Het was zonniger weer dan er was voorspeld, dus ik besloot stante pede in de bus om uit te stappen: op de Apeldoornseweg bij de oude hoofdingang van het Sonsbeekpark. Ik fiets met enige regelmaat aan de onderkant van het park van mijn boshuisje naar de stad en terug. Ik kon mij niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst in de bovenkant van het park was.
Er begon wel iets te dagen: was het niet hier dat op één van de kunsttentoonstellingen van Sonsbeek, iemand er een ‘homo-ontmoetingsplaats’ had gecreëerd? Indertijd vond ik het een beetje maf: je kon toen wandelen tussen wat bomen en markeringen met touwen en paaltjes hoe het eruit moest gaan zien. Nou, dat zou nog eeuwen duren, eer er beschutte plekken waren, waar het goed en prettig toeven was.
Met detective-ogen scande ik de omgeving en ja, het is zover, na 31 jaar, ontdekte ik later; ik vond het gebiedje. Binnenin lieten witte papieren zakdoekjes op de grond mij zien, dat het actief in gebruik is. En ik zag hoe makkelijk het was om dit voor het ingewijde oog aan te wijzen. Naast de witte Sonsbeekvilla ligt een man van witte kunststof die kijkt in de richting waar je moet wezen. Er staan enige donkere dennenbomen bij elkaar in het gras en daartegenover markeren twee bomen de ingang en daarachter is er nu een groen en best sfeervol gebiedje alwaar je fijn je gang kunt gaan. Hoe oud zouden deze struiken en nog jonge bomen zijn? Hoe lang geleden was het dat ik hier best sceptisch over was?
Het moet de versie van Sonsbeek 1993 zijn geweest. Ik lees nu dat de curator Valary Smith voor het eerst de kunst wilde laten communiceren met de omgeving. Daarom had het logo drie cirkels: die van het museum, de stad eromheen en de omgeving daaromheen. Kunst zou ook een sociale functie kunnen hebben, esthetiek en betekenis die overal te ervaren is. Eén van de spraakmakende installaties was van Marc Quinn, die ik mij nog goed herinner: midden is de stad bij de koepelkerk stond een naakte man in een hokje, terwijl er kleurige vloeistof door het glas heen droop. In de volksmond werd dit: de pisser. Hij werd beklad en men sprak er schande van: de piemel van een man zo dichtbij een kerk.
Het concept van de tentoonstelling werd indertijd kritisch ontvangen, maar is in de loop van de tijd baanbrekend en toonaangevend gebleken.
Tom Burr is degene die deze homo-ontmoetingsplaats creëerde vlakbij de al bestaande ‘flikkerbaan’: Zo, dat is een woord dat ik allang niet meer ben tegengekomen. Het was de opgave om deze nieuwe plek zó te maken, dat deze de bestaande, geheime, ‘gevaarlijke’ plek niet aan het daglicht bloot zou stellen. Dit soort activiteiten waren in die tijd nog helemaal clandestien. Het was een deel van een groter project: want vlakbij, in het gras van park Sonsbeek maakte hij een grote bak met daarin een maquette van de Ramble: de flikkerbaan in Central Park in New York.
Ik realiseer mij dat hier, indertijd, in 1993, waarschijnlijk het zaadje is gepland voor mijn blijvende belangstelling in de kunsten en de interesse wat kunst kan betekenen.