woensdag 29 april 2009

Koneginnedag

Ik heb er weer helemaal zin an: Koneginnedag. Echt waar. Ik hou van volksfeestjes. Volksfeestjes vervangen de kerk van vroeger. Bea weet dat ook dus, moet haar nageslacht koekhappen, zaklopen en minstens éen keer tijdens de rondgang die op de minuut getimed is, het volk aanraken middels een dansje of een andersoortige gewone menselijke handeling: samen een kuil graven, schaatsen, sjoelen enzovoort. Ik hou van de sfeer die er al dagen van te voren hangt van: allemaal de straat op, zolders opruimen, kleingeld opsparen, oude dekens verzamelen. Niet dat ik ergens zelf ga staan. Al zie ik me daar ook nog weleens toe in staat. Voor als ik een bejaardenflat in moet en op 15 vierkante meter moet gaan leven.

Ik heb nog geen missie voor morgen en dat moet je wel hebben, wil je met plezier en een soort jachtlust rond kunnen struinen. Een jaar was het Walt Disney videobanden, die niet meer dan 0,50 eurocent mochten kosten. Een andere keer waren het attributen voor een spel dat ik verzonnen had. Het heette: het leefstijlenspel en ik kwam thuis met trollen als pionnen, dominostenen als bouwstenen (doel was om een leefstijl op te bouwen, ergens op een zelf beschilderde kaart: in het bos, aan zee, in de stad, enzovoort), dobbelstenen, fiches en met nog een heleboel meer.

Andere jaren stonden op de verlanglijst: Snorkel. Broodtrommel. Boekensteun. Spelletjes. Tuinlantaarntjes. Strooien hoed. Nou ja, zo komt Jan Sprinter door de winter. Misschien moet ik voor Playmobielspul gaan. Pas leuk gespeeld met de Elfentuin, de Manege, Het Dolfinarium en dat allemaal door elkaar van Nichtje. Fantastisch.

We speelden Bruilofstfeest en ik mocht me met de gasten bezig houden. Je kunt de hoofddeksels, het kapsel en nog veel meer loshalen en opnieuw monteren op een ander. Dus zorgde ik voor een bont gezelschap. Bouwvakker met een bloemenhoofddeksel. Mooi meisje met kort haar en een stoere pet. Drie kleine kleuterjes op een hek. Mannetje met laarsen en een rokje aan. Ik blonk uit in subversieve dolkomische combinaties, al zeg ik het zelf.

Het was verslavend en de tijd vloog om. Een eigen playmobielspeelhoekje als Koneginnedagmissie, wie weet. Je moet toch wat, in het leven.

Caleidoscoop

Ik wist dat ik in het Gemeentemuseum in Den Haag moest zijn, maar ik wist niet meer waarvoor... Nu bleken er drie tentoonstellingen te zijn, waarom ik dat wist en dus heb ik me er in een paar uur tijd doorheen geloodst. De eerste heet Liefde! Kunst! Passie! en gaat over kunstenaarsstellen. Sommigen mij welbekend, zoals Camille Claudel en Rodin, Frida Kahlo en Diego Rivera of Georgia O'keeffe en Alfred Stieglitz.

Mooi om te zien hoe kunstenaars elkaar wederzijds beïnvloeden en dat de liefde kan verdwijnen, maar de artistieke band kan blijven bestaan. Raadselachtig ook, de menselijke turbulenties in het hart... Soms zie je iets van een symbiose, soms iets van twee kontrasten die als een magneet bij elkaar horen, soms iets van een elkaar echoeen en dan plotsklaps een eigen weg gaan. Het houdt je nieuwgierig, zulk een gewaarwording.

De tweede tentoonstelling was het megaproject dat 'De XXste eeuw' heet. Alle kunst van het Gemeentemuseum gepresenteerd dat je in de woelingen kunt aanvoelen hoe ze de grond vormen van de alweer bijna tien jaar oude 21e eeuw. Aan Nederlandse schrijvers is gevraagd om kort iets van hun beleven hieromtrent te vertellen en dat levert een gevoel op hoe caleidoscopisch de kijk op de wereld is. Elke draai aan de caleidoscoop levert een eigen plaatje op.

'Mascotte' van de tentoonstelling is een schilderij van Egon Schiele (1890-1918): portret van Edith (1915), de vrouw van de kunstenaar. Ach... het is zo'n houding en zo'n onschuldig gezicht, dat ik associeer aan de blik van mensen van voor de twee wereldoorlogen. Ze staat er in een kleurig gestreepte japon, haar trouwjurk, gemaakt van oude gordijnen, wegens geldgebrek.

Is dit, hoe we de twintigste eeuw kunnen aanschouwen? Met twee voeten een beetje onhandig op de grond, de armen los langs het lichaam, niks meer in de handen? De onbevangen blik, liefdevol en toch wat verlegen? Het zou mooi zijn om daar zo op terug te blikken. Zoals dat ook zo kunnen gelden voor je eigen verleden. Dat er ondanks de fouten, de pijn en het verdriet iets over blijft van: hier ben ik, zie mij aan, ik breng niks, ik heb niks, alleen mijzelve...

Uiteindelijk liep ik in omgekeerde volgorde over de tentoonstelling van Christian Schad (1894-1982) en botste tegen zijn vrouwenportretten op. O, ja!, dat was ook een reden voor mijn gang naar het gemeentemuseum: toen ik de portretten in de krant en tijdschriften zag, vond ik de afgebeelde vrouwen buitengewoon krachtig kijken en zelfbewust. Schad is een exponent van de Nieuwe Zakelijkheid: deze vrouwen weten van wanten.

Maarre... Ik vond ze nu vooral ook iets kouds en meedogenloos hebben. Zo weinig open, zonder warmte, ze kijken je niet écht aan. Schad heeft twee wereldoorlogen meegemaakt. Zou dat van invloed zijn geweest, dat de sfeer rondom zijn afgebeelde mensen zo iets koels, stars en afgeslotens heeft? De blik in de ogen van het portret van Edith, zeiden me nu zoveel meer. Zo zie je maar, hoe je eigen caleidoscopisch oog en gevoel, je hetzelfde steeds anders laat beleven.

dinsdag 28 april 2009

Eén Mens

Afgelopen zondag had ik een afspraak met een aantal mensen. Om 14.00 bij de Pier van Scheveningen. Afspraak per mail gemaakt, alweer een poosje geleden. Daar zat ik dan om 14.05 uur. De mensen kennende zou niemand op tijd komen en aangezien ik geen mobiel heb, moet ik toch een béétje op tijd zijn, anders mis ik alle fun.

Niemand te bekennen. Maakt niet uit. Even rustig een boterhammetje eten. Na tien minuten denk ik: Tja. Als je nou een mobiel had, dan had je contact kunnen maken. 's Ochtends had het aardig geregend in het westen van het land. Als dat in het oosten ook zo was, dan hebben 'ze' misschien met zijn allen de afspraak laten vervallen. Een strandwandeling in de regen, dat is niks. Eigen schuld, dikke bult, jij bent niet bereikbaar, dus daar zit je dan.

Ik besloot rustig nog te blijven zitten. Ook fijn om het nog niet te weten: even voel je dan een totaal onbestemde tijd over je heen vallen. Komen ze niet, dan kun je van alles, komen ze wel, ook leuk! Met mobiel zou ik alles onder controle hebben, maar nu even niet. Om 14.25 uur dook de eerste op en dan ben je weer extra verrast en blij. Die meldde dat een andere nog 5 minuten op zich liet wachten. Heel exact, want zo had de TomTom de aankomsttijd berekend.

En zo lijkt het leven héél controleerbaar en te regelen. Totdat je thuis komt en hoort over de nieuwe griepvirus die over de wereld aan het reizen is. Mondkapjes, een warmtemeter op een vlieghaven in Japan, mensen in Mexico moesten thuis blijven en mochten niet naar de kerk. De illusie van controleerbaarheid waait wereldwijd, evenals de virus zelf: symboolmaatregelen om de angst te beteugelen.

Die griepvirus toont, hoezeer we met zijn allen geheel van elkaar afhankelijk zijn en met elkaar te maken hebben. Een ademstoot, een handdruk, een aanraking, het kan teveel zijn. We zijn met zijn allen eén levend lichaam, eén broeiend en broos organisme, dat tezamen 'menselijk leven' heet. Er kunnen er miljoenen en miljoenen van afvallen in één griepgolf en de rest gaat dóór met dat leven van de Mens.

