donderdag 31 mei 2018

Gods achillespees

Morgen ga ik voor vier dagen naar het klooster in Chevetogne. Daar wordt zowel de Latijnse als de Byzantijnse riten uitgevoerd. Ik ben er een keer op doorreis enkele uren geweest, vond het meteen een mooie plek, waar ik wel wat langer zou willen blijven. En nu deed zich de gelegenheid voor.

Sinds mijn ‘kloosterperiode’, zoals ik het ben gaan noemen, is dit voor het eerst dat ik weer in een kloostersfeer zal verblijven. Ik ben benieuwd hoe ik dit ga vinden. Want het merkwaardige is, dat ik het helemaal niet mis, dat klooster. Ik zie en ervaar steeds meer, dat het maar een vormgeving is, gemaakt door mensen en helaas ook een plek waar mensen zichzelf en elkaar tekort doen. Dat gebeurt overal, maar  een klooster schept een decorum en taalgebruik waardoor er veel onder de tafel kan worden geschoven. Mensen doen en vinden in naam van hun roeping van alles en laten zich niet meer aanspreken door elkaar. 

‘God’ , de reden waarom je kloosterling bent geworden, geeft jou dingen in, je hebt er een hoogst intieme band mee, dus er wordt van alles getolereerd, want God is groter dan een ieder, daarmee kun je niet concurreren, alleen in stilte denken dat de ander wellicht toch op een eigen dwaalspoor zit. Daarmee implicerend dat je zelf toch beter hebt verstaan wat God wil en de weg die God met jou gaat. 

Ik zag de documentaire De Hoofdvrouw. Marijke’s moeder heeft ooit het gezin verlaten en is een profeet achterna gegaan, ze werd de  belangrijkste vrouw voor hem en voor de groep die in een klooster met elkaar gingen leven. Alle groepsleden luisterden en deden alles voor hen. Ook de influisteringen van God, dat meisjes vanaf hun menstruatie, soms vanaf tien jaar, beschikbaar moesten zijn voor hen. Ze gingen naar casino’s en chiquehotels en restaurants, want haar moeder moest ervaren hoe het was om de belangrijkste, de koningin te zijn. Er klinkt hemels gezang en muziek, door de  geest gegeven: Marijke luistert er nu naar in haar huiskamer en schiet vol.

Ik heb met opzet nog niet de woorden ‘sekte’ en ‘seksueel misbruik’ laten vallen. Marijke’s moeder heeft TBS gekregen, de rechter noemde het een folie à deux. Haar moeder is nu weer vrij en tracht een gewoon leven te leiden. Marijke ondervraagt haar familie en ex-sekteleden. Hoe kijken zij tegen dit alles aan? Er zijn er, die gunnen haar dat ze oma kan zijn van haar kleinkinderen en Marijke heeft kinderen, en haar vader zegt niet te kunnen oordelen; was of is haar moeder gek of slecht?

Het eindigt met een ontmoeting tussen Marijke en haar moeder. Ze vraagt aan haar moeder of deze een moment kan aanwijzen dat ze de verkeerde afslag heeft genomen, wanneer was dat? Haar moeder antwoordt meteen: toen ze haar gezin verlaten had omdat ze meende dat God aan haar vroeg om alles los te laten. 'Ik ben blij dat God me deze spiegel heeft voorgehouden', zegt ze. 'Geloof je dan nog steeds in God en wie is dat dan?’ 'De Here God is degene die zijn zoon Jezus Christus heeft gezonden, om voor onze zonden te sterven', zegt haar moeder. Ik ben zo dankbaar.' 'Ik laat het hierbij', zegt Marijke en loopt de kamer uit. Einde documentaire.

Ik denk: het antwoord van haar moeder is merkwaardig gezond: daar waar je breuk en pijn veroorzaakt in naam van God: dat is de verkeerde afslag. Maar wat moet je met het vervolg? Van te voren vraagt Marijke zich af, of ze dan de enige is, die wél vind  dat je mag oordelen, zeggen dat iets slecht is, het christelijk sausje van vergeven, ze weet er geen raad mee. Haar zus zegt dat dit voor haar de enige weg is om verder te kunnen.En nu dan, nu haar moeder haar bedankt dat ze haar wilde ontmoeten en haar voor een nieuw voldongen feit zet: zij gaat niet gebukt onder al haar zonden, ze is vergeven door God. De achillespees van het christelijk geloof, of accurater: Gods achillespees.  Want wie kan er concurreren met Gods liefde? Ze is weerloos.

Introdans danst 5 ⭐️⭐️⭐️⭐️⭐️

Gisteren naar de laatste voorstelling van dit seizoen in de schouwburg die W. voor zichzelf geboekt had: Introdans danst 5⭐️⭐️⭐️⭐️⭐️. Vijf choreografieën dus, door vijf sterchoreografen. In het begin ontdekte ik hoe uitgesproken mijn mening kan zijn: het eerste was Dreamtime uit 1983 van Jirí Kylián. Wel een mooi, abstract decor, lichtend in aarde en watertinten, de muziek was van Toru Takemitsu, alsof je in een Japanse tuin wandelt.

Ja, de muziek en decor riep dat op, maar het ballet? ... Het begon met drie vrouwen, en twee verwijderden zich en er kwam een man op en later nog een man en ze dansten met die vrouw. Ik vond het eigenlijk verschrikkelijk: dat gesleep en gegooi met haar lichaam. Dit is een reden waarom ik ook een hekel kan hebben aan ballet, dacht ik onderwijl, zó stigmatiserend, ik hoopte dat die andere twee vrouwen ook nog terug zouden komen en ze met zijn drieën kracht zouden uitstralen richting die twee mannen. Dat gebeurde niet, ze kwamen op het eind wat doelloos terug. Dreamtime in 1983, zullen we maar zeggen...

Toen kwam er een scherm naar beneden, dat '5 sterren' heette, waarin alle dansers, schat ik zo in, solo dansten met hun namen erbij. Nee! Een soort van reclamefilmpje ertussendoor. Ik vind dat echt niet kunnen. Wat een afbreuk aan het ademende, levende toneel. W. opperde later dat het misschien was om decors te kunnen wisselen, want je hoorde gestommel achter de gordijnen. Dat was aan het resultaat dan niet te zien, het was leeg aan decor op toneel. En dan nog: alsjeblieft zeg, maak niet ineens een filmzaal van de ruimte!

Gelukkig kwam het daarna nog helemaal goed. Een prachtige solo van een mannelijke stervende zwaan op de bekende muziek Le Cygne en nu zonder pathetiek, zoals je zo goed in de film Black Swan kunt bekijken, maar een trots, parmantig, eigenwijs beest dat zich bevrijdt uit inkapseling. En voor de pauze nog een prachtige solo Les Bourgeois op het gelijknamige lied van Jacques Brel. Komisch, een sigaret rokende danser, met de sfeer van: Kom maar op, niemand maakt me wat! Daartussen in Unfold, een vrouw en een man in een duet van de Amerikaanse choreograaf Robert Battle. Verassende bewegingen en gebaren, danstaal die iets zegt over de hedendaagse verhoudingen tussen een man en een vrouw.

Na de pauze het verrassende Loin van de Vlaams-Marokkaanse Sidi Larbi Cherkaoui. Nu viel de internationale cast van Introdans op. Er werd in gesproken, een hilarisch verhaal dat ze met zijn allen gingen dansen in Peking, er grote kakkerlakken op het toneel liepen en een rat en dat de Chinese gidsen hen onbegrijpelijk in het Chinees, een rondleiding gaven. Er werd een solo in gezongen, een Roemeens lied, ‘Als geluk gedeeld werd’ en ondertussen werd er natuurlijk gedanst. Lichamen met elkaar verbonden in een flow, een kettingreactie, en ook weer niet, elkaar begrijpend in een soort van synchroniciteit en ook weer niet. 

Zoiets als het internet dus: nabijheid en afstand, wereldwijd, in één. En ook weer niet. Of wanneer je slentert in een vreemde stad, met onbekende muren die doorzichtig worden. Of een marktplaats waar je dingen uitwisselt: even interactie en dan is het weer voorbij en dan begint het weer opnieuw.

dinsdag 29 mei 2018

Hagelstenen, Oerolsite

Dat was toch wel spectaculair, die hagelstenen die tijdens het noodweer, code oranje, de lucht uit flikkerden. Het klonk alsof er stenen tegen het raam gegooid werden en ze ketsten van de ligstoel onder het raam weer tegen de ruit, en soms nog een keer,  bijna een klankspel. Maar je moet er toch niet aan denken, dat dit tijdens kamperen gebeurd, de hagelstenen waren niet glad, ze hadden overal scherpe punten, het waren ijsklontjes, tentzeil lijkt me hier niet tegen bestand...

Het was voor het eerst dat ik vanaf het eerste moment van de voorverkoop van kaartjes voor Oerol  online kon zijn, eerder had ik geen internet thuis en keek ik de volgende dag eens. Ik zag in het aanbod welgeteld maar twee voorstellingen die ik echt op het eerste gezicht interessant vond. En dus, vooruit maar, toch eens kijken of ik ze kon boeken. Dus ik zat 20.00uur startklaar. De eerste minuten pakte het niet, maar toen kon ik zomaar de bestelling doen. Oh, klaar.

