woensdag 29 februari 2012

Up in the air

Gewandeld in de mistige bossen en langs de Berkel in de Achterhoek. Wat maakt het toch uit, waar je bent als het zo'n grijs weer is! In het Achterhoekse landschap bewaard die mist als het ware een geheim, thuis de verkeersweg overstekend met de mensen verscholen in hun auto's en in de kragen van hun jas, hoop je alleen maar dat de zon snel zal doorbreken.

Wat is echt en wat niet? Beide bestaan: die bossen zijn er ook nu nog steeds en de Berkel gaat in bochten ook nu stil en spiegelend haar weg. Dat verkeer en al die mensjes ploegden gisteren ook voort. Beide bestaan afzonderlijk naast elkaar, beide botsen pas als je wilt dat het ene en het andere in elkaar over gaan lopen.

Ik zag de film Up in the air. De immer aantrekkelijke George Clooney speelt een man die het grootste deel van zijn leven, leeft in de lucht: Hij vliegt de wereld door om mensen in bedrijven op een vriendelijke, doch besliste wijze te ontslaan. Dat is zijn werk: het slecht-nieuws-geprek en af en toe lezingen geven. Thema: je hebt een rugzak vol materieele zooi en vol mensen,familie, vrienden en kenissen e.d: gooi het allemaal weg, laat het los, leven is bewegen en bewegen doe je het beste zonder ballast.

Totdat hij verliefd wordt op een vrouw die hij ontmoet in een café op een luchthaven. Ze lijken uit hetzelfde hout gesneden. Ze ontmoeten elkaar in hotelkamers op vliegvelden tussen twee vluchten door. Ze gaat mee als vriendin naar het huwelijk van zijn zuster. Midden in een rugzak-lezing rent hij weg, neemt het vliegtuig naar Chicago, belt bij haar aan. Ze blijkt kinderen en een man te hebben. Ze zegt: Dit is mijn echte leven, jij bent de droom, het tussendoortje, wij bestaan in de lucht. Wij waren daarin toch dezelfde? Mail me wanneer je weer kunt. Of hij dit leven kan voortzetten, dat vertelt de film niet meer.

Dat up in the air zijn kan een metafoor zijn voor: Het Klooster. Daar leeft een groep zusters; ze hebben 'de wereld verlaten', zoals dat heet in religieus jargon, ze zijn niet meer van de wereld, al leven ze nog in de wereld, in een klooster. Waar met regelmaat anderen even in binnen komen. Het is ook een metafoor voor de virtuele werkelijkheid. Daarin kunnen we levens delen, zonder aanwezig te zijn in het werkelijke leven van die ander.

Up in the air is een plek waar ik me letterlijk ook altijd thuis voel. Op luchthavens, onderweg, heerlijk vind ik dat. Ik zou bijna het soort leven als Clooney willen kunnen leiden en in de metaforen ervan leid ik het welhaast ook. Net nooit thuis. Het klooster is voor mij geen plek om me te nestelen. Ik voel mij thuis in mijn eigen blog, maar het is een virtuele werkelijkheid, aanwezig op de schermen van computers die niet in mijn eigen huis staan. Het vertegenwoordigt en vertelt over vitale delen in mijn leven, maar een ieder die het leest, die volgt het in letters en taal, ik leef mijn leven alleen.

Zo is het: er is een wereld van een stille spiegelende stroom en geheimzinnige bossen. Er is wereld van drukte en mensen en dingetjes-doen. Soms zou ik willen dat ze een vrolijke lappendeken vormden en alles lekker door elkaar heen liep. Maar wellicht schend ik daarmee de wetten zoals ze nu eenmaal zijn. Up in the air: Lucht die ruimte is en geen gebakken lucht: dat heeft met een eigen instelling te maken: zó leven dat je je uitgenodigd voelt, dat je het telkens weer ervaart als een uitnodiging.

maandag 27 februari 2012

Sway!

Het wordt weer lente-achtig... ik heb de eerste katjes zien glanzen en van een struik in de berm een paar takjes afgesneden. Tegelijk blijft het ook wat grauwig... nationale rouwgevoelens omdat Friso in slaap blijft. Als het koningshuis een soort van referentiepunt is voor samenbinding, identificatie, spiegeling, dan begrijp ik al die journalisten wel bij het ziekenhuis en de hype die het welhaast was op de tv, naar ik heb vernomen. Nederland heeft nu een prins die wellicht nooit meer wakker wordt... Zal het de Nederlandse identiteit mee gaan bepalen? Worden we er wat zachter van, minder arrogant en oordelend?

Een heerlijk weekend-boek gelezen: Hartstochtjes van Kees van Kooten. Twintig passies van hem komen voorbij, zo aanstekelijk geschreven en verluchtigd met foto's, reproducties e.d. dat je je afvraagt of het ook niet al eerder hartstochtjes van jezelf waren. Over de tekenaar Sempé, die met weinig lijntjes, propvol soms, hele verhalen vertelt, elk gezichtje met een eigenheidje. Over Frans Masareel en legpuzzels. Over nu vage reclame-schilderingen op oude muren op zijkanten van huizen in Frankrijk. Ik kreeg herinneringen van schilderingen op muren in Togo, Benin en Niger, oude koloniën van Frankrijk, waar zwarte vrouwen 's ochtends met stokbroden op straat lopen.

Tegelijk is de veertigdagentijd weer begonnen. In het Clarissenklooster zijn er op de zaterdagavonden vigilie-vieringen rondom de zeven werken van de barmhartigheid en ik dans weer mee, en verblijf er in de stilte. Altijd dat ijkpunt om terug te keren, mijn welhaast vaste plaats in de kapel... En de dag ervoor is de elfde meditatiecyclus begonnen. Er was een groep uit Friesland op bezoek en een dame naast me aan tafel vroeg of ik Nederlands kon praten! Alsof ze voor het eerst een buitenlands uiterlijk zag. 'Ze is hier zeker kind aan huis?' vroeg ze aan zuster M. schuin tegenover haar. Ja, zo kun je dat wel zeggen, ja, en ze doet mee aan de meditatie. En de leesgroepen niet te vergeten, mompelde de zuster naast haar erachteraan. RAAR, om zo genegeerd te worden, je een beetje als een buitenaards wezen behandeld te voelen.

Ik las nog een ander boek: Voor altijd van Susanna Tamaro. Een man heeft zich teruggetrokken in een eenvoudig huis in de bergen in de natuur en hij blikt terug op zijn leven tot nu toe: Hij heeft zijn vrouw en zoontje verloren bij een auto ongeluk. Was het zelfmoord?, gonsde er in zijn omgeving. Hij weegt de voorbije relatie, hij weegt zijn leven, hij ziet hoe hij langzaam ontwaakt is naar een leven dat waarachtiger is dan daarvoor. Omdat het liefdevoller is. Het gaat over pijn, onmacht, verdriet, vergeefsheid en de kracht om daar toch uit op te rijzen. Mooi boek.

Tot slot zag ik de dansfilm: Shall we dance met Richard Gere en Jennifer Lopez als dansjuffrouw en Susan Sharandon als zijn vrouw. Over mensen die door te dansen allemaal een soort doorgang maken van een soortement van grauwheid naar het lente-katjes-gevoel. Het liedje Sway, uitgevoerd door de zeer aantrekkelijke damesgroep The Pussycat Dolls uit Los Angeles, geeft dat verlangen goed weer: je wilt door, een doorgang maken, leven in verbondenheid: Sway!

vrijdag 24 februari 2012

Verschijningsvorm: boek

Het heeft de vorm van een boek, maar het is eigenlijk een veredelde en vergeelde kaartenbak die je in handen krijgt. De inhoud ervan. Dit is dus een boek dat nooit door een e-boek vervangen kan worden. Je hebt het papier nodig, de dikte van de bladzijden, die zo dik zijn als kaartjes zelf, want je krijgt zelf de keuze om de kaarten uit het boek te halen, ze zijn netjes aan alle kanten geperforeerd.

