maandag 30 maart 2015

Zwart-blauw-goud-witte jurk

Wat is dat een maffe gewaarwording. Drie van ons zagen een blauw-zwart gestreepte jurk, en twee zagen een goud-wit gestreepte jurk. Precies de verhouding die men wereldwijd op het internet zag. Iedereen was die discussie ontgaan, die kennelijk een hele dag het internet heeft bezig gehouden en wij kwamen erop na de filosofische vaststelling, dat het nu eenmaal zo is, dat niet iedereen hetzelfde ziet en meemaakt bij hetzelfde verschijnsel. 'Net als bij die jurk', zei B.

Uh? ja, dus die jurk. Dus zij googelde de jurk op haar smartphone en duwde de afbeelding voor ieders neus. Wat zie jij? Ja duidelijk, evident: een blauw-zwart gestreepte jurk. Zag ik. En B. ook, en L. ook. Maar toen zag E. het en riep volkomen zeker van haar zaak: ik zie een goud-wit gestreepte jurk! Nee, dat kán niet. En toen bleek G. oók overduidelijk een goud-wit gestreepte jurk te zien.

Dezelfde afbeelding op het mobieltje, met dezelfde lichtval. 'Ik weet ondertussen dat ik 's ochtends een goud-witgestreepte jurk zie en 's avonds altijd zwart-blauw', zei B.  Dat kan dus ook nog. Je vraagt je af of dit alleen maar bij deze jurk kan blijven. Dat kan toch niet? De wereld moet volgepropt zijn met voorwerpen en verschijnselen, die volkomen verschillend worden waargenomen. Alleen weten we dat niet van elkaar.

Er is een wetenschappelijke verklaring voor. Iets met lichtkegeltjes die we verschillend filteren. Wat voor de ene een doffe kleur kan zijn, kan dus voor een andere sprankelen. En kan ook nog eens een andere kleur zijn. Hoe kun je daar nou achter komen? 'Blauw kan voor de ene, de ene kleur zijn en voor een ander, een heel ander en dan kun je het dus wel eens met elkaar zijn, dat je allebei in een blauw huis woont.

Deze gedachte doorgedacht, heeft iets duizelingwekkends. Zo schijnen de meeste mensen te dromen in zwart-wit, ofwel in vele tinten grijs. Wat ik daar nou niet aan snap is, dat je dan toch altijd weet dat je droomt? Die mensen bevinden zich dan toch altijd in een lucide droom? Omdat de 'gewone' wereld tenslotte gekleurd is. Maar zo is het niet. Want de meeste mensen weten nooit in een droom, dát ze dromen. Gek allemaal, heel gek.

Kunst !

In Museum De Fundatie in Zwolle zijn op dit moment twee leuke tentoonstellingen. De ene toont de mega-realistische schilderijen van Tjalf Sparnaay. Ik had ze nog nooit in het echt gezien. Een bakje patat. Een gekookt eitje, half gepeld,  met een zoutvaatje ernaast. Een kroket uit de automatiek. Broodjes gezond, waar de mayonaise, de ui en de tomaat knisperend zacht van het doek afstralen. Een boterham met hagelslag in een transparant papieren zakje, een glazen fles met snoepjes.

Het is meer dan levensgroot en dat roept een gevoel van verwondering op, zoals het werk van Claes Oldenburg. Verwondering voor het hele gewone: al die alledaagse dingen om je heen en het licht dat daardoorheen valt waardoor het gaat spetteren en spatten. En zo letterlijk aangrijpend smakelijk: zin krijgen in die boterham en in zo'n vet frietje met romige mayo.

De andere tentoonstelling heet: In search of meaning. Mensbeelden in globaal perspectief. Een heel verfrissende wijze van kijken, die me hetzelfde plezier gaf als wanneer ik in het Tropenmuseum in Amsterdam loop. Omdat er zoveel verschillende soorten kunstenaars aan bod kwamen, met hun eigen visie wat belangwekkend is als je mens bent. Lidy Jacobs focust op het belang van knuffelbaarheid en erotiek: wie ben je als je nooit bent aangeraakt ? Berlinde de Bruyckere laat op haar beurt het broze en kwetsbare van het menselijk lichaam zien.

Ik vond het mooi dat levensbeschouwing die zich van oudsher met zingeving en mensbeelden heeft bezig gehouden, zijdelings een rol meespeelde. De kunstenaar Antony Gormley, bijvoorbeeld , van huis uit katholiek, beoefent al drie jaar vipassana-mediatie in India en maakte een menselijk figuur van wervelende draden. De ervaring dat de grenzen van je lichaam oplossen en je één wordt met je omgeving wordt zo zichtbaar en voelbaar. De Indiër Riyas Komu is moslim en maakt beelden waar hij verschillende leefsferen met elkaar in contact brengt. Er stond een intrigerend beeld van een betonnen katholieke Jezus, leunend tegen een groot houten voetballend been, dat weer verankerd was in beton, waar je zowel de ster van het communisme en de Amerikaanse vlag bij kon associëren.

Enzovoort... Ik geloof dat ik de wereld zonder Kunst maar een kale en doodse bedoening zou vinden. Dit jaar is er weer Biennale in Venetië. Nu al kan ik voorgenieten om weer op ontdekkingstocht en dwaaltocht gaan, zowel in die kunst als in Venetië.

donderdag 26 maart 2015

Weerwater

Als ik inwoner was van Almere, dan zou ik er helemaal niet blij mee zijn: met de roman Weerwater die Renate Dorrestein erover heeft geschreven. Op uitnodiging van de stad Almere is ze er een jaar author in residence geweest. Mij lijkt het dat je dan hoopt dat iemands fantasie en verbeeldingskracht over Almere en haar omgeving, de stad opstuwt naar nieuwe horizonnen, dat je geïnspireerd kan raken door onvermoede vergezichten of anders diepe ervaringen en belevingen die je in Almere kunt opdoen.

Maar nee, dat gebeurd allemaal niet in deze roman. Dorrestein is, als zichzelve, een van de hoofdfiguren. Ze gaat naar Almere om daar inderdaad een huisje te betrekken, voor een jaar en dan ontstaat er noodweer en de volgende dag is er een verzengende hitte en blijkt Almere omgeven te zijn door een dikke cirkel van mist en iedereen die daardoorheen wil, gaat dood.

