
Uit Psalm 115:
Niet ons, o Heer, niet ons,
maar Uw naam geeft eer,
om uw goedetierendheid en uw trouw.
Waarom zouden de heidenen zeggen:
waar is toch hun God ?
Onze God is in de hemel,
Hij doet al wat Hem behaagt.
Hun afgoden zijn zilver en goud,
het werk van mensenhanden;
zij hebben een mond maar spreken niet,
zij hebben ogen maar zien niet,
zij hebben oren maar horen niet,
zij hebben een neus maar ruiken niet,
hun handen - maar tasten niet,
hun voeten - maar gaan niet,
zij geven geen geluid met hun keel.
Dit is toch prachtig. God is goed en trouw, een oproep voor je zelf om ook zo te zijn: God-gelijk. Trouw aan wat je gezien hebt, gevoeld, aangeraakt, gehoord. Trouw aan de woorden die je uitgesproken hebt. God en de afgoden. De afgoden, dat zijn het zilver en het goud en zij leiden de mensen af van de hemel, waar God is. En dan blijkt de hemel in de zintuigen aanwezig te zijn!
Je ogen, je oren, je neus, je tastzin. En ook je smaakzin: zo spreken dat je iets kunt proeven...
Gewoon je ding doen, dus. Mens-zijn met de mogelijkheden in je. Zwaluwen vliegen rond tussen de bergen en de zee en doen zo hun ding. Ik ga vandaag over het strand wandelen, de oude stad verkennen: dat is mijn mooie ding voor vandaag. Met al mijn zintuigen.