Bijna in het midden van de nacht, net voordat de laatste dag voor het nieuwe jaar ingaat, muziekfilmpjes zoeken en luisteren op YouTube. Toch ook aardig, een internetverbinding bij de hand, soms. Ik las een lovende recensie en de naam is me daardoor bijgebleven: Jake Bugg, een jonge singer-songwriter in de traditie van Bob Dylan Een knisperend soort van heldere stem en een mooi een beetje droevig liedje: Broken. Om alles wat in het Oude Jaar niet ging zoals je wilde, om alles wat gewenst was, maar onvervuld bleef...
Vandaag was ik in Eye, het fantastische mooie filmmuseum en filmcentrum aan de Amsterdamse IJ. Wat een gebouw, wat een grandioos uitzicht over het water. Zo'n uitzicht gun ik me, op de drempel van alweer een nieuw jaar. Oud en Nieuw, altijd zijn de twee in worsteling of samenspraak met elkaar en tijdens het typen van dit blogje, begint de laatste dag van het Oude Jaar, de seconden, minuten, uren tikken voort, en alles verdwijnt weer in de stroom van de tijd.
Ik leg zo mijn hoofd te ruste, ga de nacht in naar die ene unieke dag op het einde van het jaar: oudejaarsdag. En morgen om deze tijd is er weer een nieuw jaar begonnen, een schone lei.
Gisteren naar de grote overzichtstentoonstelling gegaan van de fotografe Diane Arbus in FOAM.Het was er bommetjevol. Een van haar bekendste foto's, is die van een identieke tweeling, twee meisjes met een haarbandje in, de met grote ogen je aankijken. Een ander die ik kende was die van die zoon van een reus, die op bezoek is bij zijn ouders in een piepkleine huiskamer. Dat ongemakkelijke, van verschillende proporties, verschillende leefwerelden die elkaar trachten te raken, terwijl het ergens scheurt tussen wat je ziet en de algemene grote buitenwereld, dat is wel zo'n beetje haar thema.
Ze zocht dwergen op en travestieten, circusartiesten, mensen met vreemde hoofddeksels op in New York, mensen in nudistenkampen, tienerstelletjes die zich als volwassenen gedragen, degenslikkers, getatoeëerden, zomaar een jongetje met grote verbaasde ogen die de straat oversteekt, een ander met een speelgoedgranaat in de hand in het park, een meisje op een landweggetje. Hoofden van babies, frontaal in beeld, babies bij een Diper wedstrijd, vrouwen op een 'vleeskeuring' in Venetie, bij een modellenwedstrijd.
Sommigen kijken je aan met grote argeloze ogen, een ieder lijkt zich voor haar camera wel op hun gemak en dat lijkt haar grote verdienste. Hoe kreeg ze die mensen rustig, hoe won ze hun vertrouwen? Al die mensen die als het ware leven in de rafelranden van de maatschappij, allen in een eigen subcultuur, allen thuis in hun eigen wereldje, maar niet zomaar thuis in de grote wereld?
Alle foto's hadden een zorgvuldig, vaak zakelijke ondertitel, totdat er op het einde een hele reeks kwam die Untitled heette: geestelijke gehandicapten in hun tuinen in de inrichtingen waar ze verbleven, carnavalesk soms, anderen in zwempakje, al spelend. Maar het hield iets van een bonte optocht van hen die bij elkaar pasten, maar niet wetend dat ze niet zomaar passen in het 'gewone leven'. Net toen ik las dat dit haar laatste foto's waren, vlak voordat ze stierf en ze daarvan zei, dat ze dit het beste werk van zichzelf beschouwde, en ik me verwonderde hoe dat zo kon, kwam ik erachter dat ze zelfmoord had gepleegd.
Het voelde aan als een anticlimax. Het leek alsof ze op het eind van haar leven niet meer in staat was om dat speciale contact te maken met de niet doorsnee mensen van deze aarde. Alsof ze dacht dat ze met die parade van geestelijke gehandicapten, haar beste werk maakte, terwijl het niet meer dan een afspiegeling was, een waterige karikatuur van haar echte werk. Was het zelfbedrog? ... Ik weet het niet.
Maar de tentoonstelling is zeer de moeite waard. Het is alsof je de ondergrondse neemt, en telkens uitstapt op onverwachte plekken, waar mensen wonen en leven, die even verbaasd in de wereld kijken als mollen die het daglicht zien, zoals wanneer je zelf soms ook ineens op een onbekende en onverwachte plek bent en jezelf weer opnieuw aan het uitvinden bent.
Altijd leuk om een boekhandel in te lopen en dan precies het boek te vinden waar je op dat moment behoefte aan hebt, dat een leemte vult waarvan je vermoedde dat die nog onontgonnen en leeg was. Nieuwe kennis die nog een ontbrekend schakeltje was en gisteren vond ik zo'n boek in de tweedehands boekwinkel vol Engelstalige boeken: Movements in art since 1945, new edition, van Edward Lucie-Smith. Uitgegeven door Thames & Hudson en dan weet je dat het goed zit.
Sinds de Dokumenta in Kassel een wederkeremd thema is en die onstaan is na de Tweede Wereldoorlog in een Duitsland dat op zoek was naar een nieuwe identiteit, had ik al bedacht dat het wel handig zou zijn om een overzicht of een ordening te lezen van de moderne kunst na 1945. De Dokumenta immers, buigt zich over de betekenis van de moderne kunst na 1945, zoekt eigen verbanden bij kunstenaars die bij het Dokumenta-thema of visie horen van dat moment, en put dus uit een bron van heel veel kunstenaars en stromingen.
Gisteren was het zo koud en winderig en vol regen buiten, dat ik na het bezoek aan de boekhandel meteen weer naar binnen ben gegaan en in dit boek gedoken ben. En ja, hoor: dit boek doet precies wat ik zocht: het geeft een overkoepelend beeld van de bewegingen van de kunst na 1945. Ik lees er terug wat zich door de Dokumenta al vermoeden liet: de kunst is uit een ivoren toren gekomen en is steeds meer een van de peilers van betekenis geworden, in een kultuur die steeds minder wat kan met godsdienst en religie als betekenisgever.
Veel kunstenaars zoeken naar wegen naar binnen en houden zich bezig wat een innerlijke realiteit met een buitenwereld te maken heeft. Nu viel me de activiteit van Jack Pollock op: hij maakt grote 'schilderijen', waar hij dikke klodders verf laat druppen en hun eigen weg laat zoeken. Als je voor een werk van hem staat, dan verzink je er als jet ware in, je voelt je meegezogen in een wereld die zich niet laat controleren en waar orde en chaos een spel met elkaar spelen. Je voelt dat er een dialoog tussen beide is, dat er een spel is, en dat brengt je dicht bij de eigen onbekende woelingen in je brein.
Een citaat kwam met name binnen. Jack Pollock bericht over zijn eigen activiteit, wanneer hij schildert: When I am painting I am not aware of what I'm doing. (...) I have no fears about making changes, destroying the image etc. because the painting has a life of its own. I try to let it come trough. It is only when I lose contact with the painting that the result is a mess. Otherwise there is pure harmony, an easy give and take, and the painting comes out well.
Mooi toch? Het is ergens van toepassing op wat 'levenskunst' is, als je het woord 'painting' verandert in het woord 'leven'. Laat het leven door je stromen en er is pure harmonie. Als je bang bent voor verandering, bang dat de beelden van je leven dan niet meer kloppen, dan leef je niet en wordt het een zooitje. Laat het dus gaan, laat gaan...
Gisteren ben ik sinds jaren weer de Chinese tempel binnengelopen aan de Zeedijk in Amsterdam. Meestal loop ik eraan voorbij, op weg naar het huis van broer. Nu niet. Wat is het toch een leuke plek, vol bedrijvigheid: er worden dingetjes verkocht, je kunt er wierookstokjes branden en de heel veelarmige Boeddha op haar of zijn lotusbloem kijkt mild naar beneden. Al die armen, verwijzend naar zoveel mogelijkheden, al die gezichtjes, die als een krans alle windrichtingen opkijken.
Er staat een fruitschaaltje met grote appels en sinaasappels, ja, ze zijn voor Boeddha, en in het Oosten in grote tempelcomplexen, staat er ook rijst, gerechtjes, koekjes, van alles wat. In Bangkok zag ik eens in een restaurantje, een meisje de gerechten voor Boeddha klaarmaken, ze trok zich weer terug in het keukentje en toen kwam er uit een groot gat een rat aan gekropen, die rustig van alles ging oppeuzelen. De Huisrat, Boeddha's rat, een levende verschijningsvorm die ook in zich de Boeddhanatuur draagt, dus gevoed moet worden.
Dit tempeltje is maar klein. Er staat buiten geen houtvuur in een grote ketel te loeien, waar mensen bossen wierookstokjes aan maken, om er vervolgens al walmend en rokend een rondgang door een groot tempelcomplex te maken. Langs meerdere Boeddha's, langs de voorouders, buigend en knielend en reciterend. Hier is het bescheiden, maar de levendigheid is er wel. Men kan er rustig net buiten de rode drempel iets anders doen, de gele daken bekijken, dingetjes uitwisselen, om dan vervolgens een stap over de drempel weer te buigen voor... Boeddha en het grote Geheim.
