vrijdag 22 juli 2022

Taalspel

Ik was bezig met ruimte maken in mijn iCloud-opslag. Dan komt daarmee ook een stuk verleden terug… Zoals die talloze aanvragen voor een Exit-Permit om India uit te komen, almaar in herhaling… Er kwam ook een gedachte voorbij die op de inspiratiepagina van het Kerkblad van de Ontmoetingskerk had gestaan. Ik lees de woorden en denk: ja, dat heb ik dus geschreven: ‘Gelovige woorden?’… Er is een lange tijd geweest dat ik regelmatig dit soort dingen schreef en dus ook uitsprak, tijdens meditaties in de kapel van de Clarissen en elke maandagochtend in de buurt van mijn huis.

Nu meld ik dit soort dingen niet meer. Tenminste niet meer in dit ‘taalspel’, want dat is het voor mij uiteindelijk, toen ook al. De filosoof Wittgenstein heeft mij ooit dat inzicht gebracht, toen ik mij zeer bezighield met de betekenis en de impact van taal. Iets is alleen waar, als het zich in een taalspel bevindt, dat in zich coherent is, zonder innerlijke tegenspraak. Alles is context-gebonden. Dus je kunt hetzelfde zeggen, op heel veel verschillende manieren en ik denk dat hierin mijn passie zit: altijd op zoek naar die dynamiek tussen licht en donker, de liefde en dat wat het weerhoudt en verhult, orde en chaos: zo wordt het verwoord in Boek 2 van The Witcher.

Dit taalspel wordt overal gespeeld, ook in de beeldende kunst, in film, in theater, in de graphic novel. Ik ben altijd op zoek naar de beleving van mensen, waar er de getuigenis is in woord en/of daad, waar je de worsteling kunt ontwaren en tegelijk de ontdekking om daarboven uit te stijgen, een ruimte te creëren waar ik tegenover jou geen strijd is, het mijne tegenover het jouwe niet via regels en afspraken wordt afgedwongen, maar het spontaan ontstaat. En dat gebeurt dan vanzelf: zoals met dat liedje in mijn blogje van gisteren: ‘Als de nacht verdwijnt en de zon weer schijnt’…

En nu dan maar mijn woorden, uit dat taalspel van toen:

FLUISTER MIJN NAAM

In de stilte
rimpelen de woorden
als een zachte bries over het water
ze tasten, verwijlen, verdwijnen,
het water wordt glad
als een spiegel
ik zie mezelf  aan
fluister mijn naam
liefde en licht mij gegeven
geroepen om te bestaan.
                                                                                                                                                 

donderdag 21 juli 2022

Heel mijn hart staat open voor jou

‘En je weet hoeveel ik van je hou, heel mijn hart staat open voor jou’, hoorde ik mezelf hardop meezingen, geleund tegen een boom (Nu, met post-Corona ga ik nergens meer vooraan staan, maar zoek de veiligheid van een dranghek, een vuilnisbak, de kabels van een opgehangen tent, een balustrade naast mij - dan kan er niemand vlakbij naast me komen staan en kan ik snel wegkomen.) Ik keek naar een optreden van volkszanger René Karst. Ik ken hem helemaal niet, maar kende desondanks tóch: ‘Atje voor de sfeer’. Wat een maf nummer en wat betekenen die woorden eigenlijk?

Er was nog zo’n aanstekelijk nummer, ik moest wel lachen om de tekst. Als een cabaretier het had gezongen was het een grote parodie, maar ook nu moest ik vanzelf meedeinen. De eerste regel verstond ik niet goed, ik hoorde: 'Liever direct in de kist…' Het blijkt: 'Liever te dik in de kist…' Moet wel vóór Coronatijd verzonnen zijn. Het refrein gaat aldus: ‘Liever te dik in de kist, dan weer een feestje gemist, het maakt niet uit, je hoeft jezelf niet te dragen. Liever te dik in de kist, dan weer een feestje gemist en achteraf dan zul je mij niet horen klagen.’ Ik moet weer glimlachen, nu ik het hier typ.