Toch eens kijken welke voorstellingen ‘hot’ zijn, die dus al heel snel in de dagverkoop staan, heet dat dan, niet meer te bestellen. Het is een uitgekiend systeem om mensen begerig en hebberig te houden en bij oude Oerol-gangers gaat er volgens mij iets door je bloed heen omdat er ooit zoveel geweldigs was en de kaartjes voor de topvoorstellingen heel snel  uitverkocht raakten. Het hele aanbod nu, was vroeger B of C kwaliteit...

Ik ben een oude Oerolgangr en zag een voorstelling al helemaal in de dagverkoop, op de laatste zondag na. Van Collectief Walden over warmte: het verband van alles met alles. Met medewerking van een bioloog en muzikant, een filosoof, een dramaturg, kunstenaars. Dan wordt de onderzoeker in mij wakker: het thema is dus voor velen aantrekkelijk, allerlei disciplines doen mee, maar geen theoloog of religiewetenschapper erbij terwijl ‘verbinding’ daar een hoofdissue is. Wat zal men ter berde brengen? Vooruit, toch een kaartje scoren, als uitsmijter, op die laatste zondagmiddag.

Het was twintig minuten later, maar de site was wegens drukte even niet bereikbaar,maar achter de schermen waren ze druk bezig  het te verhelpen. Maar tien minuten later was de tekst verandert in: door een technische storing is de voorverkoop tijdelijk stilgelegd. En net keek ik weer en nu is de tekst: we balen enorm, de voorverkoop is stilgelegd, vanaf 22.00 laten we hier weten of we vanavond  nog verder kunnen gaan.

Alle Oerol-gangers hebben als hagelstenen op de site gebeukt. Maar volgens mij is dat elk jaar zo, ik heb  er al eerder van gehoord hoe mensen die hele avond met zenuwen in het lijf bezig waren. Wellicht niet zo definitief en heftig als nu. Zat ik dus in die eerste vijf minuten, nog net in de luwte, met twee beoogde kaartjes al binnen. HA!

maandag 28 mei 2018

Eindelijk ontdekt, het merelnest!

Ik kon het maar niet vinden. Ik zie al weken merels de kleine meiboom en de groene haag aan de kant van de buren invliegen, maar ik kon het nest niet vinden. Echt niet in de takken, want die had ik decimeter voor decimeter gescand. Gisteren dacht ik: misschien de diepte in, in de dikke klimop. Ik zag niks en takjes en blaadjes verschuiven, dat kan niet.

Nu zag ik alweer vader-merel met een dikke vette worm en ander spul, landen in de appelboom. Vast een rustpauze voor dat allerlaatste stukje, het nest in. En nu goed kijken en blijven volgen. En toen zag ik het zwarte staartje in de meiboom een kleine duik maken en stoppen. En daar, alweer op ooghoogte, net zoals het tortelduivennest, onder een dikke tak begroeid met klimop was het nest! En ik zag twee kleine snaveltjes schemeren! 

Wat slim weer gevonden. Want die dikke tak is niet natuurlijk, die heb ik er ooit in gegooid,om de afscheiding met de buren wat volume te geven. Nu, groen begroeid, dus een perfect dak en beschutting biedend voor een nest. Voor mijn neus, vanaf het terras, nu dus een plek om te blijven kijken. Die jongen  zullen binnenkort natuurlijk nog gaan uitvliegen. Elke dag kijk ik ook naar het tortelduivennest, maar daar zijn nog geen jongen, geloof ik.

Ook in de klimop en bruidssluier boven het dak, moet onder de mussenkolonie ook een merelnest zitten. Want ook daar vliegen merels regelmatig in en uit.  Misschien zit het zelfs lager,  gewoon in het afdakje, van oude bamboestengels, en dan lagen riet, oude takjes, plastic zeil, oude tentdoek en natuurlijk klimop die daar weer opgroeit. En vlakbij, ik weet niet waar, ik denk niet in mijn tuin,  ook nog een tortelduivennest. Want ze roekoeën naar elkaar, terwijl er weleens twee op het dak bij de buren zitten. 

Mijn tuin is vooral een groene kluis nu, heel beschut  en vol levende wezens. Er zijn ook kikkers,  heel grote en kleine en als ik thuiskom en langs het kleine vijvertje loop, dan hoor ik plons, plons, ze springen dan vanaf de kanten het water in. En er zijn ook weer zwartige padden. Niet die grote oude van weleer, maar kleine jonkies, dat vraagt alleen  tijd, eer... Ik ben ook geneigd om te denken dat er in de dichte bamboe jonge mussen zitten, want ik hoor ook piepend getjilp. Maar dat kan niet, bamboe leent zich niet voor nestjes. O, het zijn natuurlijk die jonge mereltjes, bedenk ik nu, maar twee meter verderop!

zondag 27 mei 2018

Dertig jaar getrouwd

Ze zeggen weleens, dat je aan je vrienden kan zien,wie je eigenlijk ook bent of had kunnen zijn. Ze leven  delen van jouw eigen verlangen en met a simple twist of fate, had het er bij jou ook zo uitgezien. Hier denk ik nu aan, omdat vriendin P. haar dertig jarig huwelijksfeest vierde. Dertig jaar! 
  • Ik ken haar nog uit de tijd van het eerste bericht dat ze wel een leuke jongen had ontmoet. We waren allebei twee bleue meisjes, vers van de middelbare school en we woonden nog bij onze ouders thuis. Eerste jaars Pedagogische en Andragogische Wetenschappen en die andragogie-kant overheerste, en dus liepen er heel veel oudere, doorgewinterde mensen rond, die al Sociale Academie hadden gedaan, wereldwijs waren en de wereld graag wilden veranderen. Wij wilden orthopedagogie doen, iets met kinderen... Nog een wondertje dat we met elkaar in contact kwamen, tussen al dat studentengedruis.

  • Ik herinner me het nog wel: we stonden beide aan de kant in de pauze van een hoorcollege in het grote collegezalen-complex. Haar verlegenheid met tegelijk heldere, doortastende ogen, viel me op, het had iets vertrouwds voor me, misschien omdat ik zelf ook zo was; verlegen. De eerste keer bij haar thuis hing er boven haar bed een poster van Monet, van vrouwen in een papaverveld, en ik had zelf ook net het impressionisme en Monet ontdekt.

  • Op één van mijn verjaardagen kreeg ik twee dames op ieder een kaart van Claude Monet, ieder met een parasol in een weide, met een spreuk over vriendschap en als je ze naast elkaar plakte, met de spreuk ertussenin dan waren de dames naar elkaar toegekeerd. We hadden beide tekenles gehad bij dezelfde docent en we kregen beide in de zelfde tijd ons eerste echte vriendje. En hij is haar huidige man geworden en de mijne ben ik uit het zicht verloren, hij woont nu, geloof ik, in Boston.

Mijn leven heeft andere afslagen gekend en door de jaren heen zei ik tegen haar: iets in mij had ook wel altijd bij die ene willen blijven en dan zei ze, maar in jouw leven gebeurt van alles, dat van mij is  saai... En toen ben ik op haar kinderen gaan passen, bij elkaar veertien jaar lang, elke week, een dag, en zo is ze dan dertig jaar getrouwd en ik zat ineens weer in de kerk van dertig jaar geleden, toen haar broer nu weer het begin voorlas  van de tekst uit De Kleine Prins ‘En toen verscheen de vos...’  Over elkaar tam maken, en dat betekent ‘verbonden’.

zaterdag 26 mei 2018

Sons/daughters of God

Wat een welbestede lange middag. Vriend T. exposeerde in het kader van een kunstroute in Groesbeek in zijn atelier en prachtige tuin. Leuk, om zijn werk opgehangen te zien en je er langs kunt lopen en anderen er iets over te horen zeggen.  Hij schildert met acryl en er zit een soort intensiteit in zijn werk, waar ik van hou.

Ik kreeg voor mijn zestigste verjaardag mijn geschilderd portret van hem en de eerste keer dat ik het zag vond ik het een beetje eng om naar jezelf te kijken. Nu hangt het boven de tafel en het aparte is, dat soms mijn eigen afbeelding wegvalt en de aanwezigheid van T. door louter de kleuren erdoorheen komt. Het schilderij heeft een regenboogomlijsting. Hij had elke kleur al geprobeerd voor die lijst, niks paste echt en toen werd het dit. Het maakt me vrolijk. Maar dit terzijde.

