, maar alleen een kleintje, en het jaar daarop ook nog, maar dan aan de zijkant van het huis en dan wil je het niet meer, want het sap is giftig en eng als er kinderen komen. Ze vermeerderden zich in het plantsoen vlak achter mijn huis en daar stonden ze enkele jaren geleden ook nog totdat de groenvoorziening geheel gereorganiseerd werd en men met buldozers kwam.

De reuzen springbalsemien bezorgde me midden Augustus nog, vlak na mijn vakantie, een geluksgevoel: ik kan het niet anders zeggen. Hoger dan je schouder, slingerden ze in diep roze brede banen van wel twee meter langs de oever van de Staartjeswaard, langs de Waal. De bloemen hebben iets orchidee-achtigs. Als je je vingers op de zaaddozen legt, dan springen de zaden eruit, alle kanten op en al weet je het, elke keer ben je toch weer verrast. Uit de Himalaya, lees ik nu, 'wortelstelsel sterft in winter af, waardoor de oevers eroderen. Aanval: eenvoudig, want zaad houdt maar 18 maanden zijn kiemkracht'. Binnen een jaar kan het worden uitgeroeid.

Tja, zo zie je maar, dat elk verschijnsel meerdere kanten heeft. Ik hoop maar dat de boswachters te lui zijn en geen tijd hebben, om langs de oevers de springbalsemien tussen eind Mei en eind Juni met wortel en al uit te trekken en dat het zaad zich via het water blijft verspreiden. Hoe slecht ook met al die negatieve consequenties: het is zó mooi!

dinsdag 20 september 2011

Doen, wat je doet

Vanochtend werd ik wakker met de woorden van een lied van Huub Oosterhuis:

Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan
koud één voor één en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan .

Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.

Het was het lied, waarmee ook de viering rondom zuster C's 25-jarig zusterschap begon. Bijna jaloersmakend, hoe zij daar eenvoudig kon zeggen: 'Elke ochtend als ik wakker word en mijn habijt aantrek, dan ben ik blij.'

'Nou, ik ben weer blij dat ik vanmiddag naar mijn paard kan', zei de celliste onder de koffie en de taart, wier handen ik bewonderd had, de fysieke kracht en precisie die nodig is om tezamen met een orgel iets van Bach ten gehore te brengen. 'Dat kan weer niet als je een zuster bent ', zei ze erbij. En ik was weer blij dat ik die avond naar Balfolk ging, een soort middeleeuws dansen met middeleeuwse livemuziek, getipt door E. mijn vroegere 'oppaskind', die het al vier jaar deed, op haar beurt weer getipt door iemand van het Harry Potter-forum. Daar kwam ik L. tegen die ook soms meedoet met het dansen in de kapel. Voor hem was het daar ook de eerste keer en ik bewonderde zijn moed om zomaar met alles mee te doen. En zo doet een ieder de dingen die je hebt te doen en die hopelijk toch het beste bij je passen.

Vanochtend besloot ik wat aan mijn bamboebosje te gaan doen. Men wil er een beetje doorheen kunnen kijken, de contouren van de stengels, en niet het ondoordringbare donkere dat het geworden was. Bamboe wegzagen, bundelen met ijzerdraad en er een nieuw deel van de schutting van maken, dode stengels laten knakken en verwijderen, te weelderige groene zijtakken afknippen.

Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt,
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt
neuriede ik onderwijl. En ik dacht aan het leven in de vele verschijningsvormen, dat leeft naar eigen aard en mogelijkheden, dat sterft en in andere gedaanten weer opnieuw begint.

maandag 19 september 2011

Van donker naar licht

Het blijft in het leven, lijkt het, een altijd durend spel tussen donker en licht. Donker, dat zijn de zwarte gaten van onmacht, het kwade, de dingen waar je niks aan kunt doen, maar die niet bijdragen tot Geluk. Bij Harry Potter heten ze 'dementors', dat wat alle blijdschap en geluk uit je wegzuigt, zó dat je geen uitzicht meer ziet en denkt dat het nooit meer goed komt.

Ik vraag me ondertussen af, of mensen die 'contemplatieverig' leven, hier extra gevoelig voor zijn. Ze kunnen niet 'een-beetjeaan-de-oppervlakte'-leven, steeds maar weer willen ze naar de kern van wat echt en waardevol is. Des te meer ervaar je en voel je hoeveel en hoezeer het er vaak niet is: leven vanuit je hart en niet vanuit dogma's en regeltjes. Dan kan het soms donker worden, alsof het licht niet schijnen kan.

Veel dingen kun je niet veranderen, alleen maar altijd weer je eigen innerlijk. Daar is het vrij, daar kun je het altijd laten stromen, hoe erg de omstandigheden buiten je, ook anders zijn: het heeft met altijd mogelijke vernieuwing en 'schepping' te maken, zei M. over de woorden die ik vanochtend bij de meditatie voorlas. Is het bij de Waal?, vroeg ze en dat klopte:

OP STENEN BIJ LAAG WATER

Het licht
heeft het water nodig
om te glinsteren.

De harde basaltstenen
zijn donker en grijs
hoekig, met scherpe punten.

Het water rijst
het vult de kieren en holen
en zie: plekjes licht
overal
waar water heeft kunnen stromen.

Stromen van levend water
in je
je wordt een vat vol licht

het Licht
heeft jou nodig
om te kunnen glanzen.

donderdag 15 september 2011

Station

Soms verbaas je jezelf door wat je droomt. Vannacht een heel kleurrijk gebeuren met een soort buitenaards, niet menselijk wezen dat mij zou beminnen, alleen zou ik het niet weten, maar wel voelen als ik wakker zou worden. De invloed van de droom snap ik nog wel: gisteren stopte ik een dvd midden in The Host, die ik al een keertje gezien had, dat een alles opslokkend monster laat zien uit de Han rivier in Korea. Deze droom deed het omgekeerde: geen verwoesting , maar liefde.