Bij: ‘En je weet hoeveel ik van je hou, heel mijn hart staat open voor jou’, was ik plotsklaps weer achter de bar bij de wekelijkse kaartavond op donderdag in het Wijkcentrum. Dit lied werd elke week wel een keer gedraaid en iedereen brulde dan mee, ik ook. 'Als de nacht verdwijnt en de zon weer schijn, als ik jou zo zie, klinkt een symfonie, en je weet hoeveel ik van je hou…’ Ik zag R. naar mij glimlachen en een ander even de hand opsteken. Op de fiets naar huis, in de regen die plots viel, zong ik het nóg, hardop. Het liedje blijkt van Jan Smit, zie ik nu pas. Héél filosofisch dacht ik erbij: dit is een liefdesverklaring aan het leven zelf. Aan het béste en mooiste wat er in ieder mens zit, de beste versie van iemand die onder alle lagen verborgen zit. Ik zag me het liedje naar iedereen die ik ooit gekend heb zingen. En ik meende het. Ik had geen druppel alcohol op.

woensdag 20 juli 2022

The Martian. The Witcher

Dat vind ik nou leuk: om literatuur tot je te nemen die anders niet snel in mijn oogblik valt. Bij de waterplas ben ik gewend om ‘lichtere’ kost te lezen, meestal detectives en in mijn boshuisje heb ik een heel aantal Ruth Rendells van de koningsmarkt, maar vergeten om mee te nemen. Dus ik vroeg aan huisgenoot of hij wat had: hij leest fantasy-scifi, The Lord of the Rings ben ik aan aan het herlezen door hem, maar dat vind ik bos lectuur.

Hij kwam met The Martian van Andy Weir. Over een astronaut die vast komt te zitten op Mars, de eerst volgende missie vanaf de aarde komt pas over vier jaar en dan moet hij eerst bekend kunnen maken dat hij nog leeft en iets doen aan voedselvoorziening. Heel vermakelijk, de astronaut heeft gelukkig gevoel voor humor, en ook spannend. Wat gaat er lukken? Kan hij worden gered? Een echte page-turner, met een ontroerend eindscène, die me deed denken aan de fresco van Michael Angelo van die twee handen die elkaar zoeken (God en mens)  want de astronaut moet als het ware worden opgevangen in de ruimte, gepakt door iemand van de crew, zijn collega-astronauten, die op de terugweg naar de aarde rechtsomkeer maken om hem te redden. En dit las ik op één dag uit, tot de waterplas oranje-rood kleurde na zonsondergang.

Thuisgekomen wist huisgenoot razendsnel de verfilming erbij te zoeken (123 Movies-free), dus ineens zag ik ook beelden en is het grappig hoe regisseur Ridley Scott, die wel wat heeft met worstelende mensen in een vreemde omgeving, zie Bladerunner, The Gladiator, maar ook Thelma &Louise , in de film uitbuit, dat de astronaut opgescheept zit met alleen maar disco-muziek van een collega. Die schalt er dus lustig doorheen, I Will Survive, als hij bijvoorbeeld aardappelen gaat kweken binnen , hij is botanist, en daarvoor de letterlijke shit van hemzelf en collega’s gebruikt, en een houten kruisje tot splinters maakt om vuur te kunnen maken. Nee, niet om mee te koken natuurlijk, maar iets in het chemisch proces en de binnenlucht,  nodig voor groei, ontstaat pas met vuur. Het geheel schijnt technisch wetenschappelijk, ook aardig accuraat te zijn, ook voor de deskundigen is het verhaal realistisch genoeg om mee te kunnen leven.

En gisteren las ik het eerste boek van de zeven die er zijn van The Witcher van de Pool Andrzej Sapkowski, ook verfilmd bij Netflix. Daar had ik één aflevering van gezien, maar vond het te traag, maar zag wel al dat er goede dialogen in zaten, in een wereld vol vreemde creaturen en ongekende mogelijkheden. De eerste twee boeken zijn als het ware losse verhalen en dan begint in boek drie De Saga, vertelde huisgenoot, maar ik moest wel bij de eerste twee beginnen, want daar worden de personages geïntroduceerd. Ik ben vooral geïnteresseerd in de wereldopbouw van zo’n fantasy, hoe wordt er om gegaan met goed en kwaad, wat voor wezens worden er verzonnen om het goede te laten winnen, wat is de plaats van de mens erin?

The Witcher blijkt een intrigerend figuur, die ook menselijke bloed in zijn aderen heeft stromen, maar ondertussen allerlei krachten bezit. Hij verhuurt zichzelf voor klussen waar het kwaad moet worden overwonnen. Hij maakt geen onderscheid tussen ‘een beetje kwaad’ en het door-en-door verdorvene en kwaadaardige: zo zal hij nooit zelf een beetje iets slechts doen, om daarmee nog erger te kunnen voorkomen. Hij heeft ook oog voor vrouwelijk schoon en maakt daar ook dingen in mee, maar verbindt zich in boek één al aan een wezen, die ooit als gebochelde en verschoppeling ter wereld kwam , maar een krachtige ‘tovenares’ is geworden, al scheiden hun wegen zich weer. Een soort moderne Jezus dus, want het schijnt in zijn handen te zijn om de wereld definitief te redden.Nou ja, genoeg dus, om nog dagen mee voort te kunnen, mits het mooi weer is en het leestempo één boek per dag is. 