Hij heeft mannen geschilderd die foto’s van zichzelf op internet hebben gezet in travestie. Ze stralen een mengeling uit van kwetsbaarheid en toch jezelf willen laten zien, je gaat je afvragen wat er in elk omgaat, en hoe vaker je kijkt, dan is het de ene keer de ene die jou aanspreekt, bijna letterlijk, en dan een andere. Vriendinnen die er één van in de huiskamer hebben hangen, maken mee dat het schilderij weerstand oproept, zozeer, dat het bevreemdend is om jouw eigen bekenden zo afwijzend te horen praten.  De serie heet Sons / daughters of God, een serie over de anderen. Tja, T. is ook theoloog:

Als begeleidende tekst is er een stukje uit Fried Eggs van Bette Midler. Het gaat over een enorme vrouw die ze in de zomer tegen komt met een felblauwe jurk aan, bezaaid met madeliefjes. Ze is bijna kaal. Over het kale hoofd ligt een gebakken ei. Vaak denkt ze terug aan die gekke vrouw en als ze ‘s nachts wakker ligt in bed, dan bidt ze: ‘Lieve God, fluister ik, ‘lieve God, ik smeek je, laat me niet de behoefte voelen om een gebakken ei op mijn hoofd te dragen. Laat me alsjeblieft morgen niet wakker worden met een gebakken ei op mijn hoofd, maar als ik morgen onverhoopt wakker word met een gebakken ei op mijn hoofd’ - Je kunt er immers niets aan doen. Het overkomt je gewoon-‘ zorg er dan voor dat niemand het ziet’
We dragen allemaal een gebakken ei met ons mee en de vraag is, wat doen we met al die gebakken eieren?, aldus vriend T. Wie googelt op ‘Thijs Rutten autonoom kunstenaar’ kan een aantal van deze schilderijen zien. En morgen ook nog in De Pastorie in De Horst, dat overigens ook een Bed& Breakfast is.

Ken je dit boek?’ vraagt T.  mij, hierin staat voor het eerst exact hoe ik het zelf beleef. Eeuwige wijsheid van Williges Jäger. Nee, ik kende het niet en begon het te lezen in de schaduwrijke tuin. Na dik twee uur had ik het uit. Ja, het is ook precies zoals ik het zelf beleef. Onderwijl hoorde ik van achteren wat commentaar komen van bezoekers aan zijn atelier. Over wijsheid, de liefde en gebakken eieren... Een welbestede middag, dus.

vrijdag 25 mei 2018

Net een beetje anders

In mijn tuin heb ik nu, voor het eerst, nog geen éénjarig perkgoed gehaald. Ik geniet nog van twee hoge roze akeleien, de roze ooievaarsbek begint haar bloemetjes te tonen in het groen, twee roze kleine vingerhoedskruid groeien gestaag omhoog en ook de rozenstruik begint de kleine roosjes te ontbotten. Verder staat er veel Judaspenning, die gaven eerst purperen bloemen,  en dat zijn nu alweer groene penningen. Ook staan er nogal wat hoge groene stelen op blad, die later in het jaar gele pluimen geven. Er bloeien ook nog kleiner roze onbekende  bloemetjes in de oude hangpotten.

Misschien laat ik het zo. Er ontstaat in mij de behoefte om sommige dingen eens anders te doen. Ik ga wel naar Oerol op Terschelling, maar overweeg dit jaar eens geen enkele theatervoorstelling vast te leggen of te bezoeken. Hoe zal dat zijn? En dit jaar misschien niet naar Venetië, maar in de zomer doorwerken en tussen die twee werkdagen door, kamperen op natuurcampings in den lande? Om eens in de herfst langer weg te gaan?

Gisteren had ik een cursus die ging over Verzuim en Het Eigen Regiebeleid. Wat moest ik daar als klusjesvrouw, die toch in feite heeft meegemaakt dat haar verzuim door ziekte, niet tegen kunstlicht kunnen, uiteindelijk door de werkgever als werkweigering gemarkeerd werd? Eigen regie, hoezo? We moeten naar Warme Zakelijkheid was het betoog voor de pauze, in plaats van de Softe Kilte van tevoren. Dat is: O, wat erg voor je, doe maar rustig aan, ziek maar goed uit en vervolgens niks meer van je laten horen. Hetgeen één miljoen mensen in de uitkering heeft opgeleverd. Nergens op de wereld is het zo goed geregeld rondom ziekteverzuim als in Nederland. Verzuim klinkt negatief, noem het liever neutraal: absentie...

O, o, zoveel mooie woorden. Elkaar aanspreken op verantwoordelijkheden, niet vragen naar de ziekte, want dat hoort bij de privacy. Warme Zakelijkheid zijn de nieuwe toverwoorden. Gelukkig mocht ik na de pauze naar huis, ik was per ongeluk uitgenodigd, de cursus was niet voor mij bedoeld. Nou, daar was ik het in ieder geval hartgrondig mee eens. Ik werd er wat balorig van, ik was al in de stad en de balorigheid uitte zich in een milde vorm van kooplust. Wat niet meer is, dan toch kopen wat je eerder overwoog en snuffelen tussen leuke spulletjes.

Ik kocht drie brillen, een aanbieding bij Eyes+More. Ik was met W. uit NZ eerder in de week in mijn brillenwinkel, zij zocht een nieuw montuur, ik zette er zelf een op, want ja, ik ben in een half jaar tijd twee brillen verloren en heb nu een zonnebril en een ‘computerbril’, het voldoet wel, maar is niet optimaal. Ik hoop dat je die gaat kopen, riep W., je zult er alleen maar complimenten mee krijgen! Een bril met boven bij de wenkbrauwen en de brede brilpoten rood en verder goud-achting. En nu heb ik ook een vliegeniersbril als zonnebril, terwijl ik dacht van oudsher, toen het mode was, een hekel aan dat model te hebben.

De dingen dus nét een beetje anders doen...Gewoon eens niet toegeven en op mijn strepen blijven staan, niet de rol van de oudste spelen, dingen initiëren en je verantwoordelijk voelen, maar ‘wat doen’, van dag tot dag... Het hart op de tong hebben, in plaats van de kat uit de boom kijken. Al met al bevallen die subtiele verschuivingen, me op dit moment bést, alles wordt een experimenteerterrein, waar wellicht meer onverwacht en nooit gezien onkruid gaat groeien dan kleurig eenjarig perkgoed die je welbewust een plaats geeft.

donderdag 24 mei 2018

Wijn en Stadsschouwburg

Gisteren was ik voorde tweede keer in korte tijd in de Stadsschouwburg. Naar de schouwburg gaan is doorgaans boven mijn budget: om 29 euro uit te geven aan een voorstelling van pakweg anderhalf uur, die als je het niet boeit, je het niet, zoals een boek weg kan leggen, dat risico wil ik niet nemen. Maar nu werkt W. als vrijwilliger bij Schouwburg en Vereniging en als honorarium mag zij naar alle voorstellingen die er plaatsvinden en ook mensen meenemen voor 12,50 euro. Kijk, dat verandert de proporties: voor dat bedrag plus een drankje in de pauze, laat ik mij graag verrassen.

Nu sprongen de herinneringen rondom dit gebouw allemaal naar boven. Toen ik kind was, zat ik jarenlang op ballet bij Elly Charlotte van Dijk en een keer in de twee jaar was er een  grote voorstelling voor de ouders. Heel professioneel, met mooie decors die vanaf boven naar beneden zakten en hele verhaallijnen. Ik was een  keer viooltje in een bloembed, in een tovertuin vol bloemen, die door een fee tot leven  werden gewekt. En een keer landloper in een schilderij in een museum, waar ook alles ging leven. En ik beeldde het kinderliedje 'Tussen Keulen en Parijs' uit. Nu denk ik; hoe sterke groeven maken dergelijke ervaringen in jou, wellicht bijna zoals een tatoeage? Nog steeds krijg ik een week hart van tuinen en viooltjes, musea en landlopers en ‘op-weg-gaan’.

Dus ik ken het vanachter de coulissen: de kleedkamers en dan werd er omgeroepen dat je alvast naar de gangen moest gaan, heel lang wachten in het trappenhuis steeds dichterbij het toneel en dan vlak achter het podium bij de donkere gordijnen wachten op je opkomst, de donkere zaal inkijken en misschien was die reflecterende bril in het midden, die van je vader of je moeder.

Op de middelbare school, vijfde klas, stond ik nogmaals op het toneel, als moeder van een van twee gezinnen in het toneelstuk Our Town van Thornton Wilder. Het stuk begon in stilte, in mime zie je het stadje ontwaken, met de stem van een verteller.’Kijk, daar komt de melkman aan, moeders dekken de tafel... Ik was de eerste die sprak, nee schreeuwde: Wakker worden!!! Anders komen jullie te laat op school!!! Ik weet nog dat er een geroezemoes door de hele zaal ging en op de video die ik er later van zag, de eerste keer dat ik me zelf in beeld en geluid zag, meende ik te begrijpen waarom: ik had een soort van Indisch accent...

Nu was ik er dus en keek naar Wijn, een ‘thrillerkomedie’ werd het genoemd, een beetje misleidend, want daardoor zat ik te wachten tot er een moord ofzo gepleegd zou worden, tussen vijf vrienden die elkaar treffen bij hun jaarlijkse wijnproef avond, altijd bij Charles en Charlotte, gespeeld door Porgy Franssen en Carine Crutzen. Hun acteerwerk was een waar genoegen om mee te maken, scherp en subtiel wisselend van gemoedstoestanden. Ze speelden een echtpaar uit een zeer gegoed milieu, zij heeft nooit hoeven werken, en op bezoek komen een sociaal-psychologe die denkt dat alles meetbaar en oplosbaar is met haar man die iets van een niet doorgebroken broodschrijver is. De vriend die dit jaar niet uitgenodigd was omdat hij te dronken was geworden het jaar ervoor, verschijnt toch ook, evenals een geadopteerde dochter.

