donderdag 30 oktober 2014

De (on)macht van woorden (2)

Vanmiddag, na mijn werk, had ik het even helemaal gehad, zoals dat dan heet. Grrrrrrr... is het enige wat ik nog kon uitbrengen. Het was lang geleden dat ik werkelijk zo uitgebreid baalde; mismoedig... Een computer die crashte, achter een garantebewijs aan en dan blijkt de firma die het apparaat leverde failliet te zijn, dus wat nu? Of ik even dit... en of ik even dat... n of ik niet kon zorgen voor... En: 'Praat jij maar lekker een eind door,  ik doe het lekker anders, bemoei je er  niet mee.'

Ja, er hing wat spanning in het Wijkcentrum, want morgen komt er een filmploegje van de gemeente die de vrijwilligers gaat filmen, hoe ze dat doen, dat Zelfbeheer en het komt op de lokale tv-zender en op YouTube. Ik ben daar niet bij en ik hoor daar ook niet bij: het gaat immers om Burgerparticipatie van Vrijwilligers.

Het hele thema begint me ondertussen ook danig de keel uit te hangen. Iets wat in de luwte en het verborgene is gegroeid en goed gaat, wordt in de schijnwerpers gebracht met een heleboel poeha en grote woorden. Daardoor komt er spanning op te staan: het vanzelfsprekende verdwijnt omdat de spiegel die voorgehouden wordt is, dat het NIET vanzelfsprekend is: dat mensen zelf ook zorg willen dragen voor een wijkcentrum in hun buurt. Bah, dacht ik, bah: die economie en dat politieke belang dat  de smaak van wat is, weghaalt: Roet in het eten gooit.

Ik was vergeten dat hiertussendoor ik nog een gesprekje had aan de bar: de 'therapeut' die hier ook een kamer huurt vertelde dat ze mee was gegaan met een uitvaartbegeleider die een lijk moest transporteren naar een crematorium, ergens anders in het land. 'Het was niks meer dan afleveren',  zei ze, 'en daar krijg je dan voor betaald, het is een eigen bedrijfje, dus hij heeft de inkomsten hard nodig, zeker in deze crisistijden.'

Een anoniem mens, hup, de oven in. Ik had daar wel mijn verbazing over geuit. 'Al is het maar, even, een kort moment, dat je wél aandacht geeft dat daar een mens gaat,' zei ik... 'een neutraal gedicht of een gedachte'. Ik geloof dat ook dit gesprekje in de rij, bijdroeg aan mijn groeiend gevoel van onbehagen. Wat doen mensen elkaar toch aan? Hoe is het mogelijk om volkomen anoniem te sterven en weggebracht te worden?

Zonet wipte de therapeut weer even aan. Ze had nog met een vriendin gebeld, met wie ik hier ook een keer gesproken heb.' Ik nam even de tijd om stil te staan en dacht aan wat jij zei over dat cremeren. Ik had even zo'n algemeen negatief gevoel over me, dat het helemaal mis is met de samenleving. Ik had het met mijn vriendin over, wat jij zei. En uiteindelijk zeiden mijn vriendin en ik tegen elkaar: 'Gelukkig dat er ook Mirjams zijn'.

Hé, en dat deed mij dus weer goed. Dat het toch  belangrijk blijft om elke keer weer te zeggen wat je op je hart hebt. Dat je blijft geloven in de kracht van woorden, ook al worden er zoveel woorden genegeerd en ongedaan gemaakt. Uiteindelijk... kunnen woorden ook wél een doel bereiken.

The act of killing

Ik heb een documentaire gezien, waarvan ik zeker weet dat ik die nooit meer vergeten zal. The Act of Killing, en het speelt zich af in Indonesië. Dat is de eerste reden waarom ik het niet zal vergeten: mijn oerwortels komen daar vandaan en ik hoorde als kind van zeven dat er daar iets ergs gebeurd was: er waren zeven generaals vermoord en in het kielzog daarvan nog veel meer mensen. Ik kreeg er een nieuwe achternaam bij: Mariakasih, door mijn ouders zelf verzonnen, want de andere achternaam die was te Chinees: als we in Indonesie hadden gewoond, dan liepen we gevaar omdat ik Chinees-Indonesisch van bloed ben.

Deze documentaire zet  twee mannen in the picture, die indertijd honderden mensen hebben vermoord na de coup in 1965. Daar werd president Sukarno afgezet, Suharto kwam aan de macht en er onstond een klopjacht op communisten of die daarvan werden verdacht: zoals de etnische chinezen. Het blijkt dat er 1 miljoen mensen indertijd bruut zijn afgeslacht. Mensen werden doodgeknuppeld, maar dat gaf teveel bloed en Anwar Congo, een leider van zo'n doodeskader vertelt dat hij door een Amerikaanse cowboy film op het idee kwam om mensen te wurgen met een stuk ijzerdraad.

Wat de film onvergetelijk maakt, zijn de dubbele, dubbele bodems, als lagen van een suikertaart, die langzaam smelt. Want Anwar gaat samen met zijn vriend, een mede-moordenaar het doodmaken naspelen: zowel als dader en als slachthtoffer. Die vriend is in drag, een dikke travestiet en één van de associaties voor Anwar is, dat dit de wraakgodin is, die soms in zijn dromen verschijnt. Hij moet die te vriend houden.

Het gaat over doodmaken, wreed, aan de lopend band,  maar wat zie je? Een wilde greep: een grote kamer, bijna een zaal van iemand die allemaal glinsterend dingen van glas en kristal verzamelt, een roos van glas in zijn hand en  steeds zegt : het is net echt...Hij heeft een gekke plastic vis die, als je hem aanzet gaat spartelen met het deuntje: Don't worry, be happy. De film begint dat er dansers uit de bek van een grote vis komen, een vis op het droge, bij het geheimzinnige Tobameer op Sumatra, schat ik in.Vervolgens bij een waterval , waar een voice-over de danseressen aanmoedigt blij en gelukkig te kijken, terwijl de man in het zwart, Anwar, zo blijkt later,  en de travestiet ook dansbewegingen maken.

Ik weet het niet, woorden schieten eigenlijk tekort. Dat ik de Indonesische taal in flarden versta, dat ik  bekende fysieke bewegingen zie, de wijze van zitten in een stoel, benen over elkaar, zoals mijn opa deed, de gezichten met die altijd vriendelijke oogopslag, het stoer wegwerken van emoties en het stelselmatig wegwerken van elke verantwoordelijkheid... de stille beelden tussendoor... het verklaart gedeeltelijk waarom deze film mij naar de strot grijpt. De film is uitgebreid gelauwerd, dus het is niet alleen een persoonlijke ervaring.

woensdag 29 oktober 2014

Groene kathedraal

Daar zit je dan, in ene keer, met een strakblauwe lucht, een weldadige zon, windstil tussen de varens en aan de bosrand, in het noorden van Arnhem, te mediteren! Ik hoorde de treinen uit de verte aankomen, langskomen en weer verder gaan, de ruimte in en tegelijk hoorde ik het vallen van eikels, het gekraak van takjes, het waaien van de bladeren, een enkele vogel, houtduiven die opvlogen.

Wat een volmaakte tijd is dat dan: alles op de plek, ik op mijn plek, in een Groene Kathedraal. Dat is een nieuwe term, zo las ik vanochtend in de krant,  voor bij de nieuwe indeling van de grote groene natuurgebieden in Nederland. Net zoals in Amerika, zou Nederland weleens meer kunnen doen aan een bewustzijn dat er zoveel natuur is waar je van kan genieten,  in dat gecultiveerde erfgoed, waar generaties lang mensen mee vorm aan hebben gegeven,  zo was de teneur van het krantenartikel.

