maandag 31 januari 2011

Nog steeds

Een beetje gekke dag vandaag: de dag dat ik anders, naar de Scola Contemplativa was in Diepenveen. buigen ze zich over die tekst van Cassianus, die over boetvaardigheid gaat... en ik weet wel dat mijn beslissing om te stoppen de juiste is, want ik wil niet meer in dat voor mij oude patroon: protest tegen, een alternatief schetsen wat toch niet écht past, enzovoort. Maar toch...

Ik zou einden willen lopen, maar de griepvirus suddert voort, naar de uiterwaarden en de oevers van de rivier, in de wijdsheid staan en zoals de druppels water die je niet in je hand vast kan houden als je een handvol water schept, het water laten gaan, vertrouwend dat het haar bestemming zal vinden in de oceaan. Die eindeloze beweging van uitzicht, verder kijken, weg uit de kleine eigen gecreëerde context, altijd ruimer, altijd verder, altijd ergens heen...

Ik vond de woorden terug van een gedicht van Gerrit Kouwenaar, oude woorden, ooit tot mij genomen als motto, allang niet meer gezien, maar nog steeds lijkt het of dit zulk woorden die in de tijdslaag van de puberteit naar binnen gezonken zijn, meer betekenis hebben, nog steeds, nog steeds, nog steeds... dan alle woorden en gedachten die ik daarna heb gevonden in theologie, filosofie, whatever:

IK HEB NOOIT

Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit;
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst

ondertussen beet de kou mij
was de zon vol wespen
was het brood zout of zoet
en de nacht zwart naar behoren
of wit van onwetendheid

soms verwarde ik mij met mijn schaduw
zoals men het woord met het woord kan verwarren
het karkas met het lichaam
vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd
en zonder tranen, en doof

maar nooit iets anders dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst

het regent ik drink ik heb dorst.

zaterdag 29 januari 2011

Tegen onverschilligheid

Het schilderij van Edward Hopper uit 1932, die op de kaft staat van het boek Tegen de onverschilligheid, pleidooi voor een moderne levenskunst (2007) van Joep Dohmen, die laat precies zien wat onverschilligheid is: je zit in een kamer met zijn tweeën, ieder bezig met iets van zichzelf, niet in staat tot een werkelijk gesprek en je doet het zo maar omdat je dat zo gewend bent, omdat je niet meer weet hoe het anders kan, omdat je te moe bent, omdat je denkt dat het leven zo is...

We spraken gisteren over dit boek in de boekenclub en vroegen ons af wat levenskunst is. Degene met kinderen zei dat door 'kinderen' de vraag naar de zin van je leven voor twintig jaar of zo niet meer gesteld hoefde en kon worden: het zijn die kinderen die altijd de voorrang hebben, om wie het draait dat je ze grootbrengt, terwijl elk gezin ook meestal een Probleem heeft, bij weinigen gaat het zomaar van een leien dakje. Degene die alle avonden door de week vijf verschillende koren dirigeert en zo voornamelijk haar brood verdient, zocht steeds opnieuw naar de tijd als duur omdat je daar pas op nieuwe dingen kwam. Hoe het een kunst is, om een koor gedurende een paar uur in een soort flow te brengen, ergens naar toe, een kwalitatief sprongetje verder, niks op de automatische piloot.

Maar Levenskunst en de vraag naar de zin van je leven, speelt zich ergens af, nog achter deze activiteiten. Niet onverschillig zijn, ja daar gaat het dan om. In het boek, dat uit tien aparte hoofstukken bestaat die ook los elk een geheel vormen, stelt Dohmen in één ervan de vraag: Autonomie of transcendentie? Autonomie is een groot goed geworden en de maatschappij is voort gehold hierin richting consumptievisme als zin van het leven. God is door Nietsche dood verklaard, alle oude godsdienstige kaders van betekenisgeving zijn gemarginaliseerd: moeten we dan écht alles uit ons zelf halen? Hij introduceert de term 'horizontale trancendentie' als kern van levenskunst.

Horizontale transcendentie: dat is je écht laten raken door ieder ander. Uit je eigen kleine wereldje jezelf overstijgen door je te realiseren dat elk ander ook een andere wereld aan je opent: zo gebeurt er iets, de zin van het leven ontvouwt zich omdat je niet blijft zitten waar je zit.

Ik had de dag ervoor Jolande Sap gezien in het debat over Kunduz. Integer, sprekend vanuit diepe overtuiging in optimistische politiek bedrijven, geen moment zoekend om te gloriëren. 80% van haar eigen achterban vol oud-PSP-ers wil niet, maar haar boodschap is: we moeten verder, het verleden met on realistische, romantische idealen is niet meer, dit is wat nog geprobeerd dient te worden.

Het gaat hier niet over of ze gelijk heeft of niet, naïef is of scherpzinnig. Zij deed iets wat met levenkunst te maken heeft: tegen de onverschilligheid en cynisme. Mark Rutte luisterde alert en opgewekt, het hele debat hield iets van een spanningboog vast, dat je denkt: wat is het eigenlijk onbeschoft en onbeschaaft wanneer er onderwijl door mensen getwitterd word of geSMSt. Dit is de kern van een debat: aandacht voor elkaar, kunnen luisteren, op het scherpst van de snede blijven.

Dat schilderij van Edward Hopper en veel van zijn schilderijen: ze tonen mensen als geisoleerde, eenzame atomen, die rond elkaar heen dwarrelen en langs elkaar heen leven. Je zou er eentje moeten uitvergroten en daar regelmatig naar moeten kijken: zo niet, zo niet, zo niet, zou de mantra kunnen zijn die je op onderzoek laat gaan naar scènes in je eigen leven: doe je het ergens zo wél? Keer het dan om: zo niet, zo niet zo niet...

donderdag 27 januari 2011

Hollandse graancirkels

Het is bemoedigend, vind ik: de wijze waarop de redactie van religie&filosofie in het katern 'de Verdieping' van Trouw haar kolommen vult. Werkelijk alles komt er aan bod: van hoog wetenschappelijk, tot een of ander splintergroeperinkje in de uithoeken van het christelijk universum, naar boeddhistisch, sekte-achtig en weet ik allemaal niet meer. Vandaag ziet het er heel oogstrelend uit: kleurige 'Hollandse graancirkels', als voedsel voor de ziel.

Volle zalen trekt hij, internationaal, en niet het geitenwollensokken publiek wat vaak op spirituele bijeenkomsten te vinden is, maar yuppies en dames op naaldhakken, zoals ook het tijdschrift Happinez daar een nieuwe doelgroep heeft aangeboord: de hogere middleclass, intelligent met een druk bestaan. Janosh noemt hij zich en hij schildert met behulp van de computer en een stem die hem begeleidt, mandala-achtige afbeeldingen met titels als: Stilte, Doorbraak, Vrede, Openheid, Integratie, Ontwaken, Levensplan.

Het is zijn levensverhaal en zijn laconieke, relativerende attitude, die maken dat ik denk: Ja, waarom ook niet? Wat weet ik van wat er allemaal mogelijk is? Niks. Ook dit is een aanspreekbare, aanstekelijke weg waar iets van een goddelijke scherf is neergespat. 'Goddelijk' is daarin ook maar een woord: het gaat om de potentie in mensen om in verbondenheid en harmonie met elkaar en met zichzelve te leven.