Het is een akelige gedachte. Dat er happen Mens weg zullen vallen en je zonder dat te kunnen controleren, ook eén van de slachtoffers kunt worden. Gek genoeg, vind ik het ook iets prikkelends hebben. Om naakt op de huid te voelen, hoezeer het leven niet te regelen is en hoe erg we allen met elkaar te maken hebben, wereldwijd.

Blufpoker?

Meneer Albert Heijn brengt je nog eens ergens. Je spaart zegeltjes, zo héérlijk nostalgisch als vroeger, maar in plaats van een knaak bij een vol bonnenboekje, krijg je een tweede kaartje cadeau voor de musical Ciske de Rat. Daar zaten alle koopjesjagers, een beetje uitgelaten zaal met kinderen. Voor mij zat een blinde meneer met zoon en natuurlijk hebben die ook genoten.

Ik vond het wel wat hébben. Zo'n orkestbak vol livemuziek, een musical heeft zoiets down -to earth, er hangt iets van: het leven is heel erg de moeite waard, leuk en licht, vrolijk en smeuïg, als je je maar door de moeilijkheden heen worstelt en wij laten zien dat dit altijd kan. Nichtje zat op een stoelverhoging en na de pauze haar Oma ook, lekker wiebelen, ja gezellig!

Er zijn vele manieren om door de ellende heen te komen, en die van Ciske is de weg van het blufpoker: grote mond, een hart van goud, een breekbaar, kwetsbaar hart dat eigenlijk alleen maar heel erg de behoefte heeft aan: 'Twee zachte armen om me heen...' Hij heeft zijn moeder per ongeluk vermoord, zit een maand alleen in een isoleercel in een heropvoedingsgesticht. Er is even helemaal geen gelegenheid meer om te bluffen en stoer te doen. Ciske zit aan de grond .Dan komt de pater op bezoek.

'Ciske, weet je weel waar je naam vandaan komt? Jij heet naar Franciscus van Assisi en die praatte met de dieren... en die luisterden... Zo kan het ook zijn, heb vertrouwen, dan komt het allemaal weer goed.' Of zoiets. Ciske krijgt een votiefje in de gedaante van een hele kleine Maria, die voor Ciske meteen het gezicht krijgt van zijn vriendinnetje Betje. Later als Cis groot is, zal het votiefje hem redden: het hield een kogel tegen die anders in zijn hart was gekomen.

Vlak tevoren overweegt Cis om zijn verkering met Betje te verbreken. Ten diepste nog overmand door het schuldgevoel omtrent zijn moeder en denkend dat hij de liefde van Betje niet waard is. De jonge Ciske komt bij zijn ziekbed en herinnert hem eraan dat het allemaal toeval is. 'Niks te kiezen, wat je nu hebt, kun je morgen weer verliezen', zo is het beginliedje van de musical die leitmotief blijkt.

Grappig, dat het de franciscaanse waarden zijn, die hier op een leuke manier uitgedragen worden. Kies voor de zachte krachten. Hou niks hoog. Het leven is broos en je bent kwetsbaar. Je bent een pelgrim en een vreemdeling. Accepteer hulp. Laat je leiden. Ciske, die eigenlijk Franscicus heet, vindt een thuis bij zijn vader die Frans heet.

Maar natuurlijk was het allereerst een gezellig avondje weg in Den Haag. En als je de dag ervoor net in de Jordaan hebt gelopen, dan is de cirkel van zo'n weekend weer helemaal rond.

zaterdag 25 april 2009

Mokum

De helft van de broeders in het klooster heeft zeer veel met Amsterdam. Sommigen hebben daar het grootste gedeelte van hun leven gewoond. In het Capucijnenklooster De Tichel, nu van de Russisch orthodoxe kerk. En in Zaanhof, een mooie buurt bij Sloterdijk, gebouwd in de geest van Berlage, door de Amsterdamse School. De binnentuin en de rustige sfeer met gele raamkozijnen en dergelijke, doet je bedenken dat kloosters ook maar gebouwen zijn, van een bepaalde soort en stijl.

Zo was het voor de broeders ook in hun dagen. Ze wilden weg van het klooster, de ene ging in een Renaultfabriek werken, als intellectueel en religieus tussen de arbeiders, dat was in, in de nadagen van de zestiger jaren. En de andere heeft altijd gewerkt in de plantsoenen van het park dat achter Artis en naast het tropisch museum ligt. Met zijn vrij-reizen kaart, spoort hij ongeveer vier keer per jaar naar Amsterdam en gaat ook altijd even kijken hoe het park erbij staat.

Broeder W. heeft sterke herinneringen aan met zijn allen in het Vondelpark slapen en op de Dam limonade en brood met elkaar delen tijdens het zingen van hippieliedjes: de ware eucharistie, zei hij eens. Wat doe ik toch daar in het klooster?... Het is allemaal maar relatief.

Toen ik berichtte dat ik niet naar het klooster kwam en daarvoor in de plaats naar Amsterdam ging, in het appartement van Broer Homo, zo noem ik hem maar even omdat broeder W. altijd erg op hem gespitst is (natuurlijk vermoed ik dat deze zelf homo is), zei hij: O Amsterdam, Mokum...je weet toch dat dit van het hebreeuwse Mochum komt? Dat betekent zoiets als plek van vrede, heilige plek. Volgen Huub Oosterhuis is de naam Mokum verzonnen door de voortvluchtige Spaanse en Portugese Joden, die na lange ontberingen, dwars door Europa in Amsterdam aankwamen.

Nu weet ik dat dus. In Genesis 28 legt Jacob zijn hoofd te ruste op een Mochum, staat er dan. Nou, ik leg mijn hoofd ook heerlijk in Mokum ten ruste, terwijl het grachtenwater bij de Anthoniuspoort zonnig kabbelt en de rondvaartboten voorbij tuffen.

Broeder W. attendeerde me ook nog op de pilaar, hier buiten, met 'dichtregels, van hoe heet ie toch... nou is zijn naam me ontschoten... die homo?' Ik beloofde even voor hem te zullen gaan kijken en dit bericht ik terug: 'Het zijn regels van Jacob Israel de Haan en er staat:
Die in Amsterdam vaak zei Jeruzalem
en naar Jeruzalem gedreven kwam
die zegt met mijmerende stem
Amsterdam, Amsterdam.

Vandaag maar eens flaneren door een zonnig Amsterdam, met F. die ik elk ogenblik verwacht. O, daar belt ze aan! (Wat een timing.)

vrijdag 24 april 2009

Sterrennacht

Ik liep over de tentoonstelling Van Gogh en de kleuren van de nacht in het van Gogh museum in Amsterdam en hoorde de hele tijd het geluid van de trompettist Eric Vloeimans die ik gisterennacht zag in de herhaling van de Wereld draait door, die geheel gewijd was aan de gisteren overleden Martin Bril. Klagend, huilend, licht dat de nacht in geblazen werd, het donkere wat strepen licht kreeg in klagende, slepende tonen.

Ik schrok van zijn dood, want ik wist niet dat hij ziek was. Ik vond hem zo'n blakende aantrekkelijke man, fel en intens. Ik las hem dus bijna nooit, hij was voor mij vooral een tv persoonlijkheid. Wist ik veel. Ik vroeg me wel altijd af, of ik ooit als kleuter met hem met de blokken heb gespeeld, dat was ook een Martin Bril, dacht ik, kind van een collega van Vader, maar nu lees ik dat de vader van Martin handelsreiziger was, dus dan was hij het toch niet.

Een monumentje werd er voor Bril gebouwd, de vrienden en fans om zijn nagedachtenis heen geschaard, in het openbaar, op de tv: 'Ik zet nu ook elk voorjaar een kastanjetak in een vaas en kijk hoe die langzaam openbloeit', zei een fan, ' omdat Martin Bril dat zo mooi beschreven heeft.' Oog voor het kleine en onaanzienlijke, geschilderd in een ritme en cadans van woorden en misschien is dat wat hem voor mij verbindt aan van Gogh, die dat deed met verf: een explosie van kleur en 'het gewone' als onderwerp.

'De sterrennacht" het doek uit New York waaromheen de tentoonstelling is gebouwd, de Starry, starry night uit het liedje Vincent van Don McLean, is een doek waar van Gogh zelf misprijzend over deed. Mij viel het ook wat tegen. Ik was wel geheel overdonderd door een doek wat er vlakbij hing: een portret van de dichter Eugene Boch, een prachtige kop met daarachter een sterrenhemel waarvan van Gogh zelf zegt dat hij de oneindigheid heeft proberen te schilderen in het diepste blauw dat voor hem mogelijk was.