Nederland gaat negen natuurreservaten tellen en wat prijs ik me gelukkig dat er zovele op een niet al te lange reisafstand van mijn stad zijn: De Veluwezoom, alle oevers rondom de grote rivieren, geheel Limburg, langs de Maas. Maar ook de Kennemerduinen ken ik redelijk: een trein brengt me er rechstreeks in het hart ervan, en ook de Waddeneilanden en het gebied in Drente bij het Dwingelerveld.  Ja,  het kan zo mooi en stil zijn in Nederland en de landschappen zijn heel gevarieerd.

Gisteren was het weer zo'n perfecte wandeldag en ik maakte al zwervend, een rondwandeling van ongeveer 12,5 kilometer.  Dan loop je zo van het station,  naar Mariendal, een landgoed met sterke hoogteverschillen, op-en-neer, met  veel eikenbomen en beukenbomen, en middenop de Berceau: de tunnel in X vorm van beuken, waar rijke dames in de 19 eeuw in liepen, om niet bruin te worden: wit was sjiek, bruinverbrand was voor het werkersvolk.

Ik liep langs akkers en weilanden, langs sprengen en door brede beukenlanen. Ik zag het strijklicht en de schaduwen van blad op de boomstammen. Ik zag oranjegekleurde blokken hooi, al in de avondzon, ik hoorde het geritsel van al dat beukenblad bij mijn voeten. Plassen water waar het bos zich in spiegelde, lange schaduwen van boomstammen die ritmische patronen maakten op de aarde.

Ach, wat is het heerlijk om op die aarde te wandelen, te ademen, te-zijn, in zo'n  Groene Kathedraal waar 'je ziel te voet gaat', zoals ze weleens zeggen.

maandag 27 oktober 2014

T., de boom

Ik zou wel een monumentje voor haar willen maken. Want ze is klein, heel letterlijk, en fijn. Ze is trouw.  Op mijn verjaardag staat ze altijd op het antwoordapparaat met een felicitatie, terwijl ik, tot mijn schande dat niet doe en dus vergeten ben dat ze vorig jaar 75 jaar is geworden. Haar zeventigste verjaardag heb ik nog meegevierd: een uitje naar de dierentuin, waar ik haar duwde in een rolstoel en ze gefascineerd was door de hele kleine visjes, die tussen de grote haaien in Burgers Zoo heen zwommen.

Ik heb haar leren kennen in mijn periode dat ik een kamer had in het Capucijnen-klooster. Ze kwam er drie keer in de week en hielp dan met het snijden van groenten in de keuken. Ze heeft lang een eigen kruidentuintje in de kloostertuin gehad, maar dat werd , wegens haar gezondheid toch wat teveel; die had ze toen maar opgegeven. Samen met drie Capucijnen richtten ze vervolgens een rik-clubje op: elke donderdagavond was het raak.

Dan werd het weleens laat, en dan zou het wel handig zijn als ze in het klooster kon overnachten. Maar dat werd haar niet gegund. Ik was de eerste leek die daar een eigen kamer had en ik was daarvoor gevraagd.  T. liep al vijftien jaar ofzo mee en had gevraagd of ze mee kon doen aan de nieuwe leefgroep. Maar dat werd haar niet gegund. Waarom, dat bleef een raadsel. Niet omdat ze bij ziekte, ook een beroep op het klooster zou willen doen. Als dat zou gebeuren, zou ze meteen vertrekken.

'Horen, zien en zwijgen': met dit motto heeft T. drie gardianen meegemaakt en alle Capucijnen zien vertrekken en ondertussen ook heel wat vrijwilligers zien komen en gaan. En nog steeds was het zo: nieuwe mensen die een nieuwe leefgroep wilden vormen, dominees, theologisch geschoolden (zoals ik zelf was): die kregen meteen een kamer. Maar T. niet. Terwijl ondertussen niemand zo lang en zo intens mee-geleefd heeft met het klooster en al haar bewoners, als T.

T. heeft dingen zien gebeuren, waarvoor ze de ogen niet sluit, terwijl je dat soms wel het liefst zou willen doen. 'Heel veel mensen denken alleen maar aan  zichzelf, ik vind dat niet Franciscaans'. En daarmee is eigenlijk alles gezegd. De T. is ook de Tau, de handtekening van Franciscus: T. dus, dat is ze.

T. bezit de wijsheid om stand te houden: 'Capucijnen zijn als het weer',  zegt ze.  Nu had ze eindelijk haar contract binnen, zei ze lachend: eindelijk een eigen kamer en de dagen dat ze er kan zijn,  staan nu op papier.

'Je bent als een boom', zei ik tegen haar, terwijl we gezellig aan het lunchen waren, zij met een glas droge witte wijn. 'Bomen hebben zich geworteld en zonder bomen is een plek onleefbaar.  Alle oude bomen zijn weg en nu ben jij overgebleven.' In mijn achterhoofd denk ik nu : ze is ook als zo'n klein visje, die doorzwemt, tussen alle haaien. Gelukkig is er het water dat allen het leven geeft, bindt en samenhoudt.

vrijdag 24 oktober 2014

Rondom psalm 64

Vandaag is het weer mijn 'kloosterdag', zoals ik dat noem. Dan volg ik overdag enigszins het ritme van het klooster en eet ook tussen de middag warm, omdat 's avonds het 'etentje in stilte', boterhammen zijn. Op zo'n dag hou ik me verder ook rustig, 'contemplatief': ik kijk in de tuin wat voor blad of tak ik mee zal nemen voor bij de meditatie s'avonds, ik kook mijn warme maaltijd, lees wat, en vandaag schilderde ik weer eens.

Dat schilderen is bij mij een herfst-  en winteractiviteit: zolang het weer een beetje redelijk is, ben ik liever buiten, dan binnen in een bovenkamer tussen verf en doek. Tot vorige week at ik elke dag 's avonds nog buiten: kaarsjes aan, een vest aan, de buitenlucht opsnuivend. Maar sinds deze week is dat geheel voorbij. Was het echt nog geen week geleden, op de zaterdag, dat ik een boek las op een Waalstrandje en de hele binnenstad tot laat op de avond vol was met mensen op terrassen, aan het eten en het drinken? Het leek een bijna zwoele zomeravond.

Psalm 64 is vandaag aan de beurt, die over het hart gaat, die 'zo diep als een afgrond is', volgens de psalmist. En dat hart was in Bijbelse tijden het oriëntatiecentrum van de mens, waar voelen, denken en willen samenkomen. Het hart wandelde, sprak, groette, zocht, stond stil.

En toen al, zonder alle moderne psychologie, wist de psalmist dat het hart zo diep is als een afgrond...En dan is er dat andere wijze inzicht: Al is het hart zo diep als een afgrond, er is een maat, een ijk-mogelijkheid, die ervoor zorgt dat je zelf niet in die afgrond valt: als je de dingen met vreugde en vertrouwen doet en op zoek blijft naar rechtvaardigheid, dan ja dan... vind je een thuis, een toevlucht. Die de psalmist 'God' noemt.

'God' is hier het woord dat je uit je eigen donkere en verborgen hoeken haalt, die je laat ontstijgen aan jezelf, zodat je niet in de afgrond van de diepte van je hart valt. Een ander woord blijft wellicht: de Liefde. Of het Vertrouwen.Of het Relativeringsvermogen. Het Geloof dat bergen verzet, wanneer je  je blijft openen : naar jezelf toe en naar elkaar.

