
In de woonkamer hing er sindsdien een prent van Hiroshige en ik heb daar veel en lang bij gemijmerd en erop getuurd. In de verte zie je de witte berg van de Fuji en ervoor en ernaast, wat rotsen en een stille zee met vier zeilbootjes. Het is een van de 53 staties van de Tokaido, de weg van Tokyo, toen Edo genaamd, naar Kyoto en de statie heet Yui. Hiroshige is geinspireert hiertoe door de 36 uitzichten op de berg Fuji van Hokusai. Beide leefden in de 18 e eeuw en maakten prachtige kleurhoutsnedes.
Deze week bedacht ik voor het eerst hoezeer deze wijze van kijken waarschijnlijk mijn brein heeft gestructureerd. Er is één vast middelpunt maar er zijn vele wegen, landschappen, mensen daarin met een eigen doen en laten, soms humorvol, die ervoor zorgen dat elke prent uniek en apart is en ze allen toch verbonden zijn met elkaar.

Daarom dat het woord Heer of Vader als synoniemen voor God, langzaam naar de achtergrond zijn geraakt: men praat nu over Licht, de Levende, de Eeuwige, Bron, Liefde. 'Wezer': dat is een woord verzonnen door een Carmeliet in Nijmegen: ach ja, een ieder probeert maar wat, denk ik dan. Zoals op de prenten van Hokusai en Hiroshige : het gaat erom om te genieten van kleur en afbeelding en weet hebben dat een ieder op de weg is van van de ene plek naar een ander: dat geeft samenhang en roept op tot verbinding. De ene keer is het landschap woest en vol beweging zoals de grote golven van Hokusai, dan weer in rust en liefelijk. Net als in de Psalmen komen alle gemoedstoestanden voor.
De heilige berg Fuji schijnt nu geheel vervuild te zijn door menselijk afval van de pelgrims die de berg beklimmen. Zo is het begrip God ook geheel vervuild. Maar wij, wij alleen kunnen het weer zuiveren door te focussen op de onbetreden witheid van de sneeuw; het vermoeden van heiligheid, heil, dat is geluk, dat altijd ergens aan de horizon aanwezig is.