Hij was reclameman, maar begon zich gaandeweg af te vragen of dit nu alles was in het leven: eigenlijk was hij alleen maar bezig met vormen van manipulatie, waar je de emoties van mensen probeert te bewerken, zodat zij energiedrankjes en kleding gaan kopen. Hij raakte overspannen en kwam terecht in de achterzaaltjes van het spirituele circuit. Toen kreeg hij in 2003 een spam- e-mailtje over 'harmonische convergentie', een planetenconstellatie die volgens sommigen een ongekende energie zou geven, als je erbij zou gaan mediteren. Hij deed het, er gebeurde niks, maar een paar weken later kreeg hij wel kleurige hologrammen door.

En zo is het gekomen. Weer wat later hoorde hij een stem en hij dacht aanvankelijk: nu word ik schizofreen, maar ondertussen leeft hij er mee. Hij denkt dat alle mensen, die iets met passie doen, uit deze bron putten. Nu organiseert hij bijeenkomsten met muziek uit alle religieuze tradities met zijn beelden en hij denkt dat mensen op deze wijze zicht kunnen krijgen op hun eigen blokkades. Dat het helpt om je onderbewuste, bewust te laten worden.Maar, zo zegt hij heel relativerend: Ik preek geen nieuwe religie. Als iemand iets anders in mijn tekeningen ziet dan ik, prima. Als mensen niet het idee hebben dat ze erdoor veranderen maar de beelden wel inspirerend vinden: ook mooi.

Heel prettig, die toon zonder poeha, gewichtigheid of machtswellust. Het is die lichte toon, die de wereld lichter maakt: licht...

woensdag 26 januari 2011

Dank

Grappig toch, hoe elke keer weer blijkt hoe selectief je geheugen is. Thuisgekomen zocht ik het sprookje van Godfried Bomans op (zie vorig blogje). Ik kon het eerst niet vinden, want ik verwachtte dat het iets met Heks en Prinses of zo in de titel zou hebben. Maar het sprookje heet: Het laatste ballonnetje. Het blijkt te gaan over een ridder, die drie opdrachten krijgt, middels drie ballonnetjes. Eerst moet hij een draak verslaan en ten tweede de prinses bevrijden en de derde opdracht, die moet nog komen, want dat is de allermoeilijkste.

Ik had alleen maar de bevrijding van de prinses onthouden en de rest helemaal vergeten. Heel uitgebreid heb ik dat altijd voor me gezien, die ruimte waar ze beide zitten en dat vuur tussen hun in. Het is een bekende valkuil: elkaar vasthouden, niet zomaar weg kunnen, eigenschappen van elkaar overnemen en je verwarmen aan het vuur tussen je in en dan ontdekken dat dit niet goed is als je elkaar daarin gevangen houdt. niet, zoals in dat sprookje, heb ik vaak gedacht: als dit beeld opdoemt in relaties of vriendschappen: bevrijd je dan!

Maar het sprookje zelf is veel rijker en legt uiteindelijk heel ergens anders de nadruk op. Een draak verslaan en een prinses bevrijden? Puh, dat kan elke ridder. Maar het allermoeilijkst blijkt de opdracht van de koning op het laatste ballonnetje: 'P.S. Denk aan je oude petemoei.'
De ridder kan zijn ogen bijna niet geloven dat dit erop staat. De koning glimlachte. 'Dankbaar zijn is het moeilijkst', zei hij, en daarom heb ik dat voor het laatste bewaard.'

Dankbaar zijn, dankbaarheid: ik geloof dat dit hedentendage nog meer een heel moeilijk iets is geworden. We gaan uit van de maakbaarheid van je zelf, de omgeving. Als je goed je best doet, dan mag je gewoon genieten van het resultaat. Dankbaarheid, jegens wat en wie? Het leven lijkt meer op een grabbelton of een rad van fortuin, waar heel grillig de ene dit krijgt en een andere dat.

Maar het is waar, zo waar... dankbaarheid is een ervaring die je zacht maakt van binnen. Die een tedere glans legt over alles heen. Het haalt een grauwsluier van elke vorm van vanzelfsprekendheid weg. Je krijgt niet alles en je hebt niet alles, maar wonderlijk genoeg is er altijd reden genoeg voor dankbaarheid. Dank zij alles om je heen, een ieder op je pad, is het mogelijk er zelf te zijn. Dank daarvoor, dank!

dinsdag 25 januari 2011

Zielesprong

Gisteren zijn oud-bisschop Ernst en kardinaal Simonis gehoord bij de rechtbank inzake het seksueel misbruik en wat zij daarvan wisten in hun hoge functies. Ernst schijnt wat giechelend gezegd te hebben dat zijn aanspreektitel wel 'meneer' mag zijn en Simonis stond erop om met 'kardinaal' aangesproken te worden. Natuurlijk wisten beiden van niks, had iemand wat anders verwacht?

Wat een volkomen veranderd positie van de kerk, illustreert deze gang naar de rechtbank. Daar waren ze vroeger: onaantastbaar en ongenaakbaar in hun hoge kerken en kathedralen en nog steeds heten ze in het katholieke dogma 'onfeilbaar' te zijn. Onfeilbaar. Wie dat woord ook nog maar een beetje laat rondzwerven in de eigen gedachten, óók in de overweging 'dat je niet altijd onfeilbaar bent', die heeft zich eigenlijk al in een schemer en schaduwgebied begeven van vage en mistige grenzen.

Dit blijkt uit de volkomen niet communicatieve omgangvormen die ik in alle geledingen van kerkelijke structuren telkens weer tegen ben gekomen. Of het nu broeders in een klooster zijn, een abt, vrijwilligers in een Samen-op-Weg-kerkgemeenschap: er is weinig samen omdat er in de breinen subtiele scheidingswandjes gegroeid zijn waar de ene zich toch nét iets beter, iets 'onfeilbaarder' vindt dan een ander.

Ik ben er helemaal klaar mee. Zoals dat heet in modern jargon. Je moet daar niet in willen, niet méé willen want zelfs als je kritisch bent: de kontekst blijft die kleverige troep waar 'onfeilbaarheid' de kleefpasta van is: christenen voelen zich over het algemeen net een tikje beter dan al die anderen, zelfs al belijden ze, zwaar protestant, de zondigheid van de mens. Het bewustzijn van eigen zondigheid geeft ze een streepje voor, want God speelt in ieder geval een rol in het leven, dan.

Eindelijk valt dat sprookje op zijn plaats, in Godfried Bomans' Sprookjesboek . Het gaat over een mooi meisje dat in de betovering van een heks valt en vastgekleefd zit op een stoel bij een open haardvuur. De heks zit tegenover haar. Zij heeft ervoor gezorgd dat door het flakkerende vuur, langzaam maar zeker, het mooie meisje de trekken van de heks krijgt en omgekeerd. Het mooie meisje begint al brokkelige vingernagels te krijgen en een spitse neus en de heks krijgt al iets van de zachte ronde gelaatstrekken van het meisje.

Dan komt de ridder, de grote verlosser: hij gooit een flesje olie op het vuur. Het vuur waait hoog op dat de veranderingsprocessen zeer versneld worden. Héél snel verandert het mooie meisje nu in de heks en de heks lacht in haar vuistje. Maar dan komt het wondertje: door de hoogte en de intensiteit van het vuur springt ook de ziel van de ene naar de andere over. Op de plaats van de heks zat, is nu waarlijk weer het mooie meisje.

Dit zijn onze nieuwe tijden: de kerken en de bekende religies en godsdiensten dragen nog steeds de kenmerken dat God daar aanwezig is en er iets goeds geschiedt. Maar de ziel van God is allang overgesprongen in zoveel andere verschijningsvormen: daar waar mensen met vuur en passie werkelijke een goed, een zaak, een project met elkaar delen en vormgeven. Een van de kenmerken daarvan is: democratie, géén hiërarchie.

