
Tezamen geven ze een beeld van de arbeidsethos in China, de beleving van een deel van een groep zijn, de ander die altijd voor het eigenbelang gaat. Maar het is vooral zó poëtisch gefilmd! Heel mooie beelden van lege fabriekshallen, details van machines, gereedschap, een glas, de inrichting van mensen in de woonkazernes. In een van de monologen vertelt een oudere vrouw hoe ze haar kind achter heeft moeten laten omdat die, op transport naar de fabriek kwijt raakte en haar medearbeiders haar de boot op hebben gesleurd. 'Het was geheim materiaal dat we maakten, dus we waren gebonden aan het protocol', zei ze. Wát een verklaring, om daarmee je kind achter te laten.
In het begin vertelt een arbeider in een van zijn laatste dagen in de fabriek hoe ze vroeger ook speciaal soorten gereedschap zelf maakten. Hoe hij iets al wilde afschaffen, maar een ploegbaas het weer ging gebruiken. Daarmee had hij ineens begrepen, hoe je met respect met dingen om kunt gaan omdat dat ene stuk gereedschap al door zoveel andere handen heen was gegaan, dat dank je niet zomaar af, zei hij. Vervolgens zag je dat hij een bezoek bracht aan zijn oude baas, die hij al die tijd nooit meer had gezien. Een oude, breekbare man, die zijn geheugen aan het verliezen was. Je ziet close-ups, dat ze elkaars handen vastpakken en die strelen. Dat hij het haar op het voorhoofd gladstrijkt. Zo zie ik dat niet gebeuren in een Baas-Ondergeschikte verhouding in het westen.
De film is heel langzaam. Soms staat het beeld stil en is het alleen die pratende persoon. Bij mij echoën ook altijd mijn eigen Chinese wortels mee. Zingende vrouwengezichten en eentje lijkt er precies op mijn tante van vroeger. Ik voel ook altijd iets bekends in een soort surrealiteit die over de massa en het individu daarin, zweeft. Binnenwerelden die in anonimiteit opgeslokt worden. Er komen dichtregels in voor van Yeats en de muziek is heimwee-achtig, bitterzoet.