Dat gezicht van Boch dat oplicht met een immense ruimte achter hem, een eindeloze sterrenhemel, de blik in de ogen van de dichter, melancholisch en berustend tegelijk: dat het menselijk bestaan eindig is en niet in woorden te vatten is en niet te begrijpen is... tezamen het associatieveld dat me aan transitie doet denken. De in elkaar overlopende werelden van donker en licht, van de dood en het leven...

Ik denk dan aan Vader en aan Bril en aan Van Gogh, die vrijwillig gegaan is.' Dikwijls lijkt me de nacht veel levendiger en kleurrijker dan de dag', schreef hij op 8 September 1888 aan zijn broer Theo. Don McLean zingt: But I could have told you Vincent, this world was never meant, for one as beautifull as you...'

Ja, het is soms waar. Dat de gewone wereld nooit zo mooi wordt, als hoe sommigen deze waarnemen en daarover getuigen kunnen. De dichter Eugene Boch was zo iemand voor Vincent van Gogh. Van Gogh deed het met verf, Martin Bril met woorden. Ik kijk in de ogen van Eugene Boch en hoor die trompettist en kijk dan verder, daarachter. Er is een sfeer en een plaats en een tijd waarin we allen samen komen en we hetzelfde voelen: De Sterrennacht.

donderdag 23 april 2009

Armoede

In Niger, waar Broer een paar jaar heeft gewoond, gingen we op bezoek naar het dorp van zijn hulp in de huishouding, Amadou, die stamhoofd was. Een dorp aan de rand van de Sahel. Amadou had een westerse opleiding genoten, maar kwam in Niamey toch niet verder dan housekeeper van de blanke ontwikkelingswerkers.

Hij moest het opnemen tegen de oude gewoonten en gebruiken van zijn dorp. Zo werd zijn dorp geteisterd door droogte, de woestijn trok steeds verder op en slokte het vruchtbare land op, maar een keer per jaar tijdens de moesson, dan zwol de rivier en ook die sleurde stukken al bewerkte aarde weg.

Broer had met Amadou bedacht dat een corridor van jute zandzakken de loop van de rivier kon afbuigen, weg van het dorp. Broer leverde de jutezakken, in Afrika niet horend bij de allerdaagse gebruiksvoorwerpen, en aan Amadou de taak om zijn dorpelingen de zakken met woestijnzand te laten vullen.

Maar de dorpelingen wilden niet. Ze zagen het nut er niet van in. Broer ging nu zelf kijken en praten. We zaten in het hutje van Amadou en zijn vrouw vroeg of we wat te drinken wilden. Jawel, zeiden we. Ze verdween. Ze kwam meer dan een half uur later terug met een kruik. Het bleek dat ze naar de waterbron was gelopen, een kwartier in de brandende zon en de hitte, om water te putten en dan weer terug.

Is dit nu allemaal armoede? Ergens wel en ergens niet. Het leven is daar ánders met eigen uitdagingen en die aangaan, dat maakt ook dat je kunt voelen dat je leeft en dat is een rijk gevoel.

In Nederland ken ik iemand, die ook van dit soort uitdagingen leeft. Op de rand van niks-hebben probeert ze haar droom uit te leven. Bijna geen eten hebben, soms. Geen geld voor benzine. Onder curatele van de bank die haar financiëen beheert. Nooit een uitje, nieuwe kleren, een terrasje pikken of zorgeloos op vakantie.

Je hébt altijd nog 100 keer meer dan Amadou in zijn hut in de Sahel. Maar ís dat zo in deze maatschappij? We spreken hier van sociale armoede; langzaam maar zeker het leven van een zonderling leiden, je afsluiten van nieuwe impulsen, niet in staat om dit leven te delen met een ander, omdat je tegelijkertijd niks van een ander wilt ontvangen. Je trots aan je droom vastklampen en alles wat een beetje anders is als jij of een andere mening heeft elimineren, want dat is veel te bedreigend.

Ik zag dat ze haar burolamp in de verkoop heeft gegooid. Dan gaat, mijn inziens, toch letterlijk en figuurlijk, het licht bijna uit.

Meneer Mansjoer

Ik dacht dat hij me tegemoet kwam lopen: Meneer Mansjoer. Een dunne man in een beige regenjas van Columbo. Ik leerde hem kennen in een wijkcentrum bij mij in de buurt, waar hij zijn peuter van het kinderdagverblijf kwam halen. Hij las de krant en kopieerde somtijds. We raakten aan de praat.

Meneer Mansjoer bleek gestudeerd te hebben in Tunesië, wat weet ik niet meer, maar hij kwam er in Nederland niet mee aan de bak. Zijn vrouw wel, met eenvoudige arbeid in een naaiatelier ofzo. Dus haalde hij zijn kind van de crèche. Meneer Mansjoer leek me een moslim en ik zocht moslims voor een interview voor Franciscaans Leven, die een islam-special maakte.

Ik vroeg het hem en hij bleek een heel interessant geval: Ja, hij was moslim en zijn broer die in Zwitserland woonde, die was christen geworden. Hij had veel, heel veel gesprekken met zijn broer, tot tranen aan toe. WAAROM? was de grote wederzijdse vraag.

Hij moest eerst een hele poos nadenken of hij wel mee wilde werken aan een interview en toen hij me plechtig zijn Ja-woord kwam geven, wilde hij op een andere plek dan in het wijkcentrum afspreken. Hij wou mij graag een kop koffie aanbieden. Hij stelde de lobby voor van een hotel vlak bij het station.

Ik weet nog dat ik moest lachen, toen ik het dikke tapijt bij de ingang daar betrad. Voor meneer Mansjoer was dit wellicht een sjieke, neutrale gelegenheid, maar ik voelde me al bijna een dame van lichte zeden, die gekeurd zou worden. Tenminste zo meende ik, dat de portier onder de luifel naar me keek.

Voor een tweede gesprek kwam hij bij me thuis en deed bij het zien van de vloerkleden, zijn schoenen uit. Hij vertelde dat zijn vrouw terug wilde naar Tunesie, ze stikte van de heimwee, maar hij wilde niet. Voor de toekomst van zijn kind, wilde hij blijven.

Ze zijn tóch gegaan. Zijn vrouw was niet meer tegen te houden. Ik kreeg een zonnige ansichtkaart uit Tunesie, met een lachende kameel. Bij ons afscheid had hij net het interview gelezen en het had hem tranen in de ogen gegeven. 'Wij zijn mensen van de vrede", zei hij, 'jij en ik, we begrijpen elkaar'.

Toen belde hij ineens op. Ik hoorde getoeter en straatgeluiden, mensen, geroezemoes. Hij belde uit een telefooncel in Tunesie. Dat zijn vrouw nu spijt had van de terugkeer. Dat ze Tunesie nu een vuil en rommelig land vond, stoffig en vol herrie. Dat ze gingen proberen om zo snel mogelijk weer naar Nederland te komen. De muntjes waren op, hij belde opnieuw en vroeg of hij, als ze aankwamen in Nederland, mij mocht bellen.

Natuurlijk! zei ik, al schoot er door me heen: en als hij wil logeren met vrouw en kind, zeg ik dan ja? En voor hoe lang? ... We waren mensen die elkaar eens in de ogen hadden gekeken en elkaar gevonden hadden in hetzelfde mens-zijn, maar ja. Ik dacht aan de autobiografische roman van Kees van Kooten, Zwemmen met droog haar (1991), dat ook gaat over het dilemma van de gastvrijheid, die grenzen kent. Maar waar liggen die grenzen?

Alleen heb ik nooit meer iets van Meneer Mansjoer vernomen. Zijn kind heeft nu allang de lagere school leeftijd. Vrijwillig terug naar het land van herkomst is, vrees ik, alle rechten verspelen. De poorten naar Nederland zitten dan nog dichter dan voor een willekeurige andere vreemdeling. Het was Meneer Mansjoer niet, zoëven. Zal ik hem ooit nog eens ontmoeten? En zijn kind?