Het staat in de apocalyps van Johannes, het allerlaatste boek van het Nieuwe Testament, een verhaal vol kleurige, uitzonderlijke eigenlijk sprookjesachtige beelden en het is al vroeg overgenomen door de woestijnvader Cassianus: Het is niet de bedoeling om lauw te zijn. Voor Cassianus hield dat een strijd in tegen eigen onkuisheid, de wil om boetvaardig en zuiver te zijn. Die interpretatie, die kerk en theologie mee zijn gaan bepalen, is jammer. Lauw: dat is de stroop van hiërarchie en het onvermogen om werkelijk met elkaar te praten en uittewisselen, je uiteindelijk verschuilend in die hiërarchie.

Niet lauw: dat is sprankelen en spraakmakend zijn, lichtvoetig en vol vuur, kunnen relativeren en werkelijk relaties leggen, kunnen lachen met elkaar, elkaar in de ogen zien en ervaren dat je het met elkaar zult redden in tederheid, compassie, geborgen in de glimlach van de stilte.

De rode vogel

Nog steeds te slapjes om te gaan wandelen en het pad van Ludger te vervolgen, zoals vandaag het plan was, volg ik vandaag mijn eigen pad met onverwachte vondsten. Ik volg de zon van mijn leesstoel achterin het huis naar de zon door het raam van het buurtbiebje. Aangekomen bleken de computers nog niet aangesloten, ach het maakte me niet uit en ik vond het prentenboek De Rode Vogel van Astrid Lindgren met tekeningen van Marit Törnqvist. Wat mooi getekend en wat een mooi symbolisch verhaaltje, al uit 1959.

Over twee weeskindertjes Anna en Mattias die in arren moede de winter door hopen te komen, want dan, in de lente dan mogen ze naar school. Onderweg in de dikke koude sneeuw zien ze een rood vogeltje dat hen leidt naar een muur met een deur daarin en uit die deur komt licht: ze komen in Zonneweide, een plek vol kinderen in rood, wit blauwe kleertjes en Moeder, die in het rood zorgt dat ze alleen maar hoeven te spelen en niet moeten werken en die ze overvloedig eten geeft, brood en pannenkoeken en boter en kaas.

Ze vallen terug in de koude wereld maar ze weten: 'Als de Zonneweide er niet is, dan heb ik niks meer aan mijn leven', zegt Anna. Ze volgen opnieuw de rode vogel en na een dag spelen staan ze opnieuw voor de muur en de deur waardoor ze weer naar de koude wereld kunnen gaan. Die deur is niet dicht. Waarom is die deur niet dicht, vraagt Anna.
'Ach, Anna toch, zei Mattias, 'als de deur gesloten wordt, dan kan hij nooit meer open, weet je dat niet meer?'
'Ja, ik weet het nog wel', zei Anna, 'Dan kan hij nooit, nooit meer open.'
Toen keken Mattias en Anna elkaar aan. Ze keken elkaar lang aan en lachten stil. Daarna trokken ze de deur heel zachtjes dicht.
Einde prentenboek. Anna en Mattias blijven nu voor altijd in de wereld van de Zonneweide.

Wat een mooi verhaal, dat gaat over transformatie, over een wereld zoeken en vinden van geluk, het aloude thema dat mensen bezig houdt. Het past bij mijn boek van deze dag: Weg van Minke Douwesz. Over Edith, die de deur van haar relatie met Norma voorgoed dichttrekt omdat er een andere wereld is,in plaats van de jungle die hun relatie geworden is. Goed geschreven, met veel oog voor dagelijkse details, handelingen, al die materialiteit die het onzichtbare gemoed stoffeert en concreet maakt. Het speelt zich af ten tijde van de moord op Pim Fortuyn en iets van de Nederlandse samenleving die toen leek te verbrokkelen en de drang erachter naar iets heel anders, het vormt het exact juiste kader voor de gevoelsbewegingen van de hoofdpersoon.

Een deur dicht trekken, in plaats van er een te openen. Of eerder de aloude dubbelzijdige beweging die de abdis van het nonnenklooster in The sound of music al tegen Maria voorzegt: Wanneer God een deur dichtdoet, dan opent hij tegelijkertijd een ander... Volg de rode vogel dus, want rood is de kleur van je hart.

maandag 24 januari 2011

Vreugde, NU!

Welke thema's horen bij een leeftijdfase en welke horen gewoon bij je omdat je nu een maal zo in elkaar steekt en niet anders? Ik had een hernieuwde kennismaking, alweer, met E. die nu twintig is en op wie ik opgepast heb van babytijd tot middelbare school. Ze was gewoon weer vijf uur lang in mijn huis en nu kletsten we van het een naar het ander. Het ging over eerlijk zijn als belangrijk goed en over het gegeven dat jij het altijd bent die de vriendschap onderhoudt, dat er zoveel mensen in je hoofd met je mee gaan, terwijl je zelf al weer vergeten bent, wellicht, en waarom doe je dat? Precies hetzelfde gesprek zoals ik ook met vrienden heb.

Je hebt de neiging om te denken dat het bij een leeftijdsfase hoort: een evaluatie over hoe doe ik dat altijd? Wat betekenen relaties en vriendschappen, hoe erg doe ik daar altijd hetzelfde in en genereer ik zo mijn eigen wereld, telkens weer? Maar dat is niet zo: twintigjarigen en pakweg vijftigjarigen kunnen cirkelen ronddom dezelfde thema's. Ook de vraag: waarom wil ik dit en waar komt het uit voort?, hoort hierbij.

Dan kom je er al pratend achter dat de enige manier om hierachter te komen, alleen maar lukt als je helemaal bij jezelf terug kunt keren. Het gaat er niet om wat anderen willen van je, hoe ze oordelen, wat men denkt wie jij bent en wat bij je past. Het gaat erom dat je je eigen verlangen vorm geeft. Dat je niet tevreden bent met een soort algemene constatering: het is nu eenmaal zo en ik kan daar toch niks aan doen. Onzin: je kunt altijd leven vanuit een eigen bron van vreugde en verlangen, vooral als je weet dat daaruit jouw wereld ten diepste ontstaan is: vanuit dat eigen verlangen.

Mijn verlangen heeft altijd ook te maken gehad met: bij jezelf kunnen zijn en een ervaring dat er zoveel schijn is in de wereld. Dat wat écht is en energie en vreugde geeft, dat begint ergens heel dichtbij, vlak onder je hart en je huid. Zo er vaarde ik dat ook weer tijdens de maandagochtendmeditatie: ineens ontspringt er vreugde, pure vreugde om wat en waartoe, ik weet het niet. Vreugde om het bestaan zelf; dat ik hier leef en adem, hier en NU.

vrijdag 21 januari 2011

Groei-tekstje

De hele dag weer hangen met een kippenvelletje op de bank: het wil maar niet beteren met de grieperige verschijnselen. Lezen, ja lezen, dat doe ik dan, van het ene naar het andere. Een beetje traag als stroop. 's Nachts droom ik vreemde dromen terwijl ik meestal dromenloos en diep slaap... Ik kan mijn eigen woorden die ik in het begin van de week uitsprak bij de ochtendmeditatie, wel gebruiken. Het gaat over geheimen...