Op nog abstracter niveau snap ik het ook nog: God met wie ik me altijd en tegelijk nooit bezig houdt, is ook zo'n ongrijpbaar buitenaards wezen. Nou ja, buitenaards... en een 'wezen'? ... Ik geloof nou eenmaal dat het ook een helemaal binnenaards gebeuren is, zoiets als liefde tussen twee mensen, maar dan...niet tastbaar, dus. Letterlijk. Dus eigenlijk snap ik, na de eerste verbazing, die droom wel.

Ik stuitte op het liedje Hoe puur kan liefde zijn/ To make you feel my love gezongen in een duet door Paul de Leeuw en Adele. Dat is een aparte combinatie van tastbaar, konkreet en het oproepen wat liefde is. Tenslotte zijn ze geen stel en de ene is homo en ze zingen ieder in de eigen taal. En toch: ze zingen het ook naar elkaar toe en er hangt iets wat met liefde te maken heeft. Liefde als een melodie.

Zou je dit liedje nou ook in een kerk of een kapel kunnen zingen? Nee, sommige beelden zijn daarvoor té concreet. Je zou dan gedeelten moeten neuriën. Het is tenslotte die Liefde die aan het begin en het einde staat van een kloosterlijke roeping. Aanstaande zaterdag viert zuster C. haar 25 jaar 'opgenomen zijn in de Orde van de H. Clara' staat er in de uitnodiging. Ik zocht een toepasselijk gedicht en vond dit van Ed Hoornik:

Niet om afscheid te nemen,
of om mij op reis te begeven,
ben ik het station ingegaan,
maar om tussen de mensen te staan
die voor een bestemming leven
om ergens heen te gaan.

Tja, ík vind het toepasselijk. Omdat ik het klooster als een soort station ervaar. Maar ik denk dat het op een abstracter, 'geestelijker' niveau óók waar is.


woensdag 14 september 2011

Verlate liefdesbrief

In de krant stond een geinig berichtje. In China is het nu mogelijk om een liefdesbrief te schrijven en die pas zeven jaar later te laten bezorgen. Doel is om het aantal echtscheidingen die steeds meer de pan uitrijzen, te verkleinen. Ik denk dat het helpt. Echt waar. Na zeven jaar begint de liefde wat sleets te raken, The seven year itch en als je dan ineens weer wat leest over de oorspronkelijk passie van die ander, dan ontvlamt je hart weer, alles kan zich vernieuwen.

Moet je er wel twee mensen voor hebben. Stel dat je wederkerig zo'n brief schrijft en ontvangt. De ene is veel beter met taal, dan de andere. De ene krijgt weer de vlinders in de buik, de andere niet... pijnlijk. Onhandig op een papiertje gezet: 'Ik hou van jou en ik blijf je trouw', de eenvoud die kenmerk zou kunnen zijn van het ware, dat kan het makkelijk verliezen van bloemrijke taal en bewoordingen, ingesloten liefdesgedichten en wat al niet meer.

Mischien komt het in de krachtverhoudingen van een liefdesrelatie ook nog eens vaker voor, dat degene van die simpele taal, niet degene is die weg wil. Dat degene die heftig met een bombardement aan woorden van start gaat, degene is, wiens kruit verschoten is.

Nu ik er wat langer over nadenk: doe maar niet, zo'n verlate liefdesbrief, doe maar gewoon leven in het hier-en-nu, doe maar gewoon altijd bij elkaar blijven, tot de dood je scheidt, dat blijft het ideaal. (Zucht)

O ja ?!

Gisteren lazen we Fioretti, 'bloempje' dus, 29, verhaaltjes uit de veertiende eeuw waar Franciscus van Assisi en iedereen in zijn omgeving de hoofdrol in spelen. Dit keer ging het over broeder Rufinus, die door de duivel ingefluisterd krijgt dat zijn leven nutteloos en zinloos is, dat hij verdoemd is, en Franciscus en zijn vader ook. Hij schaamt zich hiervoor, gaat Franciscus ontwijken, maar broeder Masseus doorziet het en gaat bemiddelen. Franciscus geeft broeder Rufinus uiteindelijk de raad om tegen de duivel te zeggen: 'Als je je bek opent, dan kak ik erin! Als degene die je voor je hebt dan wegvlucht, dan weet je dat het de duivel is, zegt Franciscus. De duivel verschijnt namelijk in een juist zeer geliefde gestalte, en dat was voor de broeders natuurlijk, Christus zelf.

Ik vroeg aan iedereen om in de vier bladzijden dat het verhaaltje beslaat, op zoek te gaan naar ongeveer vijf woorden die je als Des Duivels ervaart en naar even zo veel woorden 'Van God'. Voor mij was het opmerkelijk hoe in zo'n kort verhaaltje Rufinus de gang maakt van diep in de goot naar het omgekeerde; vol ruimte in zijn hart, 'heilig'. Typisch Franciscaans hierin is, dat je daar andere mensen voor nodig hebt: je doet het nooit alleen. Zo'n palet aan gevoelens en belevingen weer, in de woorden die gedeeld werden!

Des duivels: gekweld en misleid, somber en verdrietig, verdoemd zijn, alles voor niets, nutteloos, schaamte, verdriet vergroten, van binnenuit kwellen, van buiten af valse verschijningen, luister niet naar..., geest zo vertroebeld, verliezen, misleid, nukkig, wegvluchten, het hart voor het goede verstenen, verleiding, niet geloven, wat voor zin heeft het?, verontwaardigd, beet genomen, bedroefd maken.