zondag 17 juli 2022

Britta Marakatt-Labba. Ria Pacquée. Vierdaagsefeesten







Ik had weer een tussenstop in het Arnhems Museum en er vielen weer heel andere dingen op. Mijn voorlopige oogst van dit bezoek is de ontdekking van twee kunstenaars: de eerste is Britta Marrakatt-Labba. Er hangen twee héél langwerpige landschappen, heel fijnzinnig en poëtisch geborduurd in zachte wit-tinten, lichtblauw, naaldbomen, heuvels, wat mensen. Dat blijkt het poollandschap te zijn waar de Sami leven in noord Zweden. Zij komt daarvandaan en is opgegroeid in een familie die rendieren hoedde. De ruimte die eruit spreekt, de koele lucht… Zij moest de bedreigde Samische cultuur als kind op de lagere school loslaten, een nomadisch volk in onderdrukking,  en haar kunstenaarschap is als het ware een revanche, zo voelt het: wat een getuigenis zit erin besloten van een volstrekt andere wijze van leven, in een ode aan de natuur. En nu blijkt zij ook op de Biënnale aanwezig te zijn! Ik verheug me erop.

Ze hangt in een zaal waar grootse opvallende gekleurde bomen en objecten zijn, ik snap van mezelf wel dat ze bij een eerste bezoek geheel niet is opgevallen. Dat geldt dus ook voor de drie grote zwart-wit foto’s die boven elkaar aan een rek in het midden van een zaal hingen, ze zijn niet spectaculair of bijzonder kunstzinnig bij een eerste aanblik, dus dwaalt je oog erover heen. Ze zijn van de Belgische kunstenaar Ria Pacquée. Je ziet een onooglijk bebrild mannetje en een witte pater in lange jurk  in beeld in een zaaltje. De Witte Paters gingen de missie in en het blijkt dat zij hun buit aan opgezette dieren, kunst en voorwerpen ook nog in 1993 in Europa verkochten, de foto’s lijken veel ouder, uit de vijftiger jaren ofzo.

Dat mannetje is de kunstenaar zelf, vermomd, zij noemt haar personage ‘It’ en die verschijnt op allerlei plekken waar zij de consumptiemaatschappij aan de kaak wil stellen. Zij blijkt nog een personage gecreëerd te hebben ’Madame’; een doorsnee vrouw in lichtgele kleding en de tutjurken met vestjes die er toen voor dames beschikbaar waren, en gepermanente krullen, zoals ik mij nog herinneren kan van moeder, die daar héél vroeger een zwarte uitvoering van had. (Zelf is Ria een stoer type, met korte haren.) Ik zie, al googelend, foto’s waar deze vrouw op bedevaart is in Lourdes. Dat geeft een raar spiegeleffect: het patina, het kleurenpalet van die foto’s is van het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw, toen ik ook voor het eerst in Lourdes was, het is alsof je ergens in je eigen verleden kijkt, met de rand van ironie, die de kunstenaar je geeft. Ria Pattaquée blijkt aanvankelijk een activistische kunstenaar te zijn, maar ik hou wel van deze sfeer die ze creëert: mild commentaar, zonder het werkelijk belachelijk te maken: zo wás het en niet anders, lijkt ze te willen zeggen.

Gisteren liep ik met de vrouwengroep over de Vierdaagse-feesten in Nijmegen. O, wat ben ik dan chauvinistisch en wat vind ik het leuk om mijn stad na twee jaar weer in volle glorie te zien uitpakken. Voor twee van hen was het ook een sentimental journey, de ene was er al in geen 20 jaar meer geweest: zoveel mooie nieuwbouw rond Plein 1944, ooit een verlopen doorgangsplein, nu door de bomenaanplant krijgt het de allure van een Frans dorpsplein, en Kroningburgerpark, daar zitten nu vooral veel studenten tot ’s avonds in het gras omdat ze in de nieuwbouw bij het station daar vlakbij wonen. Hoe anders dan toen, waar ze het vermeed, niet om de hoertjes die er klanten oppikten, maar omdat haar vader daar ook cruiste op zoek naar een heer, wellicht vermomd als dame, maar dat is een heel ander verhaal.

Er is altijd een wereld achter de schone schijn en wat je direct ziet… Maar deze week ga ik mij onderdompelen in de feestvreugde en het koele water van de waterplas, vlakbij mijn stadshuis.

donderdag 14 juli 2022

A.I. en een wereldreiziger

Ik moet er toch maar een blogje over schrijven, want het blijft in mijn hoofd hangen. Gisteren bij het zwembad, sprak een dame mij aan: Wat ik aan het lezen ben? Het waren essays van Jeanette Winterson, 12  Bytes, How We Got Here. Where We Might Go Next. Het gaat over de rol van A.I. (artificial intellegence) in ons leven. Met twaalf verschillende insteken, over computers, robots, en ze zoekt naar de wijze waarop mensen hiermee om kunnen gaan: als de computer slimmer wordt dan een menselijk brein, hoe kunnen we de toekomst dan vormgeven?