Het gaat over het 'boek': Het orgineel van Laura uit het nalatenschap van Vladimir Nabokov. Ik formuleer dit met opzet zo, want zijn zoon Dimitri heeft na zeer lang wikken en wegen uiteindelijk besloten om het in deze vorm het daglicht te laten zien. Je ziet dus de oorspronkelijke vorm van de kaartjes die Nabokov zelf zo geschreven heeft, met potlood en je krijgt ze in handen in de volgorde waarin Dimitri ze ook gevonden heeft. Daarom mag je ze zelf eruit halen en zelf schudden, want niemand weet of de volgorde welhaast toevallig is, horend bij de stemming van Nabokov van die dag.

Het 'verhaal 'dat je leest is dus helemaal niet coherent. Maar het gaf mij wel de bijzondere sensatie om weer in de woorden van Nabokov meegezogen te worden. Het lijkt wel of hij de woorden zelf één voor één aaneenrijgt, gekozen op alliteratie en klank en kleur en dat daarna pas de betekenis ervan een rol gaat spelen. Woorden zijn dan geen vanzelfsprekende instrumenten om van alles de wereld in te braken: elk woord telt en leeft omdat het aan weerzijden door andere woorden tot leven wordt gewekt. Proza als poezie.

Hoe ziet zo'n zin op een kaartje er dan uit? Hierbij eén van de kaartjes die half beschreven is en de inhoud ervan zou ook heel ergens anders in het 'boek' tot haar recht komen: She saw their travels in terms of adverts and a long talcum-white beach with the tropical breeze tossing the palms and her hair, he saw it in terms of forbidden foods, frittered away time, and ghastly expenses.

Let op de tinkelende t's in haar beleving en op de harde f's in de zijne! Hoe de klankkleur van ghastly expenses alles laat leeglopen en futloos maakt, terwijl de t's bij haar toverachtig twinkelen en iets zeers to-the-point's hebben. Haar wereld is concreet en ruim, die van hem vol onvoltooide restricties. Alleen deze ene zin maakt het lezen van dit 'boek' de moeite waard.

Mooi is ook de reden die Dimitri geeft om het uiteindelijk toch uit te geven: het heeft zó lang in zijn eigen hoofd rondgedwaald, het heeft 'al zo lang de gonzende tijd overleeft', dat zijn vader om die reden vast geen bezwaar zou hebben tegen deze uitgave. Ik zou willen dat er meer van dergelijke verschijningsvormen van boeken zouden komen. Je kijkt mee in het laboratorium van een brein aan het werk.

donderdag 23 februari 2012

Onbekende bossen

Mijn receptenschrift met het stoffen bandje scheurde uit elkaar, alles viel op de grond. Ach..zo'n schrift, ooit in het begin van de studententijd aangelegd, vol plaksels, recepten in handschriften van anderen, losse briefjes erin gestoken. Daar dondert meer dan dertig jaar eetcultuur uit elkaar.

Er viel ook iets heel anders uit: drie gedichten van Robert Frost. Hoe zijn die daarin gekomen? Wat doen ze daar? Men weet het niet meer, wat het nut daarvan was, behalve om ze nu met mijn huidige ik weer over te lezen. Lang geleden moeten ze erin verdwaald zijn, te zien aan mijn handschrift waarmee ze geschreven zijn.

Stopping by woods on a snowy evening

Whose woods these are I think I know
His house is in the village, though ;
He will not see me stopping here
To watch his woods fill up with snow.

Wat een raadselachtig begin! Je bent in het bos en je denkt dat je weet van wie de bossen zijn, wie de eigenaar is. Maar de eigenaar woont er niet, die heeft een huis in het dorp. Hij weet van niks, dat jij er stopt en dat jij ziet dat zijn bos overdekt wordt met sneeuw. Ik denk hierbij aan relatiecrisis: je kijkt in het hoofd van je geliefde en je ziet andere dingen dan dat hij zelf ziet.

My little horse must think it's queer
To stop without a farmhouse near
Between the woods and frozen lake
The darkest evening of the year.

Wie is dat kleine paardje? ... Het lijkt iets van je bovenbewuste, dat wat jou rijdt, door wie je vervoerd wordt: je alledaags bewustzijn dat automatisch zijn dagelijkse gang maakt en weet wat hoort en wat niet.

He gives his harness bells a shake
To ask if there is some mistake.
The only other sound's the sweep
Of easy winds and downy flake.

Wat doe je nou? vraagt dat bewustzijn.Dit is wellicht een relatiecrisis met jezelf. Er hoeft helemaal geen ander in het spel te zijn. Je kijkt in je eigen donkere brein, er valt sneeuw, je wilt in die bossen blijven, daar is de plek waar je wonen wil, maar het mag niet van je andere ik, van die mag je niet blijven, je moet verder en verder...Je mag niet blijven in de witte stilte van de bossen.

The woods are lovely, dark and deep
but I have promises to keep,
And miles to go before I sleep,
And miles to go before I sleep.

Wat een rusteloosheid! Hoe deed ik dat vroeger? Las ik dan dat gedicht en ging ik daarna dan op zoek naar een lekker troostrecept? Mijn huidige ik woont wel vaker in de bossen, misschien wel meer dan wat ze bij haar bovenbewuste vindt, dat goed voor haar is.

woensdag 22 februari 2012

Liefde? Verboden!

In het thermaalbad in Arcen moet ik elke keer weer lachen om de ronde verbodsbordjes die er hangen. Je ziet een meisje en een jongen met de gezichten naar elkaar en daar een rode streep door. Wat is de boodschap? De gezichten lachen ook nog eens. Verboden te lachen. Nee, dat zal het niet wezen. Verboden elkaar aan te kijken. Komt vast al dichterbij. Verboden te zoenen, concludeerde ik.

Hoe bont heeft men het daar gemaakt ,al dobberend in dat heerlijk warme water, dat men daar bordjes voor heeft gemaakt? In mijn fantasie zie ik omstrengelingen, hijgerige lichamen die kronkelen, ware orgieën, onder water voor. Verboden te vrijen, moet de heldere boodschap dus zijn. Geheel seksespecefiek opgesteld. Twee meisjes of twee jongens, die mogen elkaar dus wel aankijken en al die dingen doen, die niet op het bordje staan, maar waar het eigenlijk om gaat.

Toch sneu, zo'n bordje. Dan ben je in ontspannen en relax sferen, en dan mag je je alleen maar laten maseren door de waterstralen en liggen in de bubbelbaden. Als ik daar met zijn tweeën was, dan zou ik het lot wel willen tarten. Lekker dicht tegen of op elkaar liggen bubbelen en als de badmeester dan komt, verbaasd kijken en zeggen: maar we kijken elkaar toch helemaal niet aan!

Maar nu komt het gekke: gisteren was ik er terwijl de avond al gevallen was. Het buitenbad is verlicht, lichtblauwig schijnt het water, en de bordjes zijn helemaal niet te zien, nu. Die hebben zich in het donker terug getrokken. En daar dobberden ze, in elkaars schoot, de silhouetten van twee mensen die naar elkaar kijken. Vanaf de kant kun je dat met alle stoom ook al niet ontwaren. Lekker puh. De liefde laat zich mooi niet controleren, die gaat haar eigen wegen. Ik dreef rond en keek de donkere hemel in waar hier en daar een ster flikkerde. Ook een vorm van liefde zullen we maar zeggen. En tot nu toe altijd toegestaan.

dinsdag 21 februari 2012

Maar wat doen

Zusje kwam binnen, zag mijn eerste schilderij aan de muur hangen en begon meteen met associaties van Saturnus, die de rode planeet is, over André Kuipers, die in de ruimte zweefde, ze vond het wat vervreemdends hebben. Grappig, want die associatie had ik zelf helemaal nooit gemaakt. Je blijft wel kijken, zei ze.

De boekenclub kwam binnen: 'Dat schilderij... wie heeft dat gemaakt?'
'Ikke dus', zei ik, 'mijn eerste!'
'Intrigerend', kwam er als uit één mond.
'Wat stelt het voor?'
'Ja, dat weet ik niet hoor, ik doe maar wat.'
'Dus je bent zomaar begonnen en dan komt er dat uit?'
'Ja. zo ongeveer.'
Ik geloof dat ik maar kunstenares word.