Ach, voor sommige mensen blijft dat een bijna onmogelijke opgave... sommige mensen bereiken hun bestemming niet... Waarom dat zo is, weet ik niet. Ik kan alleen maar mijn eigen weg gaan. In de zegenwens waarmee de meditatie eindigt, zeg ik: 
Moge je de weg van de vreugde gaan
De vreugde van de eenvoud: 
Als een pijl recht naar het doel. 

donderdag 23 oktober 2014

Dave Eggers groei

Ik heb de afgelopen tijd vrij  snel achter elkaar, twee boeken van Dave Eggers gelezen. Zijn laatste twee: De cirkel en Uw VADEREN, waar zijn zij?, en de PROFETEN, leven ze voor eeuwig? De laatste mondvol is een bijbels citaat. Het zijn gekke boeken. Korte zinnen, bijna als spreektaal en die laatste bestaat geheel uit dialogen.

Dave Eggers is op een soort van weldoeners-tour, las ik in een interview met hem in Vrij Nederland van 12 juli 2014. Het liefst zou hij de wereld mooier maken. De boeken hebben daarom iets van een pamflet, zonder dat hij wil dat ze moralistisch worden. Ze willen je laten nadenken over 'de staat van de wereld'.

In De cirkel gaat het over de rol van internet, wereldwijd. Iedereen kan nu met elkaar in contact treden, afstanden en tijd verdampen. Wat nu, als de knapste koppen van de wereld tezamen een soort van elite-samenleving vormen, die samen alle internetwebsites wereldwijd beheren? Met het doel een volkomen transparante samenleving te maken, waar een ieder erop gericht is om perfect te worden? Daar moet je dan je ego voor verliezen en elke keer bereid zijn om te leren van je fouten en de nieuwe kennis ook weer meteen willen delen met de gemeenschap om je heen.

Transparant zijn: dus steeds maar melden op het internet waar je bent, wat je doet, wat je denkt, wie je ontmoet, wat je leert enzovoort. Wie dat optimaal doet, die geeft als het ware zijn leven aan anderen, je geeft je leven aan elkaar. Toch wel mooi, kun je denken. Veel vormen van  religie leven van dat visioen: een wereld waarin iedereen gelijk is, waarin iedereen bereid is om te geven en te leren van elkaar.

Totdat?... Ergens is er een grens. Ergens blijkt het leven zich juist in het verborgene af te spelen: daar groeien dingen. Ik zelf zie dan altijd een schilderij van Paul Klee voor me; de groei van de nachtplanten ofwel The secret grow of plants. Dat boek van Eggers is bijna als een werkboek: je leest het en je moet zelf een positie innemen: zo niet, dan glijdt het langs je af: precies zoals dat lijkt te zijn in de huidige samenleving: alles gaat zo snel, er is zoveel mogelijk, dat je wordt geleefd. Tenzij...je je eigen middelpunt vindt.

Die as, je eigen as, waaromheen draai jij, wat laat jou bewegen?...Dat zijn de vragen die deze twee boeken  oproepen. Ook in het boek met die lange titel, vraagt het boek aan je, waarom je dit eigenlijk leest. Een jongeman Thomas (de ongelovige Thomas uit het Nieuwe Testament, die niet kon geloven dat Jezus uit zijn dood was opgestaan, denk je daar dan toch ook bij),  heeft allerlei mensen gevangen genomen en opgesloten in aparte gebouwen, ergens vlak bij de oceaan. Een astronaut, een chirurg, zijn eigen moeder. Je luister mee naar de gesprekjes die hij met ze voert.

En die gesprekken... hebben tegelijk zoiets alledaags. Zoals je ze zelf zou kunnen voeren. In je hoofd met jezelf. Of met een ander. Wat laat jou bewegen?

woensdag 22 oktober 2014

God: drie letters

Het is een rare gewaarwording. Alsof een verborgen stroom uit de maatschappij zomaar naar de oppervlakte komt. Ik zie het helemaal voor me: iemand achter de lopende band, die sponsjes bij elkaar moet rapen, zodat ze met zijn tienen (ofzo) verpakt worden in het plastic. Die er eentje vanaf haalt en daar snel iets op zet en het weer teruglegt in de stroom. Want op één van de sponsjes stond zomaar in blauwe balpen: KUT.

Pas geleden bleek dat er in een kledingstuk uit Bangladesh (ofzo) een stukje stof was bijgenaaid, met daarop een noodkreet: help us! (of iets dergelijks) . Het zijn van die dingen waar je geen greep op hebt, waar je niet bij bent dat het gebeurt, maar die wel iets uitdrukken van de onvrede en zelfs de nood, die er op verborgen plekken in de samenleving is.  Daar verschijnt zomaar, tussen de dingen, in enkele woorden, de stem van een mens.

Ik was onlangs op het  verjaardagsfeestje van Neefje en toen ging het ineens over 'God'. P.  zei, tussen de taart en de olijfjes door, dat er geen enkel bewijs was dat die bestond. 'En dan zijn er ook nog eens mensen, die geloven in iets! In iets!' Het klonk naar: gekker kan het niet worden. Ik was helemaal niet van plan om mij daarin te mengen, ik weet dat dit soort gesprekken vaak tot niks leiden, zeker als je ze in een groep voert. Maar plotseling hoorde ik mezelf toch praten.

'Er is geen enkel bewijs voorhanden dat jij en M. van elkaar houden', zei ik, en toch zul je waarschijnlijk vinden, 'dat de liefde bestaat.' Ahum. Ik pleitte ervoor, om allereerst te luisteren: wat bedoelen mensen eigenlijk, als ze zeggen, dat God bestaat...Ja, hoor, er zijn mensen die de evolutie theorie beamen en tegelijk zeggen dat ze geloven in God. Nee hoor, niet iedereen denkt dat er ergens buiten het heelal , iemand aan de touwtjes trekt. Het is allemaal complex en ingewikkeld: mensen bedoelen zoveel verschillende dingen, als ze zeggen dat ze geloven in God...

Nu achteraf bezien,  had de gedachtewisseling op dat verjaardagsfeestje toch ook iets van dat KUT op dat sponsje, of het Help Us in het kledingstuk. P. bleek in zijn jeugd vervelende ervaringen te hebben gehad op het seminarie. En wat er nu allemaal naar buiten is gekomen... zei hij. Hij had toen gedacht: nee, nee! en gaandeweg was zijn geloof in God ook verdwenen en bleef de overtuiging over, dat er niks was.

Wat is zo'n discussie rondom een verjaardagstafel dan onzinnig. Het is de innerlijke beleving die woorden uitzuivert, die het mogelijk maakt dat woorden en werkelijkheid met elkaar samenvallen. Ik geloof ook niet in de God van de bisschoppensynode, die wel barmhartigheid zegt te willen beoefenen, maar mensen uitsluit bij rituelen waar God ten zeerste als aanwezig wordt ervaren. Hoe meer mensen  menen te weten wat God wil, hoe minder ik het geloof.

Er kwam een sms binnen van Schoonzusje, die onderwijl pizza was gaan halen. 'God is buiten!' Iedereen liep naar het raam: de avondlucht kleurde prachtige rood en roze. Ja, zo is het.

zaterdag 18 oktober 2014

Ik ben ok, jij bent ok

Gisteren las ik bij een gaslampje, met een dik vest aan, ik vertel het erbij omdat dit de leeservaring focuste en geconcentreerd maakte, een ander boek dat me door de Boeken-Ruil-Leenkast in het wijkcentrum zo in de schoot werd geworpen: Ik ben ok-jij bent ok van Thomas Harris. Dat is een klassieker, een ware hit indertijd, in de begin zeventiger jaren. Ik wist ervan, maar ik heb het nooit gelezen: ik geloof dat ik er net nog wat te jong voor was, om me ervoor te interesseren.