Zo noem ik dat maar even: dat doe ik als ik buig. Buigen vind ik fijn, of ik nu buig in de kapel van de Clarissen of in deze Chinese tempel. Je buigt voor wat niet in woorden te vaten is. je buigt voor het wonder van het leven, dat wat zich kan ontvouwen, als je stil en met verwondering kan zijn. Buigen is een lichaamstaal die dat vergemakkelijkt, of waarmee dat vanzelf gebeurd. Ik doe iets en dan buig ik, of : ik buig en daarna doe ik iets.
In de kapel bij de Clarissen was het ineens zo, dat de viering niet meer begon met een welkomstgroet. Ik vond dat altijd fijn en ook wel Franciscaans: welkom allemaal in de ze kapel, ik hoop dat je een mooie viering hebt.... en dan beginnen. Maar het was afgeschaft, ingefluisterd door een Deskundige: Jullie begroeten de mensen al uitgebreid in de hal en bij naam, begin gewoon!
Maar wanneer is een begin, een echt begin? Alles begint toch met het welkom heten en je welkom voelen? In de westelijke, christelijke kerk is er een groot onderscheid ontstaan tussen het aardse en het hemelse, tussen hieronder en daarboven. Dus groeten, terwijl je het over Daarboven gaat hebben, dat hoort dan niet. Geef mij maar zo'n Chinese tempel: boven en onder, de aarde en de hemel, ze horen bij elkaar, ze lopen door elkaar heen, welvaart en voorspoed gaan over het materiële en het immateriële, tegelijk. Zoals een armbandje aan een pols geen begin en geen einde heeft, maar als geheel spreekt over verbinding en verbondenheid.
Sinds gisterenavond tot en met nu, deze middag, zing ik in mijn binnenste en af en toe vals naar buiten:
Wij zullen woning zijn en lied... Wij zullen leven.
Het zijn de woorden van het laatste lied dat vier keer op een rij gezongen is in de kapel van de Clarissen, op het einde van de vigilie/adventsviering. Vanaf morgen trek ik me in de Kersttijd terug op die favoriete plek in de stad, waar geen internet is en geen buitenwereld.
Wij zullen woning zijn en lied... Wij zullen leven.
Daar, hier, overal: Kerst is waar het leven nieuw ontstaat, vol verwachting, verlangend naar licht en mogelijkheden.
Nou, de Kerst Inn in het wijkcentrum mag wel een succes genoemd worden. Er waren in totaal zo'n 50 mensen. Mensen van de verschillende groepen die hier binnen hun domicilie hebben gevonden. Tja, de echte onbekende eenzamen zie je niet. Alhoewel? Er kwam eén meneer wankelend binnen, aanvankelijk met een hondje. Nee, die mocht niet naar binnen... Dan voel je je toch bijna: 'En voor jou is er geen plaats in de herberg...' 'Maar komt u alsjeblieft terug, breng het hondje even thuis', zei ik. En hij kwam terug. 'Ik weet helemaal niet wat de bedoeling is...ik ben hier nog nooit geweest, ik zag de aankondiging aan het raam hangen... ', stamelde hij. Koffie en kerstbrood in de hand geduwd en zo-even kwam hij voor een tweede pilsje.
Nu zijn de meesten alweer weg en wat overblijft is de harde kern van de kaartclub. Zonet zongen ze allemaal: 'Christus geboren, zingen engelenkoren, venite adoremus, venite adoremus', terwijl R. de kroeggemeente dirigeerde. Ik vind dat gewoon leuk. Ik zie dan de oude resten van de volkskerk zitten, die nooit meer naar de kerk gaan, maar het wel goed hebben met elkaar: zij kennen zo'n kerstliedje nog, dat kerklatijn is er ooit ingestampt en komt er zó uit volle borst weer uit. Ze zijn uitgelaten, de grappen vliegen over de tafel heen-en-weer.
Verder was er kerstbrood, gekregen van Appie Heijn, en een zelfgemaakte, goedgevulde kippensoep, drie salades en zo meer. 'Wat denk je, Mirjam, al die gekken bij elkaar?, vraagt R. mij net. Nou, leuk toch!, zeg ik, Ja leuk, zegt R. O, ze gaan nu met zijn allen opbreken. En zetten de tafels terug in de oude stand. En ze willen een doekje voor de tafels, in no time is alles weer van kant.
Nou... je houdt het niet voor mogelijk. De meneer met het hondje heeft aanspraak met een mevrouw die ook alleen naar binnen liep. Ze hebben samen een sigaretje buiten gerookt. Alles om hen heen is nu opgeruimd. Weg is de u-vorm waar iedereen omheen heeft gezeten, de witte papieren tafellakens, de goudkleurige servetjes, de zilveren slingertjes, de kaarsjes in gele waxinehoudertjes.
En nu zitten ze daar samen, in een zo goed als leeg wijkcentrum, de twee alleengangers, tegenover elkaar aan een tafeltje. Hij met een pils, zij met een wit wijntje. 'Mogen we nog wat bestellen?' Ja, dat mag. Een mooiere afsluiting van een Kerst Innn is toch niet mogelijk?! Getuige zijn, van een click tussen twee mensen, die zometeen met elkaar naar huis gaan lopen, de ene brengt de andere thuis.
Nou, dat voelt aan als een cadeautje! Gisterenavond keek ik een beetje moe de krant in en zag dat er later op de avond een documentaire zou zijn over Elly de Waard, in Het Uur van de Wolf. 'Als ik nou tv had, dan zou ik dat gaan zien,' dacht ik, 'ja, dit is zo'n moment dat ik de tv mis'. Maar vandaag zag ik op het blog van LucieTheodora, dat die gekeken had en ze had de hele documentaire van Uitzending Gemist, naar haar blog gehaald! In het wijkcentrum waren er de twee biljartende dames, die zo ongeveer doof zijn, dus ik heb gekeken, terwijl ik stickersterretjes plakte op de kerst en nieuwjaarswens van de Grondel die ik in de ontmoetingsruimte ga hangen.
Het voldeet helemaal aan mijn verwachtingen en bracht me ook terug in de tijd. Ik herrinner me dat moment nog goed: ik las al poprecensies van haar en toen ging ze ineens dichten. Ze sprak tot mijn verbeelding omdat ze woonde in een huis in de duinen dat later afbrandde, met de dichter Chr. J. van Geel, die ik eerder dan haar kende. En toen bleek in haar tweede bundel dat ze ook de vrouwenliefde toegenegen was. Die beide kanten, dat herkende ik. Ik kan me de reacties herinneren op het Hollands Dagboek dat ze schreef. Dat ze daarin vertelt dat ze met haar toenmalige vriendin aan het kaarten was en dat ze steeds won en die vriendin een grapje maakte: 'Ik laat jou maar winnen, want ik ben beter in bed'. O, hellup, dat kon nog niet in die dagen.
De documentarie is ook zo mooi doordat het op een ritmische wijze de natuurbeelden van haar tuin in Vogelwater vervlecht met haar stem en haar herinneringen. Ze vertelt dat ze het werken in de tuin zoals het afzagen van gote takken nodig heeft, omdat ze anders de hele dag achter de computer zou zitten. Hoe herkenbaar: de balans zoeken tussen denken en doen.
Toen kwam er een liedje van Dusty Springfield die, pikant detail, wel op haar viel. 'Ook met Janis Joplin had ik wat kunnen hebben', zegt de Waard nuchtertjes. Maar dan zoemt de camera in op haar gezicht, en zie je haar ogen vochtig worden terwijl ze luistert naar Going back van Springfield, The Queen of the white soul. Dit lied moeten ze maar op mijn begrafenis spelen, zegt ze. Doordat ze recensent was van popmuziek en daarover zelf zegt, dat zij ervoor gezorgd heeft dat er werkelijke waardering kwam voor die popmuziek omdat ze de diepere lagen, de betekenis wist te verwoorden, kijk je dieper naar de woorden. Dan lijkt het alsof het liedje een extra laag erbij krijgt en ook ineens gaat over de terugkeer naar een oorsprong, nog verder weg dan de eicel en de zaadcel.
Now there is more to do, then watch my sailboat glide
Gisterenavond heb ik in een mudvolle Vereniging, de concertzaal van mijn stad, voor het eerst de negende symfonie van Ludwig van Beethoven (1770-1827) gehoord. Symfonie nr. 9 in d klein, op 125, heet dat dan officieel. Ik weet weinig van muziek en muzieknotatie, maar kan gelukkig wel muziek ervaren en o, wat was dit prachtig! Beethoven zei over zichzelf: 'Vorsten zijn er vele, maar er is maar één Beethoven.' Dan kende hij zijn plek op de wereld, want wie dit gemaakt heeft, ja, daar past het woord 'geniaal'.