Het is mijn algemene methode, kan ik ondertussen wel stellen. Als ik een driegangenmaaltijd kook, zoals voor de boekenclub: Soep? In de koelkast zijn nog veel wortelen, ik kom een recept tegen met verse gember daarbij en een bosje verse tijm die je erbij laat trekken, denk: lijkt me geinig om uit te proberen, soep klaar, maar wel heftig van smaak. Oké, hoofdgerecht, moet dus mild van smaak zijn: ik denk aan zacht, een accent van pittig, zoet, ook iets fris erbij, denk daarbij letterlijk aan een palet, zoals bij schilderen, meng wat en combineer: Verrukkelijk, zei een boekenclubster.

Bij voorbereidingen op de meditatie en de leesgroepen: ik lees wat, ik denk wat, ik blader wat in andere boeken, werk ondertussen een beetje in de tuin, maak een wandelingetje, ga zitten en schrijf in één ruk wat het worden zal. Kom daar ook nooit op terug, verbeter hoogstens een woordje of een detail. Zo gaat het ook met deze blogjes: vaak begin ik, en weet ik helemaal niet wat ik schrijven zal. Soms verbaas ik mezelf als ik weer op de 'bericht publiceren'-knop druk.

Nou ja, zo leef ik ook mijn leventje. Ik doe maar wat. Ik kan het ondertussen ook als luxe en een kans ervaren dat ik niet de verantwoordelijk heb tot het opvoeden van kinderen, want dan kun je niet veel met het motto: Maar wat doen.

zondag 19 februari 2012

Enterprise

Ik weet ook niet waarom ik er toch bij wil zijn: de carnavalsoptocht in Knotsenburg, zoals mijn stad deze dagen heet. Morgen ga ik traditiegetrouw naar Rosenmontag. 'Ja, ga maar hoor', zeiden ze in mijn wijkcentrum. En dus is er geen open inloop op de maandag omdat 'Mirjam naar Rosenmontag gaat'. Veel plezier zeiden ze bij het afscheid, waar tot slot de muziek keihard aan gezet werd en we met zijn allen een polonaise dansten.

Die denken misschien dat ik lallend en bierdrinkend me door de straten begeef. 'Ben je getrouwd?' 'Nee.' 'Wil je een vrouw of een man?' 'Maakt me niet uit.' 'Ja, dat kan ook, ze zegt dat het haar niet uitmaakt', hoor ik de een tegen de ander zeggen. Ik voel me juist heel stil, terwijl ik in het zonnetje, na een hagelbui, wacht tot de optocht zal beginnen. Eén non, in de bus. Een Capucijnse pater. Dat is de oogst aan religieuze verkleedpartij om me heen, ik hou er een zwak voor.

Het duurde me te lang, dus ik liep de optocht tegemoet. Het is toch vooral een poging tot...tot wat? Feestvreugde, temperament, dynamiek. Gisteren zag ik heel oude afleveringen van de eerste Star Trek crew. Een beetje bijgekleurd met de huidige technieken. De felle kleuren van het Carnaval in de kleding van de buitenaardse wezens, op de drukknopjes van de nu al geheel verouderde techniek. Het decor van een buitenaardse planeet, als het interieur van een carnavalswagen. Wat takken, wat neprotsen, harige monsters van teddyberenbont. Maar de verhalen bevatten allemaal een gedachtegang, een doordenkertje.

Dat was er mis met de optocht vandaag in Knotsenburg. Het thema was 'Grenzeloos Knotsenburg'. Ik heb maar één wagen gezien die iets met dat thema gedaan heeft. Niemand die zich er verder wat van aangetrokken heeft, niemand op zoek naar Diepgang, want hoe druk en kleurig het Carnaval ook mag wezen: van oudsher is zo'n optocht ook een vrolijke wijze waarop het kleine en grote leed verwerkt werd. Dat zoek ik er dus...

Grenzeloos: het was een mooi thema. Space the final frontier...to boldly go where no man has been... Zo begint elke aflevering waarin de grenzen van het alledaagse worden opgerekt. These are the voyages of the starship Enterprise... Met mijn eigen ruimteschip onderzoek ik de ruimtes om me heen, in boeken en films en kunst, op de straat en in het klooster, overal waar ik vermoed dat er een grens doorbroken kan worden. De ontdekking van nieuwe ruimte: dat is mijn Enterprise.

zaterdag 18 februari 2012

Frozen Planet?

Haal ik de krant uit de brievenbus en dan blijkt Prins Friso kritiek in het ziekenhuis te liggen na een ski-ongeluk op een gletsjer nabij Lech, in Oostenrijk. Terwijl ik insliep met beelden van Frozen Planet, een dvd'tje dat vorige week gratis bij de krant werd geleverd. De film heeft prachtige beelden van de schoonheid van witte ijsbergen in blauwe wateren, is imposant én huiveringwekkend: een gigantische gletsjer, kilometers hoog en breed verplaatst zich elk jaar op de Noordpool naar de zee en de beelden stormden met titanenkracht bij me binnen.

Wat is een mens in zo'n soort omgeving? Welnu, daar zag je ze niet. Wel twee ijsberen, waar een mannetje door de ijsvlakten een vrouwtje zoekt, hij moet opschieten want straks wordt dat ijs weer zee en moet hij terug zijn in zijn eigen gebied. Hij vindt zo'n vrouwtje, de paringsscene is woest en teder tegelijk, hij verdedigt haar een periode tot bloedens toe tegenover andere mannelijke rivalen en dan laten ze elkaar gaan: ze zal alleen haar jong baren en hij vervolgt zijn weg, eenzaam en alleen, ze zullen elkaar wellicht nooit meer zien. Wat is de zin van een dergelijk gedrag, vanuit menselijk perspectief bezien? Wie wil er als een mannetjesijsbeer zijn?

Een prins zweeft over de sneeuw. Je zou denken dat een paar kleine mensjes niet uitmaken op zo'n vlakte, maar het kan zijn dat hij toch zelf de lawine heeft veroorzaakt waaronder hij bedolven is geraakt. Dat is toch iets om over na te denken. Wie in een woestijn loopt zal de gang van de woestijn zelf niet kunnen veranderen. Uithoudingvermogen is vereist om er zelf overeind te blijven. Daarom is de woestijn misschien een beeld geworden van eigen uitzuivering en de plek waar je je eigen demonen tegen komt en kunt overwinnen. Jezus trok zich terug in de woestijn en de kluizenaars, die de 'woestijnvaders' zijn gaan heten.

Maar The Frozen Planet is het domein van de dieren en de natuurkrachten. Een wereld die elk seizoen volkomen veranderd. Elke laag heeft een laag eronder en alles kan verschuiven. 'Ik heb een poos het gevoel gehad dat ik op drijvende ijsschotsen liep', vertelde zuster M. over haar eerste periode in het klooster. Crisis alom, elke stap was wankel: in die tijd heeft ze geweten wat het is om geen woorden te hebben, om niet uit te komen met woorden. De wereld binnen de muren van het klooster als Frozen Planet?

Het is zo verleidelijk om soms te denken dat je een deel van de natuur bent en jouw bestaan daar geen invloed op heeft, dat je vrij als een vogel van een gletscher af kan dalen. Is dat onbesuisd? Of is het volgen van de suizingen van je hart, de roep naar vaart en ruimte en vrijheid, zelfvergeten, niet denken aan consequenties, ook mooi?

De woestijn ga je in, om in te keren tot jezelf en de leegte van de woestijn laat jou verder met rust. Op sneeuw en ijs begeef je je op een element dat wezenlijk aan verandering onderhevig is. Ik ben meer een woestijnmens, zou de gang van de ijsbeer uit vrije wil niet maken en ga ook niet vrijwillig wandelen op drijvende ijsschotsen. Maar ik snap zo'n prins-op-de-sneeuw wel. Hopelijk overleeft hij het.

vrijdag 17 februari 2012

Wat haalbaar is

Er schiet me ineens een uitspraak van Vader binnen. Die had het regelmatig over: 'Wat haalbaar is'. Eerlijk gezegd vond ik het altijd een wat cryptische zin, een beetje vaag, een beetje onduidelijk. Doe wat je doet, leef wat er te leven is, maar om nou als motto te hebben: 'Kijk wat haalbaar is', dat is alsof je al besloten hebt dat de hoofdprijs je door de neus is geboord en dat je dan kijkt 'wat nog haalbaar is'.