O-V-K: dat is het enige wat je hoeft te onthouden uit het boek: Ouder-Kind-Volwassene. We communiceren allemaal vanuit één van die drie persona, zullen we maar zeggen: zo zouden ze waarschijnlijk in de Griekse Tragedies genoemd worden. Volgens zijn theorie beginnen we allemaal vanuit de positie: Ik ben niet ok - Jij bent ok. Want we worden allemaal volstrekt afhankelijk en zonder vaardigheden geboren: niet ok dus, en hebben de ouder nodig, om stappen in de wereld te kunnen zetten. De ouder is dus, ok. In principe.

Het  eerste communicatiepatroon is dus: Kind en Ouder en volgens Harris blijven de meeste mensen hangen in dit patroon. Getuige de diep gewortelde behoefte om steeds maar van anderen bevestiging en positieve feedback te willen ontvangen, de onderliggende reden van veel ambitie en carriere willen maken.

Hierop volgend zijn nog drie communicatiepatronen mogelijk: Ik ben niet ok, jij bent ook niet ok. De ernstigste verschijningsvorm hiervan is de autist:  je hebt niemand nodig en leeft gewoonweg volgens een eigen orde en structuur. Dan is er: Ik ben ok, jij bent niet ok: de psychopaat is daar de groteske exponent van: je hebt geen gevoel en empathie richting elk ander ontwikkeld, je kunt je niet verplaatsen in een ander: wreedheid op allerlei wijze is het gevolg hiervan.
Tenslotte is er nog de mogelijkheid: ik ben ok, jij bent ok. In tegenstelling tot de drie vorige patronen, die uit het gevoel voortkomen, is dit patroon de vrucht van een BESLUIT in jezelf. Je realiseert je dat je zelf aan het roer staat van je leven, dat je zelf kunt sturen, kansen kunt berekenen, richting kunt geven. Dit is het patroon van twee Volwassenen. Ook hier pas, komen filosofie en religie om de hoek kijken, als hulpprogramma's (ik zeg het in mijn eigen woorden) die je leren te wikken en te wegen, wat vind jij van waarde om te laten voortbestaan?

Ik vind het boek wel een eye-opener. Nu kun je elke keer bij jezelf navragen: wie ben ik in dit gesprek? Wissel ik soms steeds van rol? Doe ik aan 'contaminatie', zo noemt Harris het: als O-V-K daar elkaar heen gaan mengen, in jezelf.
Bovenal is het een oproep om Volwassen te worden: alleen maar wie zichzelf liefheeft en er spontaan vanuit gaat dat de andere ook vol liefde is en jouw liefde waard, dat je beide de moeite waard bent om lief te hebben, als gever en ontvanger... alleen dan komt de wereld en jij en ieder ander op haar pootjes terecht.

vrijdag 17 oktober 2014

Humans of Oerol

Bij het opruimen vond ik een verkreukeld naamkaartje terug van http://www.luka.pro/humans-of-oerol/. O ja, dat had ik van een jongen op Oerol gekregen, die vroeg of hij  foto's van me mocht maken. Dat mocht en zodoende zijn kaartje, dan kon ik nog eens kijken naar het resultaat. Dat deed ik, en ja, daar zie ik mijn koppie, tussen acht andere 'Humans of Oerol'.

Het zal wel door Fringe zijn, zie eerder blogje, dat ik in ene keer kijk naar het soort mens die dus van Oerol  komt, volgens hem.  Wat is dat voor een soort,  hebben ze iets gemeen? Er lopen honderdvijftigduizend mensen rond, waarom heeft hij deze negen gekozen als Humans of Oerol? Meerderen dragen een hoofddeksel. Meerderen kijken een beetje typisch uit hun ogen. Ze hebben er allemaal wel plezier in, geloof ik.

Ik had dat wel. Ik zie een ouder exemplaar van het soort mens, een beetje maf met dat hoedje met bloemen en die gebreide streepjes-kleurdas:  'nice feather' zei hij tegen me, en dat staan nu ook bij de foto. Hij bedoelde de veren op mijn hoed. Ik vond hem zelf meteen aardig: Eigenzinnig zonder met opzet apart te willen doen. Iets van de sfeer om hem heen, zie ik wel terug in deze Humans of Oerol.

De woorden waarmee hij over zichzelf spreekt passen ook: If we would all see the world as the wise man do, all I would have to say to you here was that I am a seeker, zo begint hij. People thought I was weird and I had trouble expressing myself in words, I rather enjoyed the beauty of silence (...) My dream is to share the joy of being with as many people in the world as I can. Zo eindigt hij zijn introductie over zichzelf.

Ik bekijk andere foto's van hem en iets... ja ze hebben allemaal iets... iets dat met zoeken te maken heeft en stilte en simpele, kleurige vreugde. Grappig, toch. Ik vind de foto van mij wel in zijn universum passen.

donderdag 16 oktober 2014

Dubbele Lotje

Altijd leuk om even tussendoor te doen: een boekje helemaal van A tot Z achter elkaar door uitlezen. In het Wijkcentrum kwam iemand met het kinderboekje Dubbele Lotje aanzetten. Omdat ze onthouden had dat ik de vorige keer verheugd reageerde op een ander boekje van Kästner. Dat herinnerde ik me nog: U. uit Dresden was op bezoek  en Eric Kästner is een Dresdenaar, ik was langs zijn geboortehuis gelopen en heb het Museum over hem aldaar bezocht.

Iets daarvan moet zijn blijven hangen. Ik geloof dat het me een milde man leek, met een filosofische inslag en met gevoel voor humor.  Hij maakte ook grappige tekeningentjes.  Tezamen wel eigenschappen die ik het nastreven waard vind. En dus ook de moeite waard om er een keer iets van te lezen. Dat andere boekje is nooit wat geworden, maar nu werd het me in de schoot geworpen met de boodschap dat  het 't lievelingsboekje was van de geefster.

Ach! En dit is een schattig boekje over de negenjarige Lotte uit Wenen en Louise uit München die elkaar leren kennen in een bergdorpje Seebühl, in een vakantieverblijf voor kinderen. Ze blijken een identieke tweeling te zijn en ze wisten niks van elkaar af. Na de vakantie wisselen ze stiekem van plaats: de zeer handige, huishoudelijk en nette Lotte gaat naar haar vader, die componist is in Wenen. En Louise, vrolijk en wild en tempramentvol gaat haar moeder leren kennen,  die journalist is in Munchen.

Het is een echte kinderidylle voor kinderen van gescheiden ouders. Want je wilt het liefste dat je papa en mama weer van elkaar gaan houden en dat je allemaal gelukkig in één huis zult wonen. Dat gebeurd er dus ook: het is zo lief en kneuterig geschreven, dat je er niks mee verklapt als je het einde weet. Het boekje uit 1950 is in 27 landen vertaald en had in 1987 in Duitsland al 132 herdrukken.

Misschien... was het boekje toch zijn tijd vooruit: het aantal scheidingen nu moet vele, vele, vele malen groter zijn, dan toen. Of misschien is het eerder zo, dat het boekje nu, met zoveel scheidingen hopeloos achterhaald is. Het is geen leesvoer meer voor kinderen van gescheiden ouders. Ze zouden eens op de verkeerde gedachten kunnen komen... Dat stemt ergens ook wat droevig. Op een milde wijze.

Fringe (2)

Elke avond voor het slapen gaan, dompel ik me nu alweer een paar weken, helemaal onder in Fringe: een tv-serie, die 5 seizoenen heeft geduurd en waarvan ik nu wel al weet hoe het allemaal afloopt, omdat ik de seizoenen niet chronologisch na elkaar bekeken heb: ik ben afhankelijk van aanlevering van de bieb, in deze.