Geheimen van het onbegrijpelijke: de pijnlijke dingen, voortdurende onbegrip, mensen die altijd ruzie zoeken, die geen vredebrengers zijn maar hangen in de nevelen van het 'dikke ik', altijd in competitie en concurrentie. Maar gelukkig is daar ook het geheim van groei en ook het geheim van het leven dat, wanneer je stil en aandachtig en zorgvuldig leeft, zich van zelf onthult:

Moge het mogelijk voor je zijn
om met de geheimen van je leven,
dat wat onbegrijpelijk voor je is,
vriendschap te sluiten.
Ze te omhullen met zorg,
ze te dragen met al het goede
dat er in jou is.

Moge je het geheim van groei
in jou koesteren,
en zacht en geduldig
voedsel geven.
Dat goede zaden in goede grond
zich kunnen ontkiemen
wanneer de tijd rijp is.

Moge het geheim van het leven
zich soms aan je onthullen,
als frisgroen gras
een jonge spruit,
een nieuwe loot,
die uit de donkere aarde
het Licht vindt.

Het blijft heel bijzonder om dezelfde tekst na een stilte van 25 minuten weer opnieuw uit te spreken. 'Mooie tekst... het leek net of het de tweede keer over weer heel andere dingen ging', zei M. En zo groeien en veranderen de dingen van zelve.

donderdag 20 januari 2011

Hemels perspectief

Gisteren lazen we in het Testament van Clara over de weg van de eenvoud en hoe zij hoopte dat haar leefwijze een geur van heiligheid zou gaan verspreiden, nu en later, hier en van verre.
- Daar heb ik me altijd heel ongemakkelijk bij gevoeld, verzuchtte Zuster C. voor wie dit Testament al een leven lang mee gaat. Ze is over de 80 en trad als jong meisje in.
- Een geur van heiligheid... Nou, ja... ik las pas in het Gastenboek dat iemand had geschreven: ik heb hier een stukje van de hemel ontmoet... Nou dan weet ik ook niet wat ik daar mee aan moet hoor, een stukje hemel!

Iedereen moest lachen. Broeder G. van ongeveer dezelfde leeftijd vertelde hoe hij zich elke dag moet inhouden omdat een medebroeder van 91 altijd toch de tafel mee wil dekken, terwijl het de taak van G. is en daarbij elke vork en mes een ietsje pietsje verschuift zodat het kaarsrecht ligt. De vier andere zusters aan tafel moesten lachen om de herkenbaarheid ervan. Het zijn van die heel kleine dingen die elke dag weer gebeuren die het gemeenschapsleven tot een hel kunnen maken, als je je echt gaat ergeren.

Gemeenschapsleven: men woont bij elkaar en met elkaar, terwijl je niet vóór elkaar gekozen hebt. Niet van: jou vind ik aardig, met jou wil ik wel: nee, je hebt het met elkaar te doen, drie generaties bij elkaar, jaar in jaar uit. Waarom en waartoe?

Ik zat in de kapel na de Vespers, die eigenlijk ook wel een beetje ook als mijn kapel aanvoelt. Pas kwam ik erachter dat de jongeman op de glas in lood ramen God zelve voorstelt en dat elk raam een scheppingdag verbeeldt. Op het eerste raam staat hij met een jonge vrouw en dat stelt de eerste dag voor: waar hij de aarde schept. Op het tweede raam schept hij in een rood gewaad het licht; stroken licht heeft hij in zijn handen, mijn favoriete raam.

Ik dacht: daartoe dient het. Om het hemels perspectief, dat zo'n gemeenschap in stand houdt. Er letterlijk ruimte voor schept, door daar te zijn, rondom die kapel en die elke dag meerdere malen vullen met leven. Zélf ben je niet heilig en hemels, o nee. Je maakt je druk om de onzinnigste dingen. Maar samen heb je besloten om iets anders te scheppen: het geheel is velen malen meer en groter dan de delen.

Brandon Ayako

Ik had er hoge verwachtingen van: van de graphic novel van de Japanner Osamu Tezuka (1928-89) die de peetvader wordt genoemd van de Japanse manga comics. Het boek is zo dik als mijn wijsvinger, handzaam en compact in oranje roze. Vormgeving van een boek speelt een grote rol bij mij voor de aanschaf ervan. Ik kan vallen voor iets heel ouds, een lettertype, en het is ook weleens gebeurd dat ik vertederd raakte door de opdracht die een ander voorin had geschreven.

Osamu Tezuka heeft een bijna meterlang, achtdelige serie over het leven van Boeddha gemaakt die veel prijzen heeft gewonnen en is bekend om zijn 'sweeping vision, deftly intertwined plots and indefatigable commitment to human dignity' staat er op de binnenkant van de kaft te lezen. Dus wat zou dit boek me brengen, AYAKO geheten, de naam van de hoofdpersoon, een meisje van vier dat gedurende 25 jaar gevolgd zou worden? Ik had al een heel verhaal in mijn hoofd over een hippe, pittige heldin die vreugde in het leven van anderen zou brengen.

Het boek speelt zich af net na de tweede wereldoorlog, in het dus verslagen Japan en Jiro komt thuis in zijn familie clan die met elkaar leeft op clanwijze: veel vertrekken, veel gronden, een eigen begraafplaats erbij. Je wordt meteen meegezogen in een plot, er is iets met hem aan de hand, hij blijkt aan spionage of zo te doen, nog voor de Amerikanen, allemaal duister en geheimzinnig: de naweeën van de oorlog.

Om kort te gaan: het beeldverhaal is héél goed getekend, verbazingwekkend hoe je met voornamlijk plaatjes een hele wereld kunt oproepen, actie en dynamiek en intense emotie en ik hoorde zelfs in mijn oren het geluid van treinen en heftige regenval. Maar AYAKO blijkt een anti-heldin: ze is getuige als kleuter van de moord door haar broer op een familielid en de clan besluit dat ze sindsdien moet leven in een kelder, om de clan eer en naam niet te kunnen bezoedelen.

Het hele boek hoop je dat het nog goed zal komen, dat ze zich bevrijden zal en haar vleugels zal uitspreiden en dat je dan zult kunnen gaan genieten van haar nieuw gewonnen leven. Maar zo is het leven niet. Ze blijft hangen als icoon van de verkniptheid die oorlog teweeg brengt en van de onmacht van mensen om met sommige situaties om te gaan.

Dan schakel je de tv aan en zie je eerst bij DWDD, Dexter, een 14-jarige jongen met het verstandelijk vermogen van een 9 maanden oude baby, waarbij zijn ouders besloten hebben hun werk op te geven en hem de 20-uurs verzorging te kunnen geven die hij nodig heeft. Om hem een ander leven te geven dan Brandon die al drie jaar zichzelf moet ketenen in een tuigje aan de muur. Alle nieuws en praatprogamma's besteedden daar gisteren aandacht aan, de Kamer heeft vragen gesteld.

Inderdaad ja: onmacht en niet-meer-weten- hoe, dat hoort ook bij leven: de dikke band met de grote letters AYAKO erop, dat in het Japans ook 'raar' betekent, zal daarvan voortaan getuigen in mijn boekenkast.

woensdag 19 januari 2011

Tunesië

Deze dagen, nu er zich in Tunesië een revolte heeft aangediend, hopenlijk op weg naar een echte democratie, denk ik aan meneer Mansjoer (zie blog 23 april 2009). Hij woonde in de wijk achter me en zijn vrouw wilde per se terug naar hun geboortegrond. Ze voelde zich eenzaam in Nederland, ze miste haar familie, opgesloten hier in een nieuwbouwwijk.