Van God: ingeving, onthuld , vervuld van goddelijke wijsheid, engel van God, de ogen ge opend, ontvangen, op weg naar..., haarfijn, mild maken, berouw, hartverscheurend wenen, hart van vlees, knielen, erkenning, vertroost & gesterkt, houding ten goede veranderd, keer terug, profijt & vertroosting, onder tranen bidden, schuld bekennen, vriendelijke woorden, devoot, met goddelijke liefde verwarmen, luisteren naar, vreugde en geestverheffing, intense vervoering, gesterkt in genade, ander mens geworden, mediteren.

Zo. Een aardige lijst waarlangs je jezelf kunt zetten: waar ergens ben ik vandaag? Dichter bij het duivelse, of dichter bij God? Zeg dan maar tegen jezelf: Open je bek , dan kak ik erin! Als er iets in jezelf dan wegvlucht en ineen krimpt, dan is het des duivels. Want de duivel is bang voor het echte. Wat waarachtig is, blijft met open ogen fier je zelf aankijken en zegt: O, ja?!

dinsdag 13 september 2011

Revolutionary Road

Het voordeel van geen tv hebben, is dat ik nu veel vaker een filmpje bekijk. Het werkt een beetje als 'een verhaaltje voor het slapen gaan'. Handig is ook, dat als je onverhoopt halverwege al begint in te dommelen, je de dvd op 'stop ' zet en de volgende dag gewoon weer verder kunt kijken, waar je gebleven bent. Net zoals bij een boek, dus.

Onlangs zag ik Revolutionary Road, waar Kate Winslet en Leonardo DiCaprio weer als liefdespaar herenigd zijn, na Titanic. Uit de Extra's weet ik nu, dat Winslet deze rol, gebaseerd op een roman van Richard Yates van een (huis)vrouw die woont op Revolutionary Road met haar man, en twee kinderen in 1955, altijd al heeft willen spelen en als tegenspeler ook altijd DiCaprio in gedachten had. Zij heeft haar eigen man ertoe bewogen regisseur te zijn van de film en DiCaprio enige jaren gegund om de rol te accepteren door telkens langs haar neus weg te vragen of hij het script al gelezen had. Het is dus haar droomfilm geworden, met haar beste vriend en haar eigen echtgenoot.

En dat past weer precies bij het thema van de film. Het stel April en Frank koesteren van zichzelf het idee dat ze een bijzonder paar zijn, die nu per ongeluk in een buitenwijk van Connecticut wonen, maar eigenlijk in Parijs zouden moeten leven, alwaar het échte leven is. Of is het alleen April, die denkt dat haar partner een bijzonder iemand is, iemand die haar leven op de kop zou zetten naar iets speciaals en iets moois?

Want al in het begin van de film zien we dat Frank op zijn saaie werk, waar ook zijn vader gewerkt heeft, een onnozel collegaatje dronken voert en verleidt, nota bene op zijn eigen verjaardag. Ondertussen bereidt zijn vrouw thuis zijn verjaardagsfeestje voor en verkneukelt zich over haar verjaarskado: het idee om eindelijk hun droom waar te maken en naar Parijs te verhuizen. Nee, Frank hoeft daar niet te gaan werken, zíj kan de kost verdienen met een baan in de internationale scene, aldaar. Frank heeft dan eindelijk de tijd om na denken over de wijze waarop hij groots en meeslepend kan gaan leven. Is hij kunstenaar, een schrijver...?

Frank stemt uiteindelijk toe. Maar wie is Frank? ... Als kijker zie je zijn uiteindelijke middelmatigheid. Hij is gewoon een man die getrouwd is met zijn droomvrouw. Hij heeft haar in zijn bezit en dat is het enige wat er voor hem toe doet. Hij wil helemaal niet financieel van haar afhankelijk worden, hij wil helemaal niet naar Parijs, misschien heeft hij haar wel met opzet weer zwanger gemaakt om het vertrek te bemoeilijken. Je ziet hoe zij langzaam tot dit besef komt en hoe haar wereld ineenstort, tot de dood erop volgt.

De film gaat over eerlijkheid in een relatie, over het gegeven dat je in het leven maar enkele keren de kans krijgt om er werkelijk wat van te maken en als je die kans niet aangrijpt, dan zal alles kapot gaan. Of je leeft je leven in een soort mechanisch voorspelbaar middelmatig niks, wat net zo erg is: een mislukt leven. Dit verzin ik niet zelf: dat zeggen Winslet, DiCaprio en de regisseur Sam Mendes, van wie dus wel gezegd kan worden dat deze film een zeer geslaagde stap is in hun leven.

maandag 12 september 2011

Dag T !

Het is zo'n dag in het wijkcentrum om de vergankelijkheid van het leven te bemijmeren. Vandaag werd de oudste en trouwste vrijwilliger van het wijkcentrum, meer dan 25 jaar paraat, begraven. In stilte. Ik hou erg van het woord 'stilte', behalve in dit geval. Dat je géén afscheid kunt nemen en er pas een rouwkaart komt als die ander van de aardbodem verdwenen is, het moest niet mogen... mensen zijn niet alleen maar deel van hun familie en een paar naasten, maar ook van een mensengemeenschap. Zeker in het geval van T.

T. had onder andere alzheimer en is daar alleen maar erg verdrietig over geweest. In het begin kwam hij nog regelmatig, zelfs met een vrijwilliger uit het verpleeghuis, die hem hielp zijn rollator mee te duwen. En dat terwijl T. met tafels en stoelen, koffie en wat al niet heeft gesjouwd en in oude tijden alleen in het wijkcentrum was, terwijl de beheerder de hele dag boodschappen ging doen.

Er was een tijdje toen, dat T. het wel fijn vond om in het wijkcentrum te zijn en erin kon berusten dat hij dingen niet meer kon.Tenslotte had hij als vrijwilliger zoveel en zo vaak klaar gestaan voor mensen die dingen niet meer konden. Hij harkte en schoffelde de tuintjes bij mensen in de buurt en bracht ze zelfgemaakte kerststukjes. Hij wist precies waar de goede dennenbomen en denneapppels te vinden waren in het bos.