Een ware onheilsroman, dus. De overgeblevenen zijn  vooral veel vrouwen, want de mannen waren als forensen elders aan het werk. En de overgebleven mannen zijn de gedetineerden van de gevangenis, aldaar.  Men denkt dat de wereld is vergaan en ze de enige overlevenden zijn. Ik vond het volstrekt ongeloofwaardig. Als ik mij voorstel niet uit mijn stad meer te kunnen, geen elektriciteit meer te hebben en dus geen contact met de buitenwereld kan maken, dan zou ik allereerst blijven hopen, dat er elders in Nederland hetzelfde aan de hand kan zijn: waaruit zou ik kunnen concluderen dat de wereld verder als geheel vergaan is?

Dus de vrouwen spreiden vooral hun benen, om zwanger te kunnen worden van de mannen, die als dekhengsten altijd beschikbaar moeten zijn, de ex-gedetineerden worden uitgeroepen tot clanhoofden, de hele bevolking, ongeveer 5000 mensen worden opgedeeld in groepen die je Naaste Familie wordt. En Dorrestein scharrelt daar als schrijfster rond, die op het overgebleven pen en papier nu de nieuwe kronieken moet gaan opschrijven, in plaats van een roman.

Tijdens lezing, je leest het boek in een paar uur uit, dacht ik telkens: kan er niet ergens een blokfluit klinken? Is er nou niemand die uit al die leegstaande huizen een muziekinstrument haalt? En waarom worden alle boeken verbrand, door die gedetineerden, die te lui zijn om brandhout te sprokkelen? Maar nee, Almere bestaat statistisch gezien uit veel MBO-ers en SBS-6-kijkers, meldt Dorrestein zelf in het boek, en er zijn 3 PVV-ers die mede de dienst uitmaken.

Ik zag mezelf, die ene, halve middag weer in Almere rondlopen. Ik dacht toen: dit is het einde van de wereld, en ben snel weer de trein ingestapt op weg naar Amsterdam. Zo'n gevoel moet ook aan de wieg gestaan hebben van Weerwater. Sneu: ik gun elke middelbare scholier in Almere, die het boek gratis in e-boekversie kan verkrijgen, meldt ze in het nawoord,  een veel fijner en hoopgevender boek.  Hier leer je niks van. Behalve dat je zo snel mogelijk uit Almere moet vertrekken.

woensdag 25 maart 2015

Rare wezens

Mensen zijn toch rare, rare wezens. Richting de ene, de donkere kant, kun je daarvan huiveren: mensen die altijd het donkere en zwarte zien, hoezeer je ook tegen hen in praat, welke gebaren of gestes je ook maakt om hen vertrouwen te geven, een vaste bodem onder hun voeten: ze zakken weg in een moeras van wantrouwen, bedrog, complotten die ze vermoeden. Omdat ze de wereld en de mensen om hen heen niet als betrouwbaar kunnen ervaren, zijn ze dat zelf ook nooit: ze beloven dingen die ze niet na kunnen komen, verdwijnen uit het contact en verschijnen weer en verdwijnen.

Zo'n wijze van doen kan erfelijk zijn. Niet genetisch maar door kopieergedrag: wie geen betrouwbare mensen heeft gekend als kind, zal zelf volwassen niet gauw de aansporing of de uitnodiging ervaren om zélf wel betrouwbaar te zijn. Want dat vraagt trainen, trainen, trainen: ondanks je eerste impulsen en gevoelens zul je moeten leren daarover heen te kijken.  Boven je kleine ik uit te stijgen en reiken naar dat andere verlangen: blijvende warme en trouwe verbintenissen om je heen.

Elke verbintenis telt twee mensen, waarvan jij de ene helft bent. En verbintenissen zijn er in talrijke hoedanigheden. Van vriendschapsband naar liefdesband. Van ouder-en kind-band naar zusterbanden, broederschappen, van collega's naar  huisgenoten naar.... enzovoort. Zo zijn er vele kanten in jezelf die je al dan niet ontwikkelen kan.

Mijn  nieuwste verwondering van het rariteitenkabinet dat de soort mens is, geldt nu eens richting de lichte kant. Hoe ziet het leven eruit als je nauwelijks een zelfbesef hebt? Als je volkomen gericht bent op anderen, als je bij alles wat je onderneemt geen consument wilt zijn, maar het liefst iets constructiefs wilt bijdragen? Als je dus ook nauwelijks het verlangen hebt om iets of iemand vooral voor jezelf te willen 'hebben'? Iets in je blijft dan de onschuld zelve...

I was a stranger in my own skin
7 layers grace and wearing thin
I was a stranger in my own skin
7 layers I've been hiding in.

Er is een aloude oproep om 'pelgrim en vreemdeling' te zijn in het leven. Het houdt je licht, je reist licht, je beweegt je licht voort in het leven. Tegelijkertijd wijst dit liedje van Dotan dat er ook laagjes kunnen zijn waarin je jezelf verbergt. Maar dan moet er eerst een zelfbesef zijn, dat je wilt verbergen.

Klonen

Parks and Recreations
'Maart roert zijn staart': dat is het dit jaar voor mij wel in alle opzichten. De ene dag wandel je op een zonnige Posbank, die zich liet aanzien als een duinlandschap omdat er op alle windstille plekjes mensen aan het zonnen en picknicken waren en denk je wel weer boven jan te zijn, wat grieperigheid betreft. Om vervolgens twee dagen later toch weer onderuit te gaan en pas op het einde van de dag besluit tot een hete douche en dan toch maar languit in bed.

Coma-kijken heet dat, geloof ik:achterelkaar door een serie afspelen, maar omdat ik al al half in coma was van de grieperigheid,  gaf deze serie mij elke keer weer wat adrenaline: Orphan Black , een tip van oppaskind E. Tips maken me altijd nieuwsgierig, ook naar het waarom van degene die de tip geeft. Deze serie is heel thriller-achtig,  maar de pleegbroer van de hoofdpersoon, een nicht van de bovenste plank die trouw, vastberaden en humoristisch alles wat vreemd is tot normale proportie terugbrengt, houdt de kijkervaring licht.