Meneer Mansjoer wilde blijven. Alhoewel hij geen werk kon vinden met zijn goede opleiding. Maar het intellectuele klimaat was hier beter. Hier voelde hij de vrijheid om te zeggen en denken wat hij wilde. Maar ja, thuis was het eigenlijk niet meer te houden met zijn vrouw, die steeds depressiever werd. En zo wordt het lot van je leven ook bepaald door de partner met wie je bent: ze gingen terug. Het leek een beetje: nu of nooit, omdat hun kind nu net praten kon, nog vóór de kleuterschoolleeftijd. Nu zou deze nog kunnen wennen in Tunesië.

Hij belde me, vanuit Tunesië. Zijn vrouw had spijt. Nu vond ze het stoffig en vies in Tunesië en de familie viel ook tegen. Ze wilden zo snel mogelijk terug. Ik had er destijds al een hard hoofd in of dit zou gaan lukken; opgeruimd staat netjes, met spijtoptanten heeft de politiek niet veel clementie, ook toen al niet. Ik heb nooit meer iets van hen vernomen.

En nu? Hoe zou het voor hem zijn, nu het land misschien een nieuwe start kan gaan maken? Hij was hoog opgeleid, zou hij nu zelf wellicht ook daadwerkelijk mee kunnen werken aan de opbouw van een nieuw Tunesië, waar het voor zijn kind, en wie weet heeft hij er nog wel meer gekrgen dan die ene, wél goed toeven is? Het klimaat daar, in het grijze januariweer hier, is in ieder geval wel benijdenwaardig.

Tunesië is het eerste land waar ik zelf wat van verte en reizen geproefd heb omdat ik met mijn familie, toen ik een jaar of 14 was of zo, in een oude ruime Peugeot met chauffeur door het land heb getrokken. Voor het eerst een oase meegemaakt. Een heel koude sterrennacht op een terras aan de rand van de woestijn. Het palmbomen schiereiland Djerba. Op een bedoeïenenfeest beland met heel veel paarden en tenten. Bijna verongelukt omdat de asfaltweg plotseling ophield en de auto in een rivierbedding viel. Spanning omdat de chauffeur ons bedroog en s'nachts ritjes met de auto maakte, getuige de volle asbakken in de auto. Patio's en kasba's.

Kortom avontuur, in een land dat er overal weer anders uitzag. Ik hou van de muziek van de Tunesiër Anouar Brahem en wellicht komt dat omdat ik toen ook al de Ud heb gehoord; een Tunesisch snarenintrument. Dat iets van een telkens, zich anders ontvouwende horizon toen in mij gegroefd is. Ik gun Meneer Mansjoer en zijn familie heel erg een nieuwe horizon. dat zijn kind straks, helemaal nooit meer weg wil uit Tunesië en trots is op het land waar hij vandaan komt.

dinsdag 18 januari 2011

Alchemie van het verlangen

Half grieperig is het erg aangenaam om me te verdiepen in een boek, na het eerst uitgelezen te hebben: het dikke boek De alchemie van het verlangen van de Indiër Tarun J. Tejpal, dat al deze hele maand januari mijn leesmomenten vult. Soms lees ik een boek in één ruk uit, een tijdversnelling, een roes van even in een andere wereld zitten, wat ik zeer aangenaam vind. Soms is het ook prettig om een tijd in een boek te wonen en er telkens naar terug te keren, slow, en dit boek nodigt je daartoe uit.

De plek waar ik woonde, was de plek van de hoofdpersoon, een would-be schrijver, die met zijn geliefde Fizz, een huis betrekt op een berg in de flanken van de Himalaya. Het bijzondere van het huis is, dat het aan weerzijden twee uitzichten heeft, op twee heel verschillende dalen: de ene rommelig, vol daken en mensen en weggetjes en bebouwing en landerijen en de andere kant volkomen verstild, vol geheim en ruimte: de hoge bomen en nevelige luchten van de bergen van de Himalaya. Een soort plek waar ik zelf wel heel graag zou willen wonen, al zou ik ook graag zee in mijn nabijheid willen.

In dit huis vindt de hoofdpersoon een koffer vol dagboeken van de vorige bewoonster, Catherine en in plaats van zelf te gaan schrijven verliest hij zich gedurende drie jaar in de lezing ervan en onderwijl verliest hij ook Fizz, de al bijna twintig jaar durende liefde van zijn leven. Maar ja, wat is liefde en wat is verlangen? Daar gaat het boek o.a. over. De eerste zin is: Het is niet liefde wat twee mensen het sterkste bindt, maar seks. En de laatste zin, die tegelijk de eerste zin is die de hoofdpersoon als schrijver tikt is: Het is niet seks wat twee mensen het sterkste bindt. Liefde...

Het is een rijk boek dat ook vertelt over andere wegen naar waarheid en echtheid dan die de westerse religie propageert: niet die via versterving en afzien, maar via het leven, leven en genieten in alle verschijningsvormen. Het is tenslotte ook India waar de KamaSutra is ontstaan en waar in tempelcomplexen de Yoni en de Lingam vereerd worden. De hoofdpersoon noemt zich zelf een cynicus en als er een God zou zijn: dan is hij een agnosticus omarmd door god: Al dat knippen en buigen in religie doen we niet voor de machtige Piet Lul die boven ons zetelt: We doen het voor onszelf, als oefening in nederigheid. Dat zou althans zo moeten zijn. Onze dagelijkse les in arrogantiemanagement.

Onderwijl heeft het boek ook heerlijke erotische beschrijvingen over vrijen, de verkenningen en ontdekkingen van het lichaam: geuren, holtes, verborgen plekken: een lofzang op wie wij ook zijn want: De waarheid is goddelijk tastbaar. Je kunt haar ruiken, proeven, doorgronden. Het boek gaat ook over de mix van ratio en irrationaliteit, die beide in verlangen aanwezig zijn en de Mahabharata wordt het belangrijkste boek van de wereld genoemd. Het is geen religieus leerboek, maar een kunstwerk: de mens moet mens worden; geen dier, geen god:

Het begrijpt dat de waarheid betrekkelijk is. Dat die bepaalt wordt door context en motief(...) Het begrijpt dat de wereld draait om verlangen. En dat verlangen een on kenbaar iets is. Verlangen veroorzaakt dood, vernietiging en verdriet. Maar het schept ook liefde, schoonheid en kunst. Verlangen is de grootste verwoester. Maar ook de enige reden van al het handelen.

Ik sta hier wel heel erg achter. Het geeft lucht en ruimte en vrijheid die ik in de christelijke levensbeschouwing vaak mis, als zuiverende lucht om in te kunnen ademen.

maandag 17 januari 2011

Stadse Zondag

Zondag in mijn stad is doorgaans beter te vermijden. Provinciestad, niemand op straat, o, wat kan ik dan verlangen om in een wereldstad te wonen! Hoe saai is zondag in mijn stad, levenloos, niks te bekennen, niks te doen. Maar gisteren was het anders. Vanuit de dienst bij de Clarissen besloot ik naar de stad te wandelen, het weer was mild en mooi en ik wilde toch even het hoog water aan de kade zien. Ik was niet de enige, zo bleek.

Er kuierden gezinnetjes met kinderen, einzelgangerige fotografen voor de unieke plaatjes, stelletjes, oude mensen. De viskraam was open en ik at een lekkerbekje met mijn benen bungelend richting het water. De ijscoman was open en ik at een ijsje in de zon met mijn rug tegen het standbeeld voor het Valkhofpark.

- Wat doe jij daar? vroeg een jongetje van pakweg 4 jaar.
- Ik eet een ijsje.
- Waarom zit je daar?
- Nou, lekker in de zon.
Zijn moeder duwde hem mee, een andere richting op, van mij af.