Ik haalde hem,voordat mijn dienst begon, bij hem thuis op en duwde hem en zijn rolstoel naar het wijkcentrum. Dat was toen hij nog thuis kon wonen, voor de verpleeghuisopname. Toen hij nog kon zeggen: ik begin dingen te vergeten, soms lijkt het net een waas.

De laatste keer dat hij in het wijkcentrum was, sloeg de paniek in zijn ogen, toen er mensen binnen kwamen die riepen: Dag T ! en hij ze niet meer herkende. Daarna kwam het bericht dat hij niet meer zou komen. De laatste keer dat ik hem bezocht in het verpleeghuis, huilde hij alleen maar. 'Ik wil liever dood', herhaalde hij steeds.

Mag je dan blij zijn, dat dit inderdaad relatief snel gebeurd is? Ik ben daartoe wel geneigd. Alleen maar verdrietig zijn en niemand willen zien, dat is toch een beetje de hel op aarde. Ach, laat ik alleen maar zeggen: Dag T.!

Ascension

Het blijkt een tekst van Kahil Gibran te zijn, die B. vanochtend voorlas bij de meditatie:

Wanneer je de onzichtbare tempel bezoekt,
kom dan alleen voor vervoering en intimiteit
want als je de tempel bezoekt om te vragen, zul je niet ontvangen
als je haar binnen gaat om je te vernederen, dan zul je niet boven jezelf uit kunnen stijgen.
Zelfs als je zou gaan om het goede voor anderen af te smeken, zul je niet verhoord worden.
Het is genoeg dat je de onzichtbare tempel betreedt.

De onzichtbare tempel... waar is die dan, als je die niet kunt zien? Ergens in je geest, ergens als je ernaar zoekt... Ergens waar het stil is, of niet?
Ring!!! Ring!!! De telefoon ging, dat was nog nooit eerder gebeurd, en toen volgde daar door heen, de mobiel van M. die zeer luid en indringend Mozart's Eine kleine Nachtmusiek blérde, en nog een keertje. We schoten alle drie in de lach. De onzichtbare tempel werd gevuld met een glimlach, iets lichts, geluid dat de verdere stilte kleurde, lichte vervoering en intimiteit waarnaar je kunt opklimmen.

In Venetië is me het omgekeerde gebeurd. Als een soort toetje had ik het kunstwerk Ascencion van Anish Kapoor voor het laatste bewaard, in de basiliek van St Giorgio, tegenover Venetië, had Kapoor een soort zuil van lucht, gemaakt. Ik had er al foto's en een filmpje van gezien. Prachtig, hoe die witte damp in het schemerduister vanuit de grond naar de koepel van de basiliek omhoog kringelde en dan oploste in het niets, om vervolgens weer te onstaan.

Ik had me erg verheugd om het in het echt te zien en gedacht dat ik er wel een poosje bij zou blijven. Je komt de basiliek in, op een plek waar ook nog monnikken wonen, het onzichtbare even zichtbaar gemaakt, dat moest toch fantastisch zijn!

Een gigantisch geraas en gebrom van motoren overviel me. Om die rook, die eterische bijna-geest mogelijk te maken, waren aan weerzijden evenzo grote zuilen met ventilatoren nodig om die lucht te laten bewegen.

Het lawaai is zo aanwezig dat de zichtbaar gemaakte, onzichtbare tempel in het niks verdween. Geen ascension wat mij betreft, maar de down to earth ervaring dat het proberen zichtbaar maken van het onzichtbare, toch niet zómaar mogelijk is en bloed, zweet en tranen vraagt.

Altijd, wellicht. Ascension is pas mogelijk door het omgekeerde: inkeer in het hart en dat vraagt ook inspanning: niet bang zijn, niet steeds maar afleiding zoeken, maar je overgeven en moeite doen, tegelijkertijd.

zaterdag 10 september 2011

Tenessee me

Ik heb een dubieuse verhouding met de slakken in mijn achtertuintje. Die grote van soms bijna 10 cm, oranjeachtig, zonder huisje. De ene keer als ze langzaam zich voortslepen, hun voelhoorntjes uitstekend en rondtastend, dan vind ik ze best vertederend. De andere keer als ze uit een natte struik vallen in het donker, schrik en griezel ik. Ook heb ik me welleens af gevraagd of je ze kunt eten; ze zijn zo dik en vet, misschien smaken ze in de knoflook en kruiden wel naar grote dikke biefstukachtige escargots.

Vanochtend ontdekte ik per toeval een manier om ze te vangen en te lokken. Ik at een oude boterham met saté-salade bij de koffie en de krant, buiten en had het plastic zakje zomaar neergegooid op de grond. Toen ik na een half uur (ofzo) opkeek, bleek de zak gevuld te zijn met zes vette dikke slakken. Wat ermee te doen? Lief zijn, ze transporteren naar het compostvat, ik had er even geen zin in. Hak! Hak! Ja, Hak!, Hak, dat heb ik gedaan. Met een schopje hakte ik er eerst eentje door het midden. Slijm, wit en zwart spul stupte naar buiten. Lekker vies, aaaah! lekker puh, ze gingen er eén voor eén aan.

Ik ging naar de stad, UIT-festival in een provinciestadje. Ambigue-aardig-niks. En toen: Helemaal uit de USA, Alabama, The Secret Sisters. Zittend in het warme zonnetje dacht ik aan mijn Hak! Hak! en toen zongen ze een liedje over verloren liefjes uit Tenessee. Zoet, onschuldig en toch ergens ook een beetje ironisch met een angeltje. Tenessee me, dat wordt mijn slakkenliedje. Over het langzame, glibberige, slijmerige, voelsprietende, glijdende leven inéén: Hak, hak, Tenessee me.



