woensdag 28 mei 2014

Totoro

Troostrijk. Dat woord past bij de Japanse animatiefilms uit studio Ghibli. De figuren wandelen, dansen, vliegen, spelen in prachtige kleurrijke geaquarelleerde omgevingen; de bossen, langs riviertjes, bij de bergen en de zee. Ze vliegen door blauwe luchten met enkele witte wolken, of onder een met sterren bezaaide hemel.

Anders dan de Westerse teken- en animatiefilms die op een Westerse manier een verhaal vertellen: spanning-actie-plot-huilmoment-oplossing en ontlading, zó dat je eigenlijk van tevoren al weet wat de bedoeling is: dán moet je ontroerd zijn enzo, voelt een Japans verhaal veel meer aan als: een stukje uit-het-leven-gegrepen. Ik word op onverwachte momenten geroerd. De menselijke figuren zijn Manga-achtig: grote ogen, expressieve gelaatstrekken, die close-up in beeld komen.

De laatste film die ik heb gezien heet; My neighbour Totoro. Ik bedacht me ineens om er liggend, met mijn ogen vlakbij het beeldscherm naar te gaan kijken. Zo lief, magisch en mooi. Omdat het onderliggende verhaal eigenlijk gaat over hoe het is voor twee kinderen om hun moeder te moeten missen, die ziek is en in een ziekenhuis ver weg aan het herstellen is. Wat voel je dan en wat gebeurd er in je aan hoop en verwachting?

Dan verschijnt er een meer dan levensgroot vreemd 'knuffeldier', Totoro, die in een berg van een boom woont bij het huis-waar-het-spookt, waar ze net met hun vader zijn gaan wonen. Tezamen met kleinere andere vreemdsoortige wezentjes maken ze er een feest van. Hij neem de twee zusjes mee op zijn grote harige buik, ze bezoeken hun moeder, hij vindt ze als de ene verdwaalt is, hij laat kleine zaadjes die hij ze geeft groeien tot een bos. De zusjes maken het mee, ze weten dat het een droom is, maar de volgende ochtend zijn de eikeltje in het perkje dat ze gemaakt hadden,  tóch ook echt ontkiemt.

Pasgeleden zag ik voor de tweede maal Ponyo. Van dezelfde regisseur Hayao Miyazaki, die studio Ghibli mee heeft opgericht. Over een goudvisje dat een meisje wil worden en vriendjes wordt met een jongetje dat bij de vuurtoren woont. Daar is het water en de zee als een apart personage. Vanavond komt het op de tv, zag ik in de krant.

donderdag 22 mei 2014

No-non

'Ik moet dieper, en dieper, en dieper luisteren... Pas wanneer ik heel goed luister naar wat eronder leeft, ná al die stemmen die ik eerst hoor... Dan, ja dan...', zegt A. 'Al die lagen afkrabben, niet kiezen voor mijn automatismen... Alleen maar weer luisteren, tijd nemen, aandacht geven... Dan kom je ook bij veel pijn en bij dingen die je eigenlijk niet wilt. Daarom heb ik wel wat met die christelijke spiritualiteit: omdat Jezus ook zei: 'Laat deze beker alsjeblieft aan me voor bij gaan'... Dat is wel iets anders dan in de New Age, fijn op een meditatiekussen en rust en ontspanning en vrede voorgespiegeld te krijgen...'

En zo'n gesprekje heb ik dan in vijf minuten tijd gewoon maar aan de bar in het Wijkcentrum. Dan komen even mijn twee heel verschillende werelden, het klooster en het wijkcentrum, samen. Eerder deze week gebeurde het ook: ik moest het brandalarm eraf halen, ging toen naar het klooster en toen weer terug om het weer aan te zetten. En  ook om een Chinese maaltijd te verorberen: overgebleven uit de warmhoudbakken waarvoor ik het brandalarm uit moest schakelen.

'Waar kom je nou vandaan?' vroeg R. Uit het klooster dus. En ik vertellen dat ik net een groep had begeleid, vragen verzin en er dan met zijn allen over praat. 'Ja, zij komt daar in dat klooster, je weet wel bij het Gemeenschapshuis', zei J. Ze doet ook aan meditatie. Ik zag haar er een keertje uitkomen, na de bingo.' 'O, doe je dat ook?' zegt R. Even is het stil. Dan zegt ze: 'Ja, ik vind je daar wel passen. Ik zie je na je pensioen nog wel lopen, als zo'n nonnetje!' Ze meende het. En ik zei terug: 'Nou ja, ik kom er al meer dan tien jaar, dus wie weet.'