O, ja, soms vergeet ik dat andere mensen mij ook kunnen zien en ik zat wel pontificaal op de kruising van al die wegen tegen het monumentje, iets hoger, want ik moest er een beetje op klimmen. Ach, zondag in de stad, dan wil je ook mensen kunnen bekijken. Zoals zo'n rare mevrouw met een hoedje op, iets hoger getroond dan het gepeupel omdat daar de zon het beste aan het schijnen was.

Roze koek

Anders was ik daar nooit naar toe gegaan: naar de musical Legally Blonde. Maar onder de actiecode 'Roze koek' kon je twee kaartjes krijgen voor de prijs van eén, dus ik dacht: waarom niet? Eventjes iets heel anders. Enig verlangen om heel 'gewoon en volks' te zijn , daar betrap ik me voortdurend op. Vlak van te voren was er die stilte-/meditatieviering in een kerk, en het was wel aardig om mee te maken dat er toch echt wel verstilling was, in die kring van ongeveer 25 mensen.

Wat een contrast met die avond in de schouwburg! Het publiek bestond voor drie kwart uit meiden van de zelfde leeftijd als de hoofdpersoon in de musical: een meisje dat bekend staat als roze dom blondje, dat in feite niet is, en om het hart van haar vriendje terug te winnen, ook gaat studeren op Harvard. 'Streetwise' als ze is, weet ze op haar geheel eigen wijze een rechtzaak te winnen. Moraal van het verhaal: pas je nooit aan, blijf je zelf, vertrouw op je eigen beoordelingsvermogen en kracht.

Is het nou toeval, dat publiek? Hoezeer komt men ook af op het verhaal dat zo direct relateert aan de leefwereld van deze meiden? Wat doe je allemaal om een vriendje te hebben, te houden of terug te winnen? Kan roze en geschetter en veel uiterlijk gegil en vertoon samen gaan met 'jezelf zijn' en dus uiteindelijk ook dat domme vriendje die voor zijn eigen carrière haar aan de kant zette, zelf dumpen? Het was een vermakelijke avond.

Elke voorstelling vindt zijn eigen publiek. Dat betekent dus ook dat voor een stilte/medietatieviering je eigenlijk bijna niks hoeft te doen. Nu ik het stramien heb geleverd, dat wel succesvol bleek, kan ik me dus ook uit dat voorbereidingsgroepje terug trekken. Op naar een andere roze koek om in te happen.

zondag 16 januari 2011

Graceland

Het was de eerste lp die ik ooit hoorde, op de platenspeler van de broer van een klasgenootje: The sound of silence van Simon en Garfunkel. Sinsdien volgde ik Paul Simon: ik heb zowat al zijn lp's. Favoriet was Graceland uit 1986 en gisterenavond was er op de tv een documentaire over het ontstaan ervan. Zo diep en ver als wat er allemaal in gestopt is indertijd, ging mijn luisteren niet: ik vond het een sterk album met die mooie vloeiende zachte melancholieke stem van Paul Simon, gecombineerd met Zuid Afrikaanse muziek.

De documentaire is een prachtig verhaal over creativiteit. Paul Simon zegt bijvoorbeeld: Ik kwam erachter dat ik niet de kapitein was van het schip, ik was een passagier. Er ontstond iets dat veel groter was dan hijzelf, een flow die niet alleen maar ging over muziek en de mengeling van culturen daarin en het werkelijk kunnen communiceren met elkaar, maar over Zuid Afrika zelf, toen nog onder het apartheidsregime, en elke andere situatie waar mensen geblokkeerd, onderdrukt en niet zichzelf kunnen zijn: over verborgen kracht en vitaliteit.

Er waren geluiden indertijd die hem een cultuur imperialist vonden, iemand die net zoals in de koloniale tijd, cultuur rooft en ermee aan de haal gaat om er zelf beter van te worden. Paul Simon en de Afrikaanse musici die aan het woord komen, vertellen hoe destructief deze zienswijze was. Er was juist sprake van een muzikale ontmoeting op alle fronten. Van majeur iets in mineur zetten, riedeltjes omkeren, elkaar proberen te volgen en te begrijpen, woorden vinden door te luisteren elke keer weer, naar de nieuwe muziek die samen on stond.

Uiteindelijk heeft het album zeker een rol gespeeld in het op de wereldagenda zetten van Zuid Afrika. Geen nadruk op ellende, maar het zoeken en belijden van schoonheid: hoe een simpel straatfluitje uit de townships een dragend melodietje werd en visionair het liedje en het land naar onafhankelijkheid floot.

Graceland: een woord in zijn hoofd dat hij aanvankelijk zeker wilde vervangen, want wat zong hij nou: I'm going to graceland... In drie coupletten metamorfiseert Graceland in Memphis Tennessee, naar een onbepaalde plek waar een ieder ooit zal uitkomen: I have reason to believe, we all will be recieved in Graceland... Ooit en ergens worden we allemaal ontvangen en welkom geheten in Graceland, het land van gratie en genade.

zaterdag 15 januari 2011

Goud & glans

Lekker, om gisteren met dat alleruiterste vervelende weer van regen en wind en kou, me te verstoppen in het museum. Die zouden, net als in Londen voor iedereen gratis toegankelijk moeten zijn. Eerst was ik in Utrecht naar Museum Speelklok, waar helemaal uit het Museum van de Verboden Stad in Peking, een heel aantal klokken te bewonderen is. Een uniek gebeuren: medewerkers uit Utrecht hebben voor het eerst in de koninklijke schatkamers mogen kijken en hebben daar deze gouden objecten uit opgediept.

Ze voelden zich net als Indiana Jones vertelden de jongens die ook de rondleidingen deden en zelf deze 'klokken' helemaal uit elkaar gehaald hebben en hebben gerestaureerd. Radertjes en schroefjes, orgel mechaniekken, ze hebben zelfs kleurige vogeltjes gevangen om hiermee de kale aangevreten fluitende vogeltjes in een kooi van een nieuw verendek te kunnen voorzien. Je ziet goudglanzende pagodes die in een drietrap, als je het in werking zet, in elkaar en uit elkaar schuiven. Een goochelaar die op zijn tafel elke keer een nieuw voorwerp tovert, alles rijkelijk versierd met kleurige stenen en glas, de kitch ten top, of eerder een kinderfantasie over gekke, dingen die je in een schatkamer zal gaan vinden.

'Klokken', dat zijn het, maar tussen aanhalingstekens, want vaak is het uurwerk erop niet groter dan een klein horloge. Die Chinezen gaven helemaal niks om de tijd, het moest kunnen draaien en bewegen of muziek kunnen maken vertelde de klokkenmaker-jongen. Aanvankelijk werden ze in Engeland gemaakt en in Zwitserland, maar ook toen al waren de Chinezen heel goed in het nabouwen van het orgineel en er verbeteringen in kunnen aanbrengen. Behalve in het uurwerk, dat soms te langzaam of juist te snel draaide.

Typisch toch: terwijl het Westen al een zeer lange traditie had van klokkenmakers en dus al zo lang 'mensen van de tijd' zijn, heeft het Oosten zich daar niet in gespecialiseerd. Ook ik voel me eerder aangetrokken tot de glans en het glitter en de beweging en het gefluit van de vogeltjes. Die tijd, wat kan me dat schelen? Chinezen hielden van nieuwe dingetjes, de laatste gimmicks, zei de horloge-jongen en ik dacht aan Vader, die terug van zijn verre reizen ook altijd met nieuwe soorten hebbedingetjes kwam.