PS: Hun liedje Happy Valley, is er helemaal eentje van een zoet heimwee. Slakken als diersoort roepen dat ergens bij mij op. Dat ze hun huisje altijd bij zich dragen.

vrijdag 9 september 2011

The kids are allright

Op de middelbare school van iemand die ik ken, was het een gigantische hit onder de scholieren: de film The kids are allright. Annette Benning en Julianne Moore spelen een vrouwenstel met een 15-jarige zoon en een 18-jarige dochter die het huis uitgaat. Zoon en dochter ontmoeten aanvankelijk stiekem hun zaaddonor; voor elke moeder een zaadje.

De film is grappig en ontroerend tegelijk. Vaker moest ik glimlachen om de herkenbaarheid van het soort vrouwenstel: de ene is perfectionist, een beetje een controlefreak, praktisch en plannend, met carrière, die het geld in het laatje brengt, arts in dit geval. De andere is dromeriger, bij de dag levend, ze blijkt uiteindelijk vooral voor de kinderen gezorgd te hebben, alhoewel ze architecte is. Nu hoopt ze op een nieuwe uitdaging: het ontwerpen van tuinen in een eigen bedrijfje, hetgeen haar vriendin met enige scepsis aanziet.

Er gebeurt natuurlijk dat wat helemaal niet de bedoeling is: de kinderen vinden hem geweldig en Jules, de dromerige gaat bij hem de tuin ontwerpen en die twee belanden bij elkaar in bed. Hij, die tot dan toe een los en vrolijk leventje leidde, met mooie dames in zijn bed, geen carrière gemaakt in de Internationale Betrekkingen zoals in zijn donorprofiel nog te lezen was, maar een florerende bedrijf in milieu vriendelijke producten uit de buurt heeft, wordt verliefd en ziet het al helemaal voor zich: een eigen gezin!

Het grappige is, dat ik me in alle perspectieven evenveel kon inleven. Nic, de controlefreak die haar gezin uit elkaar ziet vallen, Jules, die helemaal in verwarring raakt omdat zij in hem steeds maar trekken van haar eigen kinderen ziet, ik zou daar ook voor kunnen vallen, en hij die ineens twee kinderen heeft waarmee het klikt. En de kinderen die helemaal gek worden van de regelzucht en overbezorgdheid van de dames en blij zijn met het zorgeloze van hun biologische vader.

Uiteindelijk is het een pro-family film. Bewust zo geschreven en geregisseerd door Lisa Cholodenko vertelt ze in de Extra's: ze vindt het vreselijk hoe erg kinderen kunnen lijden onder een scheiding. Jules vraagt aan de andere drie van het gezin vergiffenis: het huwelijk is een soort marathon zegt ze, waar je elkaar uit het oog kunt verliezen. Het gezin wordt gered: tienerzoon zegt op het einde als ze met zijn allen dochter op kamers hebben gebracht: jullie zijn toch te oud om uit elkaar te gaan.

Ik weet niet of ik dat een goede reden vind. Leuker had ik het gevonden als spermadonor met wie het aan alle kanten klikte, niet zo rücksichtslos op het einde de deur wordt gewezen. Kinderen vinden het wellicht wel een happy end. Vandaar dat het misschien een hype was, op die middelbare school.


donderdag 8 september 2011

Mulisch

Puh, puh, wat een heftige ervaring om in twee en een half uur dat boek in één ruk te lezen. Ik heb het over Het Stenen Bruidsbed (1959) van Harry Mulisch. Hij heeft ooit gezegd: Ik bén de tweede wereldoorlog. Omdat hij een joodse moeder had en een vader die collaboreerde met de Duitsers. In dit boek voel je de oorlog, de volstrekte waanzin daarvan en hoe het alles versteent: het stenen bruidsbed, dat is deels zijn eigen ziel en voor een deel de verwoeste stad Dresden, waar de Amerikaanse Corinth na 10 jaar terugkeert, terwijl hij indertijd meegebombardeerd heeft en in de straten en in de Elbe, waar mensen verkoeling zochten voor de onbegrijpelijke hitte die uit de puindampen kwamen, onschuldigen heeft neergeschoten.

In Dresden zelf, deze zomer, kreeg ik een keer tranen in de ogen toen ik foto's zag van het oude Dresden. Johanisstadt is nu een Biergarten aan de Elbe en de ruimte die ik daaromheen ervaarde, daar was ooit een levendig stadsdeel vol kronkelige en sjieke winkelstraten. In 1958, smeulde alles nog, als het ware, de was hing er waar vroeger een verdieping was, kamers waar mensen in woonden. Achter de Frauenkirche was het allemaal puin, waar een boom doorheen groeide en waar mussen floten: schoonheid zegt de ene, hoe kun je ruines en puin relateren aan schoonheid, zegt de ander in het boek.

Maar het aangrijpendst is, om de actualiteit van dit boek te voelen, omdat overal waar oorlog en verwoesting is, de ziel van mensen gemankeerd raakt, verminkt, en deze innerlijke verwoesting gaat door in elke menselijk contact wat daar op volgt. Zeer suggestief opent het boek met het perspectief van de Amerikaanse vrouw van Corinth, hoe het is voor haar om te leven met een versteende man: Haar begrip hing in de kringen om haar ogen, holde haar wangen uit, stond in flessen en potjes en buisjes naast haar bed.