‘O, daar weet ik het antwoord wel op’, brak ze in, ‘die nemen het straks allemaal van ons over’, en ze begon erbij te vertellen, dat ze dat onlangs nog had meegemaakt. Zij zat in Zuid-Amerika voor vier maanden en toen kon ze plotseling geen geld meer opnemen, wat ze ook probeerde, met wie ze er ook over chatte: ze was gevangen geweest in het systeem, niemand kon haar helpen. Had ze zoveel geld op de bank, kon ze er niet bij! En toen was er zomaar een aardige Zuid-Amerikaanse geweest, die haar cash 200 dollar gaf. Ik zei dat ik haar ervaring wel enigszins herkende, dat we slaaf kunnen lijken van computers en het systeem, maar dat het aan de mens lag of en hoe wij dit  konden veranderen. ‘Geloof jij dat écht nog?’ zei ze met misprijzen.

Nee, het ging allemaal de verkeerde kant op, dat is allang zo, en Europa is de bron van al het kwaad. Kijk maar hoe ze andere volken hebben gekoloniseerd en hebben bedorven. Gelukkig waren de mensen in Zuid-Amerika nog anders, ze kon zich niet voorstellen dat iemand, een wildvreemde, hier zomaar geld aan een ander gaf. Ik vertelde haar onlangs zomaar 2 euro te hebben gekregen van een wildvreemde, waarschijnlijk ook nog een asielzoeker uit een AZC, en dat hij gewoon daarna door ging met  het gesprek waarin hij zat, hij schonk er geen enkele aandacht aan, in die bus, waar ik anders niet in had gekund, bij gebrek aan contant geld. Ze was even stil.

Ik kan er niks aan doen, maar ik kan er nooit tegen als mensen een doemscenario over de wereld over je heen gooien, alhoewel ik het vaak met 90% van hun ervaringen en waarnemingen eens ben. Nou ja: 90%?… Met veel aplomb menen ze dat ‘er toch niks aan te doen is’, dat ‘de wereld naar de knoppen gaat’, dat je daarom maar ‘in je eigen kleine kring er het beste van moet maken’. Misschien is het dit ijzeren stappenplan in hun brein waartegen ik in opstand kom, ook omdat je, doordat ze met je praten, je als het ware in die kleine kring gezogen wordt en de uitnodiging is, om maar te stoppen met denken en tegenwerpingen, omdat je daarmee de sfeer verpest, van die kleine kring. Dat deed ik bij haar, door te zeggen dat ik dáár niet zo in geloofde: dat de mensen buiten Europa van een betere soort zouden zijn, nog ‘menselijk’ enzo… Ze ging zwemmen. We waren tenslotte van de zon en een zwembad aan het genieten, nietwaar? (Hoe decadent is dat, met het oog op de ganse toestand van de wereld…)

Ik geloof dat de crux zit, dat ik alert word, als ik bij een ander helemaal geen humor, ironie of zelfrelativering bespeur. Ik zei tegen haar: ‘Dus voortaan bewaar je alles in een oude sok?’ (Ik dacht: even een grapje ertussendoor.) Waarop ze zei: 'Ik ben een wereldreiziger! Ik weet héél goed hoeveel contant geld ik meeneem, maar je neemt toch geen 20.000 euro zó mee? Het was toevallig toen net op!' O, 20.000 euro voor vier maanden, ieder een eigen budget, wie had ik voor mij?… Ja, ze had dus ook een huisje hier ergens op het terrein, ik herinnerde mij haar van vorig jaar, geloof ik, bij het zwembad, dus tegelijk deelde ik met haar zéér eenzelfde soort ervaring. En dan noemde ze zich ook nog ‘wereldreiziger’, zo ben ik ook weleens door iemand genoemd.

Het woord kreeg iets potsierlijk uit haar mond. Waarom? Omdat de reis in haar brein maar vier wanden kende:
1) ‘ik’ tegenover ‘zij.’/
2) ‘ik weet het beter dan jij’/
3) ‘jij bent beter af, als je denkt als mij’/
4) ‘volg mij, dan wordt het: ‘wij tegenover zij.’
En dan moet dat vervolgens voor haar worden:  ‘Wij weten het beter dan zij, dan is iedereen beter af als ze denken  als wij, volg ons dan worden we een heel groot wij, dan is de wereld beter af.’