De uitvoerenden waren het Nijmeegs Studentenorkest, het Studentenkoor Alphons Diepenbrock, het Radboud Bachkoor en het podium was dus helemaal vol. Dit zijn geen topartiesten, maar als het in hun uitvoering al zo overdonderend is, hoe zal dat dit dan zijn wanneer topmusici het interpreteren? Ik ga maar eens in de bieb op zoek naar zo'n cd.
Wat mij gebeurde was, dat ik ineens door de straten en pleinen van Venetie dwaalde. Visuele beelden van de kades, het spiegelend water, de kleuren. Maar dat niet alleen: Ik zag Venetie plotsklaps ook in alle seizoenen: sneeuwlagen op de bruggetjes, grijze en blauwe tinten, en het werd lente, het rook er fris en vol verwachting. Ik zag de stad onder water staan, de mensen op het San Marcoplein in een zwoele zomernacht, de donkere kille steegjes. Zonnestralen die nu eens uitbundig schenen en dan weer nauwelijks. Ik dwaalde van de lagune, naar de stille visserskade in de nacht op de punt van het Lido, en dan weer naar de open zee aan de andere kant van het eiland.
In een ander gedeelte zag ik plotseling de scenes uit de laatste van Donna Leon, die met inspecteur Brunetti, een geboren Venetiaan, elke keer ook een ode brengt aan Venetië. Maar in deze literaire thriller Beestachtige zaken , kwamen ook donkere en duistere beelden voor van een slachthuis, vol bloederige mistoestanden. Verminkte en kermende dieren, de ondragelijke stank van dierenkadavers en oud bloed.
En al die beelden verdwenen uiteindelijk in het lyrische adagio en toen helemaal op het einde werden alle decorstukken als het ware omhoog gehaald. Er kwam ruimte voor al die zangstemmen: 'An die Freude", met de terugkerende woorden Alle Menschen werden Bruder. Het podium vulde zich met al die menselijke stemmen, ze leken te verrijzen uit een oerdiepte en zich te willen verenigen met elkaar, naamloos, anoniem.
Ik noem Venetië wel 'de stad van mijn brein', en zo heb ik met deze symphonie een reis gemaakt, van het allerindividueelste, je eigen kronkelingen en machinaties, naar een wereld waar licht en donker elkaar afwisselen, naar een ruimte tenslotte, waar alles in één en uit één ontspringt.
Vandaag heb ik een liedje in mijn hoofd. Het past wel bij de Advents- en Kersttijd, want het heet I do Believe. Het is het eerste nummer op de cd waar alle artiesten die in De Wereld Draait Door een akoestische versie van hun lievelingsnummer ten gehore hebben gebracht. Mooie, korte optredens waren dat en DWDD heeft een concert georganiseerd, waar alle artiesten het gehele nummer zingen. Toen ik het zag op de tv was ik al om: Waylon zingt dit nummer van de artiest wiens naam hij ook zelf heeft overgenomen: Waylon Jennings. Dat is het ware volgen.
In my own way I am a believer
In my own way right or wrong
I don't talk to much about it
It is something I keep working on
I don't have to much to build on
My faith has never been that strong.
Zo begint het lied en hierin zit de hele dynamiek van wat geloven, of ook wel vertrouwen is: je weet het niet, veel woorden gebruiken helpt niet: het is gestaag en steeds de ene kant op werken: naar geloof dat bergen verzet.
Later in het liedje zegt hij te geloven in a higher power. Maar wat is dat? De energie die ons boven onszelf uittilt, zou ik denken. In het liedje wordt het toch een 'hij'.
he gave us all a mind to think with
and to know what's right or wrong
he is that inner spirit
that keeps us strong.
Vandaag, bij de leesgroep over de Ruil, in Clara's brief aan Agnes, we bogen ons er voor de laatste maal over, maakten meerdere mensen met twee handen cirkelende bewegingen in de lucht, in een soort 8 of lemniscaat: om aan te geven hoe dat ging: die bewegingen van geloven, loslaten, liefhebben, telkens weer in een voortdurende stroom waar alles dat alles omhelst. Non-verbale taal die misschien meer zegt dan woorden. Vandaag ben ik in een stemming om te geloven.
Gisteren zag ik voor het eerst een deel van Earth Flight, een nieuwe documentaireserie van de BBC, waar belooft wordt dat je door de ogen van vogels over de hele wereld heen vliegt. Ik had er hoge verwachtingen van, maar ik was een beetje teleurgesteld. Ik geloofde het allemaal niet zo. Hoeveel beelden kwamen werkelijk vanuit cameraatjes die aan de koppen en lijven van vogels waren gemonteerd? Ik zag een aantal schokkerige, en schommelende beelden en die leken me wel echt, ja. Maar verder?
Misschien moet je je maar laten meeslepen, maar mijn analytsich oog zag, en mijn brein dacht daarbij: 'Ja, mooi, die beelden door de Grand Canyon en Monumentvalley', maar zijn die niet gewoon met een vliegtuigje gemaakt? En die haarscherpe beelden van vogels, al vliegend, in colonne, waarom zag het er zo gefotoshopt mooi uit? Ik wil rommeligheid, lichte feestelijke chaos, vliegbewegingen die duikelen en op-en-neer gaan, niet één rechte lijn van een begin naar een einde.
Zo is het ook met communicatie: proberen elkaar te bereiken, werkelijk te kunnen voelen wat een ander beweegt, samen kunnen vliegen: het vraagt ook iets van controle en krampachtigheid loslaten, niet in woorden proberen te vatten hoe en wat precies, niet de ruimte van de belevingen en de gevoelens proberen in te kaderen in tien zinnen ofzo, niet een ander proberen te vangen in woorden...
Het leven is zo rijk aan verscheidenheid, aan opties, aan wijzen waarop we zijn, vormgevingen verzinnen, creeëren. Of ze onstaan door de loop van de tijd, zoals de loop van een rivier niet gegraven wordt door mensenhanden, maar er is door een overgave aan storm, regen, het water, het slijk, de waterplanten, kiezels, stenen en rotsen.
Wat ik ook storend vond in Earth Flight, was de ietwat heroische muziek die erbij was gemonteerd. Natuurdocumentaires lijden vaak aan dat euvel. Alsof de boodschap die ook maar steeds moet worden overgebracht is: Kijk! Hoe Geweldig, Bijzonder, Uitzonderlijk de wonderen der Natuur zijn! En als dan ook nog de dieren vermenselijkt worden, ja dan... zet ik liever het geluid uit. Dan zie je alleen de bewegingen, de confrontatie van de dieren met elkaar, het samenwerken, de vleugels van een vlucht.
Zo zie je veel meer, al begrijp je dan weer veel en veel minder. Wat is te verkiezen? Het is zoals die menselijke communicatie: het dilemma soms tussen van alles willen bepreken en uit wisselen en het-maar-laten-gaan en vertrouwen dat het levendiger en nabijer kan zijn zonder woorden.
Dat was lang geleden: de hele avond voor de tv hangen, de hele riedel, van GTST, de reclames en The Voice of Holland, daar ging het me om. Bij GTST en de verhaallijnen die Zusje snel ging uitleggen, met de uiteindelijke conclusie dat iedereen, ongeveer met iedereen iets gehad had, kon ik mijn lachen bijna niet inhouden. Jeetje...en die acteur met die nu grijze haren, doet die niet al járen en járen mee? Het zal je beroepsleven maar zijn, levenslang. Lachen hoort natuurlijk niet, want soap is bedoeld om lekker mee te leven, mee janken, dat is wel gepast.
Dit was de eerste maal dat ik The Voice zag en het was de finale. Ene Sandra had eigenlijk echt moeten winnen want die heeft het geflikt om 4 platinaplaten te produceren, door alle downloads. Huismoeder, drie kinderen en ja, ze heeft een aparte stem, zag ik op You Tube. Ik hoop dat ze er wat aan overhoudt en niet al het geld stroomt naar John de Mol, die er toch al in zwemt.
En daar waren ze dan, de vier finalisten. Floortje, die al eerder in een finale stond en die 'laagjes' om haar heen heeft, die Marco Borsato eraf heeft proberen te pellen, want dan wordt muziek pas vloeibaar' zei hij... dat was overall niet gelukt, alleen soms een momentje en daar moest ze op doorgaan om er te komen. En de tranen van Floor stroomden, bijna. Daar gaat je droom van een solocarriere. Samen met zijn eigen pupil Ivar zong Marco een gevoelig lied, opgedragen aan een overleden zusje met Borderline, die zich van het leven had benomen. Werkelijk gevoelig gezongen, maar ook Ivar viel af en zo gaan de levenslessen: kop op, morgen is er weer een dag, het leven gaat door.