Want vreemd is de serie wel. Je zult  er maar achter komen dat je onderdeel bent van een wetenschappelijk experiment en dat er meerdere klonen van jezelf rondlopen. Dat je gemonitord wordt en dat je sommige klonen ook beter leert kennen. Eerlijk gezegd zou iets in mij dat wel razend interressant vinden. Ik kan heel benieuwd zijn naar meerdere versies van mezelf.

Een andere kijkervaring die ik zonder tip, ditmaal van nichtje V., nooit tot mij had genomen, is Parcs and Recreations. Als ik de begintune hoor, raak ik al in een goed humeur. Je volgt Leslie Nope en haar collega's, die in een provinciestadje de afdeling 'Parcs and Recreations' (dus) runnen. Het grappige is dat je als kijker met een schuin oog erin wordt betrokken. Dan meldt een van de types haar of zijn eigen beweegredenen en wat deze vindt van de anderen.

Leslie Nope is een mengeling van ambitieus, vrolijk, intelligent, een beetje erg naief soms en altijd het goede willend. En dat dan in een voor mij herkenbare omgeving van kleinsteedse ambtenarij: fijn je eigen ding doen, willen groeien en bloeien, maar ook gebonden zijn aan de grillen en grollen van de regels en de mensen om je heen. Die Lelie Nope zou een van de kloon-versies van mezelf kunnen zijn. Evenals Cosmina, in Orphan Black: een onderzoekster in de microbiologie, op zoek naar het geheim van zichzelf.

zaterdag 21 maart 2015

Blauwe levensles

Hè, voelde ik me eindelijk weer kiplekker, die nare griep van december, zeurde lang na, je wordt ouder, zomaar weer helemaal fit lijkt er niet meer in te zitten... of toch wel? ... ja! En prompt de dag erop greep een verkoudheid, keelpijn en algemene griepverschijnselen me weer bij de lurven. Te gezond om daar echt voor in bed te gaan liggen, maar te gammel om werkelijk iets te ondernemen.

Rillerig, spierpijn, de bekende verschijnselen, terwijl je wilt dat alles het gewoon soepeltjes doet, dat je ergens komt. Nu is hier niks aan te doen. Maar ik heb wel besloten om me nergens te tergen of te vermoeien waar het niet nodig is. In concreto: het was zo leuk geweest om die grote puzzel van 1500 stukjes van de Annunciatie van Fra Angelico, waar ik de winter mee door ben gekomen, nu de lente is aangevangen, af te hebben. Dat is-ie ook bijna. Maar weer stokt alles bij het blauw.

Eerder was dat het blauw van Venetiaans water en de luchten, nu is het blauw Maria's japponneke. De hele puzzel is af, op dat kleine gedeelte na. Ik heb er al eens een uurtje ofzo (laat ik niet overdrijven, ik had bijna uren getypt) op  zitten zwoegen. Mezelf toesprekend: nou doorzetten, niet zo slap zijn, gewoon puzzelstukje voor stukje, dan komt het vanzelf goed.

Tenslotte is dat zo'n levenswijsheid die in het algemeen wel werkt: stapje voor stapje, meer kan een dag, een uur, een moment niet verdragen en vragen, meer is er niet. Maar nee, de wijsheid helpt niet bij dit laatste stuk van deze grote puzzel.

Het genoegen van puzzelen is voor mij vergelijkbaar met wandelen: je bent bezig, elke keer zie je wat anders, en bij puzzelen kan ik me mateloos verwonderen over de werking van je brein. Soms pak je, gedachteloos, lijkt het, een stukje uit de grote hoop en je past het perfect waar het wezen moet. Soms wil het even niet lukken, je stopt ermee en de keer daarop leg je , met wat schuiven en draaien  moeiteloos stukken aaneen. Met puzzelen maak je altijd weer ergens vooruitgang, zoals een wandeling in de natuur je ook ergens brengt: en je hoofd wordt er onderwijl heel leeg van.

Behalve bij het blauw. Ik beschouw dat blauw nu maar als die weer plotseling opgekomen griepvirus. Dat is een besluit. Om mezelf niet op te zadelen met nodeloze opdrachten en vermaningen, over uithoudingsvermogen moeten hebben en dergelijke. Ik ga toch ook niet voor mijn plezier in een stinkend, rottig landschap wandelen? Ik breng gewoon al dat blauw weer een beetje hobbelig bij elkaar en dan is de puzzel klaar,  zij het niet perfect. Precies zoals het leven zelf tenslotte ook is.

donderdag 19 maart 2015

Nee en Ja

Ik ben, helaas, denk ik weleens, het type dat altijd kijkt naar het halfvolle glas en niet naar het halflege glas. Helaas, omdat ik me daarmee ook gauw tevreden stel, met iets wat er maar half is. Dan blijf je ook aansukkelen en aanmodderen. Want sommige dingen kunnen er alleen maar helemaal zijn, volledig, zoals je ook niet een beetje zwanger kan zijn.

Dan is kijken naar het halflege glas, veel beter. 'Nee' leren zeggen tegen halfslachtigheid, tegen mensen die hun eigen spel met je spelen, zonder dat zelf meestal door te hebben. Niet kijken naar hun goede intenties (het half volle glas), maar naar dat wat dat doet met jezelf: je wordt uitgehold, zonder aanzien van je persoon raast iemand over en langs je heen. Heel erg een halfleeg glas, dus.

'Nee' leren zeggen: en dan tegelijk op een dieper niveau, toch altijd ook '
Ja'. Nooit opgeven en blijven hopen dat iemand ooit in volle glorie voor je zal verschijnen, dat de wereld een mooiere en betere plek kan worden, dan het nu is. Bij dat Ja, horen andere woorden en beweegredenen: die van het geduld, in stilte blijven waarnemen en alles zo een samenhang geven en dat zo ervaren.