Het boek is medogenloos, ik weet even geen ander woord, in de scherpte van de beschrijving. Die man die terugkeert naar de verwoesting van Dresden en opnieuw verwoesting aanricht door harteloos eénmalig naar bed te gaan met Hella Viebahn. Viebahn betekent veebaan en heeft zo een associatie met het lot van de Joden. Het gaat recht bij mij naar binnen. Vooral ook omdat Corinth zijn eigen innerlijke staat kent. Hij filosofeert bijvoorbeeld over de ziel die te paard gaat. (In Franciscaanse kringen is het bon ton om te zeggen dat de ziel te voet gaat, maar dit terzijde). Hij constateert dat zijn ziel nog niet aanwezig is bij hem, dat hij handelen zal als een lege huls, als het ware:

Maandenlang zou hij het zonder zichzelf moeten doen, zoals hij het na de oorlog jarenlang zonder zichzelf had gedaan. Hij dronk en sloot zijn ogen en dacht, de aarde is overdekt met mensen die hun ziel in treinen en auto's en vliegtuigen voorbij zijn gesneld, en daar doorheen ligt de achtiende eeuw der ademloze zielen, te paard, op barken, in diligences; en sommigen halen zichzelf nooit meer in. Overal sterven lichamen zonder hun ziel weerom en eenzame zielen reizen nog rond ...

Mulisch staat bekend om zijn ingewikkelde symbolieken, de puzzel die een boek van hem ook is omdat elke naam, elke handeling volgeladen is met echo's van betekenissen. Ik vind dat je een boek moet kunnen lezen en gegrepen moet kunnen worden, zonder daar weet van te hebben. De roman Twee Vrouwen deed dat voor mij ook; dat hij een plattegrond geeft van een deel van mijn bestaan. Nu doet hij dat weer en er schiet bij me te binnen dat hij wellicht al die symboliek en dubbel-dubbelverwijzingen nodig had om als aangescherpte pijlpunten een gat te boren naar het hart.

woensdag 7 september 2011

Burgers Zoo

'Ik heb dat in het echt zo meegemaakt', hoorde ik een man aan het tafeltje naast mij aan anderen vertellen, 'ik had twee dagen gewandeld in de woestijn en toen kwam ik aan bij de Rode Zee, en daar kun je duiken en dat was fantastisch... eerst was er niks, helemaal niks en toen ineens alles! Dat is precies het soort ervaring die ik dagelijks nastreef, dacht ik.

Ik zat in Burgers Zoo in de Desert, een van de uitgebreide binnengebieden die men daar gemaakt heeft. Door een lange onderaardse gang van 35 meter kom je dan uit bij de Bush en als je daar doorheen gaat dan kun je afdalen naar de Ocean, tot diep in de zeebodem waar haaien zwemmen. Ik had die gang net omgekeerd gemaakt en dit groepje naast me was van plan om naar de Ocean te gaan.

Burgers Zoo is een prachtige plek waar je je eigen trip kunt maken, vooral als je een abonement hebt, want dan voel je niet meer de drang om alles te willen zien. Vanaf station Arnhem is het een prettige wandeling door het Sonsbeeckpark tot de ingang. Het was regenachtig weer en mijn trip, deze keer, bestond uit het welbewust kijken naar de verschillende soorten Europeese bomen in het park in de regen en de wind, in de Busch de intens groene kleuren en felgekleurde bloemen van de tropen waarnemen en afdalen in de Ocean, tussen de kleurige vissen en luisteren naar het soort geluiden dat je onder water schijnt te horen. Ooit vond ik het daar een heel troostende plek en nu bedacht ik dat dit komt omdat het wellicht het soort geluid is, dat je als foetus in de baarmoeder hoort: het kloppend en ruizend stromen van vloeistoffen.

Natuurlijk kon ik het niet laten om toch ook andere dingen tot me te nemen. Dat terras in de Desert, het is precies zo als in het echt in New Mexico, alleen sloeg hier de roffelende regen op het dak erboven. En ik ben daarna nog lang bij de gorilla's gaan kijken. Hoe bijna beangstigend die soms op mensen lijken! De armen over elkaar heen gevouwen, fronsen, ze kijken je soms recht aan, ze gaan staan en kijken reikhalzend met een houding: en waar blijft het nou? Het eten, dus. De stilte van de dieren tegenover het altijd gepraat en geroezemoes van de mensen, om je heen, ook altijd een aparte ervaring.

Van niks naar alles...van het donker als je je ogen nog niet open hebt wanneer je net ontwaakt bent, naar alles waarmee een dag zich vult, waarmee je het láát vullen en dan in de nacht, als je je weer neerlegt, dan is alles alweer verdwenen in een niks... zo leef je het leven van de ene dag in de andere. Veel vergeet je, veel sla je op en komt onverwachts weer eens te voor schijn, maar in feite blijft niks: alles komt en gaat.

Op de terugweg regende het voortdurend, de natheid van al die ritselende blaadjes rondom je, het water van de waaiende vijver die daardoor op stroken ineengevouwen zilverachtig papier lijkt, in mij schoot een gedicht van William Carlos Williams te binnen die ik al lopend als een soort mantra prevelde. Ooit opende deze simpele woorden een nieuwe werklijkheid voor me,alsof ik van niks naar een soort Alles gezogen werd. Hoe dat kan? Het is het geheim van woorden en wat zij vermogen, ik weet nog steeds niet wat er dan precies gebeurt in mij, bij deze regels:

so much depends
upon

a red wheel
barrow

glazed with rain
water

beside the white
chickens

maandag 5 september 2011

9/11

Er wordt in kranten en tijdschriften uitgebreid stilgestaan dat het binnenkort 10 jaar geleden is dat die vliegtuigjes de Twin Towers in gingen. Ik weet nog hoe ik het hoorde: het was dinsdagavond leesgroep in het klooster en deelnemers bij de kapstok zeiden hoe vreselijk het was en ze vroegen zich af of het wel gepast was om de leesgroep door te laten gaan. Ik had de hele dag in stilte thuis doorgebracht, daar hield ik toen dus ook al van, en wist van niks. Toen ik thuis de tv aan zette, wist ik niet wat ik zag, al was ik er al op voorbereid.