En verder ging ik, naar Rotterdam naar de tentoonstelling van Kees van Dongen in Boymans van Beuningen nog tot 23 januari te zien.Hij hield van vrouwen en dat is te zien in de wijze waarop hij ze schilderde: zoveel kleur die elke keer weer een ander stemming oproept. Van moederlijk, naar exotisch, ongenaakbaar of flamboyant, onbevangen of uitdagend. Van Dongen ontwikkelde zich van links georiënteerd illustrator tot een gevierd kunstenaar in Parijs. Hij hield van dansen, zoals de Argentijnse tango, organiseerde feesten en partijen in zijn atelier.

Hij schilderde Modjesko, een travestiet, sopraanzinger. Door de glinsterende halsband beweegt zijn adamsappel op-en-neer. Best wel een leuk andersoortig voorbeeld, hoe je in deze wereld ook je stem kan laten horen, het leven vieren, het voorzien van een glans.

donderdag 13 januari 2011

Laag in laag

Soms kom je associatief en geholpen door het toeval zomaar in een nieuwsoortige wereld terecht. Dat overkwam mij de afgelopen tussen-kerst-en- nieuwjaar-winterperiode, voor mij doorgaans een tijd van wat extra mijmering en bezinning. Ik zag de film Inception, tot tweemaal toe. Het is uitgeroepen op internet als film van 2010. Het gaat over droomwerelden in droomwerelden: Leonardo de Caprio speelt een man die via het ontwerpen van dromen en deze bij anderen te implanteren, zodat je in elkaars droom bent, een soort meesterdief, die zo de geheimen van bijvoorbeeld een kluiscode kan ontfutselen.

In deze film krijgt hij de uitdaging om via een droom, een nieuwe herinnering bij iemand te planten, Inception geheten. Probleem is dat hij geen nieuwe dromen meer kan ontwerpen omdat hij zijn vrouw op traumatische wijze heeft verloren en nu loopt zijn vrouw als projectie zijn ontworpen dromen te verstieren. Dit alles is wellicht abacadraba als je de film niet hebt gezien: ik was heel enthousiast omdat het echt iets nieuws brengt en ik toevallig ook houd van actie-achtige meesterdief-films zoals Ocean's Eleven.

Een werkelijkheidsoprekkende vraag vind ik bijvoorbeeld: Wat deed je voordat je hier was? Als je dat helemaal niet kunt beantwoorden, dan droom je, is het criterium in deze film. En volgens mij klopt dat met de droomwerkelijkheid. Vroeger ontdekte ik in een droom, dat ik mezelf wakker kon maken als ik in de droom heel hard mijn ogen dichtkneep. In de film ziet De Caprio voortdurend zijn eigen kinderen al spelend op de rug, ze draaien zich nooit naar hem toe en op het einde van de film als dit wél gebeurt, dan weet hij en de kijker dat hij niet droomt.

De ideeën voor deze film heeft de regisseur Christopher Nolan, die eerder Momento maakte, overal vandaan gehaald. In de basis zit ook een Donald Duck-strip waar de drie Zware Jongens via dezelfde methode, bij elkaar aangesloten zijn via slangetjes, in het hoofd van oom Dagobert ronddwalen om de code van zijn kluis te ontdekken. Ik zelf liep in de Slegte en bekeek de strip Little Nemo in Slumberland en zag bijna dezelfde soort scènes van een ineengeklapte stad, zoals in Inception.

Zo belandde ik in een boek dat ging over Comic strips, dat zijn strips van een pagina die vroeger standaard in ochtendkranten in Amerika aanwezig waren. Ineens zag ik hoezeer zo'n strip de toon en het motto van je dag kan bepalen. Vooral omdat dag in dag uit, het dezelfde helden zijn in hun eigen kleine universum. Je leest, al slurpend aan je koffie de avonturen van... en de figuren gaan de hele dag met je mee. Popey, The Peanuts, Gasoline Alley... precies zoals in een klooster de dag standaard geopend wordt met een psalm.

Je hebt tegenwoordig zoveel wijzen om je dag te richten, om de kleur van je werkelijkheid te bepalen, om droom, fantasie en werkelijkheid een plek te geven in het hele scala van je bewustzijn en al je handelen. De hele wereld van het internet maakt elk dagfragment ook gelaagd, zeker als je er de hele dag aan gemonitord bent. We leven in interessante tijden.

Wie weet

Pakweg zeventien jaar geleden leek me dat zo'n puzzel: stel je bent een kind gemaakt met een zaadje van een onbekende donor en je ontmoet iemand waarin je je hevig herkent en jullie worden verliefd en dan blijkt dat je allebei je ontstaan te danken hebt van een onbekende donor, dan zoú het zomaar mogelijk kunnen zijn dat je familie van elkaar bent, elkaars 'half'. Hoe ga je daar dan mee om, want hoe kom je daar achter? Mag de liefde doorgang vinden? Er is een verhaal van Somerset Maughan dat ook gaat over de liefdesrelatie van een broer en een zus.

Gisteren dacht ik daar weer aan omdat er bij DWDD twee vrouwen zaten die elkaars halfzusjes bleken, zomaar ontdekt via een foto in de krant en de sterke gelijkenis. Heb je zomaar iemand in je leven die net als jou een eigen bedrijfje is begonnen en met wie je in allerlei opzichten een sterke gelijkenis vertoont. Aan tafel zat een meneer die indertijd anonieme zaaddonor was want dat hoorde toen zo, en er zouden dus wel zo´n zestig boorlingen van hem kunnen rondhuppelen, die hij best wel zou willen leren kennen. En hoe doe je dat dan met de Kerst?, grapte iemand.

Alle grapjes ten spijt; er ontstaan zo meteen wel heel unieke andersoortige verbanden tussen mensen. De twee halfzusjes deden ook een oproep aan hun biologische vader, want al wilde hij zichzelf wellicht niet bekend maken, het werd dan wel makkelijker om nog meer halfbroertjes en zusjes op te sporen. Leve de wonderen van de techniek, want via DNA-testen is dat nu ook allemaal mogelijk. En om het proces te bevorderen komt daar nu ook een tv-progamma over: op zoek naar...

We zullen af moeten van elke vorm van eenduidigheid en controle. Mensen zullen heel binnenkort nog meer keuzemogelijkheden krijgen omtrent de invulling van leefstijl, liefdes en waar de kindertjes vandaan komen. Waarom zouden halfbroertjes en zusjes niet verliefd op elkaar kunnen worden, ze delen niet dezelfde nestgeur, alleen dezelfde genen. Is dat incestueus?, het lijkt me niet. En als je dan vervolgens samen kinderen wilt, dan doe je dat per definitie weer met behulp van een andere zaaddonor, want anders krijg je gedegenereerde kindertjes.

Mijn puzzel zeventien jaar geleden was een veel simpeler. Hoe weet je straks als je verliefd wordt dat je géén familie van elkaar bent? Maar de techniek heeft me allang weer ingehaald. Niemand kon toen bedenken hoe een simpel testje uitsluitsel kan geven. De wereld is héél snel aan het veranderen. Nu nog buitenaards leven. Ik hoop dat ik dit tijdens mijn leven nog mee zal gaan maken. Het lijkt me fantastisch. Eigenlijk zou ik best wel 500 jaar lang of zo willen leven. Kijken wat er allemaal gaat gebeuren, wie we allemaal kunnen zijn en worden.


woensdag 12 januari 2011

Natuur graffiti

In feite is het een veeg teken: discussies met leeftijdgenoten over 'de jeugd van tegenwoordig'. Ga je zelf maar na, toen je pakweg een jaar of twintig was: als je mensen daarover hoorde dan dacht je alleen maar: Bèh, wat een zeurpieten, als ik maar niet zo word dan, dat je geen vertrouwen hebt in de jeugd. Helaas, ik moet toegeven al een paar keer verzeild geraakt te zijn in dit soort gesprekken. Waarbij ik mezelf nog wel op de schouder kan kloppen dat ik optimistisch en positief gestemd ben, gewoon omdat het niet waar kan zijn dan een nieuwe generatie in ene klap vaporiseert tot niks.