Ik wil geen wij. Ik wil geen eenheidsworst. Ik wil eindeloze diversiteit: relativering: relaties leggen. En als het aan ons ligt en wij dat willen, dan kan A.I. ons daarbij helpen, zo betoogt ook Jeanette Winterson. Ook al zit je dan de hele dag grotendeels op je eigen kamertje, desondanks kun je dat dan toch zijn: een wereldreiziger.

maandag 11 juli 2022

Mariakapel, Loenens Ereveld. Deelerwoud










Gisteren een ‘onverwacht dagje’, zo noem ik dat als een ingezette actie of voornemen al doende tot iets heel anders leidt. Nu Corona niet meer telt in de zomervakantie, blijkt het hier in de omgeving vol te zijn met markten: oude ambachten, rommelmarkten, kofferbakverkoop bij het kanaal van Apeldoorn, kinderkleedjes-dag en muziek in de muziektent van Hoenderloo, enzovoort. Ik hou ervan, het is een reminiscentie aan het drukke straatleven in het Oosten, véél mensen, allemaal bezig, veelsoortige interactie met elkaar. Dus ik wilde naar een markt naar Loenen, in dat dorp was ik nooit geweest, twee vliegen in één klap.

Maar toen ik Loenen in fietste was het zowat uitgestorven, ik zal wel ergens iets verkeerds hebben onthouden. Wat nu? Ik begon wat rond te fietsen en zag bij een kerkje de deur open staan. Dat vind ik nou fijn en dat mis ik bij node in Nederland: ongeveer nergens, niks, zijn er ‘heilige plekjes’: plekken om even stil te staan, aandacht te geven aan alles wat je omringt, de doden en de levenden, dat wat je niet begrijpt; de onzichtbare krachten die je voeding geven, je kunnen omhullen met energie en steun. De kerken zitten dicht en openen alleen voor de eredienst, behalve bij de katholieken, de Mariakapel, en dat was nu ook het geval. Een lieve Maria met kindje, tegen een rode achtergrond keek mij aan en ik ontstak een kaarsje en schreef wat in het intentieboek: voor mijn familie, voor Vader en Moeder voor wie Maria bijzonder was (in mijn volledige naam, als oudste, komt het twee keer voor), voor broer R dat hij rust in vrede. (Of anders: mooie, nieuwe dingen onderneemt, dat kan tenslotte in een andere religie.)

En toen, wat nu? Ik besloot het Nationale Ereveld te bezoeken, ook nog niet gedaan, was er alleen per ongeluk ooit achter langs gefietst. Er liggen meer dan 4000 mensen, de jongste die ik ontwaarde was 15, kon dat?, ging je dan vrijwillig in het leger?, de oudste 59 jaar, ‘gezagvoerder’ stond er op de eenvoudige vierkante steen. Mooi, geen witte kruisen dus, maar deze stenen, de meesten in groepjes neergelegd in een oud bos, dat zorgvuldig gekapt was, zodat alle bomen als metgezellen de overledenen, en hen die boven de grond zijn, ondersteunen en begeleiden. Als dit een natuurbegraafplaats was, zou ik hier graag willen liggen, dacht ik, maar dat was het niet. Zoveel gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog en andere oorlogen, zoals bij de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië, heel zelden stond er een piepklein bordje met een fotootje bij: dat bleken mensen uit het verzet, een man had net een baby gekregen en werd bij zijn eerste verzetsdaad al betrapt en gefusilleerd… Ik dacht: er is nog zoveel ruimte, er kunnen er nog veel meer bij, schoof dat eerst als ‘wat cynisch’ terzijde, maar zag later dat er aan de rand drie nieuwe ovaalvormige terreinen waren klaargemaakt, in cirkelbeweging kan men daar ooit wandelen, als het vol ligt met nieuwe slachtoffers, gesneuvelden van wat mensen elkaar aandoen. Ik wandelde terug naar al die vierkante stenen. Het was er stil, ik was onder de indruk.

Bij de ingang een kunstwerk. Een hele grote, dunne spiegel, waar je met een hele groep voor kan staan en dan lees je in witte letters bovenin:’ Zo zien mensen eruit die in vrede leven.’  Dat komt binnen, om jezelf daar in alle alledaagsheid te zien staan. Heel raak, goed verzonnen en thuis googelde ik naar de kunstenaar: zij heet Renee van Bavel en zij blijkt ook zelf gecomponeerde  liederen te zingen. Ik zie: ‘Een mens’ en ‘Wat neem je mee?’ en dan vraag ik mij opnieuw af, wie ik zou zijn in een oorlog. Zou ik daden van verzet plegen? Geen idee, maar ik heb altijd gezegd dat ik dan wel een zelfmoordpil op zak zou willen, want ik weet niet of ik zou breken en vrienden zou kunnen verraden…En wat zou ik meenemen? Alles moeten achterlaten naar het totaal onbekende en dat dit nu binnen Europa een dagelijkse realiteit is…

