Broeder W. vertelt over de wilde jaren zeventig. Hij was kapelaan in een kerk tegenover mijn wijkcentrum. Die kerk is met de grond gelijk gemaakt en heeft plaats gemaakt voor ouderenwoningen. Maar toen: onder de kerk was een kelder en daar kwamen de jongeren uit de buurt bij elkaar. Nu moet ik toch eens her en der gaan informeren, want dat kunnen dus de ouderen zijn, die nu in het wijkcentrum komen!
'In die kelder hing een heel groot kruisbeeld en die jongeren verzonnen allemaal religieuze spelletjes.' 'Uuuh?' vraag ik. Ik denk bij spelletjes in een kelder dan toch eerst aan andere dingen, die ik me weer niet kon voorstellen met broeder W. erbij.
'Ja, zo was er een jongen, heel sociaal, hij had heel veel vriendschappen, deed van alles, en plotseling op een avond ging hij voor het kruisbeeld liggen en riep: IK BEN DOOD. Hij deed zijn ogen dicht en bleef doodstil liggen. Ik als jonge kapelaan deed ook maar even niks, en hij bleef gewoon liggen, ogen gesloten, voor dood. Toen kwam schuchter een ander jongen en die begon tegen hem te praten: "Je bent helemaal niet dood, gisteren heb je nog iets getimmerd..." En weer een ander kwam en viel hem bij: "Nee je bent niet dood, zonet hebben we nog gelachen." Enzovoort. Alle jongeren gingen langs hem en pas op het eind deed hij zijn ogen weer open, zo apart. Die jongen speelde dus zijn dood en verrijzenis. En hij had dat kennelijk nodig. Hoe sociaal ook, ergens was hij dus toch niet zo zeker van al die contacten... Iedereen was emotioneel.'
Dezelfde jongen is nu directeur van een strafinrichting voor jongeren, vertelde W. erbij. Nog altijd hebben ze weleens contact. Toen iemand een reünie voorstelde van de groep, was het zo geregeld en iedereen was gekomen.
Mooi verhaal vind ik dit. Ik kan me heel goed voorstellen, dat zo'n groep waar je van alles kon experimenteren, voor altijd een referentiepunt blijft. De roerige jaren zestig en zeventig: een periode met net meer onschuld en naïef idealisme dan de jaren tachtig. Hopelijk denkt die huidige directeur nu over zijn jeugdige delinquenten: jij mag wel dood lijken, al afgeschreven door de maatschappij, maar je bent het niet.
Gisteren in het wijkcentrum bij RTL Boulevard:Ellie, de eerste vrouw van Rob de Nijs, met wie hij tien jaar samen was, ook ergens in die jaren zeventig. Toen een bloedmooie vrouw, nu een verwaarloosd zwerfstertype met verward haar in knopen. Is dat Ellie?! zei een leeftijdgenote van haar, volkomen verbijsterd, die aan het sjoelen was.
Al die oude mensen: ze zijn ooit jong geweest. Wat een gave, als je mooi oud kunt worden, zoals sommige vrouwen in het wijkcentrum. Of zoals de broeders in het klooster. Maar ook dat heb je maar gedeeltelijk zelf in de hand...
'In die kelder hing een heel groot kruisbeeld en die jongeren verzonnen allemaal religieuze spelletjes.' 'Uuuh?' vraag ik. Ik denk bij spelletjes in een kelder dan toch eerst aan andere dingen, die ik me weer niet kon voorstellen met broeder W. erbij.
'Ja, zo was er een jongen, heel sociaal, hij had heel veel vriendschappen, deed van alles, en plotseling op een avond ging hij voor het kruisbeeld liggen en riep: IK BEN DOOD. Hij deed zijn ogen dicht en bleef doodstil liggen. Ik als jonge kapelaan deed ook maar even niks, en hij bleef gewoon liggen, ogen gesloten, voor dood. Toen kwam schuchter een ander jongen en die begon tegen hem te praten: "Je bent helemaal niet dood, gisteren heb je nog iets getimmerd..." En weer een ander kwam en viel hem bij: "Nee je bent niet dood, zonet hebben we nog gelachen." Enzovoort. Alle jongeren gingen langs hem en pas op het eind deed hij zijn ogen weer open, zo apart. Die jongen speelde dus zijn dood en verrijzenis. En hij had dat kennelijk nodig. Hoe sociaal ook, ergens was hij dus toch niet zo zeker van al die contacten... Iedereen was emotioneel.'
Dezelfde jongen is nu directeur van een strafinrichting voor jongeren, vertelde W. erbij. Nog altijd hebben ze weleens contact. Toen iemand een reünie voorstelde van de groep, was het zo geregeld en iedereen was gekomen.
Mooi verhaal vind ik dit. Ik kan me heel goed voorstellen, dat zo'n groep waar je van alles kon experimenteren, voor altijd een referentiepunt blijft. De roerige jaren zestig en zeventig: een periode met net meer onschuld en naïef idealisme dan de jaren tachtig. Hopelijk denkt die huidige directeur nu over zijn jeugdige delinquenten: jij mag wel dood lijken, al afgeschreven door de maatschappij, maar je bent het niet.
Gisteren in het wijkcentrum bij RTL Boulevard:Ellie, de eerste vrouw van Rob de Nijs, met wie hij tien jaar samen was, ook ergens in die jaren zeventig. Toen een bloedmooie vrouw, nu een verwaarloosd zwerfstertype met verward haar in knopen. Is dat Ellie?! zei een leeftijdgenote van haar, volkomen verbijsterd, die aan het sjoelen was.
Al die oude mensen: ze zijn ooit jong geweest. Wat een gave, als je mooi oud kunt worden, zoals sommige vrouwen in het wijkcentrum. Of zoals de broeders in het klooster. Maar ook dat heb je maar gedeeltelijk zelf in de hand...