De wereld vol veelzijdige vormen
is voortdurend in beweging
een wind steekt op
alle kleuren van de regenboog ontvangen adem
zoals de wieken van een windmolentje in de zon
niks verwaait
alles heeft samenhang
draait rondom de eigen as,
de kern, de pit,
het witte licht in ons.
Dank.

woensdag 18 maart 2015

(Niet) luisteren staat vrij

Ds. Van der Kaaij
Voor mij mag de zomertijd beginnen. Want ik word als vanzelf al een uur eerder wakker dan ik bedoeld heb, omdat de dageraad al gloort. Dus ik had de tijd om uitgebreid de krant te lezen,alvorens naar mijn werk te vertrekken. Boeddha met koptelefoon goed voor cel en dwangarbeid, luidde een kop. Een Nieuw Zeelander en twee Birmezen, hebben 2,5 jaar celstraf gekregen omdat ze een flyer op Facebook hadden gezet, een blauwe Boeddha met koptelefoon en een kleurige achtergrond, voor een feestje in een hippe bar in Rangoon in Birma. Radicale monniken houden er haatpreken tegen moslims en bij religieuze rellen zijn er de laatste jaren tientallen mensen omgekomen.

In dezelfde Trouw een klein bericht met de kop: Van der Kaaij mag tot 13 juni niet preken. Het betreft die predikant die een boek heeft geschreven De ongemakkelijke waarheid van het christendom waar hij betoogt dat Jezus nooit als historisch persoon heeft bestaan. Ook hiervan moet ik diep zuchten. Waar blijft de vrijheid van meningsuiting in de kerken? Waarom mag een regionale kerkvergadering iemand tijdelijk schorsen?

Ik geloof er allemaal niks meer van: Dat hierarchie hoort bij religie. Zolang Edward van der Kaaij luisteraars heeft voor zijn preken, wanneer men zich in goede handen voelt wanneer hij voorgaat en mensen begeleidt: laat hij daar alsjeblieft mee door kunnen gaan! Als er nou iemand sterft binnen zijn gemeente (ik noem maar wat) en de familie wil graag dat hij de uitvaart verzorgt, zou hij dat nu dan niet meer mogen en kunnen?  Drie maanden bedoelt als afkoelingsperiode. Uuh? Wie weg wil blijven, laat die dat doen, koel af, maar verbiedt en beperk iemands bewegingsruimte niet.

Men is zo bang, binnen de religies en ook binnen de democratie, zo bang. En alles is volkomen willekeurig. Het vrije westen moet en mag Allah en de profeet uitgebreid afbeelden, al is dit in de Islam een religieus verbod.Een Boeddha mag niet met een koptelefoon worden afgebeeld, maar wel uitgebreid te koop zijn, in tuincentra tot slingerend, op zijn kop en op de grond, rondom de schappen van de Action. De communie mag niet uitgedeeld worden aan homo's , ongedoopten, protestanten enzovoort, terwijl de kern van een maaltijd toch is dat we allen graag aan tafel worden uitgenodigd.

In de Franciscaanse leesgroep heeft zich een nieuw lid gemeld. Zij meldt een dag later dat ze meer humanist is dan christen en stelt de retorische vraag dat ze aanneemt dat dit geen probleem hoeft te zijn voor verdieping in deze groep. Natuurlijk is dat geen probleem! Laat mensen alsjeblieft samen op weg gaan met elkaar, leren van elkaars verschillen en op zoek gaan naar wat verbindt: dan zal de dageraad gaan gloren.

maandag 16 maart 2015

Project in Zutphen

'Nou, we zijn wel op stand geraakt', zei iemand van de projectgroep. We zaten voor het eerst in een heel mooie bed&breakfast Die Schuyt in Zutphen, ooit het oude veerhuis, aan de oever, met uitzicht op de St Walburgiskerk en het architectonische mooi ontworpen stadhuis; moderne vormgeving die helemaal organisch past in het oude Zutphen. Voor mij is het een rib uit mijn portemonnee, maar ik heb het er graag voor over.

Je moet weleens met de tijd meegaan. Iedereen woont ondertussen verspreid over heel het land, en de hele ontmoeting proppen op één dag, vond ik zelf onbevredigend. Er is dan een tijdsdruk: je wilt graag dat iedereen aan bod komt, maar je wilt niet 'het rijtje af', zo van 'en nou jij!', je wilt graag gedachten-uitwisseling, je noemde jezelf toch niet voor niks, ooit, bijna 30 jaar geleden, 'Is bidden zinvol?' Het gaat tenslotte toch niet om de weetjes en de feitjes van elkaar.

Een overnachting erin, maakt alles goed. De tijd kan zich rekken en dat deed die. Het ging onder andere, over het verhaal van Jacobs gevecht  met de engel. Zo is dat verhaal in de traditie gaan heten. In het eerste boek van de bijbel ( Gen.32: 22-32) staat daarover dat Jacob eerst zijn familie helpt bij de oversteek op een doorwaadbare plaats en dat hij daarna op de oever alleen  achterblijft en er iemand verschijnt waarmee hij worstelt tot de dageraad. Al denkend, aan de oever van de IJssel, kwamen we erachter:  het gaat niet zozeer over de overtocht, het heen-en-terug van Jacob, maar om die worsteling.

Op de Rembrandt-tentoonstelling in het Rijksmuseum hangt Jacob met de engel. Het is zo'n intens schilderij. Je ziet Jacob  in iets wat ook op een omarming lijkt, op een dans. Ik kan me voorstellen, dat die worsteling, dat aangeraakt zijn, door iets/iemand die niet van deze wereld is, een boodschapper van God?, het voortdurend op de grens staan tussen het gewone dagelijkse, de bijna-sleur en het uitzonderlijke, je ook teveel kan worden.

De engel ontwricht de heup van Jacob, maar Jacob wint de strijd en laat de andere gaan, op voorwaarde dat hij gezegend wordt: Jacob wacht op de zegen. Dat is waarnaar je intens kan verlangen in het leven: de zegen: gezegend worden. Door wie? ... Door anderen. En ook door wat niet benoembaar is: door het goddelijke, God, de Eeuwige, het Leven, het Licht. Wanneer de zegening niet ervaren en gevoeld kan worden, dan blijft de strijd over.

