Gisteren heel ouderwets buiten in de zon stripboeken gelezen in een opgeruimde tuin en bij schemering ging ik nog wat boomstammetjes zoeken in het bos. Deze ene zin bevat tegelijkertijd zoveel ouds en nieuws in zich. Om bij het laatste te beginnen: dit boshuisje - waarvan ik mij nog altijd verwonder hier te kunnen wonen - staat, zo heb ik mij laten vertellen, eigenlijk op wielen, want dan hoeft er geen onroerend goed belasting betaald te worden. Dus er zit ruimte tussen de vloer en de grond. Bij de verkoop noemde F. dat trots kruipruimte, hij beweerde dat als ik het rooster aan de zijkant weg zou halen, ik helemaal er onder zou kunnen komen.
Bij het terras sluiten de tegels aan tegen de muur van kunststof dat als hout geperst is, maar aan de andere kanten is er een soort grijs materiaal, dat aan asbest doet denken, maar dat is het natuurlijk niet, dat van huisje naar de grond gaat om het af te sluiten. Nu was mijn oorspronkelijke droom een blokhut-sfeer en die haal ik nu dichterbij door er boomstammetjes te stapelen. Het heeft dus een ‘esthetische’ beweegreden, maar ik denk ook dat dit net weer wat meer bescherming geeft tegen regen enzo.
Dat dit tuintje opgeruimd is, dat is geheel het tegenovergestelde van mijn zeer rommelige en volle oerwoudtuin in de nieuwbouwwijk, ik haal hier zoveel mogelijk het blad van het gras en het terras weg en graaf er nog steeds eikeltjes uit, die de grasgroei kunnen belemmeren, Alles in dit tuintje is mij in de schoot geworpen: witte plastic tuinstoeltjes, ligstoelen, BBQ, een grasmaaimachine en harken, het enige wat ik nog niet had was een bezem en toch wilde ik die niet aanschaffen, het leek mij wat overdreven.
Achteraf verbaas ik mij over de sloomheid onder mijn hersenpan. Een bezem zou te grof en te groot zijn, maar moest ik nu dan met de hand het blad oprapen? Ik zou eigenlijk zo’n handveger moeten hebben, waarmee ik de moeder van Gusti Koko op Bali elke ochtend en ook tussendoor, als ze zittend op het stoepje voor haar keuken iets geschild of gesneden had, mee in de weer zag. Op de markt van Payangan ben ik er nog naar op zoek gegaan, maar zag er toch vanaf om die als handbagage mee te nemen. Het weegt niks, maar neemt wel volume in. Bovendien was het er ook niet echt als product te koop, maar toen ik duidelijk maakte aan de slimme koopvrouw wat ik zocht, kwam ze met wat vermoedelijk haar eigen veger is aan. Het wordt gewoon gemaakt van natuurlijk materiaal wat overal aanwezig is. En toen viel eindelijk het kwartje: verdorie ik kon er zélf een maken, overal takjes en twijgjes om mij heen! Zoveel had ik er niet nodig, want er lagen al de resten van een oude bos bloemen op de grond en dat was bijna genoeg. Het plezier dat je daarmee minutieus en met zoveel gemak blad weg kan vegen, ook in de richels en langs de witte stenen die ik uit het bos heb geraapt en die ik als versiering heb neergelegd.
En dan het oude: ‘Stripboeken lezen’, want ‘stripboek’, dat is de juiste term voor het Europese stripverhaal, in die ene vorm: 48 pagina’s met rechthoekige plaatjes over de bladzijde, elk boek is als een afzonderlijk avontuur te lezen, maar een hele serie zorgt voor een complete wereld van verbeelding. In de stad heb ik Asterix & Obelix en Kuifje compleet, en een heel aantal Lucky Luke’s en Flash Gorden. Sinds mijn graphic novel-fascinatie zijn daar twee series bij gekomen Storm en nu dus recent, gisteren in mijn tuin: Thorgal. Beide moeten het hebben van de striptekenaar, die met waterverf en zwarte lijnen een wereld tevoorschijn tovert en bij Thorgal,die ik gisteren dus las, zie ik dat de kaften op linnen zijn geschilderd.
Van beide kunstenaars, Don Lawrence van Storm en Grzegorz Rosinski (een Pool) van Thorgal zijn ook filmpjes op YouTube in hun atelier. Daar kan ik wel jaloers op zijn, als je zo makkelijk, met snelle hand, kunt vegen, gummen, dóórtekenen en kleuren en je van een wit papier een wereld vol leven kan maken. Het maakt mij ook bewust hoeveel tijd en moeite er in elke strippagina zit. Beide strips komen nog van voor het computertijdperk, alles was handmatig, tegenwoordig nemen de tekenprogramma’s een groot deel over. En je hebt ook van die grappige apps, waar je van een foto een zwart-wit inkttekening kunt maken of een gekleurd modern schilderij. Hoe die heten weet ik niet, het is mij ooit getoond.
Zowel Thorgal als Storm roepen bij mij de nostalgie op van Flash Gorden, waar ik als kind al dol op was. Hoofdpersonen in alle drie zijn een gespierde, stoere, doch ook gevoelige man en een knappe vrouwelijke slimme vrouw, die in een andere tijd dan deze, niet eenduidig de Middeleeuwen of de Vikingtijd of de verre toekomst, zich door van alles heen moeten slaan. In alle drie wordt de natuur beeldend getekend en zijn er ook abrupte tijd en plaatsveranderingen door de techniek of magie; van oerwoudachtig tussen de lianen, hup in een techno-wereld met ijzer en schroeven, van een sneeuwlandschap ineens jaren later terwijl het lente is bij hetzelfde hutje, van een ruimtevoertuig naar een onderwaterwereld waar de onderwater-wezens met helmpjes met water erin op aarde kunnen rondwandelen.
Ja, ik weet het, ik hou van de afwisseling van werelden, altijd; dat houdt mij gaande en daarin ervaar ik vrijheid.