In VN van 3 september staat dat het boek Lovely Bones van Alice Seebold vlak daarna een enorme werelwijde bestseller werd. Ook dit is me indertijd ontgaan, maar heel toevallig vond ik deze zomer dat boek in De Slegte, begon ter plekke te lezen en kon niet stoppen. Dus toen heb ik het maar gekocht. Aardig, hoe heel anders de titel van de Nederlandse vertaling is geworden: De Wijde Hemel, heet het, van botten; ashes to ashes, dust to dust, naar de wijdsheid van het hemelruim.

Het boek wordt verteld door een 14 jarig meisje dat vanuit de hemel neerkijkt op haar familie. Ze is bruut vermoord en verkracht, de familie in trauma achterlatend. Ze observeert ze en er zit een thrillerachtig element in, omdat de vader en haar zusje op zoek gaan naar de moordenaar in het dorp en zo zelf bijna gevaar lopen. Tegelijk bevat het poëtische beschrijvingen van de hemel, zó dat je denkt: Zo zou het kunnen zijn. De hemel van de ene is niet die van een ander, ze ontmoet andere bekenden, maar soms maar even en alleen daar waar ze hetzelfde stukje hemel delen.

Ik snap wel meteen dat dit boek aansluit bij 9/11: een wreed lot voor zovelen onschuldigen die zomaar van de aarde weggerukt werden, de gruwelijke leegte die dat achterlaat en tegelijk het leven dat doorgaat en zoekt om puur geweld een plaats te geven. Je bent zonder dat je het wilt ineens een nabestaande van een onbegrijpelijke ramp die zich in je leven voltrokken heeft. Ik heb zelf heel lang een grote foto van de puin van de ineenstortende Twin Towers op de voorpagina van een krant op een muur geplakt. Ineenstorting, dood, ramp, gemaakt door mensen... wat we elkander niet allemaal aan doen.

Ik heb zelf maar eén boek gelezen van de 164 fictie- en meer dan 1430 non-fictie-boeken die erover verschenen zijn en dat was voor mij ook genoeg. Extremely loud and incredible close van Jonathan Safran Foer. Over een hyperintelligent jongetje wiens vader in de Twin Towers zat en op zoek gaat naar sporen van hem in New York. Zo prachtig! En uiteindelijk ook verzoenend omdat je tot een besef komt dat mensen gruwelijke dingen kunnen doen, maar ook precies het omgekeerde.

De foto van de vallende man die kaarsrecht naar beneden valt, schijnt maar eén keer officieel te zijn gepubliceerd en is daarna verboden. In het boek van Safran Foer word je op het einde uitgenodigd om de bladzijden van het boek heel snel langs je duim te laten ritsen: de vallende man, valt terug de tijd in en staat weer heelhuids op. Dat kan alleen met de verzoenende en helende macht van de verbeelding.

In het klooster ging de leesgroep toen trouwens door. M. wees er op dat het deste noodzakelijker is, dat mensen verbondenheid met elkaar deelden. Een jaar later heeft ze de leesgroep verlaten en is non geworden in een ander stad. De macht van de verbeelding, dus.

Gesprek

Vanochtend weer voor het eerst in dit nieuwe seizoen, de week begonnen met meditatie. Wat is dat toch louterend, in stilte zitten met anderen. De stilte verbindt, maakt helder, heeft iets zachts, zonder dwamg, zonder wil, zonder bedoeling. Alleen maar stil-ZIJN.

M. las een gedichtje voor van Judith Herzberg:

GESPREK

Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed

Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou dit gesprek
is makkelijk te resumeren
Nee, zei hij, toch niet
je moet het maar eens proberen.

In de stilte daalde bij mij binnen dat de stilte zelf een gesprek is en dat al het spreken helemaal niet altijd tot een gesprek leidt. Helemaal niet, zou ik bijna verzuchten...willen praten is iets willen doén. Zwijgen, niet praten, even een pauze, alleen maar zitten bij een bed, een hand vast houden: het lijkt niks.

Maar het is het niks, de leegte, het alleen maar ruimte geven aan intentie en aandacht voor die ander, dichtbij blijven, waardoor er iets geweven kan worden, je een energie kunt voelen waar geen woorden voor zijn en waar geen woorden thuis horen. Ik geloof dat wat je dan, daar in de woordeloze ruimte ervaart, LIEFDE, heet.

zaterdag 3 september 2011

Feestelijk

- Misschien vind je het wel raar, wat ik nu ga zeggen, maar eigenlijk vind ik dit het leukst, zei een collega, die geen collega is, want ik heb nog nooit met haar gewerkt. We fietsten terug van het afdelingspersoneelsfeestje, een beetje aangeschoten in de behagelijke nazomeravond.
- Dat heb ik precies zo, dít is het fijnste, lekker niks meer hoeven, naar huis, op de bank ploffen, weten dat het weekende is.
- Juist, ja... op zo'n feest moet je nog druk en leuk doen, maar nu hoeft dat niet meer. Met een vriendin doe ik dat ook altijd. Zomaar wat fietsen en dan weten we niet meer waar we zijn , zomaar wat zien, maakt niet uit waarheen.

De collega die geen collega is, is familie van Loetje, de jongere uit de achterstandswijk die ik vroeger in toom moest houden, maar zelf beheerder geworden is. Op het vorige feestje had ik nog een wilde rondedans met hem gemaakt en had zij tegen hem uitgeschreeuwd, bijna, ook aangeschoten, dat ze dóór moesten gaan, dat ze toch mooi verder waren gekomen dan de anderen van de familie, dat het helemaal niet gemakkelijk is, want meelopen met de rest en geen stomme opmerkingen van hun hoeven horen, ja dat kan ook, maar dan ben je niet tevreden over jezelf.
- Zo is dat toch, Mirjam!, zei ze toen tegen mij en ik beaamde dat. Het was de keer dat ik kennis met haar maakte, want Loetje introduceerde haar bij mij.