Ik had ook zo'n kind kunnen zijn, als mijn ouders besloten hadden om naar Indonesie terug te keren. Bijna in het paradijs opgenomen en dan toch veroordeeld tot een hard en armoedig bestaan. Maar de echte armoede voor dit kind is gelegen in het gegeven dat het leven moet met de doem van de verkeerde beslissing van zijn ouders. Pijn, zal hij hebben over de machteloosheid van het lot van het leven. Die vrolijke peuter op de plastic driewieler van toen, moet zich straks drie keer leren verzoenen.

woensdag 22 april 2009

Geven

Nou had ik al begrepen dat je met Ryan Air héél goedkoop kan vliegen, vlak over de grens (als je in het Oosten van het land woont) in Duitsland. Maar goedkoop! Vliegtickets van 10 eurootjes naar Italië, en de reguliere prijs is 1,99 euro, plus tax, dan wordt dat dan ongeveer 19 euro. Moet je geen bagage laten inchecken, want dat maakt het duur, zei men.

Ik dus even kijken naar de algemene voorwaarden van Ryan Air. Ze moeten er heel wat hebben meegemaakt want pagina's en pagina's ontrollen zich aan je oog van alles wat wel en niet mag. Wat me het meest is bij gebleven is, dat je géén grasmaaier mag meenemen. Dat is nou jammer, want ik wilde net een gazonnetje op een Toscaanse heuvel gaan bemaaien.

Voor mensen met een tweede huis in Italie, wel een optie. Hoeveel grasmaaiers zou Ryan al aangeboden hebben gekregen? Ik zie Mr. Bean scènes voor me, waar Bean een grasmaaier vermomt. Van Grasmaaier een pop maak om Grasmaaier zo toch mee te krijgen.

De ene mens wil een grasmaaier over laten vliegen en de andere die ontdekt dat een oud potje, die ze bijna liet vallen voor de ingang, omdat ze eigenlijk een schaal wilde laten taxeren, ineens 2500 euro tot 4000 euro waard is, afhankelijk van de economische crisis, zo vertelt iemand me in het wijkcentrum.

Een potje die ze uit de kelder had gevist, omdat ze bij Intratuin een plant teveel had gekocht. Die daarna een kalklaagje had, van het water onderin, dat ze met vim weg wilde krijgen. En al poetsend dacht: Bést leuk potje, eigenlijk... En toen ging ze naar Schatgravers voor een schaal uit Oostenrijk en dacht ze: neem toch ook dat potje mee.

In een rare wereld leven we. Vol grasmaaiers die geen vlucht mogen nemen en potjes die van de kelder, een goudmijntje maakt. 'Alles van waarde, is weerloos', dichtte Lucebert ooit. Maar misschien kun je beter zeggen: 'Alles van waarde, krijgt waarde, door wie de waarde geeft, aan alles wat zonder dat geven, volstrekt weerloos is.'

Uuuh?... Doordenkertje. Hint: Geven, daar gaat het kennelijk om in het leven. Geven: mooi werkwoord om mee aan de slag te gaan...

maandag 20 april 2009

NOWN

Wat zijn het toch een heerlijke dagen. De lentebeelden stapelen zich in me op. Donkere mest kruien tussen de bloeiende witroze appelbomen in de kloostertuin. Een ree op het pad in een tunnel van licht lentegroen. Ik loop zachtjes dichterbij en zij stapt weg, het bos in. Dan blijkt ze me gevolgd te hebben tussen de prilgroene twijgen en takken, we kijken elkaar kort aan en ze springt met een wit staartje weg.

Een ooievaar op een lantaarnpaal aan de dijk. Ook deze blijft zitten tot ik vlakbij ben en vliegt dan klepperend op, zwart witte vleugels richting de Waal. Lammetjes en kalveren in de wei, een jonge veulen, met natte, dunne benen nog, alsof het net uit de vochtige baarmoeder is gekomen en nu tegen de warme rug van moeders veiligheid zoekt. Een violette waas over de dijken van de pinksterbloemen. Zacht warm lichtgeel Waalzand, om languit in te liggen.

Ondertussen lees ik Dreamquake, een roman voor jongeren, het vervolg van Dreamhunters (2006) van de Nieuw Zeelandse Elizabeth Knox. Haar fantasie zou nooit in het plaatjes-design-landschap van Nederland gedijt hebben: ze roept een wereld op waar tussen de bergen en de zee, op woeste onbewoonbare woestijnachtige gronden, iets is dat The Place, heet.

Op deze plek wonen Dromen, waarnaar gejaagd en gezocht wordt door de Dreamhunters, een klasse apart in de samenleving met priesterlijke allures. Zij kunnen deze dromen delen in grote stadiums en arena's en anderen zo inspireren, nieuwe visioenen geven, gelukkig maken. Alles draait rondom de beroemdste droomfamilie Tibbold en je zit in het perspectief van hun dochter Laura, die in deel 1 ontdekt dat ze de gaven van haar ouders verder moet dragen.

Het zoeken naar dromen is, als de gang naar de woestijn, zoals Jezus die al ondernomen heeft. Beproevingen en jezelf bijna verliezen, horen daarbij. Op het moment dat Laura zichzelf vindt als Dreamhunter ontstaat er een wervelstorm van zand en het zand vormt zich tot een grote gedaante, die menselijke vormen krijgt. Na angst en beven leert Laura hem kennen als NOWN, de zandman, die haar eigen creatie is en met wie zij kan doen wat ze wil.

Als zij de W uit zijn naam haalt, dan wordt hij NON en zal verdwijnen en weer oplossen als los zand. Als zij de eerste N uit zijn naam haalt, dan wordt hij OWN, van zichzelf. In plaats van Laura te moeten dienen is hij vrij om te gaan en te staan waar hij wil. Laura bevrijdt hem en NOWN besluit in zijn vrijheid, om er altijd voor Laura te willen zijn.

Dit is een heel mooi beeld, die gaat over de dynamiek van de liefde. vind ik. Zowel de eigenliefde, als de liefde voor een ander. Je kunt gericht zijn op het NON in je en je hele leven wordt bepaald in het voortdurend zoeken naar zelfbevestiging. Liefde wordt een soort kruidenierswinkeltje waar gewikt en gewogen en onderhandeld moet worden. Een ander wordt dan een bedreiging, die het wankele evenwicht in je winkeltje verstoort.

Of je leeft vanuit het OWN: je bent van jezelf, je houdt van jezelf en van daaruit voel je de ruimte en de grenzeloze vrijheid om je werkelijk te verbinden. Daarom is het een overtuigende roman voor jongeren: het is de leeftijd waar je iets van je essentie NOWN, tegenkomt en leert om daar een harmonieuze band mee te hebben.

Laura vraagt aan NOWN, als zij in nood is, of hij naar haar toe wil reizen en NOWN komt en draagt haar in de kom van zand, die zijn armen zijn. Heel treffend beschrijft Knox dan, hoe dat voor Laura voelt: ... Nown made her feel like God on the first Sabbath - He was a great responsibility, but he was good, like the world, and being with him, made Laura sleepy with happiness.

Zo'n geluk... dat gun je jezelf en alle anderen. In Dreamquake blijken er ook Nachtmerries te zijn in The Place en het is de opdracht aan de Dreamhunters om zich daartoe op een juiste wijze te verhouden.Misschien dat tegen het einde van het boek, wanneer alle moeilijkheden zijn overwonnen, het zal blijken dat je van NOWN, ook de laatste N kunt weghalen. Dan krijg je NOW. Het Nu, het eeuwige Nu, het enige wat we hebben en er werkelijk is. Waarin alles samenvalt in de ervaring dat het Goed is, in dat NU.

vrijdag 17 april 2009

Allerhande

Vanochtend maar weer eens een geestelijke reis ondernomen naar verschillende deelgebieden waar ik graag even aanwezig wilde zijn. Ik bladerde in CHRISTIES Magazine die ik eens uit de aanbiedingmand gevist heb van een van de antiekwinkeltjes die tegenover het Rijksmuseum in Amsterdam gesitueerd liggen. Collecting Issue heette dit nummer van juni-augustus 2000.

Stel je eens even voor: daar word over kunst gesproken, van Cindy Sherman tot Waterhouse, waar nu nog een tentoonstelling van is in het Gronings Museum. Het gaat over oude auto's, prachtige Bugatti's en Bentleys, over Francis Bacon, Cezanne, Chagall, oude Griekse vazen en wat al niet meer: niet om naar te kijken maar om ze te kopen! Dit is Christies Magazine van het veilinghuis Christie, dus. Héél even bij de happy few horen en zo kunnen leven: het lijkt me wel een aardig uitstapje. Die ik heel even als geestelijke oefening ondernomen heb.