Géén Elfstedentocht: wat haalbaar was, is schaatsen op natuurijs, een dag lang in een zonnetje. Is dat minder dan het eerste? Vanaf de ene kant gezien wel, van de een ander kant maakt het niet uit. Je zou best weleens verliefd op iemand kunnen worden. Maar die ander is al bezet. Wat haalbaar is, is een mooie vriendschap met elkaar ontwikkelen. Heb je dan allleen maar een troostprijs? Nou nee, zo kun je er helemaal niet tegenaan kijken, want er is alleen maar wat er is, de rest valt onder de categorie van: de lotto verlangen te winnen en dan fantaseren dat je altijd gaat reizen en voor altijd gelukkig zal zijn. Maar je weet niet of de verveling van zulk een soort leven je uiteindelijk geestelijk zou kunnen wurgen. Geluk begint allereerst in je zelf.

Wat haalbaar is... Vandaag vind ik die uitspraak van Vader wijs en ook zeer reëel. Mensen zouden elkaar het liefst willen kunnen bereiken. Maar soms heb je te constateren dat dit niet mogelijk is. Soms kan een ander je niet zien als een mens van vlees en bloed, maar ben je op de een of andere wijze vooral een projektie uit het verleden. Of het beeld dat die ander van je heeft. Of is er angst, eigen emotie, onrust die als snel op en neer gaande ruitenwissers in een stortregen het échte zicht op jou belemmeren. Zie je de ander in de regen staan, en jij staat eigenlijk in een zonnetje.

Dan kun je twee kanten op kijken. Naar dat beroemde glas dat ofwel half vol ofwel half leeg is. Of in Vaders woorden: je kijkt naar wat haalbaar is. En je probeert daar dan weer het beste van te maken.

donderdag 16 februari 2012

Vogelparadijs

Een enveloppe in de bus: Aan Mirjam, Ryokans Bamboebosje, bij het Vogelparadijs. Kijk daar wordt een mens nou vrolijk van. Ik zag me ineens wonen: Onder al die vogels, in een soort hol met dat vogeldak boven me. Het wordt wel bijna te gortig. Een hele zwerm spreeuwen woont er nu ook al en gisteren zag ik vier tortelduiven en de mussen maakten ruzie met elkaar in de bruidssluiers, terwijl een merel de hoogste tonen floot en een roodborstje helemaal alleen, gauw op de grond wat kruimels wegpikte.

Voor de vogels nog steeds een paradijs, of zorgt overbevolking voor die drukte bij de mussen? Voor mij wordt het deze lente en zomer flink aanpoten. Want al die vogels laten witte regens van vogelpoep achter en dat begon te ruiken, terwijl ik op mijn terras zat. Ik hou van vogels, maar mijn eigen welbehagen gaat voor. Wat te doen? Een sproeislang kopen en die er regelmatig op zetten? Toch nu nog veel meer snoeien en rooien om het paradijs weg te werken?

Leven en laten leven: dat blijkt dus nooit te kunnen. Men wil het eigene, het zijne, het hare. Het ene gaat ten koste van het andere. Spreeuwen? Zijn die ook zeldzaam aan het worden? Zal ik me toch wentelen in de genoegelijke gedachte een Vogelredster te zijn? Het ziet er trouwens wel prachtig uit, als je ze vanaf het dak in twee zwermen uiteen ziet gaan, circels en rondingen door de lucht ziet maken, bij elkaar komend, weer uit elkaar gaand, zwaaiend en zwierend.

Onder het vogelparadijs woont een vrouwtje. Niet al te groot. Ze draagt een hoed met veren. Sommige buren vinden haar wellicht een vreemde vogel. Ze wrijft eens in haar handjes. Ze denkt aan al die bewoners boven haar. Ze wil ze wel en ze wil ze niet. Nou ja, wél, maar niet teveel. Ze zet altijd de muziek uit wanneer de schemer valt en dan luistert ze naar het fluitconcert, een soort Vespers van de natuur. Zal ze als een soort Godin , heel veel Adams en Eva's straks uit het Paradijs zetten? Zal ze als zenmeester Ryokan het juiste moment weten van kappen en bewaren? In het concept van de Zen kun je in ieder geval niet uit het Paradijs gejaagd worden. Dat scheelt.

Stedelijk Gym

Ik zou jaloers kunnen worden op de jeugd van tegenwoordig. Die heeft zoveel mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooing, die wordt nu zo serieus genomen. Kinderen zijn de moderne prinsjes en prinsesjes, die zo gigantisch welkom zijn bij weldenkende, welbewuste ouderstellen, dat zij een leven lang kunnen genieten van aandacht en zorg en begeleiding, gericht op een optimale ontwikkeling.


Dat dacht ik gisteravond toen ik mijn eigen oude middelbare school, Het Stedelijke Gym bezocht. Er is tegenwoordig een uitgebreid aanbod van open dagen en open lesavonden, zodat het aankomend talent van Nederland zich op het tiende levensjaar al kan oriënteren, naar welke school je straks wil gaan. Ik wist van niks, vroeger. Ineens was bekend dat ik naar het Stedelijk Gym zou gaan en er was een kennismakingsmiddag vlak voor de zomervakantie en daar ontmoette je toekomstige klasgenoten en je nieuwe school.

Een vreselijke middag, weet ik nog, omdat ik een paar uur van te voren ook nog eens voor het eerst ongesteld werd en dus doodongelukkig ineens met een soort luier tussen mijn benen en half bang voor al dat bloed, mijn nieuwe schoolleven tegemoet moest treden. Nee, dan nu: het oude Stedelijk Gym zit in een nieuw gebouw en met open lesuren zie je hoe leuk het is om muziek te krijgen, met een heel klaslokaal vol muziekinstrumenten, techniek, ook al met werkbanken, zagen, solderen, kunststof bewerken, hijskranen bouwen en wat al niet meer.

Ik kwam destijds op het Gym en de aula boven, die wel een aanterkkingskracht op me had, die zware gordijnen van velours, dat hoge podium, werd in mijn eerste jaar aldaar afgebroken en verbouwd tot twee klaslokalen. Ook het grote tekenlokaal, toen nog vol oude tekentafels, het rook er naar verf en terpentine, houtskool, mappen en schilderijen aan alle kanten tot en met het hoge plafond, en ik had talent volgens de tekenjuffrouw, werd gesaneerd en het werden kale lokalen waar wiskunde werd gegeven. Schoolreisjes heb ik ook nooit meegemaakt. Het zal wel de tijd van het absolute dieptepunt zijn geweest van het Stedelijk Gym in mijn woonplaats.

Maar nu! O, ik zou bijna wel weer twaalf willen zijn. Mijn toen nooit geleefde gymnasiastenbloed, begon binnen deze school muren voor het eerst te borrelen! Een les Grieks: het ging over de mythe van Icarus en het labyrint dat zijn vader Daedelus gebouwd had, waaruit ze samen wegvliegen met vleugels van was , door vader D. gebouwd. Het ging over vliegen: niet te laag en niet te hoog, want dan verbrand je je vleugels, en over vader D. die zijn kind voor het eerst los moet laten. En ouders, bent u daartoe al een beetje bereid? vroeg de leraar speels en ondeugend, nu uw kind binnenkort naar de Grote School gaat?

In ene klap kwamen de regels van het schoollied naar boven: Nos jungit amicitia et semper jungit nos: Wat ons verbindt is de vriendschap en die zal ons altijd verbinden. En op een toegangdeur naar de vleugel van de talen stond: Verba volent, scriba manent. Zoiets als: woorden vervliegen, maar het geschreven blijft. Ik vond die hele middelbare school grotendeels een nachtmerrie, van elke dag almaar moeten, maar nu in retrospectief voel ik me een geboren gymnasiast. Ahum.

woensdag 15 februari 2012

Vaag schilderij

Gisterenavond na de leesgroep van de Fioretti, waar het verhaaltje ging over Koning Lodewijk en broeder Egidius en de eerste de andere in zijn klooster opzoekt en hun ontmoeting een omhelzing geheel zonder woorden was, hing ik het eerst gemaakte schilderij van mezelf in de kamer op. Jawel.



