woensdag 9 september 2009

Voor FM

'Niks mogen de zusters als eigendom hebben'. Deze zomer heb ik een hele poos gezeten in het raam van de slaapzaal van Clara in San Damiano. Ik zag een constante stroom mensen rondschuifelen, komen en weer gaan, en ik dacht: Wat zou Clara hiervan vinden, als ze dit zou zien? Hoe de mensen door de woon-, slaap- en bidvertrekken banjeren? Ik keek naar de flank van de Monte Subasio. Dit zag zij ook, dit zicht dat was niet veranderd, want bergen kun je niet verzetten.

Weer buiten, probeerde ik me in haar te verplaatsen en in haar band met Franciscus. Nog verder, in het dal onder Assisi ligt Portiuncula: het geliefde stukje aarde van Franciscus, zijn thuis, waar hij naakt op de aarde wilde sterven. Hoe ook dat niet veranderd is. De fysieke afstand tussen Clara en Franciscus bedroeg, als Franciscus thuis was en niet aan het rondzwerven was, enkele kilometers.

In Portiuncula, nu Santa Maria degli Angeli, is er dat kleine kapelletje, verscholen in een immens grote, marmeren basiliek. Alhoewel ik er twee keer eerder was, overviel me nu onverwachts een gevoel van moedeloosheid. Franciscus zou zich eindeloos in zijn graf omgedraaid hebben, als hij zou kunnen zien dat zijn geliefde plekje aarde, letterlijk ingekapseld en versteend is, door de Katholieke kerk!

Men had het bos moeten cultiveren, zoals het daar oorspronkelijk lag, vol verborgen schuilplekken waar Franciscus met God sprak. Of men had er desnoods een groot park kunnen aanleggen, vol verschillende planten, indachtig aan het gegeven dat Franciscus, Clara zijn eerste piancella, plantje dus, noemde.

Ik dacht: wat is er nu overgebleven van hun oorspronkelijke inspiratie? Na alles wat er in die 800 jaar gezegd en gedaan is, inclusief mijn eigen zoeken naar concrete vormen van verbondenheid met de Francicaanse Famile: wat wil ik meenemen en zal ik altijd bij me blijven dragen? Voor mij blijft hun beider krachtige instignatie over, die beide heftig en duidelijk in hun eigen Regel uitdrukken: 'Niks mogen de zusters als eigendom hebben: geen huis, geen grond of wat dan ook'. (Clara's regel, 8, 1)

Zij kozen beide voor radicale armoede vanuit een heel welgesteld milieu. Dat maakte hen vrij en open. Zo is dat nu, in Nederland niet meer te beleven. Hoe 'arm' je ook probeert te zijn, met het oog van de globalesering blijf je stinkend rijk. Materiele armoede kan ons in het rijke Westen niet meer wakker schudden en ons een authentiek, warm en alert leven schenken. Wat dan wel?

Voor mij is het een uitdaging om arm van geest te durven zijn. Dat wil zeggen: een geest te laten waaien, waar ik het opgeef om iets daarbinnen te willen bezitten als zijnde het meest Echt of Waar. Ook in de Franciscaanse Wereld hangt er een geest van bezit: echte samenwerking tussen leken en religieuzen, tussen de verschillende bloedgroepen van de ordes zelf: het blijkt heel moeilijk te zijn. Een ieder hecht aan het eigene. En bestaat de hele Franciscaanse Familie in feite niet vooral uit mensen uit de middle class van onze samenleving?

Nederig willen zijn is iets anders dan nederig moeten zijn, omdat je maatschappelijke rang en positie je dat laat zijn: hulp en zorg behoevend. Of de laagste zijn in de rangorde en altijd de ondergeschikte, altijd degene moeten zijn die het hoofd moet buigen en zich moet richten naar de wil en de macht van hen die boven hem staan.

Na alles, blijft voor mij die ene zin over, die Clara en Franciscus ook in een adem noemen met hun verlangen naar radikale armoede: 'Pelgrims en vreemdelingen moeten we zijn...' (1 Petr 2, 11). Deze ene zin elke dag tot centrum van je meditatie maken en je afvragen waar je die op een moment van de dag tot werkelijkheid kan maken: waar laat je los, wanneer hecht je je niet aan je eigen positie en wordt het vertrouwde weer vreemd; een gebied om in te pelgrimeren en daarom levenwekkend nieuw...?

Wie zich kan laten dragen door Broeder Wind, die is overal en nergens tegelijkertijd THUIS.