Nou krijg ik na zúlke frivoliteiten wel weer heel erge behoefte aan een soort stilstand en inkeer. Dus ik pakte de verzamelde gedichten van Gerrit Achterberg. Zijn gedichten spelen zich af in een soort gestolde tijd, waar getreurd wordt om en verlangd wordt naar de Afwezige Geliefde. Wie dat is, dat laat zich heel vrij invullen. Sommigen lezen daar 'God' en beschouwen Achterberg als een mystieke dichter. In zijn concrete leven heeft hij echter zijn hospita, tevens geliefde, vermoord...

Achterberg heeft in een kliniek gezeten, maar dat maakt hem natuurlijk ook niet tot een psychiatrische patient. Zin en waanzin liggen vlak bij elkaar, denk ik zelf. Twee kanten van hetzelfde messcherpe tweesnijdende zwaard.

Een gedichtje maar, dat twee kanten in zich heeft: iets heel gewoons en heel bekends. Tegelijkertijd wordt die vertrouwde ruimte uit de tijd gelicht en lost die ruimte op...in wat? In iets dat bestaat in je geest en tegelijk niet écht bereikbaar is.

VERVULLING

Het beste van voor jaren dringt vanavond tot mij door.
Al je gewone vragen vinden weer gehoor.
Regent het. Ja het regent. Goede nacht.
Laten we nu gaan slapen, zeg je zacht.
Wij luisteren en liggen. Wind beweegt het raam.
Blijf zo maar liggen, zeg ik, en ik noem je naam.
Alles wat antwoord is gaat van mij uit.
Je wordt vervuld van de oneindigheid.

Wie het idioom van Achterberg niet kent, denkt wellicht: nou dat valt wel mee. Die afwezige geliefde is toch gewoon nabij? Daarom nog een gedichtje. Hoe de geest zweeft over de levenden en doden, over goden en mensen. Beide gedichten komen uit de bundel Existentie.

ARENDEN

Als ik aan u begin te denken,
hoe of het met u zijn moet volgens levens
onwederlegbare gegevens,
voel ik in mij de vogels zwenken,
want uwe verten vallen dicht.
Maar in de droom verheffen zich
arenden allerwege
en vliegen naar u weg.

donderdag 16 april 2009

Lelijk eendje

Zelfs Pauw & Witteman konden het niet nalaten om er aandacht aan te geven in de Zap-service: aan het nieuw ontdekte talent in Britains got talent, Susan Boyle. Een mevrouw in een jurk die me aan het muffe van mijn oma van heel vroeger doet denken komt op en net als bij die tenor Paul Potts van enkele jaren geleden denk je: dit kan niks wezen, een dommertje en ook nog eens half gek. Dan begint ze te zingen I dreamed a dream... uit Les Miserables en de muren om je heen van je eigen cynisme en blasé-denken vallen weg: dit is ongelofelijk.

Ik denk dat er een diep verlangen onder zit, waarom we allemaal hoteldebotel raken van zoiets: Het lelijke eendje dat een zwaan blijkt. De niet geziene, die gaat stralen. Dat je zomaar zó erg verrast kunt worden. De ommekeer. Dat er onder het alledaagse versleten nikserige zomaar zoveel schoonheid schuil gaat. Dat ontroert. Ik heb bij YouTube nou al vijf keer in de herhaling gekeken en wat mij het meest raakt zijn de gezichten van de jury en het publiek: Alsof ze een goddelijke verschijning gewaar worden. Zo keek Mozes vast ook op de Berg.

Ik ken ze wel in mijn omgeving: van die lelijke eendjes. Je hebt ze in allerlei soorten en maten. Sommige overschreeuwen zichzelf en roepen dat ze een lot uit de loterij zijn, terwijl daaronder een diepe onzekerheid en een groot gebrek aan zelfrespect zit. En wie zichzelf niet respecteert, kan ook een ander niet serieus nemen en het goede en mooie ontvangen: een destructieve spiraal naar beneden, het lelijke eendje wordt nog lelijker...

Een andere lelijke eendjesstrategie is, om juist om je heen te gaan slaan en anderen aan te wijzen als lelijke eendjes. Ze hebben een onuitputtelijke behoefte aan positieve bevestiging en rennen weg en worden kwaad als een ander het een keertje niet zomaar met de desbetreffende eens is. Ook heel vermoeiend. En er zijn lelijke eendjes die in hun schulp wegkruipen: als niemand me ziet en ik me heel ver weg verstop, dan hoef ik nooit van iemand te horen dat ik... dat ik... dat ik... nee, snel komt er van zo iemand niet over de lippen: 'dat ik een lelijk eendje ben.'

Maar lelijke eendjes kunnen zwanen blijken! Ze zijn uitzonderlijk anders dan het gewone, en daarom uiteindelijk een witte zwaan en geen huis-tuin-en keuken eend. Dat vraagt wel een rustig en onverzettelijk geloof in eigen kunnen en mogelijkheden, ook al ziet niemand dat nog. Maar dan: A star is born.

woensdag 15 april 2009

Lente

Computer op het werk heeft kuren en dat maakt mijn internetactiviteiten beperkt, gebrekkig en krakkemikkig. Morgen wordt het gemaakt, dus er is net niet genoeg reden om tóch maar naar de winkel te snellen voor alle moderniteit in huis, die ik tot nu toe langs mij heen heb laten gaan.

Ik ben van het ouderwetse en de nostalgie. Die koeien op het Binnenhof, Klaske, Ria en Sientje en nog zes andere, die met hun gevlekte zwart-wit ruggen loom in het stro liggen, dat is het toch helemaal? Hoe ze met veel toestanden de stad in zijn geloodst en daar nu onverstoorbaar gewoon Koe zijn; ik ben Koe en Koe is Koe, boe!

Vandaag was ik ook maar alleen maar een lichaam in de zon, tenminste dat probeerde ik. Het is vast de allermooiste dag van het jaar in Nederland. Wat een genot om in slakkegang naar mijn werk te fietsen. Langs geelbespikkelde bermen en velden vol paardebloemen. Lichtgroen-tere beuken langs het kanaal, waar de jongelui in roeiboten les krijgen van meisjes in wapperende rokken en rode schoentjes, die met een claxontoeter aan de kant meefietsen. Langs roze en witte bloesembomen. Alles fris, nieuw, hemelsblauw, lentegroen, het is klip en klaar de lente.

Vanochtend begon ik de dag met het bladeren in LES TRES RICHES HEURES DU DUC DE BERRY. Een van de bekendste en mooiste urenboeken uit de middeleeuwen. Geschilderd door de Gebroeders van Limburg die, of all places, uit Nijmegen komen, zonen van een houtsnijkunstenaar.

De afbeelding bij de maand april heeft dat feestelijke en de intens diepe kleuren die bij zo'n dag als deze horen. Een gezelschap staat met elkaar te praten, twee vrouwen plukken bloemen in het gras...De appelbomen bloeien, achter iets wat een ommuurde kloostertuin zou kunnen zijn.

Ach, de lente... die doet me dit jaar zuchten.

PS: Mijn eerste versje, ooit geschreven, waarmee ik een prijsje won op de lagere school, eerste klas:

De lente is weer in het land
we vinden haar zo bijdehand,
zij tovert knoppen aan de bomen,
we zien haar heel graag komen.

Als de lente komen gaat
vind je bloemen overal waar je staat
in het veld en in de wei,
jongens wat zijn we blij!

dinsdag 14 april 2009

Paasnacht

Je komt op de bovenste verdieping bij de Clarissen in het donker binnen. Iedereen zit en staat zwijgend, mensen schurken met gedempte stemmen tegen elkaar aan in de beperkte ruimte van de overloop. De priester komt aan uit de kapel. Hij heet een ieder welkom, in deze Paasnacht, waar de duisternis wijkt en het weer licht wordt.

Hij onsteekt een grote Paaskaars en met die Paaskaars ontsteekt hij een kaarsje van de abdis en een ander die naast hem staat en daarna wordt het vuur door gegeven. Langzaam wordt het licht en krijgen de donkere contouren van een ieder weer een gezicht. We lopen met ieder een kaarsje naar de kapel, die ook verduisterd is.

Het wordt licht en het verhaal kan verteld worden. Hoe in Genesis de orde het won van de chaos; van de oervloed, in Exodus het wilde water getemd wordt en Mozes de Rode Zee opent met de hulp van God en het volk een weg vindt. Het roepingsvisioen van Ezechiël tot en met het verhaal van het graf van Jezus, waar de steen werd weggerold.

Water wordt in drie grote glazen flessen uitgestort in een bekken. Het wilde, naamloze water wordt gezegend en met een Palmpaastak wordt iedereen ermee besprenkeld. Priester is de provinciaal, de hoogste van de Franciscanen in Nederland en hij is zo voortvarend in het nat maken van een ieder, dat de Palmpaastak breekt. Iedereen moet lachen.