Een gevecht waarvan je soms alleen maar kan hopen, dat er vrede uit zal ontspringen. Loslaten om gezegend te kunnen worden: dat is een mooie, maar soms ook intens droevige, dynamiek.

donderdag 12 maart 2015

Iets bijzonders maken

Ik las I.M. van Connie Palmen over. Als vanzelf begon ik streepjes te zetten in de kantlijn; de geschiedenis van een liefde in een notendop. Hoe merkwaardig, bedacht ik me nu pas. De geschiedenis verteld vanuit het einde. De dood  maakt de verteller tot de overwinnaar. Haar perspectief is absoluut geworden, ze heeft geen nederlaag geleden in deze liefde: zij is niet verlaten door hem, want de dood heeft hen uit elkaar gehaald.

Dus dit is wat je ziet van hem: Het is me van meet af aan duidelijk dat het leven van Ischa draait om die volstrekt afwezige, onbereikbare vader en moeder en dat Tas de belangrijkste aanwezige man in zijn leven is. (Tas is de psycholoog naar wie hij wekelijks toe gaat).

We zullen wel moeten, zeg ik (er iets bijzonders van maken) en dan lacht hij al die angst de nacht in.

Hoe hij vluchtig maar dwangmatig controleert of het tafelblad schoon is.

(Een kind ligt tegen zijn moeder aangeleund) Zo heb ik me het leven als kind voorgesteld, zegt hij even later. Ik dacht als ik zo tegen iemand aan kan liggen, dat ik dan gelukkig zou zijn.

Want hij weet nog niet of hij zichzelf kan vertrouwen, hij weet nog niet zeker of wij toekomst hebben en er niet gebeurd wat er tot nu toe gebeurde, dat hij het op een dag voor gezien houdt.

Het enige wat ik van hem wil weten is waarom hetzelfde zich steeds herhaalde, waarom hij geen inzicht verworven heeft in de structuur van verlating.

Hoe vindt je het bij mij ?: Dat zal ik je precies zeggen: ik ga heen en weer tussen totale verzaliging en tomeloze paniek.

De paniek en de angst hebben nooit kunnen winnen, want Ischa ging dood. Hoe was het geweest als hij was blijven leven? Was Connie Palmen dan toch één van de velen geworden? Dan was er wellicht nooit een heel boek over hem verschenen. Dan had ze hem verwerkt in een van haar personages, zoals ze in  haar eerste boek De Wetten, zeven minnaars tevoorschijn tovert, geassembleerd uit meerdere mensen.

En wat had Ischa gedaan? Had hij haar uitgegumd uit zijn bestaan? Had de woede en de angst in hem gewonnen en had hij haar vilein gefileerd als 'Het Filosoofje' in zijn column De Dikke Man? Of hadden ze, ook nu nog, lang en gelukkig geleefd? Het is het open einde van de verbeelding. Alleen maar voorbehouden aan de levenden.

Dragelijk?

Wat is het toch vreselijk om het van zo dichtbij mee te maken. J, vertelde dat ze erachter is gekomen dat haar overleden man, hun pleegdochter jarenlang heeft misbruikt. Ze had al eens verteld, dat ze  een doos vol pornoboekjes in de kast had gevonden. Dat ze met zoveel puzzelstukjes zat en dat ze eraan kapot ging dat ze het hem niet meer kon vragen. 'Het wordt nu allemaal helderder', zei ze. 'Nu vallen er allemaal kwartjes.' Een schrale troost.

Ze is zo'n gevoelige ziel. Vroeger als kind zelf verstoten door haar ouders. Opgevoed door een liefhebbende pleegmoeder.Het eerste heeft haar diep onzeker gemaakt. Maar het tweede heeft haar de kracht gegeven om naar het goede te kijken. Plus de diepe wens om zelf  'goed' te willen zijn voor anderen. Zo wilde ze M. in huis opnemen. Wanneer ze dat niet gedaan had, dan had die naar een tehuis gemoeten.

'Wat ik van mijn pleegmoeder heb gekregen, dat wilde ik haar ook geven', zei ze. En nu dit. Elke donderdag was J.  buitenshuis geweest en ergens had ze wel een vermoeden, zegt ze nu. Ze had zo vaak aan M. gevraagd, of ze iets te vertellen had, of er gekke dingen  gebeurden. Maar M. zei altijd dat alles oké was. Nu blijkt dat P. haar gedreigd had, natuurlijk. Als ze er ooit wat van zou zeggen, dat zou ze uit huis gezet worden. 'Als ik het geweten had, had ik hem meteen aangegeven', zegt J. nu.

J. is altijd bezig met spulletjes hier, en spulletjes daar. Ze bewaart dingen van heel vroeger. Ik herken dat wel. Ze herschikt het en geeft het zo telkens weer een nieuwe betekenis. Nu had ze in haar sierradendoos gekeken. Ze vond een oude ring van haarzelf en het gouden Boeddha-hangertje van P. Die ga ik aan M. geven, had ze gedacht. Want M. heeft net een nieuwe baby. Wat had het mooi kunnen zijn om zo dit levensmoment te markeren.

Dus ze haalde ze tevoorschijn. En toen barstte M. in huilen uit: die ring die neem ik heel graag aan, maar het Boeddha-beeldje wil ik niet! Zo was alles er ineens uitgekomen. Ook de man van M. weet het nu pas. En haar hele schoonfamilie. Niemand neemt, gelukkig, J. wat kwalijk. 'We laten ons er niet onder krijgen, we gaan er samen doorheen!' Dat is meer dan schrale troost. Dat maakt het leven dragelijk, omdat je elkaar draagt. Ik hoop dat dit voor J. genoeg zal zijn.

woensdag 11 maart 2015

Ik wil bij de revue

Ik snap niet dat het niet overladen is met prijzen: de tv-serie Moeder ik wil bij de revue die omroep Max in 2012 produceerde. Joop van der Ende heeft er wel een musical van gemaakt. Nou, die heeft het dan gemakkelijk gehad. Hij kwam in een gespreid bedje, want uit het niks is daar die hele wereld van de Vijftiger jaren, plus een verhaal met emotionele gelaagdheid geschapen.