- Ja, maar, is het toch echt wel anders, met die internetbreinen en dat snelle, de jeugd laat zich leven, ze worden machientjes, hoor ik bijvoorbeeld. Maar toen de auto werd uitgevonden of de tv en de telefoon: dat waren net zulke grote revoluties en wij met onze breinen zijn daar heel gewoon doorheen gerold. Toch blijft het een teken van mijn leeftijd dat ik toch ook blijf zoeken en kijken naar tekenen dat 'de jeugd van tegenwoordig' net zo goed als vroeger nadenkt, verlangend uitziet naar een betere en mooiere wereld, dan zoals die nu een maal is.

Gisteren las ik in Trouw weer zo'n verheugend teken. Het gaat over de nieuwe graffiti-artiesten die in plaats van een spuitbus, andere manieren hebben verzonnen om graffiti te maken. Zo heb je de Braziliaan Alexandre Orion die in Sao Paulo op het idee kwam in vieze zwarte tunneltjes deze schoon te spuiten en zo een patroon van doodshoofden te voor schijn te halen. Wat wit is, de schedels, is dus het schoongemaakte. Nu heeft de gemeente zijn graffiti weg proberen te werken door het schoon te spuiten, maar in plaats van dat ze het hele tunneltje doen, doen ze alleen het gedeelte waar hij de graffiti heeft aangebracht. Zo stelt hij in een ruk ook het politieke wanbeleid aan de kaak.

Maar het allermooist vind ik de mosgrafiti van Anna Garforth, die met een ultrageheim recept met mos op muren schrijft, zoals deze poëtische tekst:If this is my day of harvest, in what fields have I sown my seeds? Mooi zo'n ineens verschijnend en binnenkort ook weer verdwijnend plaatje.

Aura

's Ochtends vroeg, als ik naar mijn werk ga, dan is er altijd eén bushalte onderweg waarvan ik erg vrolijk word. Dan stapt als het ware heel de wereld in, jong, vitaal, bruisend, dynamisch. Het is een busstop in de buurt van een studentencomplex waar studenten wereldwijd worden ondergebracht en die bus brengt ze recht in het hart van het universiteitsterrein.

Raar, is dat, hoe bijna onzichtbare energie van de geest werkt. Natuurlijk zie je ook wat: hun kledingstijlen zijn gevarieerd en ook al is het 'westers' er zijn minieme verschillen in haardracht, wijze van aantrekken, combinaties. Ze spreken verschillende accenten Engels of Spaans of Frans of iets wat ik niet thuis kan brengen. Toch is het veelmeer de houding, de energie om hen heen die me even, voor zolang de rit duurt en ik eruit ga, me het gevoel geven in een wereldstad te wonen.

Vitaliteit, vrolijkheid, nieuwgierigheid over het leven zelf: je ziet het vaak in eén oogopslag of iemand wel of niet goed in het vel zit. 'Aura', noemen anderen dat. Het hangt om je heen, het is er zonder woorden en het is vaak veel krachtiger dan woorden. Intuïtief en instinctief weet je soms wie en wat je kunt opzoeken om levenskracht te krijgen, je eigen batterij weer op te laden.

Gisteren, na het werk had ik sterk de behoefte om me eens even in andere contreien te begeven, dan het dit-is-niks-januari-weer. Niet mee in het sleurritme, maar meteen iets anders. Dus ik zette een DVD op, To catch a thief uit 1956, ouder dan ikzelf!, van Alfred Hitchcock. Het is de film waardoor actrice Grace Kelly, prins Reinier van Monaco heeft ontmoet en zo zijn vrouw is geworden. Heerlijk, je kijkt naar een bewegende reisfolder die zich in Zuid Frankrijk, rondom Nice afspeelt.

Slow, heerlijk 'slow' : dat is de aura van de film. Je kunt gewoonweg méé met de camera, over zonnige straten, zwemmen in zee, bloemenmarkten, mooie tuinen, huizen, berglandschappen. Zo'n film bespeelt de zintuigen nog, de actie en het plot zijn ondergeschikt aan de beleving. Weinig dialogen, hele gedeelten worden alleen maar gedragen door wat muziek.

Het is prikkelend, eigenlijk, dat 'aura' zo snel, zonder woorden binnen kan sijpelen. De dag eindigde zonnig en tevreden. Ik ga dit meer zo bewerkstellingen, want dat kan!

dinsdag 11 januari 2011

Hoog water

Dit in trieste, druilerige weer, roept bij mij alweer heimwee wakker naar gisteren, toen het stralend blauw was en ik naar het hoog water ging kijken in de uiterwaarden. Wat naïef van me om te denken, dacht ik aanvankelijk, dat ik nog wel ergens aan de uiterste rand van een strandje zou kunnen zitten, want het water stond aan de dijk. Heel het struingebied verdwenen in de zee van water, alleen nog de kruinen van de bomen staken uit.

Maar er kwam een man aan en die vertelde dat hij twee dagen geleden nog gekayakt had en gewoon vanaf een strandje was begonnen. Hij vertelde over golven van twee meter hoog, als er een boot voorbij kwam varen en uitkijkend op dat snel stromend water, nu bijna in de vorm van een alomvertegenwoordigd meer met boten die stukken kleiner lijken dan wanneer je aan de oever ligt, was het onnederlands wijds.

Die kracht van het water, hoe alles binnen een etmaal overstroomt. Hoe mooi tegelijk, als je veilig op de dijk staat in een late middagzon, die weer de prachtigste kleuren aan het zwerk toverde. Ik wilde wel weten hoe het voelde als je de dijk afliep, langs de grillige randen van het water waar allemaal wilde ganzen op dobberden. Ik liep naar beneden en alras vloog er een vlucht ganzen op. Alhoewel nog op een afstandje, was het mijn lange schaduw door het bijna -avondlicht, waardoor ze mijn aanwezigheid opmerkten.

Toen begon ik er een sport van te maken. Misschien ben ik daardoor een natuurverstoorder, weet ik veel. Maar het gaf een machtig gevoel, om eén voor éen een vlucht ganzen pal over mijn hoofd op te zien vliegen. Dat krachtige ruizen van hun vleugels, daar gingen ze! Ze gaven me een bewijs van mijn levend bestaan hier op aarde.

Thuisgekomen ging ik eens eventjes op een tuinstoel zitten en luisterde naar de veel verschillende vogelgeluiden van wat geen mussenkolonie alleen maar kan zijn, het is een vogelkolonie geworden. Een wintermerel floot op de punt van het dak een laatste deuntje. Koolmeesjes schijnen wel zestig deuntjes op hun reportoir te kunnen hebben en een paar daarvan moet ik gehoord hebben. Het fluitconcert was zo gevarieerd. Het leek een lentebode, maar vandaag weet je dan weer dat je daar nog een poosje op moet wachten.

Zo is het leven: wachten, overstromen, op vliegen, neerstrijken, wachten...