'Het is tenslotte maar een keer per jaar dat we zo uitdrukkelijk vieren dat de liefde het wint van de liefdeloosheid, er-zijn-voor-elkaar het wint van de verlatenheid, het Licht overwint op de duisternis, dus voel dan maar wat nattigheid!' zegt hij.

Tot slot ontsteken we opnieuw de kaarsjes en een ieder plant het in de bakken zand voor het altaar. Om ze helemaal te laten opbranden, om een keer per jaar jezelf eraan te herinneren en elkaar dat we willen dat het goede het wint van het kwade.

Het zijn prachtige rituelen in een mooie nacht. Het is een bevestiging met elkaar van het geloof in Verrijzenis. Voor mij niet persé, dat van die man die 2009 jaar geleden geboren werd en 33 jaar later gekruisigd. Alhoewel ook zijn levensverhaal uitzonderlijk blijft: een voortdurende omhelzing en overgave aan alles en allen.

Mij gaat het om de ervaring van verrijzenis in je gewone leven. Hoe ellendig en triest het soms ook allemaal kan zijn: je hart kan het winnen. Cynisme, wanhoop en verdriet hebben niet het laatste woord.

Goede Vrijdag

Goede Vrijdag, dagje vrij. Zal ik naar de Mattheus Passie gaan luisteren, hertaald door Jan Rot? Geen zin in. Op Witte Donderdag, de dag tevoren al naar dat deel geluisterd. Zo zwaar. Zo serieus. Zo afstandelijk ook, toch, na de Santa Semana-sferen die ik in Spanje heb geproefd.

Dus ik zet een Spaanse cd op, een verjaarscadeautje van F. CARMEN AMAYA (1913-1963), een flamingo-danseres en zangeres. Al meetrappelend dweil ik de tegelvloer. Olé! Dat is passie, weliswaar van een andere soort dan die van het Passieverhaal, maar toch: dezelfde mengeling van felheid, doorzetten, doorgaan... after all.

Ik ga naar vriend T. in zijn atelier, die op dit moment oude bijbels losmaakt en de bladen plakt als ondergrond van zijn taferelen, die hij er zwart en met dunne lijnen opzet. Niemand die natuurlijk begrijpt, dat het wat IS, om Bijbelbladen los te maken, maar enfin. Een schone taak om de geseculariseerde wereld op een ander been te zetten en de gristelijke wereld een andersoortig signaal te geven, hoopt-ie, denk ik.

's Middags om 15.00 het uur U, Kruiswegmeditatie in dia's: zwartwit houtsneden van een kunstenaar, gelardeerd met muziek en flarden psalm. Een hobby van de abdis R. om elk jaar met iets nieuws hieromtrent te komen. 's Avonds het lijdensverhaal in de kapel. Al die scènes over verraad en verlatenheid. Het blijft een verhaal dat door merg en been gaat. Op het einde wordt iedereen uitgenodigd om een witte of paarse anemoon bij het lege kruis te leggen. KIJK: naar je eigen pijn en het leed in de wereld, probeer een omgang te vinden met het tekort: dat is voor mij waar dan aandacht voor wordt gevraagd.

Tussendoor ontdek ik het Kroningburgerpark, waar Frank Boeijen, Nijmegenaar een mooi liedje aan heeft gewijd, als groot picknickveld. Temidden van de lentebomen en de bloemen, zitten studenten en jonge gezinnen, te lezen, frietjes te eten, gitaar te spelen. Ik besluit me er ter plekke bij aan te sluiten en koop een BOOKazine van Libelle. Een korte novelle in tijdschriftvorm Eenzaam heden geheten van de Pakistaanse Naema Tahir, die vorig jaar bij Zomergasten was.

Over geworteld zijn en niet van een Pakistaanse familie in London. Zo bekend, dat thema... een vader die terug wil naar Pakistan, een moeder die wil blijven. Kinderen die zich afvragen, waar hun wortels liggen, hoe zij kunnen wortelen. Uiteindelijk alleen maar in het heden, constateert de hoofdpersoon, een meisje, in een Eenzaam Heden... Ook een soort passie verhaal. Passie: het is er in zoveel vormen.

donderdag 9 april 2009

Loetje

Vandaag kwam ik hem weer tegen: Loetje, die op Dirk lijkt die Wim de Bie zo weergaloos neerzette. Leren jas, boerend en pruttelend met de bierflesjes in de hand. Zo heb ik Loetje ooit leren kennen: een jongere in een wijkcentrum waarin ik werkte. Uit een achterstandswijk, waar gedealed en gedronken werd. Werkeloosheid, twee rivaliserende zigeunerfamilies, incest en ontucht met een kleindochter en meiden uit de wijk door een ex-NSB-er die na de tweede wereldoorlog het vreemdelingenlegioen is in gevlucht.

Loetje: jongere die ik met zijn vrienden bijna dagelijks zag. Regelmatig op vakantie, de nor in dus, en of hij daar ook regelmatig vertoefde, ik weet het niet meer. 'Ja Mirjam, dat had je niet van me gedacht ?!', zei hij enige jaren geleden trots. Hij is een soort collega van me geworden omdat er midden in zijn wijk een soort buurthuis is gecreëerd en hij daar beheerder van is geworden.

Loetje heeft Suiker en hij bekende me dat de regelmaat die nodig was om niet uit balans te geraken, zeker had bijgedragen tot waar hij nu gekomen is. 'En jij natuurlijk, je bent mijn grote voorbeeld!' Ik was ontroerd, toen. Al dat gehang aan de bar, al die gesprekken over van alles en niets, hij is intelligent en dat zei ik hem toen ook al. Ik voelde me een beetje als een gelukkige ouder: toch nog goed terecht gekomen!

Loetje is wat zwaar en heeft op beide armen, boven en onder, grote tatoeages. En op de knoken van zijn vingers kleine blauwe hartjes. En een oorring in. Vandaag kwam ik hem dus tegen, op de BHV-cursus. Hoe zijn net niet alledaagse verschijning, de rest zit er gewoontjes casual gekleed bij, toch meteen door de docent gebruikt wordt om hem tot mikpunt van grapjes te maken. Loetje maakt het niks uit en geeft goedmoedig en gevat van repliek.

Loetje is slim, stelt doordenkvragen en heeft opvallend veel parate kennis. Wat zou er van hem geworden zijn, als hij in een andere omgeving was opgegroeid? Misschien wel een Yup of een Professor. Loetje behandelt mij altijd met een zeker respect, wat grappig is om mee te maken. Vorig jaar op een personeelfeestje, stond ik erop om even met hem te swingen en dat maakte hem wat verlegen.

Vandaag dacht ik: nou hebben we het er niet meer over dat hij ooit die kansarme, baldadige jongere was en ik de beheerder. We zijn nu gelijk aan elkaar. Maar Loetje is trouw. En in de lunchpauze aan tafel zei hij tegen de anderen: 'En Mirjam kent me nog van de tijd dat ik het wijkcentrum onveilig maakte en er rond aan het klooien was.' Zo zijn er mensen waar je zonder dat je dat bedenkt, oud mee wordt. Loetje is er een van.

dinsdag 7 april 2009

Natte Meizoentjes

Gisterenochtend stond ik om half negen al midden in de kloostertuin. Vogels zongen hun ochtendmelodietjes en in het gras waren alle meizoentjes nog dicht. Natte meizoentjes in het ochtenddauw. Meizoentjes, dat zijn de bloemetjes die definitief en voor altijd horen bij de kindertijd. Onschuld, dromen in het gras, samen gelukkig wezen...

Wanneer het warmer was, dan zat ik daar, naast de klimrekken, in de schaduwen van de hoge populieren. Eerst speelde je daar 'diefje-met-verlos', zo heette dat toch? Drie populieren, vier kinderen, eentje wás hem en je moest naar een ander boom rennen en niet aangetikt worden onderweg. Moe van het dollen en rennen, zeeg je dan neer in het gras.

Je ging een kroontje maken: Meizoentjes plukken en in het dunne, smalle steeltje maakte je een spleetje en zo reeg je de meizoentjes aaneen. Kroontjes voor op je hoofd. Lange kettingen voor over je kleren aan. Armbandjes. Wat was je de koningin te rijk!

Natte meizoentjes die gedurende de dag open gaan... boeketjes plukken. O! Laat me weer van de lente genieten, laat me weer kind zijn, geef me meizoentjes, droge, of hele natte!