Stiekem weet ik dat dit nooit zal gaan gebeuren. Ik bedoel: een echte non worden. Daarvoor zitten er te veel lagen in me. Van werelden, van verlangen, van vormgevingen,  waarnaar ik blijf uitkijken. Maar zolang verbonden zijn aan een klooster, is ook wel bijzonder, weet ik.

woensdag 21 mei 2014

Dynamoosis

Uit wat voor droom het komt, weet ik niet. Maar ik werd wakker met het beeld van een snelweg, of eerder een viaduct, met daaronder allemaal Griekse zuilen gestapeld, of eerder neergesmeten als door de hand van een reus, kriskras door elkaar. Zoals bij dat kinderspelletje Ministek, of is de naam ervan een andere?, waar je stokjes op tafel laat vallen en dan moet je ze proberen te pakken, zonder dat een andere beweegt. Mikado, is de naam.

Het beeld heeft iets onafs, er hapert iets.  Alsof je midden in een verhaal zit. Gaat het nou over twee lagen in de tijd: de ene de Griekse oudheid, een titanenstrijd, en de andere de moderne wereld met autosnelwegen? Wat moet ik met dit beeld? Wat wil het me zeggen? Van de weeromstuit ben ik een fotoboek gaan opzoeken van Eliot Porter: The Greek World. Hier is de schoonheid van de Griekse zuilen, de ruïnes van tempels en anderszins, zó poëtisch met heldere klare lijnen en de bloemetjes en de grasjes ertussen in beeld gebracht, dat dit een reden was indertijd dat ik ze in het echt wilde zien.

De schoonheid van die Griekse overblijfselen, het begin van de westerse beschaving, is eigenlijk zo'n rare. Want je ziet maar weinig. Wat zuilen, gestapelde stenen, soms een beeld.  Heel anders dan boeddhistische en hindoeïstische heiligdommen, of de hiëroglyfen en beelden uit het oude Egypte. Maar het is precies genoeg. Een ode aan de zuivere rede, het onderscheidend denken, sport en spel, waar we ook de Olympische spelen aan te danken hebben: ooit begon dat in Olympia en ooit heb ik tussen die ruïnes en het allereerste stadion gelopen...

In den beginne... en toen verdween die beschaving onder de tegenwoordige snelwegen. Een snelweg voor auto's, terwijl ik zelf niet eens auto kan rijden. De suggestie van mobiliteit en de suggestie van Oudheid. Maar al die Griekse zuilen ondersteunden die snelweg, bedenk ik nu, ze waren tezamen een van de pijlers...

Al mijmerend hierover bladerde ik wat gedachteloos in een oude Vrij Nederland van 19 april. Daar heet het fotodocument: Een Vreemd Gezicht. Precies mijn gevoel bij mijn droombeeld. De fotograaf Richard Renaldi reisde door Amerika en liet wild vreemde mensen elkaar aanraken.Twee aan twee staan ze op de foto's. Hetzelfde niet eenduidige als mijn droombeeld: Wat zie je? Zijn de bij elkaar gebrachte mensen ontspannen? Als je beter kijkt zie je de hapering, het onaffe. Die twee mensen zouden vrienden kunnen worden. Of elkaars geliefden. Maar ze zijn het niet. Die orthodoxe Jood laat voorzichtig zijn hand rusten op de pols van de negerjongen. Die twee waren anders nooit zo in elkaars nabijheid geweest.

Het onaffe, de hapering...Het bij elkaar zijn van twee verschillende werelden, die elkaar voor het beeld althans, nodig hebben. Dat zendt mijn onderbewuste naar mij toe. Wat voor woorden zouden daarbij kunnen horen? Ik blader in de gedichten van de Griek Kavakis. En hier kwam ik uit:

Dynamoosis (Sterker maken)

Wie  verlangt zijn geest sterk te maken
moet zich bevrijden van respect en gehoorzaamheid
van de wetten zal hij er enkele in acht nemen,
maar meestal zal hij zowel wetten als zeden
overtreden en van het gangbare ,
onbevredigende fatsoen zal hij zich bevrijden.
van het genot zal hij veel leren
van de vernielende daad zal hij niet terugdeinzen
het halve huis moet worden neergehaald
zo zal hij zich behoorlijk ontwikkelen tot inzicht.

maandag 19 mei 2014

(On)macht van woorden

'Prachtig', was het eerste woord dat M. zei na de ochtendmeditatie. We doen een muziekje, dan leest de ene een stukje tekst voor, dan volgt de stilte van 25 minuten dan weer een muziekje en tenslotte herhaal je nog eens de tekst. 'Wat is het toch fijn om zo de week te beginnen', zei ze nog eens bij de deur, 'met zo'n zegewens'. Ik beaamde dat het een gouden greep van ons is geweest om alweer drie jaar geleden te starten met deze wekelijkse maandagochtendmeditatie.