Toen bleven er nog twee over. Leona, een soort van achterkleinkind van Tina Turner, achtergrondzangeres van Trijntje Oosterhuis geweest, die nu haar coach was. Goede stem, goede presentie, ja, die gaat winnen, dacht ik meteen. Maar er was ook ene Johannes: blonde Frieze jongen, waarvan ik begreep dat de vakjury hem allang achter de coulissen had willen kieperen, maar dat Nederland hem met liefst 82% van de stemmen in de finale had geloodst. The Voice of Holland, zou wellicht The Choice of Holland moeten gaan heten, want Johannes heeft nauwelijks ritmegevoel, is bonkerig en houterig, zingt alles op één toonhoogte, ik vond het een aanfluiting. Aanvankelijk.
Maar op het einde van de avond, begreep ik ineens heel erg goed wat Johannes heeft. 'De X-factor' heet dat in het vergelijkbare andere progamma. Hij deed me ineens denken aan de blonde grote schurk uit James Bond-films en in de Da Vinci Code zit ook zo'n albino-blonderik. En in Stieg Larssons Millenium-trilogie. Ze gaan gewoon hun gang, trekken zich van niks wat aan, gaan letterlijk dwars door alles en iedereen heen.
Johannes is daar het onschuldige leuke broertje van. Een zweem van iets vervaarlijks, soms, in de blik, maar ook niet echt, dus pakbaar en knuffelbaar. Daar wil je wel bij zijn en dan ga je voor een T-shirt met I luv Johannes, die al in omloop zijn en waarvan Trijntje er ook wel een wilt dragen. Johannes is een échte Neandertaler, uuuh nee, ik bedoel: Nederlander.
Onlangs zag ik voor mijn neus, op micro-niveau hoe dat werkt met 'de bewegingen van de hebberigheid'. De Albert Heijn zou een aantal pakketten gratis en voor niks komen brengen naar mijn wijkcentrum.Ik ontving ze: acht pakketten en T. en ik gingen kijken wat erin zat. Het bleken pakketten van een actie uit september: iets in het kader van een buurthulp-actie, maak mensen die het nodig zouden kunnen hebben in je omgeving, blij. Of organiseer er een ga-gezellig-bij-elkaar-op-bezoek-partijtje van: er zat een pak heel goede koffie in, een theedoosje, een groot pak gezond sap, bekertjes, mentos-snoepjes, twee rollen koekjes, zoetjes.
'Nou die kunnen we wel inzetten voor de Kerst-Inn', concludeerden we samen. Vrijdag is er weer iets nieuws in het wijkcentrum: de hele buurt is welkom voor een kop soep, een koud hapje in de vorm van salades, een kopje koffie of thee, allemaal in Kerstsfeer. Twee vrijwilligers hebben er zelfs een flyer voor gemaakt, om in de brievenbussen te gooien van mensen van wie ze denken dat die nog een duwtje in de rug nodig hebben om te komen. En ze bieden er zelfs bij aan om in het donker mee te wandelen van-en-naar-huis. Eén vrijwilliger vond dat lichtelijk overdreven en juist die kwam ook binnen.
- Ha! de pakketten zijn er. O, mooi dat is heel goede koffie, die kan ik wel gebruiken, we kunnen allemaal wel een pakket meenemen!'
- We dachten het voor de Kerst-Inn te gebruiken.
- Nou dat is toch niet de bedoeling? Ik kan het ook goed gebruiken, ik heb ook maar een bijstandsuitkering.
- Ja, als we zo beginnen: mijn dochter kan het ook goed gebruiken, want die heeft dat ook en ook nog eens twee kleine kinderen', zei T.
- Nou, ik vind dat niet kloppen, zei J. de derde vrijwilliger die zich er ook in mengde, we moeten dat toch niet voor onszelf houden? Als we wat overhouden, ja dan... Maar als jullie per se een pakket mee wil nemen, nou ik ga het niet tegenhouden, neem maar mee hoor, als jullie dat zo graag willen.
De sfeer raakte wat oververhit. 'Ik ga wel aan Albert Heijn vragen wat de bedoeling is van die pakketten, zei degene die aanvankelijk een pakket mee naar huis wilde nemen en ze 'onderons' wilde verdelen. T. reageerde daar niet op en zei dat ze naar huis ging.
Vlak voordat ik zelf naar huis ging, belde ze op.
- Ben je alleen?
- Ja, hoor, zei ik.
Toen barstte ze los: 'Nou, ik hoef echt helemaal niks van die pakketten hoor, ook niet als er wat overblijft, zo hoeft het allemaal voor mij niet, waarom begint hij daarover, dat we zelf wel wat kunnen houden en waarom gaat hij nu aan C. vragen wat de bedoeling is van die pakketten? Dat kunnen we toch zeker wel zelf besluiten? Ze moeten gewoon voor de Kerst Inn gebruikt worden, klaar uit!
C. is de bedrijfleider van Appie Heijn en ik denk dat hij moest worden ingezet als een onzichtbare Salomon die op afstand een oordeel ging vellen. En baby in tweeën hakken is niet de bedoeling en zo is een Kerst Inn organiseren met de schaduw van hebberigheid die er bijna overheen was gevallen, ook niet wenselijk. Ik verwacht dat we zoveel mogelijk gaan gebruiken bij de Kerst Inn en dat wat er over is voorzichtig verdeeld zal worden. Uiteindelijk.
Altijd leuk om een nieuwe muzikant te leren kennen. YouTube is dan wel heel ideaal. Je typt de naam in en ineens krijgt degene die je al gehoord had, letterlijk een body: een gezicht, mimiek, de algehele sfeer, door sommigen ook wel 'aura' genoemd en dan denken: hij had er ook niet anders uit kunnen zien: zo'n aardig gezicht zonder masker, een argeloos gelaat. Ik heb het over Nils Frahm, 30 jaar, pianist, wonend in Berlijn, muziek tussen klassiek en iets anders in: intiem, contemplatief.
Het eerst wat ik hoorde was de cd 'Felt'. Het ene deel is in de stilte van een kerk opgenomen en dat hoor je ergens: er is ruimte rondom de pianoklanken. Het tweede gedeelte is 's nachts opgenomen in zijn studio. Om de buren niet te storen dempte hij de toetsen met vilt en stopte hij de opnamemicrofoons vlak bij de snaren. Wat hij toen terughoorde verwonderde hemzelf en als je het hoort lijkt het of je als het ware onder de piano meeluistert. Hij zegt daar zelf over:
I hear myself breathing and panting, the scraping sound of the piano's action and the creaking of my wooden floorboards all equally loud as the music. The music becomes a contingency, a chance, an accident within all my rusting. My heart opens and I wonder what exactly it is that makes me feel so happy.
Heel mooi vind ik het nummer Said and Done: het begint met een bijna onhoudbare spanning en dan komt er een uitbarsting van...? Jubel? Ontlading?... Ach wat zijn woorden, je kunt beter luisteren en dan geef je er wellicht héél andere woorden aan. Mooie titels, tussen voorlopigeheid en resultaat in, hebben zijn nummers ook, zoals Because this must be. Of: It was really, really grey.
Op YouTube vond ik ook een verstilde video die Unter heet van bewegende grashalmen in een azuurblauwe lucht: de wind en zijn pianospel spelen hetzelfde lied. Op een andere video tot mijn verassing de voorkant van de Volksbühne in Berlijn, daar liep ik dagelijks langs omdat de backpacker waar ik logeerde er naast lag en daar zie je een live-improvisatie met aan ander muzikant die ook al zo'n aardige uitstraling heeft: Olafur Arrals. Ze maken samen heel stille en intieme muziek, elk op een piano, de muzieknoten verstrengelen zich met elkaar, en de handen, de armen, de blik van beide welhaast ook. Mooi.
Het moest dit jaar een keer gebeuren: naar een Weihnachtsmarkt in Duitsland. Dat gevoel van langs verlichte kraampjes sjouwen vol hebbe-kerst-dingetjes, glühwein drinken, de zoete geuren van wafels opsnuiven, maar uiteindelijk een Thüringer Bratwurst naar binnen happen. En gebrande amandelen voor de terugweg, nog heet, gloeiend in je hand en het zakje warm tegen je wang. Het was in Dusseldorf, maar eigenlijk haalt dit het niet bij mijn kennismaking met de Weihnachtsmarkten, enige jaren geleden in Berlijn.
Natuurlijk wist ik dat al een beetje. Dus er was nog een doel: een prachtige tentoonstelling van Paul Klee in K21, NRW, het museum voor moderne kunst van Nordrhein Westfalen. Tegen Paul Klee kan geen enkele schilder op: Alles raakt en wervelt je in je binnenwerelden op de wijze zoals muziek dat doet: zonder woorden worden regionen geraakt waarvan je weet dat wanneer je die verwaarloosd, het leven dof en werktuigelijk wordt.
Och, en ik kan ook zo genieten van zo'n knusse bus vol mensen die, toen in de avond de bus dan toch in een file geraakte door een auto-ongeluk, vlak voor de eindstreep en dan met zijn allen het Nimweegse lied aanheffen: Al mot ik krupe,op blote voeten gaan, ik wil nog eén keer Sint Steven horen slaan. En meebléren met de karaoke-dvd die tenslotte maar werd ingezet om de tijd te vullen: O, kleine jongen, van André Hazes.