Het blijkt de dertigjarige verjaardag te zijn van Olivier, de zoon van Charles en Charlotte, die in Chili verongelukt is. Het was zijn vergeet-reisje voor het liefdesverdriet dat hij had opgelopen doordat Guusje, de dochter van het andere stel het uit had gemaakt. Diep verdriet dus, onuitgesproken verwijten onderling, en dat al jarenlang weggedronken met zeer dure wijnen... Nu heb ik het ‘plot’ van de’thriller’ misschien weggegeven. Enfin.

Al die maskerade, het vilein, de opgekalefaterde agressie, het vluchten naar keuken en wijnkelder, de onderlinge kortstondige bondjes die de ene met de andere sluit, om elkaar daarna weer te verraden: het leuke aan live-toneel is  dat je dan de zaal rondziet en alle mensen ziet lachen en reageren op wat er gebeurd en je gewaar wordt dat alles bij een ieder resoneert en herkenbaar is. 

maandag 21 mei 2018

Topmomenten, pinkstervoettocht

Vannacht kroop ik in mijn slaapzak inmijn kleine eenboogstentje en zag op de verlichte iPad dat het 2.18 uur was. Ik had het kampvuur dat eigenlijk al gedoofd was, de verschillende half verbrande houtblokken lagen allemaal uit elkaar op de grote vuurplaats en alles gloeide alleen oranje na,  weer tot leven gewekt. Het werd een mooi klein vuurtje vlak bij mijn voeten en dat heb ik helemaal tot as laten vergaan.

Voor mij zijn dat topmomenten: boven de donkere boomtoppen werd allengs de gehele Kleine Beer zichtbaar, iedereen in Huize Morgenrood sliep, inclusief de hele natuurcamping in het bos, het was helemaal stil, alleen het vuur knetterde soms, en de vlammen likten langzaam de houtblokken weg.

Het natuurgebied Kampina was ook prachtig, prachtig. Witte waterlelies in de vennen met gele lissen  aan de kanten, blauwe libelles, frisgroene varens en kabbelende kreekjes langs overhangende bomen. Omdat  je er al om 9.00u 's ochtends inloopt, laat  het ochtendlicht alles tintelen. En op de tweede wandeldag, uitgestrekte heide met schapen en kleine paarden.

En ook weer ontdekken, dat de Franciscaanse Beweging al lang met me meegaat, bekenden zien van soms jaren geleden en dezelfde herinneringen delen van eerdere Pinkstervoettochten: weet je nog in die oude school, allemaal in de gymzaal. Ja, ik verschool me toen in de gymtoestellenruimte onder de bok, achter het gordijn, op zoek naar een beetje privacy. Of ik ging ergens in een uithoek van een lange gang liggen, buiten de lokalen. Toen mocht het niet meer in scholen, wegens de brandveiligheid, na de brand in Volendam. 

En toen het zó slecht weer was, twee dagen achter elkaar regen, en bij hoge uitzondering de druipnatten werden opgepikt met auto’s. En er waren  koffiepunten langs de route, waar koffieketels naar toe werden gereden, zo ging dat toen.  In cafés onderweg je te goed doen aan cappuccino's, halve liters bier, en in mijn geval een enorme vruchtensorbet, dat hoorde toen niet in het concept. En gelukkig was de disco ook weer terug, want ook deze was een poos afgeschaft omdat het niet zou passen.

Een soort van nestgeur,  is ook heel prettig. Zomaar het Zonnelied met een aantal aanheffen, en weet je nog dat die nieuwe versie op de melodie van Branduari, morrend werd ingeoefend?  Maar die heeft het lekker niet gehaald, de oude versie, met een simpeler tekst en muziek, dreunt zo lekker weg en tot mijn eigen lol kon ik het zonder tekstboekje gewoon meezingen. Evenals al die liedjes die al jaren op het repertoire staan.

Want ik had al die vitale info, het exacte adres, de telefoonnummers omtrent bereikbaarheid, mijn mobieltje, het boekje dus met liedjes en teksten, allemaal op mijn tafel thuis achtergelaten, ik was van plan om het als laatste in het bovenrits-vak van mijn rugzak te stoppen, vergeten dus, en schier een rampje, als je per ongeluk op de heenweg in de verkeerde trein bent gestapt, terwijl je op het station zou worden opgehaald.

Dus ik stond daar in het halletje bij de treindeuren nog verwoed op de knop te drukken of de deur alsjeblieft nog open kon, nee hoor, automatisch gesloten, blijft dicht. Drie jonge mensen van 21 jaar zagen het voor hun neus voltrekken, dit is een klein rampje zei ik hun, met grote rugzak, kleine rugzak en tent om me heen, want alle info, plus mobiel, lag dus thuis. Maar dan ken je de jonge generatie nog niet: binnen geen tijd, hadden ze met twee mobieltjes zowel het juiste telefoonnummer en ik hoefde alleen nog door de telefoon te spreken en hadden ze ook al uitgezocht vanaf welk perron ik in Eindhoven weer naar Oisterwijk kon reizen en wat mijn nieuwe aankomsttijd zou zijn, en dat hoefde ik alleen te herhalen door de telefoon en zo kwam alles toch weer goed.

Jullie zijn zo snel, zei ik, jullie kunnen je natuurlijk helemaal geen wereld zonder computers en internet voorstellen! Nou, dat viel wel mee, de ene had pas op zijn veertiende een mobieltje en allen mochten vroeger maar mondjesmaat op internet. Een andere herinnerde zich de elektrische typmachine nog en ook Typex kenden ze, maar dan om ballpoint te verwijderen en  eentje wist ook hoe erg dat dan was, dat een gecorrigeerde letter met een handtypmachine dan standaard dik, vet en viezig eruit zag op papier. Trouwens, zij waren al old school,  want ze gebruikten nog Facebook.

vrijdag 18 mei 2018

Ondernemers en filosofen

En toen was het ineens al vrijdag en heb ik net, ouderwets, mijn rugzak ingepakt. Ik ga naar de Pinkstervoettocht van de Franciscaanse Beweging in Oisterwijk. Mijn criterium is tenminste dat ik kan kamperen. Met mijn piepkleine boogtentje, maar mijn stoeltje neem ik wel mee. Het wordt aardig mooi weer, maar hoe zijn de nachten? Het meeste volume is nu de nachtkleding, want ik heb er een hekel aan om het koud te hebben. Nee, Wansie toch maar niet mee, niet overdrijven.

Vorig jaar waren er geen campingplaatsen, maar ik kreeg een bericht of ik in ruil, als het ware, voor het schrijven van een artikeltje over een imker bij mij in de buurt voor het maandblad, er dan toch ergens op het terrein wel een kampeerplekje voor mij was. Maar toen was ik nog niet tot veel in staat, wegens moeheid door al het slaapgebrek. Dit jaar sta ik er veel beter voor, alleen de wond op mijn knie is nog niet geheel genezen, dus kamperen op de grond is toch een kleine uitdaging.

En W. kwam hier logeren... ik blijf  het altijd een verwondering vinden, dat oude vriendschap gewoon dezelfde is, met dezelfde dynamiek als altijd. Maar W.  is  wel uitgegroeid tot een succesvolle onderneemster in NZ, die als laatste in haar werkzaam leven, nog een boekwinkeltje wil beginnen in haar woonplaats. Dat was ooit een gezamenlijke droom: samen zoiets runnen en dan, geïnspireerd door wat wij in Engeland hadden gezien, dat je er ook iets kunt drinken, met eigen gebakken dingetjes, en zo. Zij had al een middenstandsdiploma en ik een horecadiploma, maar beide geen cent te makken.

En de ene heeft nog steeds niet veel te makken, maar is daar volkomen tevreden mee. En de andere is best rijk geworden en kan zo meteen een boekwinkeltje inrichten geheel naar eigen smaak en inzicht, zonder echt op het geld te hoeven letten, onder het motto: ik kan me op mijn eigen sterfbed niet in de ogen kijken, als ik, nu de kans zich waarschijnlijk voordoet, mijn oude droom niet waar ga maken...

Hoe verschillend je uitgroeit en ook bent. Ik heb een ongeluk gehad met iPad, waardoor het glas flinke barsten heeft. W. zou meteen naar de winkel rennen om het te vervangen en ze vraagt waarom ik dat niet doe, hoe kan dat, ik zou er gek van worden, zegt ze.  En ik antwoord dan heel ‘filosofisch’ dat ik breuk en kapot gaan een deel van het leven  vind, dus zolang het niet erger wordt, ik hier dan mee leef en het accepteer. Oké begrepen, zei ze. Maar filosofen worden doorgaans niet rijk, want wat ze ondernemen speelt zich allemaal in het hoofd af. En ondernemers, ja die maken letterlijk eerdere oude dromen tot werkelijkheid.

maandag 14 mei 2018

Hoekrekje, badhaakjes en zo meer

‘Het zal ook weer niet  waar zijn’, zei ik net hardop, toen ik als laatste actie en finishing touch de twee roestvrijstalen badhaakjes plakte tegen de witte tegelmuur. Speciaal St. Marc gehaald om het eerst te ontvetten. Een paar keer schuiven waar ik ze precies wilde. Je moest ze 60 seconden aandrukken. Nou, dan beide maar tegelijk, tenslotte heb je twee handen. En dan op een stoel staan, zodat je niet boven reikhoogte jezelf extra vermoeid.