Alle thema's uit die tijd komen aan bod: het platteland tegenover de stad, in de personen van de zoon van de kolenboer, Bob Somers die naar de stad trekt en bij de revue wilt, en zijn vader die hem dat kwalijk neemt en hem niet meer wil zien.

De opkomst van de elektrische apparaten via de winkel van de familie Van Woerkom op wiens dochter Jeanette, Bob verliefd wordt. Op tedere wijze wordt het goede huwelijk van haar ouders neergezet: zij, geweldig gespeeld door Annet Malherbe, test alle nieuwe snufjes in haar huishouden, ze hebben er erge lol in. De eerste tv, de stofzuiger, een scheerapparaat., krulspelden, een broodrooster, een eierkoker.

De gegoede burgerij, de middenstand tegenover de wereld van de artiesten en de revue. Dat dit een schandelijke wereld was, die een man geen zekerheid kon geven en hij immers, moet het brood op de plank brengen. De vrouwenemancipatie: de wet dat vrouwen handelingsbekwaam werden. Schoevers, dé enige opleiding tot secretaresse voor een vrouw om verder te komen, maar dan moet je niet zwanger raken. En dan de Tupperware-party als inkomstenbron, of emigreren naar Amerika, het land van alle mogelijkheden.

Ik kom niet uit de vijftiger jaren, maar realiseerde me ineens dat een vriendin van de middelbare school wel vanuit die tijd is opgevoed. Die wilde naar Schoevers, deed aan Tupperware en droomde van Amerika. Ik kon toen niet goed aangeven waarom ik niet met haar zo'n Tupperware-feestje wilde organiseren. Want ik vond het wél leuk om al die plastic bakjes en bekers en snufjes die uit de dozen kwamen uitgebreid te bekijken.

Kortom: een heerlijke serie, rondom liedjes die door Wim Sonneveld bekend zijn geworden. Heel, knap hoe elke aflevering begint met een liedje en daarin het verhaal versneld verteld wordt. Van Bob en zijn liefje Jeanette, zijn groei in de revue. Alles klopt er, tot in de kleinste rekwisieten, alles is met zorg samengesteld. Ik kwam twee avonden helemaal vanzelf in een heel goed humeur.

dinsdag 10 maart 2015

Psalm 69

Het was weer tijd voor de Psalmenmeditatie. Psalm 69 was aan de beurt. Misschien wel een van de heftigste psalmen, waar wanhoop en verdriet uitgezongen wordt. Hij begint zo:

Red mij, God,
het water staat aan mijn lippen,
ik zink weg in bodemloos slijk
en vind geen grond voor mijn voeten,
ik ben in diep water geraakt,
de stroom sleurt mij mee.

Poeh. Aan wie is dit gevoel onbekend? Ik denk dat iedereen dit weleens zo ervaren heeft. Alleen leven we in een maatschappij die ons telkens maar aanspoort om alleen onze successsen te melden. We moeten actief zijn, veel produceren, inspireren, aan moedigen, energie hebben en onszelf elk moment van de dag waar maken.

Dan kan het een opluchting zijn om deze woorden te horen, te lezen, uit te spreken. Dat we ruimte maken en vragen voor het zwakke en breekbare en broze in ons.
In deze psalm wordt wanhoop en onvermogen niet verbannen naar de kelders van ons bestaan, het donkere in. Maar het wordt aan het licht gebracht: de psalmist brengt het bij het licht. Zo onstaat er ruimte voor heel de mens. Voor alles wat we zij en wie we zijn.

Wat we niet kunnen, hoort evenzeer bij ons, als ons scheppend vermogen: deze regel had ik wel tien keer willen herhalen. Het is iets wat ik tegen al die mensen zou willen zeggen, die zich almaar alleen maar sterk en onkwetsbaar willen voordoen: Kom! Laat je zelf zien en vinden.

Want in deze psalm zitten ook die mooie regels die in deze tijd van het vasten, voor Pasen, steeds maar als aanhef in de kloosters wordt gezongen:

Heer, verhoor mij, gij mild in ontferming
Zie mij aan in uw mateloos erbarmen.

We kunnen alleen maar aan God vragen, wat we ook aan onszelf en aan elkaar vragen. In de nieuwste vertaling is het dan:

Antwoord mij, je bent genadig en goed
keer je tot mij, zie mij in erbarmen aan.

God nabij laten zijn is hetzelfde als een ander mens nabij laten zijn. Zelf nabij willen zijn. Zo kunnen we herademen en elkaar een thuis geven.

maandag 9 maart 2015

Larpen

Ik liep eens in de bossen in de Veluwe en hoorde ineens een geschreeuw en een geroep en gekletter.Van zwaarden, zo bleek: er liepen jonkvrouwen rond in middeleeuwse kleding, ridders in harnassen, schildknapen. Rondom een boom was een soort van nederzetting gebouwd van planken en takken. Ik bevond me plotseling in een levend toneel en het vreemde was dat iedereen me volkomen negeerde. Alsof ik er niet was. Geen groet, ook geen wegkijken: helemaal niks. Ze gingen gewoon hun eigen gang.

Een jaar geleden ofzo kwam ik erachter dat dit 'larpen' heet. De vriend van oppaskind E., 26 jaar , doet er ook aan. In zijn dagelijks leven een student in de scheikunde , maar in zijn vrije tijd verplaatst hij zich in een middeleeuws karakter en besteedt zijn vrije weekenden, ergens in de natuur en begeeft hij zich in een spel, dat in grote lijnen tevoren door anderen van de groep geschetst is, maar actueel wordt door wat een ieder ter plekke doet.

Intrigerend toch. Je hebt middeleeuwse markten waar een ieder alles kan aanschaffen wat bij die tijd hoort. Ik ben daar ook weleens geweest. Bijna iedereen loopt rond in middeleeuwse kleding en speelt zijn of haar rol met volle overtuiging. Van pestlijder tot kloosterling. Van ridder tot tovenares of genezeres of waarzegger. Van koopvrouw tot jonkvrouw. Van koning tot beul. Enzovoort. Veel mensen hebben, naast alle second-lives op internet, ook een personage in het semi-real life.
Larpen is de afkorting van live action role playing game.