Ondertussen hoorde ik ook een prachtig lied van Trijntje Oosterhuis: Ken je mij. 'Doe nog maar een keer in de herhaling', zei ik tegen L., tot enkele malen toe. Alleen haar stem en een gitaar en de woorden klinken vastberaden, aanhoudend en het zou ook een gebed kunnen zijn.
Het refrein gaat zo:
Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet je mij beter dan ik?
Ken je mij, wie ben ik dan?
Weet je mij beter dan ik?
En dan zijn er woorden als:
Hier is de plek waar ik woon
een stoel op het water
een raam waarlangs het opklarend weer
of het vallende duister voorbij vaart
Heb je geroepen? Hier ben ik.
Ik zou een woord willen spreken
dat waar en van mij is
dat draagt wie ik ben,
dat het houdt,
Ik zou een woord willen spreken
dat rechtop staat als mens die mij aankijkt en zegt
Wat waren het een spectaculaire dagen. Het begon met vrijdag: je kijkt uit het raam en de wereld is wit, wit, wit, sneeuwjacht (alleen dat woord al) blaast door de witte luchten: fijne sneeuw, die maar blijft en blijft. In de middag werd het minder: me héél dik aangekleed en naar het klooster gewandeld, gekuierd, stapje voor stapje. Sleetjes die van de viaductheuveltjes gaan, grote sneeuwballen, een grote lachende sneeuwpop met juichende armen omhoog in het park. 'A mai', zei zuster M. die de brieven op de post deed en zó met haar sandalen in een grote plas water stapte, die ze niet zag, wegens sneeuwophoging op de stoep, 'Ge moet in de refter gaan kijken, naar de tuin, het is zo mooi!'
De volgende dag een blauwe lucht,witte knisperende sneeuw, al die kristalletjes die fonkelden en tintelden en ik had greep op de weg: dat is me een uitvinding: om over je schoenen een soort 'winterbanden' te leggen. Alles was een plaatje: te beginnen met het rode en oranje vuur in een kachel en dan naar buiten :een dikke laag sneeuw op de fijne takken van een frambozenboompje, kleine donkergroene blaadjes verstrooid in het wit, overal stilleventjes, die met een cameraatje die het licht vertaalt in kleuren ineens alle kleuren van de regenboog over het beeld heen zette: de wonderen van de techniek tezamen met de wonderen van zo'n sneeuwdag. En die eindigde alweer in het klooster: a mai... Amor Dei: mijn favoriete dans, bidden met je hele lichaam.
De dag daarop bleek het in het Oosten van het land helemaal niet gesneeuwd te hebben: vriend E. en ik glibberden door de modder en de drab, door ijskoude regenbuien met af en toe stroken hel zonlicht, die van de bossen en weiden rondom Brummen een soort van spektakelstuk maakten, ook omdat er midwinterhoorns klonken. Wist u dat ze gemaakt zijn van verschillende soorten hout, populier of berk, dat ze uit twee helften bestaan, die vroeger met biezen aan elkaar werden gebonden, nadat de heflfstukken eerst grondig nat waren gemaakt om het hout weer uit te laten zetten, bijvoorbeeld door ze in een put te laten afzakken? Ik wist van niks, maar de drie hoornblazers in een tent met een vuur ervoor, vertelden en lieten hun hoorns beurtelings blazen.
En gedurende al die dagen las ik binnen en in de trein een nieuw ontdekte schrijver: Leo Pleysier, die in bollend, muzikaal Vlaams intieme werelden tot leven wekt, waar de menselijke stem een klankkleur krijgt die in de vezels van het bestaan gaat zitten. Als midwinterhoorns die hun diepe tonen in je bloedbanen laten zwerven. Bijvoorbeeld in De Kast: Een zus is door de telefoon voortdurend een bijna-monoloog aan het voeren tegen haar broer: over het familie-erfstuk: een grote kostbare antieke kast. Broer is nauwelijks aan het woord, maar als hij dan uiteindelijk iets zegt, ja dan...
In de trein las ik De Trousse: over een Belgische oude non die terug kijkt op haar leven in de missie in India en een heel speciaal eerbetoon geeft aan een medezuster die arts en overste was en gestorven is aan de kankergezwellen die haar hele lijf misvormd hadden. In haar koffer, de trousse, had ze een heel intrumentarium waarmee ze kon opereren, kleine en grote chirurgische ingrepen en dat had ze haar leven lang ook gedaan, samen met de oude non, die haar assisteerde als verpleegster en die de koffer erft. Het is een heel dun boekje en het greep me aan. A mai...
Alles is altijd in beweging, alles verandert altijd: Dat is zo'n waarheid als een koe, maar tegelijkertijd maakt het toch veel uit vanuit wel 'levensgevoel' je dit constateert. Vanuit een cynisch levensgevoel is het een akelige constatering. Dan gaat er iets in zitten dat je op niemand en niks kunt bouwen of kunt vertrouwen. Want wat er op het ene moment gezegd en gedaan is, is op een ander moment alweer helemaal verdwenen.
In Japan heet het altijd bewegende en vergankelijke van de dingen Mono no aware: een sensitiviteit voor de verschijnselen die komen en gaan en daar hoort een soort van 'zucht' bij en die zucht is een droefenis die niet teneer slaat, maar je open maakt voor ...'de-ruimte-tussen-alle-veranderende-verschijnselen-in' , bedenk ik nu. Die ruimte is leeg maar geeft de mogelijkheid om alles wat altijd in beweging is en verandert in schoonheid te laten rusten, en dat geeft troost.
Mono no aware is een deel van de Japanse cultuur. Kijk maar naar Ikebana: de Japanse bloemsierkunst: een enkele tak, een enkele bloem en de lege ruimte eromheen draagt het geheel en geeft het een soort van eeuwige plek in je bewustzijn, ook al is de bloem zometeen verwelkt. Of de haiku: zeventien lettergrepen dat is het aantal wat aan woorden gebruikt wordt om de waarneming van iets in een seizoen te beschrijven en het in de leegte van de weinige woorden uit te tillen naar een .... universaliteit? ... naar een soort van bewustzijn dat wat je ziet, zometeen alweer veranderd is, maar dat dezelfde waarneming ook blijft omdat ooit die dichter in de 17-e eeuw het zag en na hem al degenen die de haiku lazen.
Nu heb ik een leuk boek gevonden: 1.000 ideas by manga artists. Aan 100 tekenaars van Manga is een vragenlijst van 20 vragen gegeven, waarvan ze er 10 konden kiezen om te beantwoorden en bij elk antwoord een afbeelding te geven: een foto, hun eigen tekenwerk, alles mocht en alles kon.Het interessante is dat de samensteller Christian Campos Manga op een filosofische wijze benadert. Manga is geen tekenstijl, bijvoorbeeld poppetjes met grote ogen in een stripvorm. Nee, manga komt voort uit het Mono no aware-levensgevoel: manga brengt dit gevoel tot uitdrukking en wel dicht tot in de emotionele huishouding van de kijker en dit onderscheidt het van de westerse strip of de westerse wijze van tekenen, waar de kijker een buitenstaander blijft
Die Manga spettert: van de kleur, de vrolijkheid, dromerigheid, dynamiek, eenvoud van kleur en vorm of juist het tegenovergestelde en die gigantische varieteit binnen Manga zie je ook terug in de totaal verschillende antwoorden en de wijze waarop de Manga tekenaars hun pagina's vullen in het boek. Christian Campos meldt zich nog steeds te verwonderen over sommige raadselachtige bijdragen van deelnemers.
Dit boek opent voor mij 100 wereldjes die haaks staan op een cynisch levensgevoel of een idee dat de wereld wankel en niet te vertrouwen is: jij bent de wereld, jij maakt de wereld, jij vertelt over de wereld en de wereld laat zich niet persen in één hokje of één vakje. Laat je raken door de ruimte tussen de woorden en de beelden, die alles wat verandert voortdurend draagt.
Het is weer adventstijd en ik ervaar dat steeds meer als een cadeautje aan jezelf. Net wanneer de winter aan de deur staat te kloppen, de winterjas weer aan, de wanten, om de waterkou te doorstaan en het al om vijf uur 's middags donker is, de oogst en de bloei voorbij lijkt, geef je de donkere dagen een betekenis door juist de komst van het licht weer af te wachten.
Ik heb weer een adventsstuk gemaakt met vier dikke witte kaarsen, klimop met de bolle vruchten, dennentakjes en gele bloempjes, hoe heten ze toch alweer...? Ja, winterjasmijn. Eventjes elke dag, de kaars aansteken, één wierookkegeltje branden en gewoon-maar-zijn. En dan weten dat je een week later twee kaarsen gaat aansteken, en de week daarop drie, en dan vier, totdat het Kerst is. Een kind in een stal onder een heldere sterrenhemel, herders en koningen komen op bezoek, allerlei soorten mensen, heel veel dieren: zo ziet mijn kerststal er uit, die er het hele jaar staat, maar waar ik rondom deze tijd weer extra aandacht aan besteed.