Zo is het leven: er is altijd de facade, het front waar je optimaal moet handelen, letten op deze en gene, geen steken laten vallen want dan krijg je het op je bordje. En er is het leven in de luwte: zomaar wat fietsen, niks hoeven, niks doen, maar laten gaan...

De vorige keer kwam ik haar tegen in de drukste winkelstraat van mijn stad. Je kon gratis koffie proeven en liefst wil men waarschijnlijk dat niet iedereen dat vlug-vlug staande doet. Daartoe hadden ze een verhoogde schommelbak gemaakt, als een soort terras, waar je met zijn vieren in kon zitten. Dat deden we spontaan, we proefden er twee bakken koffie en raakten aan de praat met een echtpaar dat erbij kwam zitten en die vonden het net een verjaardagsfeestje.

Ik dacht nog, dat de ene jarig was, maar ze bedoelden: zomaar wat zitten en gesprekjes voeren over niks, zomaar wat genieten. Ja, het heeft wat feestelijks: die kleine niemandsgebiedjes die je zomaar kunt scheppen met elkaar: overal en nergens.

vrijdag 2 september 2011

Spoorzoeker

Wat een waar genoegen: ik zag in zwart-wit Miss Marple terug, gespeeld door Margareth Rutherford. Alleen al dat melodietje waar je naar dat Engelse dorpje wordt geleid, waar Miss Marple woont en waar ze op zoek gaat naar de moordenaar, ze was nog grappiger dan in mijn herinnering. Het type Miss Marple zoals die door haar is vertolkt, het lijkt een mensensoort dat uitgestorven is. Dat zie je al bij de latere Miss Marple-vertolksters: dat zijn allemaal keurige types en verder niks.

Wat heeft haar Miss Marple dan voor extra's? Ze wil en kan niet pleasen. Ze is dik gezet, met krenterige kraalogen, ze heeft iets van een oliebol, worstachtig, het kan haar niks schelen wat anderen van haar denken. Onverzettelijke eigenzinnigheid. En ze heeft altijd gelijk, natuurlijk, dat scheelt ook.

Wie niet wil pleasen, gaat een eigen weg. Maar dat geldt ook voor gekken, dwazen, waanzinnigen. Dan ontwaar je iets boosaardigs, iets waar je niet bij kunt, iets dat afstotend is, ook al zou je dat niet zo willen ervaren. Soms hou je een gevoel dat je wel iets authenthieks blijft zien, dan.

Gelijk hebben, bestaat dat eigenlijk? Op het juiste spoor zitten, oké. Miss Marple zit altijd op het juiste spoor en vindt zo de dader. 'Die spoort niet' zeggen we, we spreken over ontspoorden. Maar wie bepaalt het juiste traject? Wat klopt wel en wat niet?

Ik blijf geloven, dat het enige ijkpunt daarin, met de liefde te maken heeft. Met barmhartigheid en mededogen. Niet met het eigen ik van het eigen bedachte gelijk, zoals die pastoor in Liempde die niet begraven wil omdat zijn kerk tegen euthanasie is. Maar met loslaten, de andere weer in de ogen kijken en wellicht de kwestie van Het Gelijk laten vallen, ten bate van het voorzichtig sporen zoeken. Naar elkaar: de aandachtige toenadering.

donderdag 1 september 2011

Gewoontemens

Ik hou wel van rituelen. Anders uitgedrukt: ik ben wel een gewoontemens. Daardoor veranderen sommige dingen heel traag. De telefoon met kronkelige draad en draaischijf bijvoorbeeld, ging ongeveer 10 jaar geleden pas de deur uit. Toen bleek dat je geen sterretjes en hekjes daarop had en je na een bepaalde datum ook geen geld terug meer zou krijgen of een ander toestel, bij inwisseling.

Gisteren was er het jaarlijks etentje bij J. Altijd gedenkwaardig omdat we met zijn drieën, de leesgroepbegeleiders, praten van het verre verleden, naar nu, over Goden, kerken, kloosters, tot vakanties, lekker eten, goede wijn. Deze keer spraken we ook over de deelnemers, gedurende al die jaren en degenen die gestorven zijn... hoe de tijd voortvliedt.

H. stopt met begeleider zijn, ook wegens leeftijd en draagvermogen, maar blijft wel deelnemer. Hij durft nauwelijks meer auto te rijden. J. die ons ophaalt en thuisbrengt en uitgebreid kookt, heeft nog veel last van een knie-operatie. Grappenmakend zeiden ze tegen mij: je moet maar rijles gaan nemen, dan betalen wij dat. Dan krijg je mijn auto, want dan rij ik toch niet meer, zei H. en dan kun je ons gaan rijden!

Het kán net zo goed ons laatste gezamenlijke etentje zijn. Sommige dingen kunnen ineens, heel, heel snel veranderen. Gewoontemens ben je het langdurigst, wanneer het gaat over trivialiteiten en dode materie. Maar bij alles wat leeft kan wat aanvoelt als gewoonte en ritueel, zomaar verdampen. Ik wil me gewaar blijven van elk moment dat in zich bijzonder is, elk moment is nieuw, uniek, komt wellicht nooit meer terug.

Ik kocht als mijn vaste ritueel, vijf hele grote zonnebloemen, die J. zal neerzetten in een oude aardewerken waterkan, zo eentje waarmee ze zich vroeger als kloosterling waste, ook als het ijskoud was. Ik droeg ze in mijn armen op de fiets. Een mevrouw bij het stoplicht keek ernaar en glimlachte. Ik dacht: dit is geluk.