Het is ongeveer 1.30 bij 1 meter en, tja wat stelt het voor? Een beetje abstracterig: drie kwart bestaat uit een golvende zandzee of een woestijn waar je door heen trekt of waar je overheen kijkt en rechts is er iets van water, een stroompje? De bovenkant bestaat uit iets van een donkere nachthemel, met rechts sterren die geen sterren zijn, maar eerder gaten die het licht daarachter laten zien. Dan zijn er in die sterrenhemel ongeveer in het midden een geel, licht ovaal en aan beide kanten iets wat op tekstballonnen lijken of de contouren van twee bomen of een soort paddestoelen? Deze staan verbinding met een lichtgele strook onder hen; een andersoortig leeg landschap.

Zo vaag, zoveel vraagtekens...daartussen nog iets van een rafelrand die, terwijl ik ermee bezig was een berglandschap was, en daarbovenuitstijgend twee rood-oranje 'tafelbergen', zoals de meseta in Zuid Spanje heeft of in het landschap van Zuid-west Amerika te zien zijn. Op het schilderij zijn het slechts twee dunne stroken met een afstand tussen beide. Met aan die horizon, tegen de donkerblauwe hemel iets van een bos met vage 'lichtjes', wordt het daar bewoond?

Ik dacht dat dit schilderij nog helemaal niet af was, maar na de leesgroep besloot ik het toch naar beneden in de kamer neer te zetten. Liggend op de bank keek ik ernaar en dacht ineens: het is wél af. Dit is het. Wat is het? Al makend wist ik ook al niet wat het zou worden. Ik begon gewoon en dat is wel een leuke sensatie: de penseel in verf dopen en grote, lange streken zetten, afstand nemen, weer op wat komen om dan verder te schilderen. Heerlijk.

Ik geloof dat het over communicatie gaat, over zwijgen en toch met elkaar in verbinding staan. Het gaat over het licht daarachter en daaronder dat alles draagt, waarin alles kan zijn. Geloof ik. Het zijn associaties die ik niet had toen ik het schilderde, maar pas opborrelden na de leesgroep van Fioretti 34. Wonderlijk. Ik ga wel door en weer een leeg doek kopen, voor weer een ander vaag schilderij.

dinsdag 14 februari 2012

= (passage)

Gisteren zag ik op het nippertje voor het slapen gaan, de film Ondine van Neil Jordan. In de bieb heeft de film het thrillervignet. Geheel onterecht. Andere films van Neil Jordan zijn The Crying Game en Interview with a Vampire. Dan weet je wel waar hij toe in staat is: het creëren van een tussenwereld, een wereld tussen droom en harde realiteit, waar iets dat op een sprookje of een mythe lijkt, een verborgen wereld van verlangen en de kluwen van emoties, naar een leefbaar heden tilt.

Ondine is in de mythologie een waternimf, ze lijkt op een zeemeermin zonder staart, ze leeft in het water en kan, wanneer ze een aardse man liefheeft, wel op het land leven. Hier vindt een Ierse visserman haar in zijn netten. Hij brengt haar onder in een huisje van zijn overleden moeder in een baai. Ze zegt dat ze Ondine heet. Hij heeft een dochtertje die aan de nierdyalyse zit en zonder nieuwe nier zal sterven. Aan haar vertelt hij het verhaal van een visserman, die een vrouw vindt, een selkie, interpreteert zijn dochter, een waterelf. Met haar nieuwe elektrische rolstoel gaat ze op onderzoek uit en ook zij krijgt een band met Ondine.

De film is prachtig van kleur: groen blauwe grijze zeetinten, de muziek is een enkel gitaar of piano en soms het gezang van Ondine: zo mooi als Sirenes zingen. Ze brengt geluk: ze gaat mee de zee op en de netten van Syracusse,de visser lopen vol met kreeften en zalmen. Op het banale allerdaagse niveau is er een heel gewone verklaring voor de plotselinge aanwezigheid van deze vrouw in zijn leven. Ze worden natuurlijk verliefd op elkaar, maar ach, dat doet er niet zoveel toe.

Vanochtend werd ik wakker en in TROUW , in de rubriek Kunst uit de Kelder, kwam een beeld van Antoine Berghs uit het depot van dat fijne museum in Scheveningen in een duinpan, Beelden aan Zee, me tegemoet: Een houten beeld van een androgyne 'jongen'-figuur die geknield met zijn armen een schaduwfiguur maakt op de wand: een zwaan. Met precies de goede belichting is er een oogje te zien en zwemt het op de wand tegenover hem.

Het beeld wordt bijna nooit tentoongesteld omdat het teveel gedoe is om een gedeelte van de ruimte met gordijnen te verduisteren, teveel gedoe om het lichte beeld goed te verankeren enzovoort. Dit beeld kan het daglicht niet verdragen, maar heeft wel licht nodig om te bestaan en het bestaat uit twee beelden ineen: de witte figuur en de schaduw van de zwaan die hij maakt. Terwijl Ondine uit zee komt en op het land niet leven kan, komt dit beeld van het land, maar kan er nooit zijn, daar aan de Noordzee.

=(passage), heet het beeld. De cirkel was weer rond: ik ging slapen met beelden van Ondine, werd wakker uit de droom en het duister en zag het beeld van de fragiele jongen en had als het ware een passage gemaakt van de wereld van de verbeelding, naar die van de slaap, naar het ontwaken: van het donker naar het licht. Het komt me voor dat ik elke dag ambieer om een dergelijke gang te maken en telkens weer zoek naar beelden, teksten, metaforen die berichten over deze passage.

maandag 13 februari 2012

Schaduw wordt vuur

Gisteren vond ik zo'n prachtig lied, dat ik het op repeat heb gezet en languit op de bank me er helemaal in liet gaan. Het is van Händel uit Serse en heet 'Ombra mai fu'. Gezongen door de countertenor David Daniels met het Orchestra of the Age of Enlightment, in 1998. Een countertenor heeft al zoiets dubbelzijdigs. Het is een mannenstem, maar het klinkt naar een diepe volle vrouwenstem. Wat Ombra mai fu betekent weet ik niet, maar in mijn verbeelding is het: schaduw wordt vuur. O, het is zo prachtig, het paste bij een grijze zondagmiddag en bij gedachten over de schaduwen in mijn leven, die maar geen vlam willen vatten.

Het paste ook bij de lectuur die ik het weekend tot me had genomen: LOGBOEK van een onbarmhartig jaar van Connie Palmen. Over het eerste jaar van rouw en verdriet na de dood van een van Nederlands grootste staatsmannen, zoals ze zelf ergens zegt; Hans van Mierlo. Die zichzelf een straatjongen met manieren noemt en Connie liefkozend zijn knaagdiertje. Die het in de laatste week van zijn leven heerlijk vond om boven zijn ziekbed getakeld te worden in een schommelzak.

Wil ik dit weten? Ik las het boek achter elkaar uit, maar vind het uiteindelijk toch een veredelde vorm van voyeurrisme. Had ik eerder moeten stoppen? Je verwacht toch iets van verlichting, een inzicht of uitzicht als je een boek ter hand neemt van een van Nederlands bekendste schrijfsters. Tot nu toe gebeurde dat wel, ook in haar ander rouwboek I.M., over haar eerste man, Ischa Meijer. Maar hier is het verdriet tomeloos, er gaan in dat jaar 2010-2011 heel veel mensen om haar heen dood, ook Harry Mulisch en op het einde de dochter van Van Mierlo, Marieke.

Haar eigen alcohol-en sigarettenverslaving, het almaar in hun bed willen blijven liggen, de drang tot zelfvernietiging, misschien is dat wel een beetje het ontluisterende. Omdat het tegelijk gepaard gaat met een grote drang tot controle: het schrijven zelf lijkt een logboek, maar is tegelijk een wijze waarop ze het verdriet toch ook controleerbaar probeert te maken. Vooral op het einde: dan switcht ze van de laatste maanden van Hans van Mierlo, zomaar naar de laatste maanden van Marieke, exact een jaar later, en het enige wat ik dan denk is: de dood is niet inwisselbaar, de dood is dood en het leven blijft, of is er nog: elk leven is uniek, stap niet zomaar van de ene naar de andere en weer terug!