In de tuin zijn alle struiken ook weer kaal, de ribes en de kerrie\a japonica en ik zag ineens een klein rose roosje, net uit de knop naar voren reiken. Een steeltje recht naar het licht: Wat heeft die een doorzettingsvermogen gehad om er wat van te maken: want nog een vorige week leefde het in de donkerte van al dat blad van de struiken.
Dat roosje reikte, dwars door de fijne druppeltjes van mist er regen. Nu is er ineens licht gekomen voor dat roosje, maar voor hoe lang mag ze ervan genieten? Hoeveel kou kan ze doorstaan? Je weet het niet, alles blijft afwachten en dat hoort zo bij de adventstijd.
Ik herinner me dat ik vier jaar geleden, toen ik een kamer had in het klooster in Velp, er rondom deze tijd achter kwam dat de broeders geen film konden bekijken. Ze hadden het jaar ervoor van het personeel met Sinterklaas een dvd recorder gekregen , met een film, ik geloof As it is in heaven, maar ze konden die niet afkijken. Ze raakten de draad kwijt, misten de pointe. Ik dacht daaraan, toen ik gisteren voor de tweede maal The Bourne Ultimatum, bekeek met Matt Damon in de rol van Jason Bourne, die op zoek gaat naar wie hij werkelijk is.
Als je geen film kunt kijken dan ben je dus afhankelijk van boeken, en bij de broeders is dat dan vooral Het Boek, de Bijbel, om je eigen emoties en belevingen en ervaringen te relateren aan anderen. Om jezelf op een andere wijze te leren kennen, om te begrijpen dat je niet alleen bent in wat je doormaakt, om jezelf dus tot een deel te kunnen maken van het Mensdom in het algemeen. Logisch dat zo'n boek De Bijbel, een bibliotheek van zoveel verschillende boeken en verhalen, dan een ijkpunt kan worden in je leven. Mensen hebben het nodig om zich te kunnen spiegelen aan de verhalen van anderen en voor het ontstaan van de filmkunst en de bellettrie, was dit vooral dat ene boek: de Bijbel, vertelt vanaf de kansel in de kerk, omdat ook niet iedereen kon lezen.
Maar nu! Er komen talloze spiegels naar ons toe, sommigen fungeren als lachspiegels, anderen bieden vervormingen aan van de werkeljkheid, waardoor je op zoek kunt gaan naar dat wat voor jou van waarde is, wat past en hoort bij jou, waar je via beelden en woorden iets van jezelf kunt terugvinden.
The Bourne Trilogy, drie films dus, is razend populair. Je zou het kunnen scharen onder actiefilm, maar dat is het niet. Ja, er is heel veel actie: achtervolgingen, schietpartijen, er vallen doden, maar ik denk dat het de zoektocht is van Jason Bourne, die je in de greep houdt. Het lijkt alsof alle actie, die zo duizelingwekkend is, dat je soms helemaal niet kunt reconstrueren wat er precies passeert, er is om je zonder woorden in een levensstroom te zetten. Jason Bourne is een soort ultieme James Bond, getraind tot een moordmachine, in één oogopslag weet hij wat te doen. Zo rent hij over de daken van huizen in Tanger, Marokko, springt over, door keukens, smalle gangetjes, slaapkamers, deuren en ruiten om een meisje te redden. De muziekscore bestaat uit bonzend drummen en trommen, die resoneren met je eigen hartslag.
De film geeft mij dus energie. Ik word er opgewekt van. De film heeft een Zen-achtige kwaliteit, waarmee ik bedoel dat vorm en inhoud op een vreemde wijze samenvallen. Als een soort Koan-raadsel: Wat is het geluid van één klappende hand? De zenmeester geeft je een duw in de rug zodat je omvalt en ineens weet je het antwoord. Dat antwoord is niet communiceerbaar.
Wie is Jason Bourne, gaat hij dood op het einde van de film? Hij drijft in de donkere Hudson, waar hij zich in heeft laten vallen vanaf een wolkenkrabber...hij drijft en voor de wereld, die ondertussen weet dat hij David Webb is, is hij onvindbaar. Maar de kijker ziet hem plotsklaps in de diepte van het nachtelijke water bewegen en wegzwemmen. Einde film: het is als het graf van Jezus: de steen is weggerold; verrijzenis.
We moesten steeds meer lachen en raakten er een beetje van door het dolle heen: Nichtje en ik bij een Wii-spel 'Wacht ik ga een mooi landschap voor je opzoeken, daar hou je toch zo van' zei Nichtje en zo was daar ineens een landweg in een groen heuvellandschap met gele bloemetjes en een boerderij in de verte. Op de landweg liep een kudde schapen en vier poppetjes, waaronder jezelf en Nichtje natuurlijk, en die moeten de landweg van het ene hek oversteken naar het andere, tussen de schapen door. Wie het eerst aankomt is de winnaar. Onderwijl tingelt een pianomuziekje die helemaal in je kop gaat zitten.
Ik heb al twee dromen gehad over dikke, wollen schapen. De ene keer liep er een schaap mee een kerk in in Venetië en de laatse keer stonden er allemaal dikke witte wollen schapen in een groot huis, dat de mijne was en er zat een soort glazen kasgedeelte aan vast, met verdiepingen en daar plaatste ik in elke ruimte één schaap. Op het einde van de droom keek ik achterom: ik zag al die schapen naast en boven elkaar door het glas naar buiten kijken. Waar gaat dit over? Een kudde schaapjes in mijn huis: heb ik een Goede Herder Syndroom? Gun ik elk schaapje van De Kudde der Mensen een fijn onderdak? God knows...
Maar bij dit Wii spelletje waren de schapen de obstakels. Je moest er langs of ertussen door om je een weg te banen naar de overkant. Of zoals Nichtje tipte: je moet ze wegrammen en dat doe je door het pijltje van je bedieningsapparaat eerst een keer naar achter te drukken, en dan hup, vooruit! en dan sprong zo'n schaap weg. Ik ben een onhandige eutekneut (bestaat dat woord ? , het komt zomaar onder de toetsen van mijn handen vandaan) : mijn poppetje werd regelmatig totaal door de schapen omgeven zodat ik geen stap verder meer kon doen.
Nichtje had tot slot een nieuw idee: om samen tegelijkertijd over de finish te gaan. Daartoe moest zij de andere twee poppetjes tegenhouden, door pal voor ze te gaan staan, zodat ik ondertussen mij een weg voorwaarts kon banen. Maar dan! Dan is het toch heel moeilijk om precies tegelijk de andere kant te bereiken. Nichtjes nobele daden door de andere tegen te houden, betekende dat ik dan toch net eerder het hek bereikte, ik kon mijn poppetje niet laten stoppen.
Het is net de echte wereld: een beslissing om samen op te trekken levert geheid wat op, al betekent het niet dat je daarmee kunt controleren dat je werkelijk tegelijkertijd je doel bereikt.
Gisteren was Vader 88 jaar geworden. Als hij nog geleefd had. Vier jaar geleden lag hij al op het einde van al zijn krachten in een verpleegtehuis. Het was echt winter toen: sneeuw was overal gevallen en de dagen voor zijn begrafenis was het prachtig stralend weer met blauwe luchten en de zon die glinsterde over de sneeuw op de bomen, ijspegeltjes, waterdruppels. Op de begrafenisdag zelf was het grijs en grauw met regen. Nu stond ik bij zijn graf en vroeg me af of hij daar nu als dichterbij dan anders aanvoelde. Nee, eigenlijk.
Het is wel een leuk graf. Met een mooie golvende beweging erin, die ook doet denken aan sawah's, in keramiek met tinten blauw en zand en aardetinten aan de zijkant. Twee vlindertjes fladderen rond, visjes in de bak erachter, die spaarde hij en in de kleine Chinese boom aan de zijkant hing al een wilgentenen hart en nu hangt er een witte ster met vijf punten bij, het aantal kinderen dat hij heeft voortgebracht, en een wit vogeltje aan een ketting van harten. Bladeren weghalen, het graf wat schoonmaken, een graflichtje aansteken, dat doe je dan en dat is een fijne bezigheid. Waarom eigenlijk?
S'avonds zag ik de documentaire: Kinder vom Napf, een debuut van Alice Schmid, het volgt 50 kinderen die boven op een berg in Zwitserland wonen en elke dag met de kabelbaan naar het dal gaan, daarna de schoolbus in, naar het kleine dorpsschooltje in Romoos. Het begint ook in een sneeuwlandschap, zoals het vier jaar geleden was; dat je als het donker is, de weg zich bijna niet laat onderscheiden van de omgeving. De kinderen worden een jaar lang, door de seizoenen heen, gevolgd.
Hoe ze schommelen en voetballen in dat grootse landschap, muziek leren maken, op school zitten, hun omgeving leren kennen. Hoe het gewoon voor ze is om al jong mee te helpen op de steile berghellingen, schroeven aandraaien, houten palen de grond inslaan, zeisen slijpen, koeien wassen, kippen optillen, een hertje oormerken, met de hooivork het gras verplaatsen, appelsap maken in een houten ton.Wat ze moeten doen als het bliksemt en onweert, hoe het is als de electriciteit helemaal uitvalt.