Verder

Wanneer ik net terug ben van een vakantie, dan wil ik nog niet meteen in het verstandige ritme van op-tijd-gaan slapen en morgen-gezond-weer-op. Dus keek ik zondagnacht naar drie films achter elkaar, die de tv mij aanbood.

Het begon met een Braziliaanse film, Ciudad Deus, de Stad van God geheten. Knap razendsnel camerawerk, afgewisseld met poëtische stills. Over het leven van straatbendes van jongeren in de favella, een sloppenwijk die ironisch De Stad van God heet. Daarna de oude Kramer versus Kramer, met een piepjonge Meryl Streep en Dustin Hofman, die om de voogdijschap over hun zoontje vechten. En daarna nog de Blechtrommel, met de grimmige, grollende Oskarschen die niet groot wil worden temidden van de Nazi's.

's Ochtends weer vroeg op, en nu twee dagen later blijven filmbeelden ook nu nog door mij heengaan. Wat ze verbindt is het coming of age thema. In de sloppenwijken wordt het verhaal vertelt vanuit een jongen die ambieert om fotograaf te worden, wat hem tenslotte te midden van het geweld en het tekort lukt. In Kramer... zijn het de beide ouders, die eindelijk een volwassen relatie met elkaar krijgen met New York als decor. En in de Blechtrommel gaat het over een jongen die niet volwassen wil worden in een wereld die totaal van God los is.

Natuurlijk gaan alle films ook over het menselijk tekort, zoals dat mooi heet... O. wat blijkt het elke keer weer moeilijk om in vrede en harmonie met elkaar te leven! Moeilijk om een andere écht mee te willen maken, te accepteren, vrij te laten, los te laten, je te verbinden...Ik zie die wilde blik van Oskarchen, de dwerg uit de Blechtrommel, het huilende gezichtje van het zoontje met zijn blonde piekhaar in Kramer... de donkere grote ogen met de zoekende blik van de jongen in de Braziliaanse Favela.

En nu in de Goede Week, voor Pasen, worden het allemaal de gezichten van die ene lijdende Jezus. Die Jezus lijdt nog steeds, elke dag en elk ogenblik weer. Er is geen levensbeschouwing die het lijden dat mensen elkaar aandoen, zó serieus neemt, als het Christendom. En ook een uitweg biedt: Petrus die Jezus verraadt, wordt wel de rots waar de kerk op gebouwd wordt en van de Jezus die smartelijk en smadelijk sterft aan een kruis wordt verteld dat hij zal verrijzen.

Wat is dat, verrijzenis? Misschien niet meer en niet minder, dan verder durven kijken met eindeloos mededogen, dan je eigen neus lang is.

maandag 6 april 2009

Lente in het klooster

En dan kom je weer in het klooster en staat er een bordje eten voor je klaar. De kokkin verwarmt het, terwijl jij je soep al oplepelt, buiten in de lentezon, tegen de bijna alweer warme stenen van het klooster. Hoe ze daarna ook nog het ouderwetse Saromatoetje voor je uit de koelkast haalt.

Hoe het achter in het bos van de kloostertuin vol staat met allerlei soorten narcissen: grote trompetnarcissen met gele en oranje harten, lichtgele kleine sterretjes, bosnarcissen, trosnarcissen. Dat blijkt dat Moortje de poes, vlak bij het Franciscusbeeld begraven is omdat men haar vorige week toch maar bij de dierenarts heeft laten inslapen... Ze was al oud en had een pootje gebroken.

Hoe het vol staat met alweer uitgebloeide rode tulpjes, witte karteltulpen zachtjes wiegen, alles bezaaid is met geel speenkruid, dat 's avonds weer dichtgaat. Dat de kersenbloesem op springen staat en ik de blauwe hyacinten ruik. En de Chinese roos al zijn eerste bloemen heeft, de rabarber al hoog boven de grond staat, de tomatenzaailingen in de kas na een week alweer kleine plantjes zijn. Er het eerste groen van het bonenzaad een dun iel lijntje trekt langs het net waarin ze zullen gaan slingeren.

Dat er des avonds alweer vleermuizen fladderen en er een bijna volle maan oranje langs de wolken schuift. Hoe ik in het koorgebed met zijn zessen weer die ongelofelijke woorden uitspreek: 'Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Zoals het was in het begin en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.'

Dat ik dan weer denk: ik hoor hier thuis! Dat ik in mijn schommelstoeltje voor het open raam naar het frisse lentegroen aan de boom kijk en naar de landerijen erachter en de vogels in de volière hoor zingen... Ik weet het niet hoor, waar mijn leven heen gaat... Alleen maar dat het GOED is, om ook hier te ZIJN.

zondag 5 april 2009

Alles door elkaar

En dan vertrek je uit Malaga en verbaas je je over de sfeer van verwachting die in de stad hangt: overal podia gebouwd voor de Santa Semana, de Goede Week, die nu is aangebroken. Lange processies vol kleuren, dramatiek, muziek, fakkels, puntmutsmensen zullen door de straten schrijden...

Kom je in Nederland en doe je je eerste boodschappen weer bij de Albert Heijn. Pasen: GEZELLIGE DAGEN! schettert het. Alles lichtgroen en geel, de sfeer van eieren, paashazen, uitgebreide paasontbijten enzovoort. Hoe 's lands grootste kruidenier het Nederlands bewustzijn langs de variëteit der dagen loodst... Daar moeten we het maar mee doen. Lentebloemetjes te koop bij de uitgang, papieren tafelkleden en het feest is weer compleet.

Kijk ik in mijn tijdschriftenmand, kom ik TA, tegen Terra Archtectura, eentje uit 2006 die mijn Sarapop vorig jaar aan het lezen was, blijkt er een artikel te gaan over de patio's in Cordoba. Hoe het droge klimaat in Andalusië ervoor zorgt dat elk beetje vruchtbare grond gekoesterd en verzorgd wordt. Dat het de Moorse invloeden zijn en het idee van de mystieke, paradijselijke binnentuin met de bron in het midden die de binnenstad van Cordoba mede vorm heeft gegeven...

Ik denk aan de sinaasappelbomen, zorgvuldig met een rondje bruine aarde om hen heen en aan al die bloempotten die er tegen de muren van de patio's gespijkerd zijn en hoe die elke dag één voor één, met een trapje tegen de witte muur, water zullen krijgen in de zomer. Een dagelijks ritueel waar je vanzelf zacht en aandachtig van wordt... Ik besluit een beetje in het plantsoentje achter mijn achtertuin te gaan schoffelen.

Komt de buurman in zijn rode badjas tevoorschijn voor een praatje. Over vroeger en nu. Over Palmpasen, hoe je rondliep met zo'n, palmpaasstok met een zoet broodje waarvan je nog niet mocht eten en de kettingen snoep waarmee je het versierde en het palmpaastakje. 'Al doe je er nu niks meer mee, het speelt toch altijd een rol, het geeft je wel je normen en waarden, waar je de rest van je leven mee vooruit kan', zo zegt hij.

Hoe ik gisteren twee keer dezelfde soort praatjes maakte op een feestje dat in een kerk gevierd werd, die toch ook nog in gebruik is voor speciale diensten. Hoe kerksfeer en verjaardag zich door elkaar heen mengden. Een slinger over het preekgestoelte, de kandelaar met kaarsen die branden, naast het kruis. Mensen die kletsten in de kerkbanken, een lange rij met allerlei taarten en in de oude nissen daarachter waxinelichtjes. Zonlicht dat door de geboogde ramen ook kerklicht wordt.

Hoe ik morgen weer naar het klooster ga, en ook daar zie hoe sferen zich daar door elkaar heen aan het mengen zijn. Hoe Arts al een flatscreen op haar kamer heeft geïnstalleerd en Architect zijn laptop inplugt en Musicus een dvd'tje bekijkt en nooit naar de recreatie met de broeders gaat.

Hoe ik maar ga besluiten me helemaal te geven aan het moment: staat er een kronkeltak met gele paaseieren en paashaasjes en paaskuikentjes daarin op de bar van het wijkcentrum, roep ik Gezellig! Ben ik in de kapel van een van de kloosters, dan bid en buig ik devoot, loop ik van de lentezon te genieten, zeg ik Mmmmmm.... en verroer me niet meer. Je bent die je bent, grotendeels door de omgeving en de mensen om je heen. To be where you are, that's the answer.

donderdag 2 april 2009

La Mesquita (2)

Met pijn in het hart van Cordoba afscheid genomen. Ik kon maar niet vertrekken. Nam in plaats vam de middagtrein op het laatste moment toch maar de avondtrein... Nog éen keer op een klein rond pleintje zitten onder de sinaasappelbomen, nog één keer op hetzelfde pleintje als gisteren Montillowijn en tapas en tot twee keer toe, perfecte café con leche en er gewoon- maar -zijn. Een soort oergevoel kwam over me. Van er eerder geweest te zijn, heel lang geleden...