Woorden... de macht en de onmacht ervan. Want mijn woorden, die ik vrijdag nog eens in de kapel zal uitspreken, een zegenwens bij psalm 60, die resoneren alleen als er aan de andere kant een binnenruimte is, waar de woorden in kunnen resoneren. Ofwel in kunnen wonen. Velen zullen mijn woorden niks vinden, bij voorbeeld als ze in een oogopslag zien, dat er deze keer meerdere malen het woord God in voorkomt.

Die mensen haken af. Want dat woord alleen al kan oproepen dat er onzin gaat worden verkocht. Want tja, wat is dat voor een woord? Geen meneer of mevrouw boven je... Het woord God is ook vast te vervangen door het woord Hogere Zelf: dan gaat het om iets in je dat het je mogelijk maakt om de wereld ruim en liefdevol en verbonden te maken.

Want je woont niet alleen in woorden (zie eerder blogje), je máákt de werkelijkheid ook met woorden. Je hebt geen macht over je lichaam, dat kan broos worden, oud, ziek en onberekenbaar zijn. Maar de kracht en de macht van je geest is groot. Juist als je alle gedachten en meningen en controle laat varen. Een soort van gekke paradox: in de absolute stilte word je. Alert en levend.

En dan nu maar die woorden:

Moge je in een wereld
van tegengestelde krachten
je angst achter je laten
op weg gaan
naar het hart van de zaak
de levende kern in je
die zacht en vertrouwvol is.

Moge Gods kracht
jou alom doordringen.

Moge je verzadigd raken
van licht
in de stilte die spreekt.

Waar je staat, zit, ligt of valt
God vangt je op
en geeft je de ruimte.

Moge je op alle plekken in je leven
wonen in God.
Vrede en alle goeds.

zaterdag 17 mei 2014

Duidelijkheid met Lisa

We zitten op een picknick-kleedje in haar tuin en delen samen nog een tweede huzarenslaatje. Nichtje Lisa is aan het smikkelen, dus ik typ nu. 'Heel stil zitten en zijn!' zegt ze in ene keer, 'dan komt de natuur dichterbij.' Ze is overigens ineens weg. 'Wat ben je aan het doen?' roep ik. Geen antwoord. Ik kijk op van het toetsenbordje van haar mini-iPad. Juist ja, ze is in een boom geklommen. Met kaplaarzen aan. Die helemaal niet nodig meer waren, want ik had de bal allang tussen de lange en dichte brandnetels bij het water gepakt.

'Kom je de boom nog uit?' vraag ik. 'Ik zit in het laatste zonlicht', roept ze. Dat kan ik haar niet ontnemen want dat doet haar tante tenslotte ook altijd. 'Wat typ je sloom, met één vinger!' zegt ze. Hoog tijd dat ze het overneemt.

Nu ben ik eindelijk aan het woord! (Lisa: Even voor de mensen die niet geweldig slim zijn). Mirjam zit naast me te smikkelen van haar huzarenslaatje. Ze staat op en zegt: 'Ik wil sap.' Ook weer duidelijk denk ik en ze loopt naar binnen.

Terwijl ik hier zit te typen op me iPad kijk ik om me heen. 'Wat kan de natuur toch mooi zijn.' zeg ik terwijl ik vogeltjes hoor fluiten. Ik hoor Mirjam weer naar buiten lopen met sap in haar handen. 'Ik heb sap.' Wat is ze toch duidelijk vandaag..

Mirjam loopt naar mijn schommel en zegt: 'Ik ga schommelen.' Weer die duidelijkheid. Nu zit ze te schommelen op mijn schommel en roept naar mij dat blogjes niet te lang moeten zijn. Nou oké dan tante Mirjam: ik stop wel!

Nog heel even dan, ik wil een quote opschrijven,O nee wacht, typen. (Quotes zijn Engelse zinnetjes met een soort betekenis er achter)

Everyone wants happiness
No one want pain
But you can't make a rainbow
Without a little rain

Mirjam vindt de quote mooi nadat ik hem heb voorgelezen.'Aaaahhh, wat mooi,' zei mijn tante Mirjam, 'en ik vindt het wel heel speciaal omdat we het in ons beider leventje vaker over regenbogen hebben gehad.'

Lisa wil een slotzin, die ik, Mirjam dus, mag bedenken. Hier komt ie, het is een vraag: is uit de bijdrage van Lisa te lezen dat we hier ondertussen met een Gymnasiaste te doen hebben? Van Lisa
komt het antwoord niet. Wel een vraag: gaan we nog voetballen?