Ik stapte weer op de fiets, het was al heel laat in de middag en ik kwam langs een parkeerplaats bij het Deelerwoud. Zou ik nog een wandeling gaan maken? Het bleek dat je er doorheen kon fietsen en dan zou ik uitkomen aan de andere kant, waar ook een parkeerplaats is, en waar ik regelmatig auto’s zie staan op weg, heen-en-weer naar mijn stadshuis. De naam Deelerwoud is wat misleidend, er blijkt een gigantisch groot heidegebied te zijn. Door de verzuring groeit er nu veel riet en op een bankje middenin, doodstil, ademde ik mijn vrijheid in. 

Van de weersomstuit maakte ik thuis vanuit Google Earth, ik wilde zien hoe en waar ik gefietst had, een foto van mijn bosplek. Ik ga dat toevoegen aan dit blogje. Dat ik hier woon, in alle vrijheid, is een onuitsprekelijk geluk.



zaterdag 9 juli 2022

The Lost Spells. Drôle. Vos en wesp

Een verlaat verjaardagscadeau vanaf de andere kant van de wereld: Het heel prachtige boekje The Lost Spells met woorden van Robert MacFarlane en geïllustreerd door Jackie Morris. Beide, tekeningen/schilderijen en de woorden, versterken elkaar en de uitnodiging is, om de woorden hardop uit te spreken, als een spreuk; betovering op te roepen. Het begint met de doordringende blik van de rode vos en op het einde van het boek slaapt zij in een winterbos van zilver berkenbomen, loopt het bos uit, kijkt naar de zon en op de allerlaatste pagina kijkt een zwarte merel toe.

De nachtmot bij volle maan komt voorbij, de madelief, de wachtende eik, de Vlaamse gaai die met  een eikel in zijn snavel duizendjarige bomen plant. De gierzwaluw die je leert de ruimte te verkennen, daarin te dansen, het hart van de dikke boom, cambium, heet dat geloof ik, de levensstof van bomen…en nog veel meer. Het is het ideale boekje om op een zaterdag in het bos te lezen, sowieso om hier vaak ter hand te nemen.

Ik heb Vos al lange tijd niet meer gezien. Misschien is het bij mij nu niet makkelijk meer om binnen te treden… Met de roosters voor de beide deuren om je voeten af te vegen,  kan zij niet meer vlak langs het huis scheren. En de struiken achter zijn ook dichter vergroeid, Vos kan er wellicht niet makkelijk meer langs. Zo gaat dat dus met menselijke bewoning…  er moet iets voor wijken uit de natuur.

Deze week meende ik toch ook iets aan het wespennest te moeten doen. Ik zag dat hun binnenkomst onder de richel twee keer zo breed was geworden. Dus dik verpakt in mijn winterjas, met sjaal en hoedje op en een werkhandschoen trachtte ik toen het al donker was, schuim in de  richel te spuiten. Zwakke schakel van deze actie was mijn technisch onbenul door het sprietje bovenop de spray te zetten. Ik dacht dat door het in te drukken het dan oké was. Niet dus: sprietje viel naar beneden, mijn hand kwam dichtbij de richel. Resultaat: steken in mijn vinger en toen ook nog eentje in mijn kin, want een wesp had zich onder mijn sjaal gewurmd.

Na op internet te kijken, bleek dat ik eerst de dop die op de spuitfles zat eraf had moeten halen, om de spuitspriet erna erop te bevestigen… Dus nogmaals: met zaklantaarn, dieper in de nacht, zodat er meer zekerheid was dat alle wespen sliepen,weer een poging. Fluitje van een cent, het ging zo snel, dat ik me niet eens had hoeven te beschermen, zo dacht ik. En toen: in de stilte van het huisje, binnen, hoorde ik ineens het zoemen aanzwellen. Zó hard, zoveel paniek, het had iets horror-achtigs. Met zilverfolie de opening bij de kachelpijp afgedekt, zag de hele bevolking zwart naar binnen zwermen. Maar zag tegelijk beelden van al die ruïnes van woonflats in Oekraïne, woonplekken vernietigd. Had net van te voren gezien dat de jonge generatie in de schuilkelders optreedt en grappen maakt: ‘Als er weer een luchtalarm komt, ben ik bang… dat er een bom op mijn huis valt… en ze dan kunnen zien wat voor rotzooi het bij mij binnen is.’ 