Alles is zwart en grijs bij Palmen, een heel jaar lang geen greintje licht en lucht. Het was een onbarmhartig jaar. De gevoelens van rouw en verdriet herken ik, de gedachten die je daarbij maakt ook. Maar ik weet niet anders dan dat het leven gemengd is. Dat er in het allerzwartste ook altijd momenten van licht zijn, ze gebeuren aan je op onbewaakte momenten. Dát is het wellicht: Palmen bewaakt elk moment van haar leven, ook het willens en wetens zich in de alcohol onderdompelen. In die bewaakte wereld wordt schaduw nooit vuur.


zaterdag 11 februari 2012

Lanzmann

Ik lees al wekenlang tussen van alles door De patogonische haas, de memoires van Claude Lanzmann. Hij is jarenlang de geliefde geweest van Simone de Beauvoir, was later in zijn leven kind aan huis bij beroemde filmsterren en schreef over hen en hij zal nog generaties gekend worden, zijn naam althans, omdat hij het monumentale Shoah heeft gemaakt, 9 uur lang over de Holocaust.

Telkens weer, weet ik niet wat ik van de man vind. Hij vertelt uitgebreid over zijn ervaringen, waarvan ik denk waarom het ene zo uitgebreid, bijvoorbeeld zijn amoureuze avonturen met een Koreaanse verpleegster, waarom zo weinig zelfreflectie? Wat in zijn persoon moet toch ook iets van een magnetische aantrekkingskracht hebben gehad, getuige de makkelijke ingang die hij bij zoveel groten der aarde heeft gehad.

Ik vind hem soms wat week, heel erg vanzelfsprekend in de ban van Sartre en de Beauvoir, terwijl ik tussen de regels door toch ook vooral iets van het claustrofobische van het wereldbeeld van Sartre ervaar: het adagio dat hij nooit van niemand afhankelijk wil zijn en hoe hij zijn omgeving daar in het dagelijkse leven mee terroriseert. Dat hij veel heeft met de monadentheorie van de filosoof Leibniz: elke mens is een op zichzelf staande monade, opgesloten in een eigen cel, zonder vensters. Van Sartre is de uitspraak: De hel, dat zijn de anderen. Tja, het glas is altijd half leeg of half vol, denk ik dan.

Het eerste hoofdstuk van het boek begint heftig: over de doodstraf en de guillotine, het geweld dat gedurende Lanzmanns leven overal heeft rondgewaard. Zijn vreselijke hang naar het leven, hoe graag hij leeft. Ik besloot wat afbeeldingen te bekijken van schilderijen waar Lanzmann eindeloos naar kan kijken: El entierrio del conde de Orgaz van El Greco en La mort du pere de famille van Jean Baptist Greuze. Ja, de dood waart hier rond.

Dan zie ik van Goya: Fusilamentos del 3 de mayo. Dan snap ik ineens iets meer van Lanzmann: dát is hij, die jongeman in het witte overhemd die op het punt staat om dood geschoten te worden, maar nog één keer zijn handen heft naar de hemel, als verzet, als laatste teken van vitaal en krachtig leven. De vernietigende werkelijkheid dringt zich aan hem op, maar hij zegt tot zijn laatste snik: hier ben ik en ik leef. Zo'n vitaliteit, die bijna iets naïefs heeft in extreme situaties, heeft een magnetische aantrekkingskracht.

Anouar Brahem

Gisteren viel me weer zo'n plek toe, waar je denkt: dit is helemaal volmaakt, wat heerlijk, laat me hier voorlopig blijven. Ik lag te dobberen in warm water in een achthoekige badkuip, in het schemerduister, boven me een diepblauwe sterrenhemel van aan- en uitgaande lichtjes. Een hamam-sfeer, vochtig en warm en mistig en het Nabije Oosten werd vervolmaakt dichtbij gebracht omdat er door de boxen een rustig verstild concert van Anouar Brahem klonk.


De muziek van Anouar Brahem stroomt diep in mijn bloedaderen, de langzame trage gang gaat zoals de gedachtenstromen in mijn geest. Gisteren dacht ik dat dit toch echt wellicht komt, omdat ik zulk soort muziek, met name het muziekinstrument de Oud, heel vroeger al gehoord heb. Ik was nu ineens op het open terras aan de rand van de woestijn van Tunesië, met een werkelijke sterrenhemel boven me en hoorde muziek van binnen naar buiten stromen.

Daar liggen en de ruimte van de woestijn om mij heen vermoeden, het was een van de eerste ervaringen dat het broze vloeipapier van een kinderlijke overzichtelijke wereld, met een zachte vinger die daar doorheen prikt, geopend werd en ik ging vermoeden dat de wereld nog zo heel onbekend voor mij was. In diezelfde vakantie, ik was twaalf ofzo, gebeurde het me ook dat ik ergens in een woestijndorp in de deur van een huis stond, op een ommuurde binnenplaats keek en er met een schok binnen kwam:' ik ben ooit man geweest en heb in zo'n soort huis gevangen gezeten'. Héél, heel merkwaardig en toch om nooit meer te vergeten.

Over mannen gesproken... ik dobberde daar dus in de sauna, helemaal van de wereld, totdat ik onder water een gestrekte arm zag met een hand daaraan met reikende vingers, nog geen 25 cm van me vandaan. Daar bleek een man aan te zitten die naast me was gaan liggen. Eigenlijk kon ik niks anders meer doen dan devoot mijn armen en handen op mijn borstkas plaatsen. Toen ging hij weer. Even later gebeurde precies hetzelfde wéér, met een andere man. Is dit de equivalent van de ontmoetingsplekken in homosauna's? Gelukkig had ik mijn eigen man: Anouar Brahem en zijn muziek.

donderdag 9 februari 2012

Hutje op de hei

In een hutje op de hei... zo gaat een liedje in het wijkcentrum. In een hútje, een hútje, een hútje op de hei, zingen mensen mee. Ik geloof dat er in het liedje een polonaise wordt gedaan, maar dat is toch wel een beetje dichterlijke vrijheid, want in een hutje op de hei kan de polonaise nooit lang zijn.

Een hutje op de hei staat ergens voor gelukkig zijn. Of alleen willen zijn en daar dan gelukkig zijn. Als je die plaggenhutten ziet, zoals die zijn nagebouwd in Park de Hoge Veluwe en je gaat bedenken dat in die modder vroeger daar een heel gezin leefde, op de koude grond en het veen, dan is dat toch niet een idylle die voor het geestesoog binnenkomt.

Het hutje op de hei heeft iets van een verwijzing naar een kern in je waar je rustig leeft, met een ruim uitzicht voor je, de 'grote stille heide', waar een herder eenzaam ronddwaalt. Het verwijst een beetje naar onthecht zijn van alle aardse beslommeringen en luxe. Dat hutje op de hei geeft je alles, je wordt er feestelijk van en dan dans je vanzelf de polonaise. Alleen of met anderen: de polonaise van de geest.

Wat vraagt het om daar te komen? Een vorm van onthechting, zo lijkt het. Je moet er niet teveel spullen voor hebben, want die kun je niet meeslepen naar dat hutje op de hei. Maar ja, wie wil er nou onthecht zijn? Ik ben zéér gehecht aan alles om me heen. Hechting die geen onrust geeft, maar vrolijkheid, daar gaat het ergens om. Soms is dat moeilijk. Onrustmakende gehechtheid lijkt op het ronddwalen in een lege fabriekshal met kapotte ruiten. Wind die waait en blijft gieren en blazen, kraken en piepen.

Dan kun je weer verlangen naar dat hutje op de hei. Waar alles overzichtelijk is, je woont in de luwte van een zelf uitgegraven kom in de aarde. Dan laat je de confetti uit je hoofd lopen. Kleurige regen daalt in snippers om je heen neer, je danst de polonaise.

Clara

Er is een nieuwe cursus verzonnen voor de beheerders van de accommodaties in mijn stad. We vormen met een stelletje een 'Stuurgroep', moeten ons de managers van de locatie wanen en dan kijken wat er met het gebouw moet gebeuren en hoe en of het beter geëxploiteerd kan worden. Onderwijl worden de basistechnieken van gespreksvoering, vergaderen, gegevens verzamelen, interview bijgebracht. Op de eerste bijeenkomst moest men daartoe een persoonlijk voorwerp meenemen, waarna de rest met open vragen erachter moest komen hoe en wat.

Ik nam een beeldje mee van Clara, ter grote van een middelvinger. Uit handigheid, want ondertussen ben ik erachter dat ik maar beter heel helder kan zijn omtrent de mate van tijdsbesteding in het klooster aldaar. Het is zo'n moment dat ik me weer realiseer, dat wat voor mij gewoon is geworden, anderen toch tamelijk flabbergasting maakt.