Hoe vreemd ook het verhaal, hoe vreemd ook de dingen die er gebeuren: uiteindelijk is het een verhaal over Liefde, zegt een van de belangrijkste verhalenvertellers: J.J Abrahams. Omdat hij er zoveel jaren aan heeft kunnen werken, heeft  het verhaal  zich ook organisch kunnen ontwikkelen, naar een  'natuurlijk' einde. Alhoewel niks in de wereld van Fringe zomaar natuurlijk is.

Er is een wereld die bestaat uit twee parallelle universums. De balans tussen die twee universa is verstoord omdat de geniale geleerde Walter Bishop niet kon verwerken dat zijn zoontje Peter doodziek was en zou sterven. Hij steekt over naar het andere universum, aanvankelijk op zoek naar een medicijn,  maar steelt daar uiteindelijk de Peter die in die wereld hoort. Sindsdien gebeuren er vreemde dingen in beide universums en aan de andere kant zijn er al gaten, die alle materie wegzuigt.

Peter is ondertussen volwassen en assisteert zijn vader, tezamen met Olivia, die als kind al naar de andere kant kon oversteken, door de experimenten van Walter. Tussen Peter en Olivia is er een diep-houden-van, maar het lukt hen lange tijd niet om die werkelijke relatie met elkaar aan te gaan.

Ergens is het voortdurend een zoektocht naar wat echt is en waarachtig en wie je bent geworden door de omstandigheden: van elk personage bestaan er immers twee: in elk universum eén.  Het gaat over  thuis komen waar je werkelijk hoort. Peter, bijvoorbeeld, ontdekt dat hij uit het andere universum komt en wil terug. Om te ondervinden dat hij daar niet  hoort: zijn banden liggen in de wereld waar hij is opgegroeid. Olivia is vroeger mishandeld door haar stiefvader. Daarbij komt ook nog eens dat ze al vroeg weet heeft van twee werelden. Bij haar is het een zoektocht naar vertrouwen.

Walter Bishop worstelt met het gegeven dat door zijn toedoen de twee werelden uit balans zijn geraakt. Bovendien wil hij er alles aan doen om zijn zoon niet te verliezen. Maar in één seizoen is er in ene keer een wereld zonder Peter: Peter komt terug en ontdekt dat hij geheel is gewist uit het geheugen van al zijn dierbaren.

Zo gaat Fringe over laten en los laten, intellect en gevoel, je best doen en falen, elkaar zoeken en verliezen en weer vinden.  En dat alles in werelden vol vreemde verschijnselen. Het Fringe-team onderzoekt elke keer weer een bijzondere zaak en onderzoeken onderweg ook de hele tijd zichzelf.

PS: Ik kijk terug in dit archief: op 18 april 2012 heb ik ook een blogje aan Fringe gewijd. Grappig om te zien dat Fringe mij een andere toekomst heeft gegeven, dan ik indertijd dacht.

woensdag 15 oktober 2014

Pieten discussie

Een nieuw initiatief in het Wijkcentrum: De Leuke Mooie Spullen Ruilhoek: je brengt iets mee van thuis waar je niks meer mee hebt, of wat net niet je smaak is, toen je het kado kreeg en je ruilt het voor iets anders wat er staat. Iemand bracht een houten Zwarte Pietje mee, die meteen op de bar belandde en niet in de Ruilhoek. Maar Zwarte Piet heeft een bruin gezichtje. Ik moest het maar zwart maken, anders telde hij niet mee: 'Hij heet toch Zwarte Piet? '

Kijk, dat is nou een nuchter standpunt in die hele Pieten-discussie, die nu in Gouda ook een eigen leven is gaan leiden; Je noemt de Piet naar hoe die eruit ziet. Dus bij de nationale intocht van Sinterklaas, dit jaar in Gouda, zullen er 'Stroopwafel-Pieten' rondlopen, oranje-achtig gekleurd. Krijgen ze dan ook kleine ruitjes op hun gezicht?  Meteen een mooie reclame voor het export-product van aldaar, zo denkt men. Is dat nou de bedoeling?  Gaan er in Alkmaar Gele Kaas-Pieten lopen en in Den Bosch Bossche Bollen- Pieten? En zijn die dan weer donkerbruin? Uuuuh?!

Ik weet echt niet, wat ik vind van de Pietendiscussie. Mijn traumatische ervaring rondom dicriminatie is, dat ik als kleuter bij het schoolhek stond te wachten om opgehaald te worden en dat er een kring van grote kinderen om mee heen ging staan en die zongen: 'Inda-Pinda-Poepchinees'. Géén verwijzing naar kleur, dus.
Zwarte Piet zou verwijzen naar de slavernij, maar als kind kon je juist bang zijn voor Zwarte Piet, want die kon  je in zijn zak stoppen en meenemen op de boot naar Spanje. Zoiets als de slavenhandelaars dus deden: schepen vol vanuit Afrika naar Amerika.

De Oempa Loempa's in Sjakie en de Chocoladefabriek van Roald Dahl, die waren donkerbruin, want ze hielden van cacoau en chocolade: logisch toch? Maar in de latere edities van het boek zijn de Oempa Loempa's wit gemaakt! Dat slaat toch nergens op? 

Inda Pinda Poepchinees is misschien wél een verwijzing naar kleur, bedenk ik me nu. Maar in mijn beleving telde dat niet. Mijn bruin-geel huidvelletje vond ik altijd helemaal oké.
Zolang ik me kan herinneren, ken ik dit verhaaltje: God, die ging de mensen maken en bakte ze in de oven. De eerste keer haalde hij ze eruit: te wit en te bleek: hij had ze te kort gebakken. De tweede keer haalde hij ze eruit en toen waren ze donkerbruin en zwart: God had ze te lang in de oven gehouden. Toen bakte hij ze voor de derde maal: mooi bruin-geel: precies Goed!

dinsdag 14 oktober 2014

30 mini-loempia's

Ik vind het, een dag later, toch wel een heel leuk moment in het wijkcentrum: de dochter van L. kwam binnen, samen met een vriendin en ze hadden drie bakjes met mini-loempia's meegenomen, tezamen 30 stuks en deelden die uit aan iedereen die er was. Ze zaten met zijn allen aan de grote tafel, waar mijn 'kerkloper' en een blauwe glazen vaas met zijden rozen op staat.

Die dochter was al vaker binnengelopen, eventjes maar, met kinderen.  En die vriendin, ja die had ik ook al eerder gezien. Maar nu vroeg L. aan me, terwijl ik ook een mini-loempia'tje met rode saus at: 'Mirjam, ken je mijn dochter?' 'Ja, natuurlijk!' zei ik. 'Wie is het dan?' Dat is wel een grappige vraag, want de twee vrouwen lijken wel een beetje op elkaar, zag ik nu: beide fors en zwaar gebouwd met lieve gezichten.

Precies zoals L. zelf, die een maagverkleining heeft gehad. Ze liet me ooit een foto zien: een minstens twee keer zo dikke L, ingeklemd in een stoel. Ooit kon ze nauwelijks meer lopen, haar man H. deed alle boodschappen: 'Jij moet nu maar mijn benen zijn', had ze indertijd gezegd. Dat is toch ware liefde.  L. kwam met het idee voor fitnessapparaten in het wijkcentrum en nu sport ze twee keer in de week. Ze wordt door haar familie liefkozend 'Pinguïn' genoemd vertelde ze ooit, omdat ze op dezelfde manier loopt. 'Nou, die spaar ik', zei, ik, 'mijn lievelingsdier.' Maar dit terzijde.