(Zag deze week ook het Franse Drôle op Netflix, 6 afleveringen over vier vrienden die een carrière willen maken in de stand-up comedy in Drôle, een kleine theatertje in Parijs, waar ze hun grappen over het leven uitproberen en oefenen. Nezir, een Algerijnse jongen die voor zijn vader zorgt in een flat, Aïisatou, een zwarte vrouw, moeder met kind en partner die doorbreekt met grappen die de grens van het patriarchaat, zwart-zijn, passief in bed zijn, overstijgen, Bling, een jongen uit Vietnam, ooit succesvol maar door drank en drugs beneveld en Apolline, een wit meisje uit de upperclass, klaargestoomd door een depressieve moeder voor een carrière met kunstgeschiedenis als ondergrond, bedoeld om een jaar in Londen stage te lopen, maar  die stand-up comédienne wil worden; Je leeft met ze mee, maar er komt géén tweede seizoen.)

Ik zit ondertussen binnen met open terrasdeuren, al schijnt de zon; de buren bouwen een langere hoge bloembak op hun terras, die een extra afscheiding gaat vormen tussen hen en mij, ik ben er blij mee, zitten we zo meteen beide nog minder in elkaars zicht. En ik ga voorlopig niks meer doen aan het wespennest: leven en laten-leven, lijkt mij het beste motto. In de woorden van de laatste spreuk uit het boekje: Held at bay until at last the sun emerges, warms the pines, the larches, lights your yawns, your stretches, there among the silver birches. Doe maar, in plaats van ‘silver birches’, het bos.


vrijdag 8 juli 2022

Netsuke

Ik was weer op de antiquiteiten- en curiosa-markt in Apeldoorn. Ik ga er niet heen om iets te kopen, gewoon wat rondsnuffelen, leuk tussen al dat spul van jaren geleden. Maar vorig jaar kwam ik onverwacht met een wandkleed thuis met een portret van Alison Wright en dit jaar… is het een netsuke. O! die kooplust; dat er een moment komt dat je denkt dat je dit wel in huis moét hebben, dat ik helemaal geen verstand heb van antiek of wat dat ook, dus in het ergste geval ben je afgezet en heb je iets neps in huis. Mijn enige leidraad is dan, of dát ook het geldbedrag waard zou zijn. Voor mij. 

Netsuke’s zijn kleine met de hand gesneden ‘knopen’, in feite, die Japanse rijken vroeger aan hun kimono regen, terwijl ze daartussen dan andere zakjes in de riem meedroegen. De netsuke is dan als een knoop, om het ene van het andere te onderscheiden. Ze zijn niet groter dan wat er in één hand past en de afbeeldingen, dat kan van alles zijn: van dieren, planten, figuurtjes, mythisch of niet, gezichten etc. Het gebruik is ontstaat in de 17e-18 eeuw, de Edo-periode, maar in de 19e eeuw was er een revival en begonnen mensen ze ook te sparen. Ze zijn van hout, of been of ivoor.

Ik zag ze voor het eerst in het Rijksmuseum en in het British Museum en kon mijn ogen er niet vanaf houden: zó knap gemaakt, zó gedetailleerd, zo geestig of grappig soms. Er is de roman van Edmund de Waal De Haas met de Amberkleurige Ogen, dat gaat over de verzameling netsuke’s in zijn familie, die via een jongere broer weer bij hem komen. Sinds lezing daarvan, dacht ik hoe leuk het zou zijn om die te verzamelen, als je daar het geld voor hebt, onmogelijk, dacht ik meteen en schoof  het terzijde.

Precies dat moment komt dan naar boven, toen ik er een heel aantal op een plankje bij elkaar zag, te midden van vazen, schalen, servies uit Oosterse sferen, China en Japan enzo. Ook de verkoper was Aziatisch, sprak niet goed Nederlands, alhoewel hij al sinds zijn twaalfde hier woonde, uit Hong Kong, zijn ouders zaten in de horeca, zo bleek in het eindgesprekje. ‘Ik ben nu 67… lang, lang geleden.’ Eerder verzekerde hij me, dat mijn netsuke van echt ivoor is, daarvoor  hield hij er ook een aansteker tegenaan, uit de Meiji-periode stamt, van 1889-1912 (ofzo). Sinds 1948 mag ivoor niet meer verhandeld worden, maar dat wat daarvoor gemaakt is, is legaal. Het kwam uit een verzameling van een professor die op 94 jarige leeftijd was overleden en 20 jaar in Japan had gewoond. Maar dit vertelde hij pas veel later.

Natuurlijk was het de afbeelding waardoor ik geraakt werd: Het is een vrouw met zwarte haren, die op één knie, in een innige omhelzing is met een octopus. Héél innig, want als je het van onder bekijkt, zijn er ook twee tentakels die haar kruis in gaan. Er is een erotische houtprint van Hokusai, waar een vrouw in zwijm ligt door twee octopussen, welnu dat is hier niet het geval: beide zijn gelijkwaardig aan elkaar, de ene niet overgeleverd aan de ander. Ik vind het wel een mooie wakker-houder dat de mens en de natuur met elkaar verbonden zijn. Bovendien blijkt de octopus een hoog intelligent dier te zijn, zie bijvoorbeeld de prachtige film op Netflix: My Octopus Teacher. En het boek: Other Minds van Peter Godfrey-Smith.