De film overstijgt de anecdote niet. Dat is wellicht het verschil met een kunstfilm, waar de beelden evenveel een nog onderliggend verhaal vertellen en emoties van jezelf bespeelt worden. Nu zag je bijvoorbeeld uitgebreide close-ups van grote witte kalkoenen met kleurige nekken en koppen, maar waarom? Of er kwamen heel kort twee oude mannetjes in beeld, maar waarom?
Misschien ligt het antwoord wel juist in de anecdote, is de anecdote zelf het antwoord op de waarom-vraag: Omdat die er toevallig ook waren, dus in beeld kwamen, het hadden ook heel andere beelden kunnen zijn. Zoals ik bij het graf van Vader was en daar rondscharrelde en zag dat Moeder daar ook net was geweest, omdat er kaarsen branden. Dat graf is als de berg Napf, wanneer een van die kinderen later de grote stad is in getrokken en terugkijkt: zo was het, daar kom ik vandaan, dat is een plek waar verleden en heden even samenkomen, waar ik even naar terugkeer en waar het goed is om er weer even te zijn.
Gek, hoe je brein soms associeert. De woorden 'zomer' en 'blozen' kwamen voorbij en toen dacht ik aan het liedje 'Appels op een tafelsprei' van Toon Hermans. Ik dacht dat hij zong: blozende appels op een tafelsprei. Maar het woord blozen komt in het hele liedje niet voor! Die heb ik er dus in verzonnen. 'Zomer' ja, en 'appels', dat gaat wel samen: een geurende boomgaard, een picknick, appels op een tafelsprei, dat zijn van die hartveroverende beelden op een koude novemberdag. Of als je ziek in bed ligt en je zit te wachten tot er weer een beetje kracht in lijf en leden wil komen.
Ik zie ze voor me: van die sterappeltjes die je met je mouw oppoetst tot ze gaan glimmen en het rood lijkt te gaan blozen, een blozend appeltje.Die zomersfeer past bij het liedje, maar past 'blozen' daarbij? Het is een teer en teder liedje vind ik. Vooral als Toon Hermans zelf het op oudere leeftijd zingt. Op YouTube is een versie van Mathilde Santing: dan wordt het meer een liefdesliedje: mijn liefdesliedje is gemaakt van... Ik herinner me een versie van Paul de Leeuw en daar klonk weer meer een eerbetoon aan Toon Hermans zelf in door: vier maten glimlach, vier maten droef, vier maten sofa, vier maten poef...
Het is een liedje dat in ieder geval over zachtheid en tederheid gaat, vind ik en over de verschillende soorten landschappen en bewegingen in je: vier maten heide, vier maten kust, vier maten forte, vier maten rust... En dan, ja dan, gaat het wellicht ook over 'blozen', het soort blozen waarin je het niet meer erg vindt om betrapt te worden dat je bloost: acht maten liefste, vergeef het me nou, dat is mijn liedje voor jou.
Toon Hermans deed dat toch erg goed: die mengeling van allerlei verschillende emoties, die verstrengeling van vier maten blij zijn, vier maten rouw... het leven in alle verscheidenheid en toch ook in alle concrete eenvoud: zoals appels op een tafelsprei.
Ik ben op internet iets nieuws aan het ontdekken.Ik vind dat een enerverende bezigheid, alsof ik me in een tijdsversnelling begeef. Ik heb net namelijk een twitteraccount aangemaakt voor het wijkcentrum, met de bedoeling om naar een twitter te kunnen kijken. Een paar uur geleden heb ik aan drie leden van de activiteitencommissie, een fles wijn uitgereikt. Die hadden ze zelf uitgezocht als cadeautje omdat ze hun diploma Sociale Hygiëne hadden behaald. Die is nodig om alleen in het wijkcentrum te kunnen staan, als ik er niet ben.
Welnu, dat account aanmaken is gelukt en na enig gezoek, het vinden van de juiste tweet ook. Op nmgndukenburg staat ie: 'activiteitencommissie klaar voor zelfbeheer', zo ongeveer.Maar ik mis de leuke foto! Er was ook een foto bij geplaatst had ik op de Iphone?? mobiel??...weet ik veel, ik zie van de buitenkant het verschil niet, al gezien en om die foto ging het me, die wilde ik eigenlijk bekijken. Uuh...hoe zit dat nou? Doet Twitter niet aan foto's?
O, wacht eens, moest je dan daarvoor weer op Facebook? Nou, dat is me dan toch weer een brug te ver. Hoe dat dan weer moet...voorlopig vind ik dit wel weer genoeg. Nu moet ik natuurlijk zelf ook berichten kunnen twitteren? ...Of niet?... Ik typte ergens zomaar wat in, op de 'startpagina,' (dat heet natuurlijk weer anders), maar het 'pakte niet', ofwel ik zag geen tekst verschijnen. Puuh, ergens is dit allemaal heel vermoeiend.
Een ander onderwerpje dus maar, een tijdvertrager: Gisterenavond keek ik naar een Volle Maan en zag links daarvan een hele grote stralende vlek. Wat zou dat zijn? Een ster? Een planeet? Een satelliet? De wolken joegen langs de heldere hemel en als die wolken langs de maan kwamen, dan gaf dat een oranje-achtige krans om de maan heen. Zo mooi. De vogelkolonie gaf nachtelijke kleine tweets...Vanochtend belde de man van de huurvereniging aan. Nu moet ik weer gaan onderhandelen hoeveel klimop er verwijderd mag worden:' De mussen zijn het hele jaar door beschermd', zei hij, 'maar ook als we de klimop helemaal terugsnoeien of zelfs weghalen, dan komen ze vanzelf weer terug'.
'Dat denk ik toch niet!' riep ik uit: 'Het is toch niet voor niks dat mussen uitgestorven raken? als ze geen nesten meer hebben, dan gaan ze gewoon dood!' En zo twitter ik er in dit blogje maar gewoon een beetje op los.
Wat een drama, die 112 vrouwen die in Bangladesh in een naaiatelier omgekomen zijn. Ze zaten boven, de brand brak op de benedenverdieping uit en er waren nergens nooduitgangen: als ratten in een val. Wat een wrange uitdrukking in deze context: ratten in een val. Het is alsof mensen daarmee al verontmenselijkt zijn en dat was ook zo: niemand die het wat kon schelen, hoe hun arbeidsomstandigheden waren.
De foto's van het uitgebrande naai-atelier, met de naaimachines in een rij, deden me meteen denken aan een dOKUMENTAwerk: Ghost Keeping (2012) van Istuán Skrákánny. Hij maakte van hout zo'n naai-atelier na, ietsje groter dan levengroot. Je kon erdoorheen wandelen. Het rook naar vers hout en alles klopte tot in de details, van klosjes garen, tot de schroeven van de persmachine, de schaar die op een tafel lag: alles van blank vurenhout. Het aparte was, dat het geheel een heel sterke menselijke aanwezigheid ademde. Alsof je de werkers bezig zag, alsof ze zwijgend hun werk deden en jou negeerden of alsof jij als een geest zo'n beetje op hun schoot mee kon kijken. Aan de zijkant van dat houten naaiatelier was het resultaat van al de inspanning te zien: donkere pakken, elegant, een mooie snit, dansende figuren, zonder lichaam erin...
Kunst maakt sensitiever: dat geldt voor mij wel, nu. Anders had ik waarschijnlijk langs de foto heen gekeken en het bericht verstouwd zoals zoveel berichten in de krant. Nu zag ik voor mijn netvlies ineens schreeuwende en huilende vrouwen, iets van de angst en de verschrikking en het sowieso zeer harde leven dat al deze mensen hebben in Bangladesh. Ooit maakte ik met het vliegtuig een onverwachte tussenstop in Bangladesh en zag toen op het vliegveld broodmagere arbeiders in het zand sjouwen met kleine rotemmertjes en roestige schoppen, op krakkemikkige stellages. Eten was er nergens te koop of leverbaar, totdat na uren, zichtbaar opgelucht, aan een ieder van die stinkende rijkaards uit het Westen uit dat vliegtuig, een hardgekookt ei gepresenteerd werd.
Die armoede, dat elke dag strijd leveren voor een beetje een bestaan... De grote bedrijven dekken zich in met het verhaal dat er best veel inspecteurs rondlopen om alle arbeidsomstandigheden in fabriekjes en ateliers te controleren, maar dat Bangladesh zo groot is en dat er daarom nou eenmaal veel door de mazen van het net glipt.Ook C&A die kleren uit dit uitgebrande naaiatelier in de rekken heeft hangen verschuilt zich hierachter.
Bullshit, denk ik dan.Hoeveel kost het om vanuit Nederland één inspecteur jaarlijks langs alle bedrijven waarvan je de kleding betrekt te laten gaan en wat niet goed is meteen te laten veranderen?