-Goh, ik ken je maar een beetje, maar dít had ik nóóit verwacht, zegt de ene. De cursusleider viel ook helemaal stil en vroeg op het eind van het kwartier aandacht dat daarnaar toe gaat, waarom ik niet was ingetreden. Nu is dat ook de verdienste van de vragenstellers, omdat zij zich direct aan de opdracht hielden: H- en W-vragen stellen: Wie is dat?, Hoe(zo?), Waarom? Sinds Wanneer? Waartoe?

Dus ik hoorde mezelf ineens iets zeggen over de liefde waar deze zusters in geloven en dat zij hun hele leven daaraan willen geven. Op de vraag waarom ik dan net niet was afgestudeerd in de theologie, deed ik het hoogstpersoonlijke verhaal van de net gewijde priester die mijn afstudeerbegeleider was, maar ook verliefd bleek op mijn toenmalige vriend. Dat hij in de nacht met de voet tussen de deur stond omdat hij mijn vriend wilde zien en ik hem de toegang tot mijn woning weigerde. En ze begrepen meteen dat je dan niet zomaar meer kunt blijven. Het was wel fijn dat de sfeer van mijn werk en mijn vrijetijdsbesteding even bij elkaar kwamen.

woensdag 8 februari 2012

Hongerige katten

Meer dan tien jaar geleden, heb ik tien jaar lang poezen in huis gehad. Dit weekend paste ik op twee zwarte jongetjes: katers wel te verstaan. De eerste keer dat je jezelf weer in een leeg huis hoort praten! Lokken, zomaar wat, en de katers die je aan kijken, iets dichterbij komen en dan weer hun eigen gang gaan en gaan stoeien met elkaar. De ene ging na een half uur met zijn rug toe op de bank bij me zitten, liet zich aaien en keerde zich daarna om en nestelde zich in een arm.

O ja: zo is dat: etenswaar tot ver boven op de koelkast, half verstopt in een bakje is niet veilig. Chips eten op de bank is een slinks en vlug wat naar binnen snacken. Verstoppen onder twee kussens, heeft geen zin, poes blijft zoeken. Een zak brokjes niet op het aanrecht laten staan, niks van eten mag het daglicht blijven zien. En dan blijkt er iets van een lichaamsgeheugen in je te zitten.

Want ik kwam thuis en nog steeds denkt mijn lichaam dat ik dingen op moet bergen. Ik waan ze om me heen. Gisteren bakte ik weer een cake en was op mijn hoede voor aflikkers, maar niet nodig. Vanochtend vroeg werd ik wakker en meende ik dat er eentje tegen de deur stond te krabben voor het ontbijt. Maar het was het geruis van de verwarmingsbuizen. Het lijkt wel of je je lichaam weer anders moet afstellen.

Na tien jaar zit zo'n programma van tien jaar daarvoor dus in je geprint. Je hebt als het ware een plek voor hongerige katten om je heen geschapen, zó dat die honger niet telkens gevoed kan worden. Je gaat uitnodigend zitten zodat ze het eten vergeten en zich willen nestelen bij je.

Misschien geldt dat ook zo voor stilte en meditatie: dat je allereerst met je lichaam een plek daarvoor maakt. Soms begin ik de meditatie ook zo: stel je zelf een plek voor in je lichaam waar het licht en stil en warm is. Probeer die plek uit te breiden in je lichaam.

Na het lichaam komt de geest dan vanzelf. Nadat je de hongerige katten in jezelf niet steeds van eten voorziet, worden ze rustig. Dan daalt de geest neer op een plek, jouw lichaam, en begeestert vervolgens al jouw daden, aspiraties en intenties: hartverwarmend.

maandag 6 februari 2012

Ander element (2)

Mijn meditatietekst van de maandagochtendmeditatie:

Kraai
hipt op de hoge voren
van omgeploegde donkere aarde

Aalscholver
kijkt peinzend rond
aan de waterkant

Ganzen stijgen gakkend op
verkennen in V vorm
de wijdse hemel

Kraai-Aalscholver-Gans
elk in hun eigen element
de ene kan niet de andere zijn.

Zo ben ik mens:
zoek mijn eigen element
ruimte
vol stilte
vol liefdesvuur
vol licht
dáár kan ik: ZIJN.

Ander element (1)

Gisteren naar een mooie tentoonstelling geweest in de Hermitage in Amsterdam. Schilderijen uit de barok van o.a. Rubens. Dan denk je wellicht aan robuuste, wulpse vrouwen, maar er hangt een prachtige Christus met doornenkroon, die je met donkere omfloerste ogen aankijkt met een lichaam dat hij als op een presenteerblaadje voor je ogen laat schuiven. Wel wat gehavend, want gegeseld, maar toch: die wat beschadigde witte huid, het heeft iets alsof je van een oppervlakte, de huid, zo de diepte in kan kijken. Als je googelt op Hermitage Amsterdam, dan krijg je een virtuele rondleiding van de hoogtepunten en kun je ook op Christus' borst gaan liggen.

Maar eigenlijk wilde ik het over een ander schilderij hebben, heel groot van 240-170; De keuken van David Teniers, geschilderd in het midden van de 17 e eeuw. Je ziet een heel grote ruimte waarin de 4 elementen zijn afgebeeld: links in de hoek de aarde, met zijn groenten en vlees en andere voortbrengselen, daarboven de lucht, in de verte het vuur en rechtsonder het water met de vissen. Voor mensen in die tijd gemakkelijk zo te lezen, zei het bijschrift: de valkenier is wellicht de schilder zelf, die als het ware zichzelf vanaf een spiegel geschilderd heeft, zo staat hij.

Maar het opmerkelijke voor mij was de blik van alle personen op het schilderij. Eerst dacht ik dat ze allemaal naar de valkenier keken, en er lijkt een blinde man te lopen, waarbij zijn begeleider wijst naar... de valkenier? Nee wacht eens als je beter kijkt, dan is het naar 'iets' dat zich buiten het schilderij bevindt: licht dat de boel bijeen houdt en door meerderen wordt opgemerkt. Daar kijken ze naar: Die hele keuken, met zijn vier elementen, die met andere woorden dus iets van de wereld zelf weergeeft, die immers is opgebouwd uit deze vier elementen, aarde, lucht, vuur en water, die wordt belicht door íets daarbuiten.

Voor mij hoeft dat verder geen naam te hebben. Sommigen noemen het wellicht god of een energie of een kracht ofzo. Het mooie van het schilderij is dat er een ander element onzichtbaar aanwezig is. Ik noem het ruimte; lichte ruimte waardoor het in de keuken van het leven goed koken en toeven is.

zaterdag 4 februari 2012

Oergrond

Een strakblauwe hemel. De takjes van de boom voor me fijn bedauwd met witte rijp. Het zonnetje in mijn gezicht. Ik typ hier op een soort oergrond, de moederkoek. Hier zo ongeveer is dit blog ontstaan.' Is dat ook niet iets voor jou, een blog?', mailde L .me, alweer meer dan vijf jaar geleden. Ik mailde meteen terug: 'O nee! Ik ben een internetdummie, ik kom er nauwelijks op, ik heb geen pc thuis, dat is helemaal niks voor mij!' Zo is dat nog steeds.

Niet over dat blog, want dat kwam: die nacht werd ik wakker en zag het blog voor me: paars zou het worden en Passie-Bloempjes zou het gaan heten. Zo geschiedde. Het maken daarvan lukte me zowaar zelf. Maar L deed de finishing touch, ik weet niet meer wat. Daarmee had ze het wachtwoord van mijn blog. Drie kwart jaar later of zo, was ik in Londen en had daar mooie schilderijen gezien, beschreef dat op het blog en L mailde me: Men zou daar een plaatje bij willen zien. En ik terug: 'Wat let je, jij kunt in mijn blog!'

Zo is het gekomen. L. plakt sindsdien plaatjes bij mijn blog en het is een wonderlijke ervaring, soms grappig, soms inspirerend, soms troostend, dat iemand je virtueel een paar keer per week als het ware aanraakt. En nu zit ik op die geboorteplek: achter een computer in haar huis. We hadden elkaar nog nooit gezien en gisteren voor het eerst zo'n anderhalf uur. Ze zei: Je wil natuurlijk bloggen en had mijn account erop gezet, zodat ik er zó op kon. 'Nou dat weet ik niet hoor, of ik ga bloggen!' zei ik.

