Ook ik was gisteren één van die Nederlanders die dacht: nú snel nog naar het museum want wie weet wordt de aangezegde twee-weken-sluiting een langere. Aangekomen bij Kröller-Müller stond er binnen een heel kleine rij. Gemengd publiek, niet alleen de grijze koppies. Rechtsomkeert? Nee, toch naar niet en de korte tijd dat ik wachtte was de afstand die ik tot mijn voorgangers had genomen, dezelfde als diegenen achter mij in acht namen: meer dan vier meter. De subtiele taal van het lichaam, je merkt heel snel wie gedwongen afstand nemen en zij die leven en laten leven.
Wat was ik weer blij om er rond te lopen! Heerlijk om met je neus bijna tegen het glas van de schilderijen van van Gogh te staan en de penseelstreken bijna te kunnen voelen, van dikke klodders, heftig en donker naar vederlicht, zwierig, zorgeloos. Zijn schilderijen ken ik al van kinds af aan, er zijn járen dat het alleen maar overbekende plaatjes zijn, maar nu ik er vaker in korte tijd naar terugkeer, kijk ik opnieuw en wakkert de vlam van bewondering en lyriek weer op. Hij bestrijkt alle segmenten van het gevoelspalet.
Nu viel het portret van Joseph Roulin mij voor het eerst op, dat het museum ook gebruikt op de voorkant van de introductiefolder die in meer dan zes talen aanwezig is. Die bloemen op de achtergrond! En er zit een klodder donkerroze verf bij de lippen, waarvan je zou denken dat je die moet bijwerken want nu heeft hij eigenlijk een misvormde mond, alsof hij met lippenstift is uitgeschoten. Maar dit alles maakt het tot een heel androgyn beeld, ook al heeft de postbode een grote baard. Er komt een bericht naar je toe, door de papavers, margrieten en korenbloemen heen: wees niet getreurd, er is kleur in het leven, velden vol...
In het kader van een nieuwe tentoonstelling was er ook een werk van Pierre Huyghe te zien, waar in de beeldentuin nu een favoriet verpoosplekje van mij is. Dit werk binnen heet: Streamside Day, uit 2003. Het is een feestdag die hij zelf verzonnen heeft voor een wijk met huizen die midden in het bos uit de grond gestampt is. De film bestaat uit twee delen: het begint in de stille natuur, bergen, een waterval klettert tussen de rotsen, druppels vallen uit het groene mos, een konijn, een hert, een bosuil, een wasbeer. Het hertje loopt het bos uit en ziet onder huizen in aanbouw, een stratenplan. Zij gaat erop wandelen en loopt een leeg huis binnen, waar de stopcontacten nog in geplaatst moeten worden.
Vervolgens zie je twee meisjes bezig met een verhuisdoos, een gezin verhuist vanuit de stad naar het bos. Dan zijn we enige tijd verder, alle huizen zijn bewoond, het is streamside day, kinderen verkleden zich als konijnen, elven, een robot uit de kartonnen verhuisdozen. Er wordt gebarbecued, witte marshmallows aan stokjes, een podiumpje waar wat muziek wordt gemaakt, een heel grote lichtgevende ronde ballon die op een volle maan lijkt en boven de huizen hangt. Aan een andere wand van de zaal een tekening als een grote kluwen grijze dikke wol, maar het stelt een concept voor van Streamside Communitycenter, dat niet gerealiseerd is, zegt de beschrijving.
Het werk vertelt iets over de ongemakkelijke verhouding tussen mensen en de natuur. Die mensen willen graag in de natuur wonen, maar doen daar inbreuk op en, des mensen, hebben ze behoefte aan samenkomst, gezellig wat met elkaar eten en wat muziek met alle rommel en lawaai die dat ook geeft. Hoe anders dan de dieren in het bos, die ieder op hun volstrekt eigen wijze, in een eigen element, rondscharrelen.
Ik dacht aan mijn eigen bosplek, het karton van aangeleverde spullen die ik nodig had, nu gebruikend als extra isolatie binnen of als beschermende vloerbedekking in mijn schuurtje. Die gang heb ik dus ook onlangs gemaakt, voor nu: van de stad naar het bos. Dan ben ik wel tevreden dat deze plek al meer dan 40 jaar door mensen bewoond is, in bescheiden behuizing. Begonnen met aluminium caravans tussen de bomen, gerund door een vrouw, en nu moet het evolueren van camping naar recreatiepark: mijn huisje van kunststof, waar ik geen veranda enzo omheen mag bouwen, hoort bij deze nieuw ingeslagen weg.
Ik hoop dat de sfeer een beetje ambigue blijft hier, zoals die postbode van Van Gogh: van mensen die een beetje opgaan in de achtergrond van de natuur om hen heen. Hij heeft ook mooie lange wimpers, die postbode. Zoals die bosuil in de film van Pierre Huygens: langzaam met de ogen knipperen: open en dicht en open. Niks verstoren, alleen maar waarnemen en ‘zijn’.