En je kunt niet eens denken: koop nooit iets waarin staat Made in Bangladesh, want de kleding en schoenenindustrie is een grote werkverschaffer... ja, het is werkelijk een vorm van Ghost Keeping.
Er is een verhaaltje dat helpt om te begrijpen wat je kunt hebben met het christelijk geloof, met geloven in God in het algemeen. Jezus wordt wel de zoon van God genoemd en God wordt dan als een vader voorgesteld: Nou ja, daar kunnen weinig weldenkende mensen tegenwoordig nog wat mee. Dus het verhaaltje gaat als volgt: 'Jezus zei tegen me: wees niet bang ik loop altijd bij je, je bent nooit alleen, wij zijn altijd samen. Maar we liepen op het strand en ik keek achterom en ik zag maar één spoor van voetstappen, hoe kan dat nou? En toen zei Jezus tegen me: Ik heb je die hele weg gedragen.'
Hierbij verspringt het geloven in een hogere macht, een vader, een god enzovoort, die je zou leiden en die dingen voor je bepaalt in de ervaring van je gedragen voelen en weten. De sporen die je ziet zijn niet altijd de sporen van de werkeljke voetstappen die je zet: Of eigenlijk: Dat wat je zelf doet, de werkelijkheid zoals je die ziet kan een heel andere laag in zich bevatten, de oppervlakte kan een onverwachte diepte hebben.
Dat ervoer ik tijdens een wandeling met vriend E. in een modderig bos. De weg leek breed en vol blad, ik stapte erin en toen zakte ik weg, tot bijna mijn knieeën in de modder. En ik denk aan dat jongetje in The Shining van Stanley Kubrick: Hij verstopt zich in een besneeuwd labyrinth voor zijn vader die hem achterna rent met een bijl, hij ziet dat zijn voetstappen in de sneeuw hem verraden, dus hij stapt in zijn eigen voetstappen terug en laat zich dan in een zijkant vallen. Op symbolisch niveau bevat dat wel een diepe waarheid, vind ik: Soms moet je letterlijk je eigen weg terug gaan in je verleden en als je dat gedaan hebt je daarna laten vallen in het onbekende, om je te verlossen van iets wat niet goed was.
Gisteren heb ik de hele dag doorgebracht in de Gelderse Poort, rondom Kekerdom, met L. We waren op zoek naar bevers. Ik had in de krant gelezen dat die daar te vinden zijn. Dan moet je zoeken naar sporen van aangeknaagte bomen, want van bomen maken ze hun huizen en dammen, en het moet er ook een beetje moerassig zijn. We kwamen twee boswachters tegen van Staatsbosbeheer. Of ze nog tips hadden waar de bevers zijn. 'Nou dan moet je kijken naar kleine golfjes in het zand', zei de ene. 'Want de voetstappen van de bever, die veegt ie zelf weer weg, met zijn platte staart.'
Dat is ook een mooi beeld: Om een beetje als een bever te zijn : je beweegt je voort, je zet je afdrukken in de wereld en dan wis je ze ook weer weg zodat er kleine golfjes overblijven. Daar laat je je dan op dragen en het zijn de sporen waarmee anderen je kunnen vinden, terwijl je verder bouwt aan dammen, beschutte plekken, een onderkomen.
Vanochtend bij de maandagochtendmeditatie het volgende, neergekrabbeld terwijl ik in de bladeren zat, tegen een boom midden in de Onzalige Bossen rondom Dieren:
Een enkel goudbruin blad
dwarrelt
in een windstil herfstbos naar beneden.
Een cirkelende, zoekende dans
van één enkeling.
Broeder Wind waait door de bossen
een ritselende regen van blaadjes,
allen tesamen, als een symphonie
vinden duizenden en duizenden
hun weg naar de aarde.
Zo waait de geest in onze ziel
soms in een verukking van samen-zijn
soms als een zucht
die de stilte
vult en voltooid.
Waarin wij ademen - leven - zijn:
begeesterd, bezield.
Zo, zou het kunnen zijn... optimaal contact en ontmoeting, nooit ruzie, verwijdering... waarom lukt dat niet altijd? Gisteren zat ik in de trein in de conversatie van twee jonge vrouwen. Ze hadden het erover dat hun hele omgeving samenwoonplannen had, inclusief zijzelf. De ene vroeg aan de andere: en zie je Peter (geloof ik) nog weleens? Nee, zei de andere, te pijnlijk... ik weet nog altijd niet waarom hij niet meer wilde...Het was even stil. En toen zei ze: 'Weet je wat mijn moeder erover zei, het was bedoeld als troost: Misschien speelde je wel een hoofdrol in zijn film, maar speelde je geen hoofdrol in je eigen film.'
Dát is een goede, dacht ik, het onthouden waard. De film die de ene in het hoofd aan het maken is en de rol die daarin aan jou toegedicht wordt, kan een heel andere zijn, dan wat jij wilt en wie jij bent. De kunst is natuurlijk om samen een nieuwe film te maken, waarin je allebei de hoofdrol speelt: Dan is het leven bezield en begeesterd.
Er gaat geen dag voorbij, of ik lees wel iets wat met dOKUMENTA te maken heeft. Over de allerlaatste nr 13, maar ook terug in de tijd: sommige kunstenaars hebben zelf al meer dan 3 keer meegedaan. Ik heb nu het Logbook van deze dOKUMENTA, the making of... vol emails die over de hele wereld naar elkaar verzonden zijn, het reizen van Rome, naar Venetië, naar Kassel, NY, Kabul, Banff, Cairo, Mumbai, Cambodja, Vietnam, enzovoort en helemaal naar Spitsbergen met de kunstenaars Marc Dion en Anwar Kanwar naar de zaad-storage, waar alle zaden van over de wereld diepgevroren bewaard worden. Ik herinner me dat een van mijn eerste blogjes daarover ging. Zij beide waren in het Ottoneum en het motto daar was: This place is filled with seeds....
Nooit tevoren kunnen bedenken wat een rijke voedingsbodem mijn twee en een halve week in Kassels dOKUMENTA zijn geworden: kunst zien en beleven en op je in laten werken bereikt alle regionen vam mijn brein: het denken én het gevoel, de beleving van schoonheid, het verwerken van onrust, verwoesting en gemis in de kunsten...iets van die beweging is in mijn vezels en bloedbanen gaan zitten.
En alles is zo toevallig verlopen: ik kreeg de begeleidingsgids van de dOKUMENTA te leen, keek naar de plattegrond van het enorme gebied waar het zich afspeelde, van het geïndustrialiseerde Hauptbahhof in het Noorden tot het barokke groen van het gehele Karl Aue park en zag dat er over het hele gebied heen 5 jukeboxen geplaats waren van de kunstenares Susan Hiller. Ze omcirkelen en omarmen als het ware de hele dOKUMENTA en ze bevatten protestliederen van over de hele wereld en door alle tijden.
En het Leitmotief, het lied waaraan alle liedjes refereerden, dat kende ik toevallig heel goed omdat het op het repertoire staat van het koor dat oefende in mijn vorige wijkcentrum. Altijd als ze het zongen, dan legde ik mijn werkzaamheden neer om mee te luisteren en mee te neuriën het klonk zó goed, die vrouwen en mannenstemmen apart, door elkaar heen, in een: Die Gedanken sind frei. Als dit liedje over een hele kunsttentoonstelling klonk, een oud traditioneel Duits volksliedje, zo bleek, dan móet het een speciale tentoonstelling zijn, zo dacht ik: Hier gebeurt iets, hier krijgt iets universeels vele vormen, want dit zijn o.a. de woorden:
Die Gedanken sind frei, wer kan sie erraten,
sie fliegen vorbei wie nächtliche Schatten.
Kein Mensch kan sie wissen, kein Jäger erschiessen
es bleibt dabei: Die Gedanken sind frei!
Ich denke was ich will und was mich beglücket,
doch alles in der Still, und wie es sich schicket.
Na de meditatie, nadat de klankschaal de laatste tonen laat galmen en iedereen weer een beetje terug is, de handen warm heeft gewreven en in de ogen heeft gelegd en weer een beetje met het lichaam heeft bewogen, volgt als afsluiting een zegenwens:
Moge je kunnen opstappen uit het donker en het duister
naar de bron van het leven
op zoek naar trouw en rechtvaardigheid.
Moge je je kunnen bevrijden uit onmacht en schuld,
schuilen in de schaduw van vleugels van liefde,
je dorst lessen uit een stroom van vreugde.
Moge het licht van God de Levende jou verlichten
Vrede op je weg en alle goeds:
Zegen, geluk.
Men bleef nog lang nazitten en de stilte bleef nog lang hangen. Het was wel goed zo, ik was blij het weer gedaan te hebben. Bij de koffie en thee was Sinterklaas langs geweest: L., die me ook altijd een lift naar huis wil geven, had voor iedereen van 'de begeleiding' een wit papieren koffertje met daarin een sinterklaasje op een boot. Varen maar, vaar wel!