Het lijkt mij meer dan een escape: het is een oefening om via een omweg andere kanten van jezelf te ontdekken en uit te proberen. En ook te verdwijnen uit deze moderne tijd waar alles onder controle lijkt, vol comfort. Gisteren las ik in één ruk het young-adult boek Saeculum van de Duitse Ursula Poznanski. De titel, het Latijns voor 'eeuw', is de naam van zo'n spelersgroep, die in een Pinksterweekend bij elkaar komt om zich consequent in de 14e eeuw te wanen. Nieuwkomer Bastiaan blijkt zijn bril niet mee te mogen nemen.

Het was een aparte leeservaring. Zo'n boek gedurende die heerlijke dag in de tuin; met mijn stoeltje de lentezon volgend en je koesteren in de warmte. Het verhaal bevatte thriller-achtige elementen, waar de perspectieven van bijgeloof en nuchter verstand steeds met elkaar in gesprek waren. Ik voelde me terug in mijn kindertijd: toen ik ademloos de boeken van Enid Blyton las, van de club van Vijf. Die maakten ook spannende avonturen mee, vaak ook in de natuur. Ze raakten bijvoorbeeld opgesloten in een grot en hadden tegelijk het vermoeden dat iemand ze dat aandeed en ze niet alleen waren. Zo was het in dit boek.

zaterdag 7 maart 2015

Lente-zee

Dat is wel de lente inluiden: een hele klikobak vol gesnoeide takjes en twijgen, terwijl een merelpaar op-en-neer wipt, de musjes kwetteren en de paarse krokussen voluit bloeien. En dan ook nog eens, na me warm gewerkt te hebben, voor het eerst weer op mijn campingstoeltje in de zon lezen: Schrijver van de Noor Karl Ove Knausgard. Deel 5 van zijn autobiografische roman. Alweer terug in de herkenbare studententijd, zoals in Heimat 2 en je realiseren hoe oud je bent geworden...

Ondertussen ontwaak ik sinds een week, me wanend op het strand, aan zee, met een blauwe lucht: Vier  kindertjes speelden daar anderhalve eeuw geleden met een bootje , op een schilderij van Jozeph Israëls. Wat de moderne computertechniek toch mogelijk maakt: een kleed, nu tegen de muur,  dat ik ook op bed kon leggen of anderszins, waar dat hele schilderij in al die mooie tinten op afgedrukt is. Gekregen van vriend E., die het weer won bij de Bankgiro loterij; zo leer je genieten van Nederland.

In mijn doos vol gespaarde ansichtkaarten van vrouwen vond ik dat andere schilderij-aan-zee terug, dat een lievelingsschilderij was van mij en ook van vriendin W. die daar een poster van had hangen in haar studentenkamer, de ansichtkaart stuurde ze me jaren later op:  Twee vrouwen in witte jurken wandelen langs de zeelijn, van P.S Kroyer (1851-1909) . Het is het strand van Skagen in Denemarken.

Met het boekenweekthema 'Waanzin', heb ik ondertussen niks. Ik ervaar teveel waanzin om me heen, wie niet, met IS en anderszins? Het brein van mensen laat zich niet zo makkelijk leiden in goede banen. 'Waanzin' heeft haar eigen logica, geloof ik, en ik ken de verleiding en de aanzuigkracht om daarmee op pad te gaan. Dat mag niet meer van mezelf.

Ik richt mijn aandacht: Een tuintje met vogeltjes. Pootje baden op het strand. Lentezon op je gezicht. Warme chocolademelk maken en met kleine teugjes opdrinken. Een zoet lentestamppotje met raapstelen, zo losgetrokken uit de aarde, het zand kleeft nog aan de haarworteltjes. Klein geluk:' Zee zijn met de zee', zingt Toon Hermans. Dit is meer dan genoeglijk.

donderdag 5 maart 2015

Suzanne, Eric Love, e.a.

Ik kreeg er een brok in mijn keel van. Toen ik op het einde van de gelijknamige film van de jonge Franse regisseuse Katell Quillévéré, het lied Suzanne hoorde van Leonard Cohen. In de uitvoering van Nina Simone, uit 1969, zag ik in de aftiteling. Nooit eerder waren de woorden zo raadselachtig en zo betoverend tegelijk. Zo intens verdrietig en zoekend, ook. Naar wat?

Wie iets begrijpt van het menselijk leven, mag het zeggen. Het is vaak zo ongerijmd: gevoelens en verlangens gaan hun onverzettelijke weg en trekken zich niks aan van wat verstandig is.... Mensen zijn destructief, zonder dat te kunnen keren: ze richten verwoesting aan bij zichzelf en bij anderen. Tegelijkertijd zie ik ze verlangen, hopen en dat ook weer : Tegen beter weten in. We lijken een kruid dat koppig doorgroeit, zich niet klein laat maken,  met groeiprogramma's in onze genen waaraan we zelf niks kunnen doen of maken.

Suzanne is een vrouw die gaat houden van een crimineel. Voor hem verlaat ze haar kind Charlie en zal ze haar zus niet meer zien.  Met haar heeft ze een onafscheidelijke band. Hun moeder is jong overleden en ze waren op elkaar aangewezen, hun vader is een vrachtwagenchauffeur. Ze komt in de gevangenis, komt er weer uit, probeert een ander leven op te bouwen. Maar hij verschijnt weer in haar leven en wéér valt ze voor hem. Ze duiken onder in Marokko en smokkelen drugs naar Frankrijk. Uiteindelijk geeft ze zichzelf toch aan. De film eindigt dat Charlie, ondertussen bijna volwassen, haar en het baby'tje, zijn halfzusje, in de gevangenis bezoekt. Zijn opa, haar vader is er ook bij. Misschien...? Ja, wat?...