Tale for the Time Being

Het is wel fijn om een vriendin te hebben, die in een ander taalgebied woont. Dan krijg je nog eens andersoortige leestips. Boeken waar ik anders nooit van had gehoord.  Een gouden tip is A tale for the time being gebleken, die ik heerlijk in het zonnetje tussen de tjilpende vogeltjes in mijn tuin heb uitgelezen. De schrijfster is Ruth Ozeki, ze is geboren uit een Amerikaanse vader en een Japanse moeder, ze woont in Britsh Columbia en in New York, en ze is 2010 gewijd tot zen-boeddhistisch priester.

In dit boek lijkt ze ook zelf voor te komen: Ruth, een schrijfster, vindt op het strand in Canada een plastic zak met o.a. een dagboek van een 16-jarig Japans meisje dat Nao heet. Misschien is het komen aanspoelen na de tsunami over de wereldstromen. Beide zijn om beurten aan het woord:  Ruth besluit het dagboek in real time te lezen, dus even snel als dat het meisje het ooit geschreven heeft. Nao is ook Now, het Nu dus, het Eeuwige Nu uit de Zen.

Het boek bestrijkt de werelden van een Japanse non, de overgrootmoeder van Nao, die in een tempel op de berg leeft en waar Nao een zomer gedumpt wordt door haar suïcidale vader, die een specialistische computerprogrammeur in Californië was, maar gedwongen weer naar Japan is verhuisd. Het gaat over pesten op school, de natuur op het eiland in Canada, over tijd, 9-11 die een breuk in de tijdsbeleving heeft gebracht, over Prousts  À la recherce du temps perdu, enzovoort. Verschillende parallelle werelden, tijdsbelevingen, werkelijkheidsbelevingen, kwantummechanica,  een zoekgeraakte poes...

Een verhaal dus: For The Time Being en elk mens is een Time Being: heel even aanwezig in de tijd en in de geest op zoveel plekken tegelijk aanwezig, altijd en overal. Telkens weer dat prikkelende inzicht uit de Zen: elk moment is nieuw, nu is één en bestaat tegelijkertijd uit alles wat er in de wereld is, was en zal zijn. Het boek zweeft nooit en is tegelijk heel concreet en aards. Ik doe maar even een citaat, dat ik wel bewaard wil hebben in mijn blog. Voor later, als ik over twinig jaar ofzo, nog eens herlees. Ik las het bij mijn eigen bamboe-bosje.

And then  she felt something, a featherlight touch, and she heard something that sounded like a chuckel and a snap, and in an instant, her dark terror vanished and was replaced by a sense of utter calm and well being. Not that she had a body to feel, or eyes to see, or ears to hear, but somehow she experienced all these sensations, nevertheless. It was as being cradled in the arms of time itself,  and she stayed suspended in this blissfull state for an eternity of two. When she awoke to an insipid beam of winter sunlight filtering in throught the bamboo outside her window, she felt oddly at peace and well rested.

donderdag 15 mei 2014

In woorden wonen (2)

Ik noemde het in november 2012 in een blogje: 'In woorden wonen'. Dat is voor mij een grote vanzelfsprekendheid: dat je zegt wat je doet en doet wat je zegt. Woorden hebben alleen dan een waarde en betekenis. Anders kan je beter zwijgen en de stilte laten spreken. Wat ik ook graag doe.

Maar wie met woorden sjoemelt en de ene keer dit zegt en dan iets anders doet, en dan weer iets anders zegt en daarop weer iets tegenovergesteld doet... die dwaalt rond in een eigen woud met eigengemaakte ondoordringbare lianen van verwarring, minachting, spookbeelden en spookwerkelijkheden: een wereld van angst. In feite is de andere tot wie je de woorden richt dan tot niets gereduceerd: een projectiescherm van je eigen wereld.  Wie zó met woorden omgaat kan zichzelf niet vertrouwen en dus ook niemand anders...

Dat is een treurig gegeven. Brieven waren er ooit om een ruimtelijke afstand met een ander te overbruggen. Dan zie ik ratelende postkoetsen langs landelijke wegen en brievenschrijvers die smachtend wachten op een teken van geschreven leven.  En zo idealistisch is ook het internet ooit ontworpen: men droomde van een waardevrije ruimte, zonder machtsverhoudingen of belangen. Hoe anders is dat uitgepakt

En dan hebben we nog Twitter en Facebook en al die andere social media. Nog steeds denk ik dat die verzonnen zijn om anderen te ontmoeten: netwerken van vriendschappen enzo. Helaas. Er wordt op gescholden en de onderbuik van de samenleving is er in alle schraalte, wreedheid en kaalte te zien.