 'Jij bent de dochter', wees ik. 'Ja en zij is de aanhang!' zei L. 'Dat zie je toch zo', zei iemand anders, 'jij lijkt op L. 'Ja, maar jij ook wel een beetje, je zou ook de dochter kunnen zijn', zei weer een ander. 'Nou, dat is ze ook wel,' zei L.

Ik ging weer achter mijn computer zitten en hoorde dat de twee vrouwen het gesprek hadden overgenomen. Dat ze altijd rechtstreeks tegen mensen zeiden: ja, vraag het maar, als je nieuwsgierig bent: Ja, we wonen in één huis en we hebben samen twee kinderen. We gaan daar niet stiekem over doen, daar hebben we een hekel aan. Iedereen aan tafel beaamde dat er ook helemaal geen reden voor was, om daar stiekem over te doen.

Jeetje. Alles bij elkaar, is dit toch wél een coming-out in het wijkcentrum, tezamen met 30 mini-loempia'tjes. De anderen gingen kaarten, zij bleven nog een poosje zitten. Tevoren waren ze alleen even binnen gekomen en weer snel naar buiten, en wie denkt er dan wat van twee vrouwen met twee kleinkinderen van L en H, waarvan L. wél al had gezegd dat die pas later in de familie erbij waren gekomen? Nu zouden ze terugkomen, zeiden ze. Want het was gezellig.

Campingstoeltje

'Buurvrouw, buurvrouw, ik heb wat voor je!' Ik zat met mijn campingstoeltje weer net buiten mijn eigen hek, in de ochtendzon. Hij wapperde met een papiertje. O, nee, hij zou toch niet willen dat ik iets mee-onderteken, of is het een schrijven van de huurvereniging voor het een of ander? Het bleek een kleurenprint te zijn. Ik stond erop, lezend in mijn campingstoeltje, aan de rand van het water. Gemaakt met een telelens (buurman is op safari in Kenya geweest), vanuit zijn raam op de bovenverdieping. Wat leuk!

Met het campingstoeltje de zon volgen, is wel mijn uitvinding van deze nazomer geweest. Ik ben in ene keer helemaal mobiel: van vlak achter mijn tuinhek, tot bij de eikenboom in het plantsoen of bij de eendjes aan het water. Tenslotte ook nog naast een struik tegen de voorkant van mijn huis.
En zo zie je nog eens wat. 'Mooie compositie', zei M. na de meditatie. Maar ik zag het gewoon, precies zo, vanaf mijn campingstoeltje:

De ochtendzon maakt
van de dauw en de regendruppels
op het gras
een glinsterend groen tapijt

De vogels in het park maken
het dak van de hemel
ruimhartig en vol melodie

Een grootvader kijkt
naar zijn kleinkind
die met wankele pasjes en laarsjes aan
spettert en danst in een waterplas

Dit is het leven: Hier
leef, adem, heradem

generatie op generatie
in vogelvlucht
met beide voeten op de grond

We kunnen ons baden
in het altijd aanwezige
warme Licht

dat ruimte maakt
voor stilte
en ons zacht doet glanzen. 

maandag 13 oktober 2014

Ja, Rotterdam!

Eindelijk. Rotterdam is binnen als een geweldig,energierijke stad met een eigen dynamiek! Dit weekend zei ik onvoorwaardelijk 'Ja', in plaats van het 'Ja maar', dat het altijd was. Ik ben er toch mijn leven lang, met een zekere regelmaat een dag geweest. Toen ik nog een Indonesisch paspoort had, moest ik er op visumjacht en combineerde dat, voor zover mogelijk, met een bezoek aan Museum Boymans van Beuningen.

Dat museum stond toen alleen: maar in de loop van de jaren zag ik de omgeving  uitgroeien tot het hele museumpark wat het nu is. Ik had ook al eens de helft van een architectuurwandeling gelopen: Ja: er zijn wel mooie gebouwen en het is leuk om de geschiedenis ervan te leren kennen en de visie van de architect op zo'n gebouw. Ik heb eens het Schouwburgplein vol skaters gezien met jongeren en in de theaterzaal binnen  was er allerlei soorten van jongerendans; breakdance,  hip-hop en hoe het allemaal heten mag. Ja, leuk! Maar... Rotterdam werd nooit een stad om werkelijk van te houden..

Het tochtte altijd in Rotterdam. In feng shui-termen zou je kunnen zeggen, dat er altijd, overal, energie weglekte. Er was geen samenhang, geen eenheid. En altijd maar dat geluid van dat heien, hijskranen, gehamer: een stad waar gewerkt wordt. Aan... het resultaat wat het nu is: het Manhattan van Europa, zo schijnt Rotterdam zich nu te afficheren. Ja! Het is er  nu ook: Er vibreert iets internationaals in de Maasstad: het is een wereldstad geworden: eindelijk volgroeid, eindelijk volwassen.

Het was stil en mistig en vol grijze regen , toen het bij me gebeurde. Ik zag de brug de Zwaan in dunne streepjes, met daarachter drie torens, die leken op onhandig gestapelde blokken uit een blokkendoos: net niet precies en recht op elkaar. Er kwam iets teders over me. De stad omhulde me als een soort van deken, terwijl ik aan een picknicktafel onder een droge, hoge afkapping van het Appelgebouw thee en een boterham at.

'Eet smakelijk!' zei een voorbijgangster.Een man met een rode paraplu en een nattig hondje liepen voorbij. Ik zag een paar boten voorbij tuffen. Ja: deze stad neemt me op, heeft plotseling een bodem, vaste grond , waar je kunt schuilen en wonen. Werkelijk, het had iets van een openbaring.

Vlakbij was Station Blaak, met de kubuswoningen aan de ene kant, die er vroeger wat verloren bijstonden. Maar nu is er die nieuwe, kleurige Markthal, als een mooi kleurig sluitstuk: een machtig gebouw in een grote boog , waar de wolken en de luchten zich van buiten in weerspiegelen. Wat een kleur van binnen:  fruit, bloemen, rupsen en vlinders op het plafond. 's Avonds at ik in De Bazar: in de Witte de Withstraat, vol kleurige Marokkaanse lampjes.

Ja, Rotterdam heeft zich voor mij  binnenstebuiten gekeerd. Alle kleur die binnen aanwezig was toont zich nu, in een rijke schakering: Rotterdam laat van zich houden.

donderdag 9 oktober 2014

Zelfverloochening

Ik geloof niet dat ik die indruk wek bij mensen, maar ten diepste zit het héél erg in me: Zelfverloochening. Dat bedenk ik, nu ik Inwijding, lees, van Veronica Roth, die 23 jaar was toen ze het schreef. De Engelse titel Divergent, dat ook al verfilmd is en een megakaskraker is, verwijst naar iets anders, waarover zo meteen meer.

Zelfverloochening dus: we leven in een toekomstige maatschappij, die is opgedeeld in vijf facties: Oprechtheid, Vriendschap, Eruditie, Onverschrokkenheid en Zelfverloochening. Leuk om je te bedenken waar je dan bij zou horen. Veronica Roth kwam hierop door zich voor te stellen hoe een ideale maatschappij ingericht zou kunnen zijn. Stél dat alle mensen zich zouden bekwamen in één van deze kwaliteiten, dan zou dit wellicht een vreedzame samenleving kunnen opleveren.

Dus elk mens word geboren in eén van de facties, en moet op haar 16e een keuze maken. Als je meent dat je in een andere factie thuis hoort, dan ga je daarheen, en zul je daarbij ook je familie voorgoed verlaten. Elke factie leeft bij elkaar en woont in huizen die bij hun horen, met daarbij behorende kleding en leefstijl. 