En ik kwam net uit een gevangenisfilm:  Starred Up. De 19 jarige zeer gewelddadige Eric Love (alleen al die achternaam...) komt in de mannengevangenis zijn vader tegen, die daar levenslang zit. Veel geweld, dat tegelijk zo gewoon lijkt, als je ernaar kijkt, je gaat in de huid van Eric zitten.  De vader en de zoon die elkaar ontwijken, haten, liefhebben, kapotslaan  maar op het einde als de vader overgeplaatst wordt naar een andere gevangenis, elkaar als twee honden kopjes geven. En Eric Love verdwijnt weer achter de steeds maar bewegende draaideur. Einde film.

There are heros in the seaweed
There are children in the morning
They are leaning out for love
They will lean that way forever.

woensdag 4 maart 2015

Gezellig badkamertje

Ik geloof dat ik de bus met verf al zeker vijf jaar geleden gekocht heb: Witte badkamerverf, extra goed tegen schimmels. Aangeschaft toen de eerste schimmelplekken op het plafond verschenen: Daadkracht! Maar ja: 's ochtends plens ik alleen maar een handvol water op mijn kop en borstel mijn haar en 's avonds is het zó donker en behaaglijk, dat ik nooit naar het plafond kijk tijdens mijn warme douche.

Ik zag meer zwarte schimmelplekken verschijnen.Daar wen je aan. Maar deze winter leken de schimmels explosief te groeien. Ik keek met een nieuw oog naar mijn badkamertje. Oei, dat plafond is toch wel erg vuil en waarom lijkt er ook steeds zoveel stof neer te dalen? Steeds maar wegpoetsen en enige dagen later wéér.

Het moest er maar eens van komen. En dan wel voordat de lente losbreekt. Want ik ken mezelf: dan wil ik weer naar buiten, dingen in de tuin doen, veel gaan wandelen. Dus gisteren was het zo ver: de renovatie! Na het leegmaken, de eerste grondige schoonmaakbeurt en de witte verf erop, was ik toch mooi vroeg in de middag klaar. Uiteindelijk was ik pas op het einde van de middag helemaal tevreden. Dan toch ook maar alle voegen boenen met voegenfris. Alles schoonmaken totdat het water niet meer troebel is. En dan de inrichting.

Mijn eerste neiging was om alles op exact dezelfde plaats terug te zetten. Ik kan heel behoudend zijn.
Maar als ik die grote yucca die tot het plafond reikt nou toch eens aan de andere kant zet? En hé, kan het plastic zitbadje niet op de wasmachine? En dan daar een kleedje in. En dan mijn oude teddybeer daar een plaatsje in geven. Dan kan dat wandrek ook weer anders. Er is plaats voor een stoel. Met een kussentje erop. En o, bij de wc die afgezaagde boomstam uit het plantsoen met één boekje daarop. En een Flower Fairy. Dan kan daar ook nog een zijden pioenroosje op de wc bij.

Dus, al met al, heb ik nu een helemaal nieuw badkamertje, met allemaal oude spullen. Zo netjes heb ik het nog nooit gehad. Eén plank voor alle parfummetjes. Eén voor de douche-gelletjes. Wat schelpen en stenen daarbij. En wacht eens: één plank voor het dienblad met alle scherven uit Venetië. En dan één mandje voor de losse flessen en tubetjes: gezellig!

zondag 1 maart 2015

Ik neem waar

Ik heb steeds meer de ervaring dat mijn hoofd een soort van Tabula Rasa is. Er gaan dingen in en uit en dat raakt me elke keer intens. Maar daartussendoor is er alleen een voortdurende waarneming: 'Ja,  dit is mijn leven. Dit gebeurt er nu. Dit laat ik toe' Op de achtergrond is daarbij de gedachte: datgene waarmee je je voedt, dat wordt je, dat ben je. Het lijkt of de stroom van gevoelens en gedachten, die ik natuurlijk ook altijd heb, helemaal naar de achtergrond zijn gedrongen. Ze nemen me niet over: ik zie het aan, neem het waar.

Het is een gelukkige staat van zijn en tegelijk heeft het iets onsubstantieels. Alles vliedt, alles stroomt. Ik neem waar: Vandaag de eerste twee sneeuwklokjes in mijn tuin, plukjes paarse krokusjes en de gele knop van een primulaatje van vorig jaar nog, in een bloembak. Gisteren het achterste gedeelte van de kloostertuin bespikkeld met velden vol sneeuwklokjes en krokussen. De stilte daar, die me ernstig maakt, bezonken, het dansen dat als een roos in de wind voelde.

Ik las de afgelopen weken: Het Hout van Jeroen Brouwers. De eerste Nederlandse roman over seksueel misbruik in, nota bene een Franciscaans klooster. Ik wou niet doorlezen, het is zo gruwelijk, maar moest dat van mezelf. Ik  zag de film 12 Years a Slave, een waargebeurd verhaal. Ook al zo aangrijpend. Gecombineerd met het actuele nieuws van IS, repeteert het in me: wat doen mensen elkaar toch aan...Hoe is het toch mogelijk dat we juist in godsdienst en religie aangezegd krijgen dat er vrede mogelijk is, maar het des te meer een bron van haat en meedogenloosheid is?

Ik zag de documentaire Het Ondergronds Orkest van Hedy Honingman, over al die kunstenaars en muzikanten in de metro van Parijs: hoe het mooie van hun muziek samengaat met verhalen van balling zijn, armoede, geen status hebben, steeds bang zijn voor de politie die hen kan oppakken. Ik zag  O, Amor natural; Braziliaanse ouderen lezen erotische gedichten voor van Carlos Drummond de Andrade: wat een levenskracht en vitaliteit!

En ondertussen denk ik aan al die mensen die kwamen en gingen in mijn leven: de afwezigen, die je het liefst wel aanwezig zou willen houden. De tragiek van de onbereikbaarheid, het onvermogen, het verlangen dat geen reële vorm kan krijgen in het alledaagse leven... Ik las Karen Blixen Out of Africa en De Ontheemden van Amin Malouf: mensen in een hun vreemde omgeving;  komend en gaand, van het ene werelddeel in het andere.

Ik neem waar: de mens op zoek. Naar zichzelf, naar de ander. Naar plekken en plaatsen om vrij te zijn en thuis te komen.