Ik plak. En kijk nog eens: Nee... nou hangt het ene iets hoger dan het andere! Dat was de bedoeling niet. Een echte Mirjam-actie: een combinatie van mijn niet optimaal functionerende coördinatievermogen, maar in naam van de eerlijkheid  dient ook gezegd te worden dat de kans wel groter was geweest dat ze wél op één lijn hadden gehangen, als ik ze gewoon één voor één geplakt had...

Ach, de menselijke maat, zullen we maar zeggen. Is op één lijn eigenlijk niet alleen maar de macht van de gewoonte? Dit, net iets anders, is ook wel aardig. En nu is de badkamer dan echt helemaal klaar. De licht eikenhoutenplank die ik besteld had was tijdens mijn afwezigheid niet aangekomen, foutje bedankt bij het distributiecentrum. A, de loodgieter zou nog langskomen, ook voor het plastic planchet, die nu boven de wc hangt en ik hoopte het roestvrijstalen hoekrekje aan de andere kant bevestigd te zien worden, want bij de douche ging het niet, omdat daar de nieuwe leidingen liepen.

Maar aan de andere kant kon ook niet, want daar blijkt twee keer een holle muur te zijn. En de twee pluggen vlak naast elkaar die spreiden zich uit en dat kan zo’n muur niet verdragen. Weer een heleboel bijgeleerd, vandaag. Wel een beetje stom, want om dit degelijke, zware hoekrekje van Tiger, waarvan ik dacht : zoiets massiefs wil ik nou ook eens in mijn huis, heb ik de rest van de aankopen gedaan: grote spiegel, de haakjes, de wc-rolhouder met extra klepje, licht boven de spiegel, een degelijke zware houten plank. Maar mijn huisje is dus toch te licht  bevonden, dat hoekrekje is boven mijn stand: te groot. En opnieuw dient de eerlijkheid mij te zeggen, dat ik wel blij was dat deze niet al in de douche met douchegordijn, 90x90 cm gemonteerd was, ik zou mijn elleboog ofzo er constant aan kunnen stoten...

Wat ben ik verder tevreden! Op de houten plank geen badartikelen, maar verschillende beeldjes; een Russisch matroesjka-beige-met-goud poppetje dat klingelt als je het oppakt, een piepklein brons boeddhabeeldje met vier gezichten en vier armen, een  beschilderde keramieken uil uit Mexico, aan de achterzijde met roze en blauwe bloemetjes en vogels en nu goed zichtbaar door de spiegel. En die éne schelp, die nog gesloten, ooit zo uit het schuim van de zee in Sumatra sprankelend naar me toe rolde, van binnen mooi paarlemoer, en die stenen handbijl die me als kind mateloos fascineerde, uit het ouderlijk huis. Een ‘museale plank’ om de dag mee te beginnen, met pal boven de kraan een kleine lichtgrijze staande Japanse monnik, met gevouwen handen in bidhouding, één van de laatste dingen die ik uit een rommelige boekenkast vanuit het huis aan de Waalkade, toch nog meenam.

Christendom en Boeddhisme

In Londen, in het British Museum, had ik een Aha-Erlebnis. Ik dwaalde langs al die Boeddha-beelden, verzameld uit talloze landen. Telkens één figuur, al dan niet al in verlichte staat, in verschillende meditatiehoudingen. En ineens dacht ik: Het christendom is een religie die in het verleden leeft. Die zich voedt met telkens weer, elk jaar opnieuw, datzelfde verhaal vertellen. Terwijl het boeddhisme leeft vanuit het heden: jij kunt zelf ook verlicht  worden, een boeddha, en ter plekke als je zou willen, dezelfde meditatiehouding aannemen , als het beeld waarnaar je kijkt.

Ik dacht hieraan, omdat ik vanochtend in Trouw een interview lees met iemand van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland, die deze week in Delden haar voorjaarsconventie houdt. De week tussen Hemelvaart en Pinksteren is helemaal niet zo’n fijne week voor christenen, zegt Wilmavan Klaveren, leidster van de ochtendlofprijzing. 'Dit is de engste week van het jaar. Jezus is er niet, hij is naar de hemel gegaan. En de Heilige Geest is er pas met Pinksteren.'

De andere, heel enge dag, in deze wijze van beleven is dan Stille Zaterdag: de dag dat  Jezus gestorven is, maar nog niet verrezen. Dan is de christen  dus zonder God, van God verlaten. En dat elk jaar opnieuw: een enge dag en een enge week. Dan moeten we het dus zelf doen: niet bij de pakken neerzitten en leven uit onze eigen kracht en potentie.

De kracht dus, van Verrijzenis en de Heilige Geest; dat is het verhaal dat elk jaar weer opnieuw wordt herhaald, zoals het leven van elk individu ook telkens weer die herhaling  kent met dezelfde elementen daarin: geboorte, weerstand van een samenleving,ontplooiing, iets proberen te betekenen voor mensen om je heen, bijval krijgen en ook weer vijanden, verraad, verdriet, lijden, vreugde, doodgaan en blijven voortleven in de geest van de mensen die er nog  zijn.

Het is mooi dat een wereldreligie dit verhaal elk jaar opnieuw in woorden en rituelen levend houdt en deelname eraan kan jezelf ook levend houden en je mee laten stromen in die grote gemeenschap en beweging die mensen gaande houdt en met elkaar zou kunnen verbinden... Zo beleef ik dat: wat je zegt, ben je zelf. Met dit grootse verhaal, al 2000 jaar oud en verankerd in nog veel oudere teksten in die hele bibliotheek die Bijbel heet, worden je eigen ervaringen en emoties gearticuleerd, ze hebben allen recht van bestaan, ze vertellen dat het mogelijk is om boven je kleine zelf uit te stijgen.

Maar geloof alsjeblieft niet dat het allemaal echt zo gebeurd, elk jaar weer! Wat echt is, is wat we eraan leven. Alle christenen vervallen niet in angsten en verstarring op de  dagen dat er volgens het verhaal geen God aanwezig is en juist daarmee toont het verhaal haar ware vitaliteit en levenskracht, die in elk mens  aanwezig is. En dat kun je je weer eigen maken en krijgt de volle ruimte, door dat wat de mensheid heeft vormgegeven in die andere wereldreligie, het boeddhisme: meditatie maakt je los van de dagelijkse waan en brengt je naar het hart van het leven zelf: het mysterie van heelheid en licht.

zondag 13 mei 2018

Libreria en Other Minds

Ik vond het boek in een geweldige boekhandel in East End in London, nabij Bricklane: Libreria. Zó moet elke boekwinkel zijn, dacht ik meteen bij binnenkomst. Houten planken van bijna licht oranje kleurig hout, die langs de muren golfden, met daarin nissen met kussens waar je kunt gaan lezen, uitgestalde boeken, overal op niet echt schots en scheve tafeltjes, of dat het rommelig is, maar de sfeer dat je in de persoonlijke bibliotheek komt van iemand, die de boeken associatief in de ruimte heeft  neergelegd, zó dat deze zelf de weg kan vinden.

Ik herinner me mijn  eindleeslijst Nederlands op de middelbare school  zo ook ingeleverd te hebben , niet op  alfabetische volgorde dus , en dat was ook meteen de eerste vraag, waarom en hoezo? En dat leidde tot een leuk gesprek, dat je zelf ook beter in de hand kan houden, want het zijn jouw associaties en belevingenwerelden die dan de leidraad vormen.

In deze boekhandel dus niet de geijkte categorieën, literatuur, poëzie, wetenschap, vrouwen, spiritualiteit, kunst, koken, reizen enzovoort, maar categorieën als Utopie, Betovering, De Zee en de Lucht, Moeders,Madonna’s en Hoeren en een heel leuke vond ik: David Bowie. Op de planken een verzameling daaromtrent van alles wat en dat prikkelt je eigen verbeeldingskracht en nieuwsgierigheid enorm en is soms een feest van herkenning en ook van: o, dit boek, hier? , dat zou ik best willen lezen.

De winkel was eigenlijk niet zo groot, maar door spiegels op het plafond en op de achterwand, helemaal achterin de eigenlijke pijpenla, waar stoelen en een tafeltje je huiskamerachtig uitnodigen om neer te ploffen, zie je jezelf in veelvoud en op zijn kop en ogenschijnlijk buiten op straat weer terug. Ook een geinige ervaring, die ergens zozeer ook bij lezen hoort: altijd verassende, onontdekte dingen, de gewone wereld op zijn kop.

En daar vond ik het boek Other Minds; The Octopus and the Evolution of Intelligent Life  van Peter Godfrey-Smith, op een tafeltje met iets van de uitnodiging daarop, geloof ik van : Extend your Horizon. Ik kocht het boek uiteindelijk niet, daar, maar de laatste dag vond ik het weer terug bij Foyles en nu heb ik het uit. Gaan lezen, dit boek! De auteur is professor in de geschiedenis en de wetenschapsfilosofie in Sydney en duiker en is zo op het fenomeen van de octopussen gestoten. In de baai van Sydney is een zeer unieke plek, die Octopolis gedoopt is, waar ongeveer twaalf octopussen leven. Het gebied is per ongeluk ontstaan door iets van een scheepswrak, waaromheen voedselrijke schelpenbanken zijn ontstaan.