Misschien ben ik naïef. En idealistisch. En niet reëel. Maar ook deze woorden zijn alleen maar waar, als ik ze waar láát worden. IK beslis wat ik doe met mijn woorden en beloften. IK beslis of ik me verschuil in mijn woorden en verstoppertje of kiekeboe speel. Of dat elk woord er is om juist zo transparant en nabij mogelijk te zijn. Nabij bij mezelf en bij elke ander die ze leest of hoort.

Dat geeft weer een ongelofelijke vrijheid en ruimte. Want IK beslis dat ik in mijn woorden woon. En Ik beslis ook dat ik met andere mensen in woorden wil wonen. Hoe weet je of je met elkaar in woorden woont? Het ijkpunt lijkt me, dat elk woord dat je schrijft of  mailt of sms't,  je dat ook oog in oog tegen die ander kan uitspreken. Het oog is de spiegel van de ziel en elke woord dat daar vanuit gesproken wordt, is dan bezield.  Zo niet, dan zeg je maar wat, de onderbuik spreekt dan of een andere onduidelijke instantie in je.

Elk woord zou naar de stilte kunnen leiden. Dat moment dat je die ander werkelijk ontmoet en je sprakeloos wordt.  Zo ben je altijd geborgen. Bij jezelf en bij die geheimzinnige bron van licht en kracht in mijn zelf en ieder ander,  die je woorden geeft om van te leven en te bestaan: Woorden om in te wonen.

woensdag 14 mei 2014

Wansie

Het is zo'n ding waar ik zelf natuurlijk nooit op was gekomen: een Wansie. Dat is een fleece-pak in de vorm van een dier. Het schijnt een nieuwe mode te zijn. Nee, niet alleen voor kinderen: volwassenen lopen thuis ook rond in een Wansie. Dan ben je ineens een konijn of een kuiken of een tijger of een pinguïn of een giraf. Enzovoort. Compleet met staart en capuchon met dierenkop daarop.

Mijn God, wie wil er nu in een Wansie lopen? Wat is dat nu weer voor een vorm van infantilisering? Moeten mensen buitenshuis zo serieus altijd maar mannetjesmaker in pak of snode femmes fatales zijn, dat men thuis de behoefte krijgt om terug te gaan naar de kindertijd en fijn beestje te spelen? Een Wansie dus. Mijn infobron is natuurlijk weer mijn nichtje Lisa, die pandabeer is.

Ik beken: ik heb nu ook een wansie. Waarom? Omdat het zo lekker zacht en warm zit, niks knelt er, lekker ruim en luchtig tegelijk. En het kostte bij de Primark afgeprijsd maar 7 euro. Ik ben een draak. Felgroen met een rode staart en een rode buik en twee bruine vleugeltjes. 'Als er nou iemand aanbelt, doe je dan gewoon de deur open?', vraagt Zusje. Ja, dat was ik wel van plan. Al deed ik hem gisteren toch een beetje besmuikt aan. Gek gevoel. De mijne heeft ook aangenaaide voeten en dus kun je je ook ineens een reuzenbaby voelen, in een speelpakje.

Thuis, ik ben thuis, ja dan mag dat toch? Wansie kan toegevoegd worden in de Atlas van de Belevingswereld. Een leuk boek dat ik voor een prikkie op het Waterlooplein vond. Mijn leesmethode van de oude psalmen is al heel lang dat ik kijk naar de woorden daarin als plaatsen op een kaart. Sommige woorden, tezamen met anderen kun je dan eruit lichten, aan elkaar rijgen en zo voorzien van een nieuwe betekenis en een nieuw gebied bewandelen. Je schept dan eigenlijk een nieuwe plek binnen zo'n aloude psalm.

Deze atlas doet hetzelfde, maar brengt als het ware onze hele gevoelswereld en belevingswereld in kaart. Heel leuk en overtuigend gedaan. Zo is de belangrijkste stad in het gebied dat 'Thuis' heet: 'Geborgenheid'. Kleine gehuchtjes daaromheen heten: Hoekje, Troost, Behaaglijk, Onderuit. Ook een plekje dat 'Verstikkend' heet, ligt er dichtbij, al moet je daarvoor wel het water over. En 'Vies', een 'Zwijnenstal', 'Straks', 'Slurpen', 'Warme Chocolademelk' liggen in het noorden. Aan de kust liggen: 'De Vuile Was', 'Koekeloeren', 'De Muren', 'Waken en 'Welkom.   Rondom het gebiedje dat 'Emoties' heet, vlakbij, ligt het dorpje 'Geboren'. En de gehuchtjes 'Kietelen', 'Knuffelen', 'Brullen', 'Ochtendhumeur'.