Mensen in Zelfverloochening willen niet opvallen, ze leven eenvoudig, hebben kleren in zachtgrijze en beige tinten, ze zijn met weinig tevreden, ze zitten graag thuis bij een vuurtje,  ze houden altijd rekening met een ander, je komt nooit voor jezelf op: juist ja, je vergeet jezelf: de gemeenschap staat voorop. Heel kloosterachtig, dus.

Nee, zo ben ik niet en dat wil ik niet. Dat denkt ook de hoofdpersoon Tris. Dus ze kiest voor de factie de Onverschokkenen. Eindelijk ruist er iets in haar bloed: spanning, avontuur, het onbekende. Ik geloof dat ik zou denken, dat ik dan maar in de factie... Vriendschap zou horen. Of toch meer in Eruditie? Alhoewel Oprechtheid natuurlijk ook een grote kwaliteit is.

En nu komt het: Tris de hoofdpersoon blijkt eigenlijk in géén een van de facties te horen. Ze is Divergent: Afwijkend. Dit soort mensen zijn verdoemd, ze horen nergens thuis, en ze zijn ook 'maatschappij-ondermijnend': Hé, wat is dat een ouderwets woord, nog uit mijn studententijd. Toen het gewoon was om te discussiëren of en hoe je de maatschappij mocht ondermijnen.

Het hele verschijnsel klooster is in feite maatschappij ondermijnend: men doet niet mee met de rat-race, men is gericht op de eigen gemeenschap. Zelfverloochening is daar toch wel de grootste kwaliteit die gekoesterd en gekweekt wordt: zo close bij elkaar, zo weinig mogelijk naar buiten, zoals in een contemplatieve orde: daar moet je geen grote ego's voor hebben, anders spat de boel zo uiteen.

Iets in mij herkent zich ten diepste in zo'n leefwijze.  Dus?... Ach, ik zal wel zo als de hoofdpersoon zijn en velen met haar, het boek is een bestseller onder Young Adults: Ik ben Divergent.

Louter het bestaan van zo'n soort boek en dat het een hit is, geeft mij een groot vertrouwen in de jeugd van tegenwoordig.

maandag 6 oktober 2014

Franciscus-feestdagje

Nijmeegs Byzantijns Koor
Ik geniet er altijd van als een dag zich als vanzelf ontvouwt. Als het dan ook nog eens DE feestdag is van de 'Franciscaanse Familie', dat  hoor je ook alleen op deze feestdag, waar mensen elkaar zelfs gaan feliciteren, dan is dat extra leuk. Het was dus 4 oktober, ook Werelddierendag, dankzij Franciscus van Assisi.

Na een ochtenddienst in het klooster, in de zon op een terras met vrijwilligster W., die de dag ervoor tijdens de afwas liet ontvallen, dat ze erover dacht om in te treden. Waarop ik meteen zei: nou, lijkt me niks voor jou, je bent veel te onrustig. Dat noopte om daar langer over door te praten. En in plaats van agenda's te trekken trokken we naar de stad.

'Intreden in een klooster, is maar voor zeer weinigen weggelegd, je doet het omdat je je juist aan niks meer wilt hechten, niet omdat je je wil hechten aan een gemeenschap', zei ik. 'Wat ben je streng', zei ze. Ja, dat heb ik wel meer gehoord. Ik vind helderheid belangrijk. Het is een hele kunst om je eigen motieven en je emoties goed onder ogen te zien en niet vanuit een verwardheid en verknooptheid te handelen: daarmee doe je op den duur alleen jezelf en anderen pijn.

Ik ging vervolgens naar de Waal-strandjes en dat was écht de laatste dag op het zand in de zon.  Ik was voor daarna door W. uitgenodigd om laat op de middag spaghetti bolognese bij haar te eten, om haar vervolgens te horen in het Byzantijnse koor, dat op de eerste zaterdag van de maand de Byzantijnse Mis zingt.

In de kerk van de Carmelieten is daartoe een Russisch -Orthodox altaartje gebouwd, met iconen en kaarslichtjes. Het typische aan deze mis, is dat de priester met de rug toe, in feite verborgen voor het publiek, de rituele handelingen zingt en voltrekt. Dus je ziet glimpen van iemand die op allerlei, voor mij onduidelijke momenten , zijn grote zwarte lange hoofddeksel, met punten tot op het midden van de rug op en af zette. Er wordt meerdere malen van alles bewierookt, iconen aan weerszijden gekust, een rondgang gemaakt  met wierook en een kaars met  het evangelieboek  langs de mensen.

Ik liet het allemaal over me heen komen. En, o, wat is dat mooi! Het koor is zeer prominent aanwezig en zingt bijna voortdurend. De mannen en vrouwen, van sopraan tot diepe bas klinken tezamen als eén stem, met lagen en diepten en zó verlangend.Verlangen dat geen tijd kent: het zingen roept meditatieve tijd op: niet doen en denken, maar verlangend zijn: open en weerloos uitstaan naar...

Er zitten veel lofprijzingen in en er wordt veel in gegroet: wees gegroet... en de taal heet Kerkslavisch, vertelde W. me achteraf. Op het einde verscheen de priester weer even, sprak de zegewens uit en liet ons begeleiden door een paar heiligen. Het laatste woord dat hij uitsprak was: Franciscus van Assisi. De cirkel van de dag was dus ....

En  ik eindigde deze dag, tot in de stilte van de nacht, met een groet aan  Broeder Vuur.

donderdag 2 oktober 2014

Let Her Go

Mike Rosenberg
Zou het een hit zijn? Ik weet het niet, want ik luister nooit naar de radio. Maar vanochtend stond hij ergens aan en toen hoorde ik die ene intrigerende zin van dat liedje waarvan ik me al weken afvraag : Is dat nou waar?  En nu zit die zin  vandaag weer extra in mijn brein. Het is van Passenger  van de cd All the little lights. En de regel gaat als volgt: Only know your lover when you let her go.

Zou dat nou waar zijn?  Soms snap je iemand beter als er afstand is gemaakt. Je ziet ook beter wat voor een betekenis je hechtte aan iemand en dat het wellicht alleen maar jouw eigen hechtingen waren. 'Projectie' heet dat in psychologische termen. Je dicht iemand eigenschappen toe, die wellicht meer bij jezelf passen. Je dacht iemand te begrijpen, maar waarschijnlijk heb je je vergist en begreep je alleen maar jezelf. Dan weet je vooral van die geliefde, dat je helemaal niks wist.

Je laat iemand gaan, terwijl je dat zelf niet wil, zo lijkt de implicatie van deze zin. Dan betekent het ook: je moet iemand laten gaan.  Om pas veel later die geliefde echt te leren kennen. Blijft ze weg, dan weet je definitief wat voor vlees je in de kuip had: dan heb je je echt voorgoed vergist in jezelf, in haar en in wie je dacht dat je samen was: Want jij wou haar aanvankelijk niet laten gaan.  Komt ze terug, dan weet je dat het goed was om haar te laten gaan. Want vasthouden had geen zin. Hoewel je natuurlijk geen keuze had, toen; je kunt iemand niet tegen haar wil vasthouden. Nou, nou, wat een ingewikkeldheden...

... En nu komt het mafste: ik googelde even op de hele songtekst van het liedje. En nu blijkt Mike Rosenberg te zingen: Only know you love her when you've let her go. Dat maak het in ene keer een stuk simpeler. Dan houd je het ook bij jezelf: Dan zeg je: ik laat haar gaan, omdat ik van haar hou. Of ook wel: Nu weet ik hoeveel ik van haar hou, toen ik haar liet gaan. Of ook wel: ik weet nu pas hoeveel ik van haar hou, toen ik haar liet gaan; haar wegstuurde.
Hoe dan ook: het is allemaal: Au.