Octopussen blijken zeer intelligent te zijn. Ze kunnen in enkele seconden volkomen van kleur, vorm, substantie veranderen en zich zo camoufleren dat, al wéét je het dat ze er als een rots uit kunnen  zien, je toch over hen heen zwemt, omdat je denkt dat het een steen is. Ze kunnen zich stilhouden in vreemde poses, eentje wordt er Rodin genoemd, of juist feestelijk uitwaaieren in allerlei kleuren: Picasso. Ze hebben een heel groot oog en ze kunnen mensen ookonderscheiden en waarnemen, zo is in het lab gebleken. Hij heeft het meegemaakt, dat hij door een octopus als het ware, bij de hand werd genomen, met één tentakel en over de zeebodem werd geleid. Ze komen het dichtst bij buitenaardse wezens met dezelfde intelligentie als de onze.

Maar nu komt het rare: met al die potentie leeft een octopus gemiddeld maar twee jaar! Wat doen ze met al hun vermogens? Ze leven meest ook nog eens alleen. We weten er zo weinig van. Waarom veranderen ze voortdurend van kleur en waartoe? Ze zijn zelf ook nog eens kleurenblind. De auteur filosofeert over innerlijke en uiterlijke spraak: hij doet de suggestie dat, zoals mensen deels hun wereld creëren door het eerst in innerlijke speech voor zichzelf te hebben gevisualiseerd, die octopussen wellicht een heel grote innerlijke taalwereld hebben, die zich uit in dat van kleur veranderen. Dus misschien leven ze zeer intens, in een korte tijdspanne.

Hij zet je op een nieuw been: wij zijn gewend de gang van de evolutie te zien als van lager naar hoger, en wat laag is, zit in het water en  wat verder evalueerde is op het land gekomen en daar is uiteindelijk de mens uit ontstaan, de allerhoogste op de trap. Maar wat als er eigenlijk sprake is van een vork in de evolutie en in de zee die evolutie ook door is gegaan? We komen allemaal uit de zee. En er blijkt dus zeer intelligent leven in de zee te zijn... het soort dat we lang hielden voor domme, wezenloze weekdieren. Stél dat daar nou ook bewustzijn is, maar wij zien het niet.

De gedachte levert het soort ruimte op, als in boekhandel Libreria. Duizelingwekkend, alles elkaar spiegelend en op zijn kop. Prikkelend: er is nog zoveel te ontdekken. En wellicht is de aarde als geheel, met al het land en aanzienlijk meer water,veel meer met elkaar verbonden in met elkaar communicerende en gedeelde energieën , dan je zelf nu voor mogelijk houdt.

Kerk en Eurovision Song Contest

Vannacht heeft het geregend en vanochtend toen ik naar de kerk wandelde, rook het overal naar zoete vlierbloesem. Heerlijk. Dat maakt de gang naar de kerk meteen weer helemaal goed. Want eerlijk gezegd dacht ik gisterennacht: ik ga lekker uitslapen. Dat gekrakeel in de kerk met kardinaal Ernst, die van de Paus duidelijke regels vraagt, vind ik getuigen van een gespletenheid en perversiteit en wereld -en mensenvreemdheid, haaks op de Blijde Boodschap van Gods liefde voor alles, in allen.

Gelukkig vergelijkt  de Paus zelf, de kerk met een veldhospitaal, waar alle gewonden terecht kunnen. Dan beschouw ik de kardinaal maar als een gewonde,  die ergens in zijn leven zich misschien zó verloren heeft gevoeld, dat hij nu zekerheid en controle wil. En gelukkig werd in de dienst zelf, ook de verdeeldheid in de kerk genoemd en werd er een voorbede uitgesproken voor de Paus en de bisschoppen. Zolang ik in dezelfde grote, universele kerk ook kan bidden voor al die mannen, die ambtsdrager mogen zijn van zichzelf, dan zit het nog ergens goed.

Gisteren ook naar het Eurovisie-Songfestival gekeken. Ik vind het wel een fijne gedachte dat dit 200 miljoen mensen, een paar uur samen bindt. Het is een spektakel en ik vond de kwaliteit van de liedjes en de creativiteit in uitvoering, oké. Een van de laatste keren dat ik ook gekeken heb, vond ik het allerbelabberdst. Al herinner ik me dat ik de vorige keer toen Israël won, met ‘de vrouw met de baard’ en het liedje Rise like a Phoenix, ik dat leuk vond. En de keer ervoor met de transseksuele vrouw, Dana International, ook. Tijden veranderen snel. Transseksualiteit, daar kijkt niemand meer echt van op.

In het Westen, althans? Het homohuwelijk is pas vorig jaar in Australië erkend, hoorde ik en China heeft de inzending van Ierland, waar twee mannelijke dansers om elkaar heen draaien bij een lantaarnpaal en hand in hand lopen niet getoond en regenboogvlaggen geblurred. De reactie van Eurovisie is, dat China de finale van het songfestival helemaal niet meer kon ontvangen. Zo, die zit, dat is heldere taal. Het thema van het festival dat Portugal verzonnen had was ook : All Aboard . Het werd gepresenteerd door vier vrouwen en de winnares Netta met Toy, over het gepest worden omtrent haar uiterlijk, won het van de mooiste en stralendste vrouw en performance van Cyprus. Zo, die zit voor de tweede maal.

Netta dankte in haar eerste emotionele reactie: Thank you for choosing different, for celebrating diversity. De grootste verrassing, was ook nog eens de winnaar van de  vakjury, door niemand genoemd of getipt; Oostenrijk met een liedje dat Nobody But You heette en volgens commentator Conrad Maas, voor de zanger zelf, een religieuze connotatie had. De Eurovisie Song Contest als tijdelijke kerk, die mensen kort samenbindt: ik wil daar wel aan. 

vrijdag 11 mei 2018

Afscheid en het NDT

Wat een dag vol contrasten. Vanochtend de begrafenis van de vader van W. Ik zie hem steeds voor me, de laatste keer dat ik hem zag en afscheid van hem nam. Het was een stralende dag geweest met koffie en gebak, en wijn en een borreltje en een driegangenmenu met soep, een lasagna-schotel en een toetje en hij at en dronk veel en smakelijk, praatte honderduit en had het over zijn tuintje, dat er wel wat aangedaan moest worden, weer...‘O, nee, dat hoeft niet meer...’ Zijn heengaan raakt me. ‘Sterkte’, zei ik en hij keek me doordringend aan: ‘Je weet niet hoe het zal gaan, hè...’

En dan is er ineens een werkelijkheid waar hij er niet meer is en drink je een wijntje vroeg in de middag omdat hij gezegd had dat mensen wel een wijntje moeten gaan drinken, als ze daar zin in hebben. Je proost op het leven, want op de dood proost je niet. 

En vanavond ging ik naar het Nederlands Dans Theater, naar Sum Thoughts. Heel mooi, het sloot aan bij mijn gemoedstoestand. Bewegende, glijdende, vloeiende lichamen, soms haperend alsof het beeld twee keer werd afgespeeld, verhalen met een open einde, die ik met woorden niet kan na vertellen. Lichaamskracht en beheersing, schoonheid, controle zonder stress, alertheid omgeven met zachte scherpte.

Ik begin steeds minder te begrijpen van het leven. Zo ongelofelijk dat er voortdurend in geboren wordt en gestorven wordt. Een continue stroom waaraan je deelneemt, zolang je lichaam het niet begeeft. En dan weet je dat het binnenkort definitief stuk zal gaan en het enige dat je dan hoopt is, dat het niet al teveel pijn zal doen. Hoe de nieuwe werkelijkheid is en wordt van al degenen die nog een tijdje blijven, je kunt je er geen voorstelling van maken.

Want alles wat is, is er in jouw leven. Jij bent het oog van jouw eigen werkelijkheid. Alle lichamen raken elkaar, maar nooit voor altijd en eeuwig. De beweging gaat voort. Totdat het doek definitief valt. En ik met mijn handen bleef klappen totdat ik er moe van werd: het einde van de voorstelling en bijna het einde van deze dag.

Ik typ buiten in het donker en als ik opkijk van het verlichte scherm, ,dan zie ik pal boven de struiken één heldere ster. Dat zei men vroeger tegen nichtje L: ‘Opa en oma zijn sterretjes geworden’, bij het overlijden van twee grootouders, vlak achter elkaar. Voor een kind is dat genoeg. Misschien voor mij ook, ondertussen. Mensen worden sterretjes, wier schijnsel nog lang te zien is, ook als ze allang gestorven zijn. 

woensdag 9 mei 2018

Natuurverschijnselen

Waar ik eerder eindeloos bladeren heb geharkt, in de binnenruimten van de grote skelterbaan, stond het nu helemaal vol met paardenbloemen, de meesten al in de zachtgrijs-witte pluisjesfase. Dus gisteren had ik emmers vol onkruid gebracht naar de oude bladerenberg, iets buiten het terrein. Daar waren alle bladeren al ondefinieerbaar bruin en verbrokkeld geworden. 