Ik denk dat ik Wansie zou plaatsen vlak bij het meer dat Vergaarbak heet. Het ligt in het gebied Rondscharrelen. Daar is het dorpje 'Ontdekking'. En ook 'De Oude Doos' en 'Rommele' en 'Kwijt'.

maandag 12 mei 2014

Phoenix

Het is een beeld dat me vrolijk maakt: Conchita Wurst, met haar loepzuivere stem, als een glanzende zeemeermin met achter haar die grote vleugels van vlammen en vuur: Rise as a phoenix, een vuurvogel .Het is toch mooi een beeld dat door meer dan 180 miljoen mensen bekeken is en ook door Europa is uitgekozen, om de eerste te worden. Lekker puh, al die protesten uit Rusland over de vrouw met de baard die gediskwalificeerd moest worden. Ik vind het de perfecte uitslag: Conchita als Europees visitekaartje en Nederland fijn tweede met Calm after the storm, dat qua stemming en sfeer best wel bij me binnen komt.

Het beeld van Conchita is ook het soort beeld dat uit de meer verborgen plekken van de samenleving komt. Ik denk dan aan de foto's van Diane Arbus, van wie ik een mooi tweedehands boek gevonden heb: Zeitschriftarbeit. Mae West, een 76 jarige bodybuilder die vindt dat hij de mooiste oudste man op aarde is, 5 typische mensen uit achteraf buurten in New York: vol tatoeages, een kleine Uncle Sam onder wapperend wasgoed, waarzeggers, travestieten. Op elke foto van Arbus hangt datzelfde net-niet-gewone: de rafelranden van wie we zijn, wat we dromen, hoe we fantaseren.

Er lijkt een 'gewone wereld' te zijn met een oppervlakteglans waar geruststelling en het minimaliseren van angst en stress bewerkstelligd wordt door vrolijke reclames met lachende mensen, opgeruimde huizen, tuinen en winkelstraten, de nieuwste mode en snufjes. En er is een wereld daarnaast  die verontrustend is: zoveel oorlog, haat, angst, verwarring, dreiging en verwoesting. Die we weg willen bannen tot wat foto's in de krant, of heel vluchtig bekijken tijdens het Acht-Uur-Journaal. We willen, en kunnen wellicht, daar niet lang  bij stil blijven staan.

Daarom is de de vrouw met de baard, omgeven met zoveel glitter en glamour en vlammende vleugels zo geweldig leuk. En bijna de tegenkant van dat andere liedje van Ilse en Waylon.  Want de kalmte na de storm, is ook zoiets als de stilte in het oog van een tornado: er zit iets van dreiging, maar ook verwachting in dat liedje, perfect vormgegeven in dat donkere zwart-wit,  met spookachtige kale bomen,de strepen op een weg, ieder aan een eigen kant, die veranderen in broken land waar ze beide op staan: gebarsten grond... die wie weet weer vrucht kan dragen: weer goudgeel kan stralen: de wens dat er toch gloeiende kooltjes zitten in het grijze as: Rise as a phoenix.

zaterdag 10 mei 2014

Boeddha in je

พระสิวลี of phra siwali, 
de reizende monnik

Het is me toch wat. Eens was ik Sammie kwijt en toen vond ik Sammie terug en nu ben ik Sammie alweer enige dagen kwijt. Zou hij nog terug komen? Voor wie het niet weet: Sammie is geen huisdier, noch een menselijke bekende, Sammie is mijn mobieltje. Alhoewel ook anderszins het leven mij voorkomt als een komen en gaan van mensen, dingen en verschijnselen: de altijd stromende wereld, niks vast willen houden of werkelijk kunnen grijpen of begrijpen...

Zo vond ik tussen de oude papieren op tafel een verkreukeld fotokopietje. Ik kan me niet herinneren het ooit gemaakt te hebben. Maar daar was het ; een mooie boeddistische anecdote om mijn dag mee te begeleiden. In de zentempel was het de gewoonte dat een reizende monnik bij aankomst een gesprek heeft met één van de monniken van het klooster. Als de reizende monnik de betere was in het gesprek, dan mocht hij blijven.

Het gesprek wordt in het klooster uitbesteed, aan een minder ontwikkelde, wat onnozele monnik met één oog. Na het gesprek vertrekt de reizende monnik: hij heeft het gesprek verloren. Waar ging het over? Het gesprek werd zonder woorden gevoerd. De reizende monnik doet verslag: ik stak 1 vinger op, die, zoals je weet, verwijst naar de Boeddha. Toen stak de andere 2 vingers op: Boeddha  én zijn leer. Toen stak ik 3 vingers op voor de Boeddha, de leer en de gemeenschap. Toen hield de ander een gebalde vuist voor mijn gezicht, wat betekent dat alle drie uit één wortel voortkomen. Toen werd me duidelijk dat ik het gesprek verloren had.