Natuurlijk wel. Ik buig hier voor de levensadem die mijn blog geboren heeft laten worden, voor de oergrond waaruit het is ontstaan.

donderdag 2 februari 2012

Lichtmis

Vandaag is het weer Lichtmis: het zegenen van alle kaarsen die in een jaar gebruikt worden in kerken en kapellen. Een mooi ritueel waar ik tot vorig jaar, nog nooit van had gehoord. 'Kom je mee de lichtdans dansen, om 16.30 oefenen in de kapel', mailde zuster B. me. 'Helaas...', mailde ik terug, 'ik ben dan de hele dag op mijn werk.' Maar vandaag kwam het groepje Internationale Vrouwen niet opdagen. De kou? of het onderwerp? vroeg de welzijnswerkster zich af. Ze zouden het over bezuinigingen hebben.

Soms vraag ik me af of die welzijnwerksters die Internationale Vrouwen niet onderschatten. Jaren geleden was ik op de Vrouwenschool alwaar er een voorlichtingsmiddag was over het verschijnsel homo's, lesbiennes en biseksuelen. Dat toontje van de vrijwilligsters die uit hun eigen gouden hart die vrouwen wilden begeleiden! Ondertussen praattte ik met een paar vrouwen, met handen en voeten, gebroken Nederlands, flarden Engels en Frans en wat bleek? Allen hadden ervaring en meningen over dit 'verschijnsel'. Ze stoorden zich allen aan het zwart-wit van het Nederlandse denken. Maar dit terzijde.

De Internationale Vrouwen, die hadden het dus laten afweten. Fijn om dan eigen baas te zijn: ik sloot het wijkcentrum en spoedde me alsnog naar de Clarissen. Ik geniet altijd van de ginnegapjes met zuster R. Ze ziet me stuntelen tussen mijn linker of rechterhand waar het waxinelichtje op moest, en toen viel in de koorbank het lichtje uit het houdertje en weer kan ze haar lachen bijna niet inhouden, alvorens ze achter het orgel kroop.

Anyway: voor mij zijn het altijd topdagen, als ik me van de ene sfeer in de andere kan begeven en vandaag is het weer zo'n dagje: na de vrolijke vroomheid bij de Clarissen, zit ik nu weer in het wijkcentrum, de feestmuziek staat op en R. zegt: 'Ik dacht dat jij nog wel ging puzzelen!' En dat is precies wat ik nu ga doen: Lekker ding!, zingt het rond. Soms is dat gewoon een ander woord voor lichtmis.

Alex en Maxima

Zusje weet dat ik een zwak voor ze heb. Nou ja, meer voor Maxima, Alex straalt met haar mee en hij heeft haar tenslotte naar hier geïmporteerd, dus dan geldt het hem ook. Dus ze mailde me: 10 jaar getrouwd: A. en M. op de tv, je bent van harte welkom! Maar het was zo koud, door de gierende snijwind het vlakke land over, nee toch maar niet. Toen bood ze me zelfs aan om me op te halen met de auto. Nou, dan gá je, dat is onweerstaanbaar. Ik was een tv-asielzoeker, zei ze tegen haar dochter.

Tien jaar getrouwd en wat laat je dan zien? Ik neem aan dat het geheel koninklijk is goedgekeurd en door de zeef van alle officiële instanties is gegaan. De vader van Maxima kwam in beeld: dat hij al wist van zijn zwangere dochter, lang voor de Nederlandse natie op de hoogte werd gesteld. Je zag Maxima verschillende malen een sluier of een zwarte jurk aan trekken, op staatsbezoek in Islamitische landen. Je zag het paar zich verheugen over hun droomhuis in Madagascar en er weer van af zien.

Een jofele muzikant, ik ken zijn gezicht wel, maar zijn naam niet, liet zijn ontdekking zien: Protestanten dragen hun trouwring rechts en zo zijn ze ook getrouwd, maar het paar droeg het meteen na hun huwelijksreis op links: de katholieke wijze. Hij zong een lied, doorbordurend op Willem Alexander's uitspraak in het begin: ze is mijn vrouw en daarna ook een beetje van het Nederlandse volk. Hij zong: Ze is mijn koningin, ze is van ons allemaal, al is ze maar met eén man getrouwd. En op het einde: Ja, ze is mijn koningin, al ben ik zelf republikein.

De traan kwam uitgebreid in beeld, en Maxima's Argentijnse wortels. Dat ze altijd van dansen en muziek zal blijven houden en haar kinderen er ook gelukkig van houden. Ze zong een Spaans wiegenliedje. Je zag haar weer dansen in haar spijkerjasje op Koniginnedag en nog eens zei ze : De Nederlander bestaat niet, er is zo'n diversiteit. Je zag Willem Alexander zeggen dat hij nog elke dag in gesprek was met zijn vader en heel vaak aan hem dacht.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat de vader van Maxima aanwezig zal zijn, als zijn dochter koningin van Nederland wordt. Ze hebben al een offer gemaakt door hun droomhuis te laten schieten. Maxima moest haar vader al missen bij haar huwelijk. Maxima is het populairste lid van het koninklijk huis. Ze vormen samen een gelukkig paar, die hun functies met warmte en liefde vervullen. Ze nemen al die mallotigheid van rijen dikke fotografen op het strand en in hun tuin voor lief. Ze hopen dat hun dochters zo lang mogelijk ervaren dat er niks speciaals aan ze is.

Als mama en papa koningin en koning worden, kan opa daarbij afwezig zijn? Wie een beetje een hart heeft in zijn lijf, vindt van niet, zo lijkt deze documentaire tegen het volk te willen zeggen. En wat is daarop uw antwoord?

woensdag 1 februari 2012

Het Grote Veld

Een wandeling die we in de loop van de jaren, vele malen gelopen hebben: Het Grote Veld in de Achterhoek. Een hele grote ronde van 12-14 km, we zeggen liever 14, want dan hebben we meer verzet, door bossen met brede zandpaden, open velden. De vorige keer nog een ravage van omgezaagde bomen en takken, stond er niet zelfs een hijskraantje?: nu terug hersteld naar het oorspronkelijke landschap: zandgronden met jeneverbesbomen.

Een wandeling die gelijk leek te lopen met onze meanderende gedachten. Hoe ver terug in je jeugd? Waar is het allemaal begonnen? Waar zijn de plattegronden gelegd van het soort kaarten die je vervolgens in delen van je leven hebt bewandeld? O, er waren wellicht heel andere afslagen en routes mogelijk, maar je kende ze niet, wist jij veel, je liep omdat je toen dacht, dat het de beste route was. Of de voor jou het best passende. Of omdat je dacht dat dát een weg was naar geluk, maar als je nu terugkijkt, dan kun je je afvragen of het niet vooral een weg was tot zelfbehoud. Of dat je dacht dat je een ander en jezelf daarmee gelukkig zou maken, maar het was niet zo...

Hoe de levens van je ouders, jouw leven hebben meebepaald. Of wellicht zelfs, als een chip een progamma in je hebben geplaatst waarnaar je ging handelen. Als een tattoo in je huid. Als de groeven van een houtsnede in je gestanst en daarom leverde je steeds maar die ene afdruk. Wat duurt het lang om zélf de houtsnijder te zijn en te worden! Dat je zelf het plaatje kan veranderen. Zo laat komt de gewaarwording, dat er een groot veld is, waarin je zelf kunt bewegen...

Wat de toekomst brengen zal? Je weet het niet. Zoals die wandeling: het grootste deel liepen we vanuit het geheugen en datgene wat je al wist, maar op het einde van de wandeling moeten we elke keer weer zoeken. Was het nu zus of zo? Waar is de juiste afslag? Lopen we weer om, zoals de vorige keer? Het leven is als het Grote Veld: je loopt maar en wandelt maar, je volgt een weg van je verlangen. Je komt mooie dingen tegen. Soms kende je het al wel een beetje, soms is het onverwacht anders. En dan maar hopen dat je nog heel lang samen zo kan wandelen. In de zon, in dat hier-en-nu.