Heerlijk klusje

Wat is dit een héél erg bevredigend, lollig klusje om gedaan te hebben! In het wijkcentrum zijn er nu aan twee kanten op de glaswanden grote witte letters geplakt. Er komt een jongen binnen met een grote rolkoffer, die uitgeklapt een hele gereedschapskast met materialen bevat, schoonmaakspul, meetlinten etc en hij haalt de letters, al gemaakt op eén grote sticker tevoorschijn, past en meet en plakt het op de ramen.

Daar staat het dan ineens WIJKCENTRUM DE GRONDEL, elke letter zo'n 11 cm hoog,  in het lettertype Berlin Sans FB, de hoofdletters ervan en ik ben helemaal tevreden. Een stevige, duidelijke letter, die toch ook iets gezelligs en speels uitstraalt, zonder zo poezelig te worden. Die zocht ik, uit alle lettertypen die er in Word te vinden zijn. Het heeft iets van macht, om zo de uitstraling van het gebouwtje te bepalen.

Op-en-neer mailen met de graficus: kan de letter niet ietsjes  groter, kan de spatie tussen 'de' en 'Grondel' niet nét wat kleiner? Enzovoort. 'Normaal gesproken maken we foto's van het gebouw, stellen dan letters voor en maken een hele presentatie', zegt de  'plakjongen'. Ook daar ben ik tevreden over. Een béétje laten doorschemeren bij het eerste telefonische contact dat het budget beperkt is.  'Als u denkt dat u het zelf kan uitkiezen en inschatten en we niet hoeven te komen, dan kan dat ook',  zei hij. En toen kwam er een offerte, waarbij ik dacht: Wat goedkoop!

En zo was dit in no time geregeld. Het hoefde niet door het gehele ambtelijke apparaat voor een goedkeuring. Zo'n luttel bedrag. Iedereen in het wijkcentrum vind het tot nu toe helemaal oké. Geen enkel commentaar. En dat is uitzonderlijk. Voordat de 'plakjongen' kwam, werd ik aangespoord om de ramen schoon te maken. 'Ik denk dat dat voor niks is, want ze hebben vast hun eigen schoonmaakmiddel ' zei ik. Hoon was mijn deel: 'Jaja, je hebt er geen zin in!'  Maar ik had gelijk. Perfect. Wat een heerlijk klusje!

woensdag 1 oktober 2014

Ramses

Ik had er één aflevering van op de tv gezien en zag meteen dat het goed was: Ramses, geregisseerd door Michel van Erp; over het leven van Ramses Shaffy in zijn jongere jaren, de tijd dat hij Liesbeth List leerde kennen en Café Chantant begint. Waar List de schrijver Cees Nootenboom leert kennen, en zij het 'eilandmeisje', zoals Ramses haar noemt,  internationaal furore maakt met liederen van Theodorakis en Jacques Brel. Ramses die onderwijl, tijdens hun artistieke scheiding, bijna ten onder gaat aan uitputting, alcohol en drugs.

Nu lag het in de bieb en kon ik alle afleveringen achter elkaar bekijken. Dan komt die levenslust van Ramses en tegelijk zijn destructiviteit wel heel erg binnen. Dat groots en meeslepend willen leven, wars van onechtheid en middelmatigheid. Ergens herken ik wel iets van die felheid, heftigheid en  dynamiek. Alhoewel ik een zeer braaf leven leidt en nog nooit een stickie heb gebruikt. Kennelijk kun je alle kanten op met zo'n innerlijke dynamiek.

In zijn liederen overheerst de levenslust. Nu  kon hij ook alleen maar componeren als hij een beetje boven Jan was: 'Laat me mijn eigen gang maar gaan, ik heb het altijd zo gedaan... De wereld heeft me failliet verklaard... Hoog Sammie, kijk omhoog.' De vogel die zich losvliegt uit de drek.

Dat was zijn gave: Het méé kunnen krijgen van de mensen om hem heen: zijn enthousiasme en charisma. Dat is aanstekelijk. Maar die andere kant., die destructiviteit, het kwetsen van anderen, het stuk maken van gezamenlijkheid,die greep me ook wel aan. Altijd van huis zijn, hij woonde toendertijd met de acteur Joop Admiraal, het bed delend met mannen en vrouwen, Joop die daar kapot aan gaat. 

Ach, het toont me weer dat het leven niet maakbaar is. Tegengestelde polen trekken elkaar aan: het brave meisje uit Vlieland en de bruisende internationale Ramses. De timide, zachte, in zichzelf gekeerde Joop Admiraal en Ramses, wiens probleem is dat hij van iedereen houdt, zegt Joop ergens. Ramses, die zich niet kan binden en tegelijk zegt dat Joop en Liesbeth de belangrijkste mensen voor hem zijn, van wie hij écht houdt.

Wat zocht en vond Ramses bij die tegenpolen? vraag je je dan af. Misschien om uiteindelijk die regels te kunnen zingen: Zing, Vecht, Huil, Bid, Lach Werk en Bewonder.

Het wonder Rothko

Ik ben erg goed in, al zeg ik het zelf, om drukte en geluid buiten me te sluiten. Ik heb er zelfs een sport van gemaakt: de uiterste drukte en mensenmassa opzoeken en zelf tegelijk heel stil zijn, en gewaar blijven van een stilte die ook dan, onder alles rust. Zo ga ik dan bijvoorbeeld in een deinende massa jongeren staan, tijdens Matrix In The Park: discotheek met DJ's en VJ's, gekleurde laserstralen en al, die het hele oppervlakte van het grote Hunerbergpark in  mijn stad beslaat.

Maar gisteren... had ik heel erg graag gewild dat al het geroezemoes en al die pratende mensen om me heen hun mond hielden. Ik was op de tentoonstelling van de schilder Marc Rothko in het Gemeentemuseum in Den Haag. Elk schilderij grijpt je vast.  Ze zijn heftig en mild tegelijk. Gevoelens gaan door je heen, zoals bij het beluisteren van muziek: de hoogte in en de diepte, intens verdriet, intense vreugde en tezamen ontstaat er een soort van verzoening met dit vreemde leven vol losse eindjes  en zeer rafelige randen, dat we allen leiden.

Het grootste wonder van Rothko's schilderijen is,  dat dit gebeurd door louter verf: dat het werkelijk zo is dat materie tot je kan spreken, direct,  en je bij de lurven grijpt. Het is niet de afbeelding, niet een concept erachter, niet licht dat in de duisternis geportreteerd word: het is puur de verf, de kleuren, de lagen op lagen die op het doek zijn aangebracht: de persoon van Rothko, zijn geest, die aanwezig wordt.Of wellicht eerder: de geest die ons allen bezield wordt aanwezig.

In de tentoonstelling zijn twee citaten prominent aanwezig: 'The people who weep before my pictures are having the same religious experience I had, when I painted them.' En tegelijk zegt hij: 'If people want sacred experiences, they will find them there. If they want profane experiences, they'll find those too. I take no sides.'

Zo is het maar net. Hoe je de emoties noemt dat doet er niet toe. De ene noemt ze heilig en de andere niet. Toch noemt Rothko zelf ze wél 'religious'. Mij lijkt dit te verwijzen naar de oerbetekenis van het woord: 'Verbindend'.
Rothko verbindt materie en geest: Elk schilderij is een levende presentie. Wat zou het mooi zijn als het Gemeentemuseum zou besluiten, om een keer in de week het publiek te vragen geen geluid te maken. Dan kunnen zijn schilderijen in de stilte spreken en wordt de ruimte waarin ze zijn gewijdt: Gezegend met al het leven dat er in ons is.