Vaders zei altijd; ik voel me thuis in een 5 sterren hotel maar ook in een hutje op de grond en ik geloof dat ik zijn motto nu aan het leven ben. Het hotel waar Moeders en ik verblijven past bij Moeders en deze week dus ook bij mij.Het is een waar genoegen om in een hotel te verblijven te midden van oude bomen, zodat er telkens een vleug denne- en harsgeur je tegemoet komt: het Parkhotel in Ravenna di Marina, ongeveer een kwartier met de bus van het oude Ravenna.
Uitzicht op zee, in de ochtend buiten ontbijten. 's Avonds uitgebreid eten. Elke dag nieuwe handdoeken. Een dikke handdoek nemen bij de zwembadboy en weer wegwerpen naar eigen goeddunken. Een zandstrand met fijn zand en de Pineta erlangs: een strook bos met Pijnbomen en Italiaanse paraplubomen. In plaats van in het wild op een handdoek op strand liggen, wordt je nu een strandstoel toegewezen en is het stuk strand van het hotel zo heerlijk rustig: het gepeupel ligt verder op. Ahum.
Moeders en ik voelden ons bij de douane wel een beetje tweede garnituur: we werden er door twee stoere carbenieries, politieagenten, bedoel ik, uitgepikt om onze bagage te laten onderzoeken. Grapjes durf je dan niet te maken, toen eentje met zijn vingers heel serieus de opgevouwen boterhamzakjes van moeders met zijn vingers betastte: Wat denk, je coke? lag er op mijn lippen.
Later toch een excuus voor het veroorzaakte ongemak en toen zei ik, op zijn krak-Engels, want dat spraken ze zelf ook en vloeiend Engels is dan alleen maar verwarrend, Wat dacht je, mijn oude Moeder van over de 80, wegrennend met een pistool op zak? Excuso, excuso, zei hij, nu lachend. Moeders en ik waren het eens: dit is toch wel een voorbeeld van het bruine velletje dat wantrouwen wekt. Discriminatie. Het is tweederangsburger zijn, een gevoel dat ik allang niet meer gehad heb, met mijn Nederlandse paspoort.