Vanochtend ging ik door met de klus en bracht de eerste emmer vol weer naar de bladerenberg. Wat een verrassing! Er staken allemaal paardenbloempluizen uit, in het ochtendlicht! Wat een levensenergie: ik had de emmers er gewoon  omgekieperd, je zag vooral dat spitse groene paardenbloemblad op die doodse bladeren als contrastkleur en nu hebben de pluizenbollen zich dus, in ongeveer twintig uur tijd, terwijl ze geen wortels meer hebben, zich door dat blad  heen geworsteld, naar het licht, om weer met rechte stelen en aardig ongeschonden te voorschijn te komen.

En net ontdekte ik pal boven mijn hoofd onder de hangmat een nest van tortelduiven. Het was me al opgevallen dat het de hele dag stil is, maar heel laat op de middag er een gigantisch roekoe, roekoe aanzwelt uit de klimop. Ditmaal vloog er vlak daarna een duif de klimop in, met drukfladderende vleugels, om vlak erna weer te vertrekken. Hm, dat lijkt op voedsel komen brengen.

Dus ik met de huishoudladder gaan kijken. Ik tuurde diep de klimop in, maar zag niks. En toen bleek, op nog geen twintig centimeter van mijn wang, een kleine tortelduif op een nest met haar kraaloogje zich heel stil te houden! Ondertussen heb ik nog  nooit een mussennestje gezien. Ze schijnen niksmeer dan een soort holletje nodig te hebben en bouwen ook geen klassiek ogende nesten van takjes en twijgjes, zoals dat tortelduivennest in de klimop. 

Pas wilde ik de meiboom aan de kant van de buren wat bij snoeien en toen vloog er ineens een musje uit, met paniekgeluiden en bleef in de bamboe ernaast lawaai maken.Ik ben meteen gestopt met de heggenschaar. Hoe goed ik ook kijk, ik zie geen nest. De mussen die in de toppen van de bamboe wiegen, lijken dikker en groter dan vorige jaren. Zouden mussen door de jaren heen nog groeien? Wat weet ik toch weinig van dit alles. Maar ik geniet wel van al deze natuurverschijnselen

dinsdag 8 mei 2018

Mee met de Windkijker

Wat een mooie dag om door de Achterhoek te rijden en in het veld bij de schermbloemen je boterhammen op te eten, en dan vliegen er ook nog eens vijf ooievaars rond. Langs de IJssel stond alle meidoorn wit in bloei en alles is nog steeds zo fris groen! Reden van de toer door de Achterhoek was Zusje en haar Windkijker.

De Windkijker is een instrument dat zij ontwikkeld heeft met een jonge industriëel vormgever, om ter plekke, buiten in het veld te kunnen zien wat het effect is van een windmolen, op 600 meter tot en met vijf kilometer afstand. Valt, wat je ziet, mee of tegen? Omdat je samen buiten staat,  midden in het  landschap dat je zo dierbaar kan zijn, en dat je liefst onveranderd wilt laten, kun je samen een levendige dialoog voeren en je zo opnieuw verbinden met het duurzame landschap van de toekomst.

Deze zinnen zijn flarden uit een TED-talk die Zusje binnenkort gaat geven en waar ze wel enige bemoeienis van mij in wenst. En nu moesten er nog dia’s bijkomen: of ik mee wilde, op zoek naar mooie Gelders landschappen,  dan de Windkijker erin opstellen, met de verschillende tiphoogten  van 150 of  200 meter: ja, zo hoog zijn de nieuwe generatie windturbines. 

Het was voor het eerst dat ik de Windkijker in het echt en in werking zag. Het heeft ook iets gezelligs en Madurodam-achtigs, die heel kleine witte windmolentjes die je dan op de Windkijker schuift, en dan turen maar: de ene keer zie je alle wieken boven de boomtoppen komen, een andere keer slechts één wiek. Voor mij was het een echte eyeopener, dat je soms niks ziet omdat er dichtbij een grote boom voor zal staan, die in de goede zin, dus, het uitzicht belemmert. In een dicht en vol coulissen-landschap als de Achterhoek, zou je dus wellicht minder last van windmolens kunnen hebben dan in een weids, ruim en leeg landschap. Hiervoor moet je dus écht buiten staan om dit te kunnen ervaren! 

Ook moesten er foto’s komen van een monument of landhuis of kasteel in een landschap, met daarbij windmolens van allerlei hoogten en groten, afhankelijk hoe ver ze van deze van de plek geplaatst zouden kunnen worden. Hier zal het gesprek erover heftig kunnen zijn, omdat sommigen vinden dat een windmolen bij zo’n plek een no go area is: géén windmolens in de buurt van monumenten!  Terwijl anderen het wellicht juist  wel wat vinden hebben: oud en nieuw bij elkaar.

Maar waar vindt je zo’n monumentaal pand, met het juiste bijna avondlicht erop, en met de juiste afstand en net genoeg bomen eromheen en ook horizon? Ik kwam op huize Ter Voorst,  vlakbij Zutphen, en dat is het geworden. Ooit, in de oertijd, ondertussen, wandelden Ex en ik van haar  ouderlijk huis vroeg in den avond weleens een ommetje rondom huis Ter Voorst. Maar dat  is natuurlijk een heel ander verhaal. Handig wel, voor deze dag: zo’n verre, verre herinnering van een monumentaal pand in de vroege avondzon, zodat Zusjes missie geheel geslaagd is.

zaterdag 5 mei 2018

Verzet is een vraag

Het is wel leuk om een B&B-geschiedenis met elkaar op te bouwen. Deze keer zat de projectgroep in De Tekenkamer in Vroomshoop, bekroond met vier tulpen, ongeveer het allerhoogste in Bed&Breakfast-land. Het is grappig om te beleven hoe iedere eigenaar haar eigen bedoeninkje regelt, inricht en om gaat met gasten. Het gelijknamige tv-programma bekijk  ik weleens in bed, vlak voor het slapen gaan. Van Omroep MAX, rustig tempo en een vast onderdeel is altijd het uit proberen van de bedden, de kandidaten in pyjama, heerlijk ontspannend. 

We gingen naar de dodenherdenking in Vroomshoop, leuk zo’n dorp dat van alle kanten toestroomt en ook een klein vrijheidsmonument heeft gebouwd voor de bibliotheek, met de  grappige bijzonderheid dat er een stukje van de Berlijnse muur erin was gemetseld. Ongeveer twaalf Vroomshopers werden met naam  herdacht, waaronder twee die in Nederlands-Indië zijn gesneuveld en één in Afghanistan. Met de eersten zouden mijn ouders helemaal niet blij zijn geweest, en dat voel ik wel mee, in hun kielzog...

Zomaar een dorp dat de Dodenherdenking een eigen invulling en kleur geeft. De Oranjevereniging met name genoemd en het Rode Kruis. Alle bloemstukken leken op elkaar, wellicht van dezelfde bloemist. In mijn stad was er enige ophef omdat de LHBT beweging nu geschaard wordt onder ‘maatschappelijke instellingen’, en geen eigen krans meer kan leggen. Ik weet nog  hoe euforisch we waren, toen het COC een krans legde, en daarbij voor het eerst ‘de biseksuelen’ noemde. We togen erna naar het café om dit te vieren. Want er was een lange tijd dat biseksualiteit simpelweg niet bestond voor het COC, dat was een overgangsfase...

De tijden zijn veranderd en dat was ook een van de gespreksthema’s deze keer. Alles in afbouw rondom dat christendom in Nederland, kerken en  kloosters die zich opheffen, jongeren die zich  wel bekennen tot het geloof zijn meesttijds orthodox, recht in de leer. Wie en wat ben je en wil je nog zijn, als je dan theoloog bent? De vraag geldt mij niet, ik ben maar gewoon een klusjesvrouw in een speeltuin. 

Ik ben trouwens ook  niet echt in staat om de geloofsbelijdenis in de kerk hardop uit te spreken. Het oude beeld van een docent aan de theologische faculteit dat in herinnering werd gebracht, dat die woorden  als een Maggi-blokje zijn, zó geconcentreerd, dus je kon er nog van alles mee maken, ontlokte bij mij de opmerking, dat het dan toch niet mijn soep is...

Men vroeg mij of ik nog weleens in kloosters kwam,  hoe was het met de Clarissen? Men hoorde mijn teleurstelling, dat er geen vernieuwing mogelijk is gebleken, dat leken heel erg in de buitencirkel blijven, dat de kloostercultuur er niet een is waar het individu telt of dat er persoonlijke aandacht is en je werkelijk gehoord wordt. Is het gewoon om er zo lang, zo regelmatig te komen, en dan kan je dat niet meer, er dan geen enkele zuster is die, al is het maar met een simpel, kort mailtje, afscheid van je neemt of aan je vraagt hoe het allemaal zo is gekomen? Terwijl datzelfde internet en met name de wijze waarop men met dit blog is om gegaan, veroorzaakt heeft dat ik me niet zomaar meer veilig voelde binnen het klooster...