Maar dan het verslag van de onnozele monnik, van hetzelfde gesprek: De reizende monnik stak eén vinger op, om me op een arrogante wijze te vertellen dat ik maar één oog heb. Maar ik wilde hem niet provoceren, dus ik stak twee vingers op, om hem te feliciteren dat hij twee gezonde ogen heeft. Maar toen stak die onbeschofde kerel drie vingers op, om me duidelijk te maken, dat we samen toch maar drie ogen hadden! Ik werd toen zo woedend dat ik hem met mijn vuist bedreigde. Toen begreep de andere me en is vertrokken.

Nou ja, ik vind het natuurlijk wel een geinig verhaaltje omdat het de volkomen miscommunicatie tussen twee mensen laat zien. Hoe een ieder interpreteert vanuit zijn eigen wereld en datgene wat uitgewisseld is, dus een volslagen illusie is. Dan rest de vraag, aan welke illusie je de voorkeur kunt geven. Al is het resultaat hetzelfde.

Dan kies ik toch maar voor die van de reizende monnik. Omdat de woede van de ene de muur is waardoor je de andere niet kunt zien: Je  de Boeddha in elk ander en in jezelf dus niet kunt zien. De wereld is aangenamer als je dat wél doet en dan hoef je er nog steeds niks van te begrijpen.

donderdag 8 mei 2014

Caroussel + Jeff Wall

Jeff Wall, De vrijwiliger
Vanochtend was het dan zover: De Caroussel: gemeentelijke ambtenaren daalden af uit het pluche van het gemeentehuis om te zien hoe het daadwerkelijk functioneert in mijn wijkcentrumpje: de geslaagde pilot 'de ambtenaar en de burgerparticipatie'. Ik was de ambtenaar en de drie vrijwilligers de burgers. Hetgeen ik maar meteen onderuit haalde in het een uur durende tafelgesprek met ons viertjes, à la De Wereld Draait Door. Ik ben ook een burger, zei ik, en ieder zet de eigen talenten in, om er samen iets van te maken.

Iedereen was erna enthousiast. Nou, het gaf een goed beeld hoe het er hier aan toe gaat, ontspannen, hoe jullie met elkaar omgaan en hoe het gewone leven ook doorgaat, want we bleven zwaaien naar mensen die voorbij liepen, richting het winkelcentrum. De allerhoogste leidinggevende kwam naar me toe en zei dat ik het uitstekend gedaan had. Op het einde, bij het weggaan nog een keertje: 'Ik voelde me trots op je', zei ze, bijna een beetje verlegen lachend.

Zo, ook weer gedaan. Thuisgekomen bedacht ik me, dat  Jeff Wall er een mooie grote foto met levensgrote mensen in een lichtbak van gemaakt had kunnen hebben. Van hem is er nu een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij brak door op Documenta X met vier zwart-wit foto's, waarvan er eentje 'vrijwilliger' heet: in een soort van achteraf zaaltje staat een jongen op oude gympies een zeil met patronen te dweilen. Het ziet er levensecht uit, en dat is het ook wel, behalve dat hij eerst talloze malen aanwezig is geweest om de jongen te zien dweilen, voor hij plaatjes gaat schieten. En dan wacht tot het moment dat de jongen weer vergeet dat hij gefotografeerd wordt.

Zo heeft hij ook een foto van 22 wachtende mannen aan de rand van een industrieterrein, op een verlaten weggetje met twee grote bomen. De mannen heeft hij ergens anders vandaan geplukt, ze stonden daar inderdaad te wachten, maar laat ze op de nieuwe locatie hun gang gaan, en hun ding doen: wachten. Dus dan zie je er velen onder de grote ceder-achtige boom staan, want het begon onderwijl te motregenen. En er steekt ergens een paraplu in de grond.

Hij vergelijkt zijn foto's met gedichten: je kunt eruit halen wat je wilt. Soms zijn ze een scene uit het dagelijkse leven, soms een herinnering, zoals een jongen die in een tuin uit een boom valt, soms als een film-still: twee mannen in uniform die een huis doorzoeken, terwijl op de voorgrond er de gympen en een broek en onderbroek van een man liggen. Wat is hier gebeurd? Of de foto op een kerkhof met een net gegraven rechthoekige kuil. En dan kijk je beter en dan zie je dat er water in de kuil staat, met zeesterren en koraal.