Uiteindelijk het laatste uur doorgebracht in de sinaasappelbloesemgeuren van de binnenplaats van de Mesquita, tegen een pilaar aan van de okerkleurige zuilengalerij. Mijn verbeelding nam haar vleugels. 'Ik ben ooit een moslim geweest en ik woonde hier in een van die huizen met een patio. Handelsman, druk en op reis. Maar de Mesquita was mijn ijkpunt. Elke dag ging ik er bidden, het was er druk en benauwd soms, maar dat maakte me niet uit. Ik hield van het op en neer tussen busy-busy en de plek van gebed hier. Deze stad aan de rivier daar verlangde ik naar terug, als ik er niet was.'

Zo'n fantasie zegt natuurlijk vooral iets over mijzelve, nu. Geen gedachte in mij, die het mee wil maken dat er in het woud van pilaren gekapt werd om er een christelijke kathedraal in te bouwen. Ik las dat degene die zijn fiat had gegeven, spijt had toen hij kwam kijken bij de eerste vorderingen, maar toen was het te laat... Ik ben never-nooit-niet een christen geweest in Cordoba. Dat wil dus zeggen: ook nu voel ik me toevalligerwijs in Nederland thuis bij enige elementen die behoren bij de christelijke traditie. Een toeval van plek en tijd.

Maar in de Mesquita... Vanochtend kwam ik binnen terwijl de klokken net geluid hadden en een hele horde priesters in paars-roze cyclaamkleuren en zwarte jurken met wit kant hun mis opvoerden. Twee op een troon, aan hun flanken, aan weerzijden van elk minstens zes, misdienaren erbij, het helle licht dat van boven op hun scheen, al die subtiele hierarchie, al die mannen, al dat theater. Allemaal de handen zijwaarts bij het openen van het Boek, allemaal de handen in zegenhouding, stiekem ertussen door gefluister in de achterhoede.

Het was allemaal van dichtbij te volgen omdat het podium er open bij lag, het geheel is immers midden in de Mesquita gebouwd, ik stond er met mijn neus 10 meter vandaan. Ik keerde me naar het gedeelte bij de Mihrab, waar het licht gelijkmatig gefilterd door de gaten boven, het geheim in zichzelf draagt, naar de beeldloze versieringen die letterlijk het Geheim omgeven. Een Arabisch uitziende man vroeg of ik een foto van hem wilde maken, voor de Mihrab en bij de bogen waar het licht bijna donker is. Een moslim, overduidelijk, hij ging op een bankje bidden.

Zo heeft ieder zijn eigen werkelijkheid. En ik voelde me meer verwant aan hem, dan aan de reutemeteut en de rimram iets verderop. Ik sloeg maar weer eens een Psalm op met de vraag: waar gaat het nu om? Het antwoord was Psalm 62 en die gaat over het stil vertrouwen in God... Daar houd ik het maar bij, want verder weet ik het ook niet.

woensdag 1 april 2009

Lente in Cordoba (2)

Fantastisch!Er zijn van die gouden dagen in je leven en dit is er eén van. Cordoba: geboorteplaats van de joodse geleerde Maimonides en van Averoës en Seneca, stad die in de tiende eeuw vergelijkbaar was met Bagdad en Constantinopel en waar toen 3000 moskeeën en 100.000 winkeltjes waren... Dat laatste kan ik nauwelijks geloven, maar het staat wel in mijn boekje. Zouden er niet een paar nulletjes af moeten?

Anyway... wat hangt er op zo'n plek aan vibraties en energieën? Ik heb me maar mee laten nemen al slenterend, zonder een plan van te voren. Schilderijen bekeken van Julio Romero de Torres (1874-1930). Spaanse vrouwen uit Cordoba met broedende blikken. Zonet, toen ik de lucht roze en paars zag kleuren op de brug met uitzicht op het natuurreservaat midden in de Rio Guadalquiver, waar witte kraanvogels in de bomen wonen, stond er zo´n vrouw naast me. Met een lange vlecht over haar schouders blies ze op een fluit het laatste avondgloren weg.

Bij de kerk van de Franciscanen me een oorfoontje laten aanmeten met een rondleiding. De eenvoudige middeleeuwse kerk was goudbarok weggeplakt. Maar ach... die bekende beelden en stukjes verhaal over Franciscus en Clara... leuk idee hoor, als ik hier woonde had ik het zelf kunnen verzinnen: kom we gaan een rondleiding inspreken, leuk, misschien worden er mensen door geraakt! Dat zijn van die dingen die je in alle naïviteit weleens kunt denken, ik tenminste wel.

De lentezon scheen mild en behagelijk en op een stil pleintje met een klaterend fonteintje, witte huizen, pijnbomen, een bloeiende blauwe wingerdboom, een dadelboom en sinasappelbomen, een glas koele witte Montillo wijn tot me genomen met tapas. Gebakken champignons in de knoflook met heel subtiel kleine stukjes spek ertussen en een laurierblaadje. Goed idee voor thuis. En zo'n visspiesje zalm-garnaal-inktvis en wat zoete ijsbergsla met olijfolie... o, wat is het leven dan goed!

Door het archeologisch museum heen met twee rustige patio's waar ik me opnieuw in de zon koesterde, en naar het kasteel gewandeld van de christelijke heersers met een prachtige tuin. Klaterende fonteinen in langgerekte vijvers, pijnbomen geknipt als dikke bijna vierkante pilaren, roze en paarse ranonkels gezien, zeer grote karpers in twee bassins. De torens beklommen en rondgetuurd hoe Cordoba aan alle kanten door zachtglooiende heuvels omringt is. De laatste zonnestralen opgevangen onder een sinaasappelboompje...

Ach, had het wat uitgemaakt wat ik vandaag gedaan had? Ik geloof het niet. Het was de lente. En Cordoba.

Ochtend in Cordoba

Vanochtend vroeg weer naar La Mequita gegaan. Het werkt een beetje in je brein als die zwart-wit tekening die tegelijkertijd een oude en een jonge vrouw is, afhankelijk hoe je kijkt. Ik zag een kathedraal prominent aanwezig ineens, hoe er aan de zijkanten zijkapellen zijn gebouwd, pilaren weggekapt voor de sacristie in het midden en tussenkapellen. Barok plastiek tegen de fragiele zuilen aangeplakt, gotische bogen erin geplamuurd.

Maar met een ander oog zag ik La Mesquita, Arabisch voor 'daar waar de mensen een buiging maken voor God', de moskee. In de Mihrab, het heiligste der heiligen, de 99 namen van God in byzantijns mozaiek en de schelpvorm, symbool voor leven dat zich ontsluit en onstaat, omringt met bloemen- en rankenmotieven.

Ik ging op een bankje zitten en sloeg mijn Psalmenboekje open. Welke Psalm zou mij toevallen?
Psalm 100:

Juicht de Here gij ganse aarde,
dient de Here met vreugde,
komt voor zijn aangezicht met gejubel.
Erkent dat de Here God is,
Hij heeft ons gemaakt en hem behoren we toe,
zijn volk de schapen die hij weidt.

Ga met een loflied zijn poorten binnen,
zijn voorhoven met lofgezang,
loof Hem, prijs zijn naam,
want de Here is goed,
zijn goedertierendheid is in eeuwigheid,
en zijn trouw tot in verre geslachten.

Ja! Daar kan ik wel mee leven. Deze Psalm is uit te spreken op deze plek, zoals dat ook kan in de oude Joodse Synagoge erachter, waar Psalmflarden in het steen in het hebreeuws gebeiteld zijn. In plaats van De Here kun je met even groot gemak Allah zeggen. De mis begon en ik hoorde zingen, het klonk naar: Todos de nos est Senor: Alles over ons, is de Heer. La Mesquita, dat als een dadelwoud gebouwd is, las ik, zodat de Arabieren zich hun thuisland konden herinneren, zong zich los van christelijke of islamitische betekenissen.

Ik typ dit in de bibliotheek erachter. Als ik naar buiten loop, kijk ik naar het uitzicht van het plaatje van het blogje Lente in Cordoba... Daar ga ik de verdere dag nog van genieten.