Ik ben daartegen in verzet gekomen. Een  mooi woord op Bevrijdingsdag, maar niet binnen de kloosterlijke cultuur. Mijn verzet was: niet zomaar over mijn eigen gevoel van onveiligheid stappen, of het wegwerken met vergevingsgezindheid en empathie en de mantel van de liefde. ‘Jezelf een vraag stellen / daarmee begint verzet’, dicht Remco Campert. 'En dan die vraag aan een ander stellen.’ Mijn vraag is: Waar is de empathie in de instituties Kerk en Klooster?

woensdag 2 mei 2018

Koning zijn

Er hangen drie rubberen hangmatten in het bos van de speeltuin, naar elkaar toe gericht. Er strijkt een groepje jongens neer, uit het middeleeuwse houten kasteel er vlak achter. Ik had net het zand eromheen weer wat geëgaliseerd. ‘Mag ik nou de koning zijn?’ vraagt een jongetje. Niemand reageert. Hij probeert het nog een keer: ‘Gisteren was je ook al koning, je kunt nu toch bewaker zijn?’  ‘Kom’, zegt een ander jongetje, we gaan dáár naar toe.’ En dat was dat. De koning heeft gesproken, schat ik zo in.

Ik mijmerde, al harkend en twijgjes oprapend wat over de leerschool van het leven en dat die zo vroeg begint. Het ene jongetje krijgt de ervaring dat er niet naar hem geluisterd wordt, hoe erg hij ook zijn best doet, en de andere heeft de macht en heeft het voor het zeggen. Toen realiseerde ik me, dat ik zelf ooit ook zo’n koning was en zelfs nog wel een graadje erger. En ik had helemaal geen idee dat het anders kon zijn: ik was de baas.

Het was in de vierde en vijfde klas van de lagere school. Ik zat in een combinatieklas, dat was twee klassen bij elkaar in een lokaal, die beurtelings les kregen of opdrachten maakten. Mijn klas bestond uit twaalf en iedereen luisterde naar mij. Ik was het lievelingetje van de juffrouw: als er iets te verloten was en ik wilde het heel erg graag, dan zei de klas bij voorbaat al, O, Mirjam zal het wel krijgen, en dat was ook zo en dat werd gewoon gepikt.

Ik schreef toneelstukjes bij allerlei gelegenheden, zoals de verjaardag van de juffrouw en verdeelde ook de rollen. En ik was de koning en mijn beste vriendinnetje Yvonne de koningin. Els had een soort handharp op zolder gevonden en die werd minstreel, José het lachebekje en de kletskous werd hofdame. Gerda  die langer en dunner was dan anderen ,werd hofnar. Hoe het verhaaltje ging weet ik niet meer, maar wel dat het in een hofzaal zich afspeelde met twee tronen en de rest van de klas kwam op audiëntie en daar was dan iets aan de hand. Alleen Sylvia had nog geen rol... en ze smeekte om mee te mogen doen... en toen heb ik haar de rol van 'hondje' gegeven. In een oud gymbroekje. Terwijl wij ons verkleedden, en dingen ervoor maakten met mooie lappen in de schuren of op zolder bij iemand thuis.

Maar Sylvia kon niet meeoefenen, die moest meteen naar huis, en dat zei ik haar ook en dus was hondje zijn nog wel geschikt voor haar. Sylvia was ‘rijk’ en ‘verwend’,  zo stond ze bekend. Net altijd sjiekere kleren dan de rest, met armbandjes en kettingen enzo. En ze werd gebracht en gehaald met een auto, als enige. En ze had zo’n mooie hele grote ijzeren doos met een deksel met lange kleurpotloden, terwijl de rest het deed met kleine potloodjes in papieren doosjes of een oude etui. 

Was ik jaloers op Sylvia? Ik weet wel dat ik iets heb gedacht van: Zo, nou krijg je eens niet wat je graag wilt, een echte, mooie rol. Sylvia was ook een beetje dikkig. Jaren later, eind middelbare school, kwam ik haar tegen bij dansles. Ik herkende haar niet, maar zij mij des te meer. Ze zag er leuk uit en had niks meer van dat een beetje trage, wat me bijstond. Ze stak meteen van wal: Herinner je je dat toneelstukje nog, op een middeleeuws kasteel? ... Ja, ik wist het nog en pas toen drong het tot me door wat ik haar had aangedaan. Ze zei dat ze er nog jaren last van had gehad. Ik kon wel door de grond zakken van schaamte...

Dat ik haar gedirigeerd heb om rond mijn troon te scharrelen en af en toe ‘Woef!’  te zeggen... Dat ik me toch echt van geen kwaad bewust was... Het is iets waarvan ik vanaf toen, mij heilig voornam, dat dit nooit meer zou gebeuren. Hier heb ik echt wat geleerd. Wat een geluk voor mij dat Sylvia was uitgegroeid tot zo’n meisje: werkelijk koninklijk. 

Haar versje in mijn poëziealbum, geschreven met zo’n sjieke dunschrijvende vulpen is: Al ben ik er schuin doorheen gegaan, toch wil ik in je album staan. Zeg dat wel, ze staat in mijn levensalbum gegrift. 

dinsdag 1 mei 2018

N.a.v glijbanen, 'De avond is ongemak'

In de speeltuin zijn twee glijbanen naast elkaar die ik me nog van vroeger herinner: best spannend, ze gaan deels onder de grond. Nu stellen ze de tijdmachine voor, waarmee je je naar Romeinse tijden kunt verplaatsen, naar het nieuw gebouwde Romeinse fort, theatertje, dorpje enzovoort. De ingang is een ronde cirkel en de ene is blauw en de andere donkerroze.

De blauwe heb ik vandaag overgeschilderd naar felgeel, en morgen wordt de andere helderrood. Er zijn kinderen, die nu echt geen tijdmachine gaan zien in de twee glijbanen. Vaker hoorde ik: die was blauw! En ook: dat  is de jongensglijbaan en deze de meisjes. Blauw en roze... Ook valt me op  hoeveel meisjes er ook in roze gekleed zijn. Nee hoor, zei ik, er is geen jongens- en meisjesglijbaan, straks zijn ze rood en geel! Zo gaat dat dus maar door, van de ene generatie op de andere: jongens en meisjeskleuren.

Je zou willen dat dit over gaat. Of zit het gewoon toch in de aard van het mensje? Kinderen die zeer sexe- neutraal worden opgevoed, daarvan kiezen toch de jongetjes voor autootjes en snelheid en bewegingsspelketjes: tenminste, eergisteren in de boekenclub hadden allen,  zelf aardig genderneutrale vrouwen, dezelfde ervaring met de kinderen om hen heen.

We vroegen ons in de boekenclub sowieso af, naar aanleiding van het boek De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld, ook met een heel grappig, opmerkelijk, gendervrij voorkomen, hoe snel of eerder langzaam bepaalde ontwikkelingen  gaan. Ze is een heel jonge schrijfster en dit is haar romandebuut, na eerder een al bekroonde poëziebundel te hebben uitgebracht. Ze beschrijft echter een heftige verhaal vanuit het kinderperspectief, waar één van de broertjes dood gaat, door het ijs gezakt. Het gereformeerde geloof drukt een stempel op alles. Je denkt dat het veertig of anders dertig jaar geleden nog zo was,Maar nu toch niet meer?... Het kan niet anders, dan dat er veel autobiografische elementen in de roman zitten, dat zegt ze er ook zelf van in interviews.

De hoofdpersoon, twaalf, hult zich in een jas na het dodelijk ongeluk en wordt sindsdien ook Jas genoemd. Ze heeft nog een zusje en een broertje, ze wonen op een boerderij, die ook nog eens door de gekke koeienziekte wordt getroffen en alle beesten geruimd moeten worden. Haar moeder wordt dun van verdriet en eet niet meer, haar vader heeft sindsdien nooit meer zijn grote warme handen beschermend op de hoofden van zijn kinderen gelegd.

De kinderen raken in een fysiek vreemde wereld, waar ze met elkaar en anderen seksuele spelletjes verzinnen en steeds is er de dreiging dat vader of moeder zal vertrekken. De ene in de boekenclub vond het welhaast te wreed allemaal om te lezen. Ik zelf heb het woord helemaal nooit erbij gedacht, wel: heftig, maar met mededogen voor een ieder geschreven. Vol kleine rake waarnemingen, waaraan je kunt zien dat Marieke ook dichteres is. Een schrijfster om te gaan volgen, meteen, na drie bladzijden, had ik al bewondering voor haar schrijfstijl, zit je in een andere wereld.

In de speeltuin zie ik alleen maar heel betrokken en leuke moeders en vaders, het is vakantie, hun kinderen begeleidden. Ze gaan ook mee, de glijbaan af, als hun kind niet goed durft. Of de ouders van Marieke dat deden, mee van een glijbaan af? Ze lazen alleen de Bijbel en geen boeken, maar waren wel present bij haar poëziedebuut. Ik ben erg benieuwd of ze na lezing van haar roman, haar blijven ondersteunen... Ach, mijn ouders zijn ook nooit mee een glijbaan afgeroetst. Ze lazen wel boeken. Ik kan ze me zó voorstellen, aan één van de picknicktafels in de speeltuin.