Voor de foto van vanochtend had ik aandacht besteed aan de verschillende soorten van kledij van de mensen: van casual tot in das-met-pak. De vrouwen; sommige opgedirkt met keurige kettingen en sjaaltjes, andere wat sjofeltjes. Ik had in de lucht en boven het biljart, dat nu als tafel diende , waar wij omheen zaten, wat grapjes toegevoegd. Een vlindertje en een bijtje laten vliegen; toevallig hadden de 2 vrijwilligers en ik alledrie iets gebloemds aan.  Een enkel insect. Een mier die tussen de waterkan en het schaaltje met de gele gesneden plakjes cake loopt. Zoiets. Het leven als een caroussel.

PS: Een vrijwilliger zegt net, al kaartend, over vanochtend: 'Ik zei: Het lijkt hier net een bioscoop. Nu eens kieken welke film er gedraaid wordt.'

donderdag 1 mei 2014

Pelgrimstocht

De laatste merel fluit tot half tien 's avonds op de punt van het dak bij de buren. Toen daalde hij af in mijn struiken en was het stil. Wat? Zou daar een nest zitten? Het was al te donker om op onderzoek te gaan, maar vandaag duwde ik voorzichtig in de takken van de struiken, maar zag toch geen nest. Wat deed die merel daar, dan? Heb ik gemist dat hij vervolgens wellicht naar de dichte klimop op de schuur hupte, waar ik wel al langer vermoed dat daar merels huizen?

Ach, de wereld om me heen verandert zo snel. Of misschien juist niet, is het slechts een kwestie van licht en donker en  lijkt dat waar je aandacht naar uitgaat meer aanwezig dan dat wat zich terugtrekt in het duister. Ik had buiten zitten lezen tot het niet meer kon: tot die laatste merel het einddeuntje van de dag gaf. Hij heeft het weer gedaan;  Haruki Murakami met zijn nieuwste boek: dat ik het in één ruk uitlees: De Kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren.

Tsukuru Tazaki is 36 jaar en zijn leven is getekend doordat hij vijf maanden aan de rand van de dood heeft geleefd. Niet omdat hij ziek was, maar omdat hij 16 jaar tevoren zonder opgave van reden uit zijn vriendengroep is geknikkerd. Zijn nieuwe vriendin Sala draagt hem op om contact te maken met zijn oude vrienden en  te zoeken naar het waarom. Ze zegt dat ze iets aan hem merkt, dat ze kan voelen dat hij niet helemaal aanwezig is wanneer ze met hem vrijt en dat dit uit de weg geruimd moet worden, wil hun relatie een toekomst hebben.

Ze zegt: Je bent geen naïeve , kwetsbare jongen meer,  maar een onafhankelijke, fiere vakman, en zo moet je de confrontatie met je verleden aangaan. Niet kijken naar wat je wilt zien, maar naar wat je móet zien. Doe je dat niet, dan zul je die zware last de rest van je leven moeten meedragen.
Achterin het boek meldt de vertaler dat Sala de naam is van de boom waaronder Boeddha geboren is en ook gestorven. Tsukuru gaat dus op pelgrimstocht, zoals de titel van het boek ook al aangeeft.

Dat is de kern van een pelgrimstocht: opnieuw geboren worden. Voor Tsukuru betekent het dat hij altijd meende dat hij kleurloos was, in tegen stelling tot zijn vier vrienden die allen een kleur in hun achternaam meedragen. De Rooie en de Blauwe, zo waren de bijnamen van  de jongens, Witje en Zwartje de meisjes. Maar hij komt erachter dat hij als het ware geofferd is, omdat men hem juist zo sterk en eigen vond: Hij was als het ware juist de samenbindende factor in de vriendschap van Vijf, niet de leegte. En zo snap je dan ineens de kaft van het boek.

Witje, het meisje waar veel om blijkt te draaien, speelde vroeger een deuntje op de piano: Le Mal du Pays, wat heimwee of melancholie betekent, van Franz Listz. Met internet heb ik het gedownload. En zo luister ik laat op de middag naar dit trage, rustige muziekje, dat een mengeling van heimwee en verlangen bij me oproept. Alle vogels in de tuin begonnen ineens door elkaar te kwinkeleren. Toeval?

Misschien is alles in het leven toeval, van elke betekenis gespeend. Misschien is alles juist geladen met betekenis. Misschien verdwijnt alles zomaar, zonder dat je daar invloed op hebt. Misschien verschijnt er zomaar weer een andersoortige werkelijkheid. Is het leven alleen maar kaal en plat, goedkoop en grillig?  Of heeft een ieder een eigen pelgrimstocht daarbinnen te ondernemen, waardoor het diepte krijgt en betekenis?  Het is deze gelaagdheid bij Murakami, op een zo'n moderne wijze verwoord, waardoor ik fan van hem ben.