Anyway: ik liet mijn belangstelling merken en straalde tegelijk uit, dat dit ver buiten mijn bereik lag. (Ja, dat is het begin van een onderhandelingsstrategie: met veel woorden zou ik niet ver komen, omdat zijn Nederlands niet toereikend was.) Hij zei op een gegeven moment dat hij dit zag en deed 80 euro van het bedrag af. Ik bleef dralen. Hij spoorde mij aan de prijs te noemen waarvoor ik het wel kon kopen. ‘Zeg maar, ik word niet boos’. Ik zei niks, maar vroeg hem de aller-alleruiterste prijs te noemen waarvoor zij de mijne zou worden. Ik zag hem twijfelen, vragend noemde hij een bedrag, ik zei: is dat écht het allerlaagste? … ‘Zég me jouw prijs’. Weifelend melde ik uiteindelijk een prijs, die daar weer drie tientjes onder lag. Ik zag hem twijfelen. We keken elkaar aan. Ik zei er sowieso nog over te moeten nadenken, dat ik ook nog maar net op de markt was…‘Oké’, zei hij en ik ging.

En ik kwam dus terug. Hij was al aan het inpakken, alle netsuke’s al in wit papier en in een doosje. Hij was helemaal blij, in een soort roes, hij had er net twee verkocht, bij één koper en zijn buurman had gezegd dat ik hem misschien geluk had gebracht. Er kwam een oudere man met vriend bij de kraam staan, die hem een schaaltje wilde laten zien: heel zeldzaam porselein, onder de kleurige bloemen zat in de zwarte ondergrond, een draak verborgen, er bestaan 5000 exemplaren van dit porselein, het heeft een speciale glans, ontstaan door de temperatuur van die ene oven, tezamen met de klei uit die lichting. € 1200 kostte het. Ja, hij had een aantal exemplaren thuis, maar deze was puntgaaf en van hele hoge kwaliteit en nee, hij kon het niet meer kopen, hij was ‘helemaal naar beneden gedonderd’ en leefde nu van een ziekte-uitkering. Heel misschien ging hij dingen van zichzelf verkopen, om deze te bemachtigen, over twee weken was deze markt er weer, maar dat zou hem tegelijk ook heel erg aan het hart gaan…

Hij had duidelijk verstand van zaken en zo converseerde hij ook met de verkoper. Over stijlen, periode’s, enzovoort. Ik bekeek ondertussen mijn netsuke. Zijn broer had ook een verzameling netsuke’s. Het is een heel mooie, zei hij, over de mijne. Ja, echt ivoor, dat zie je aan de nerven in de voet, zijn broer zou deze af gaan kraken om dan op een holletje terug te komen, of deze er nog was. Het is er wel eentje, die nooit gebruikt is, misschien zó uit de doos is gekomen, waarschijnlijk gemaakt als souvenir voor rijke victoriaanse heren. Hij vond ze wel nog mooier als je kon zien dat deze door veel handen was gegaan, dat deed men vroeger, iets neerzetten als conversatie-stuk. Nee, zijn broer had geen octopus in de verzameling, deze is aardig uniek… ’Kom, ik moet weer gaan: als je het geld heb, koop het en geniet ervan!’ 

Toen hij weg was, vertelde de verkoper hoe hij aan deze netsuke’s was gekomen. Ik zei lachend:  misschien heb ik je dus geluk gebracht, kan er dan niet nog een tientje vanaf?! We keken elkaar weer doordringend aan en toen zei hij: 'Ja.' En zo werd zij de mijne, voor exact de helft van de vraagprijs. 

woensdag 6 juli 2022

Handjesvol bosbessen. The Dawn of Everything

‘Smakelijk!’ zei een mountainbiker die voorbij fietste terwijl ik bosbesjes aan het plukken was. Ik dacht dat die lage struikjes overal, vooral leken op bosbesstruiken, want ik had er vorige zomer geen eentje aan ontwaard. Ze zijn er toch echt wel hoor, zei iemand tegen mij. En nu zag ik er eentje hangen, en toen ik beter keek nog veel meer. Ik had niks bij me om ze in te verzamelen, dus nu plukte ik een handjevol, wandelde weer verder, en dan wéér.

Ik snap nu wel waarom ik ze altijd over het hoofd heb gezien. Want mijn kennismaking met bosbessen stamt uit Canada en Zweden en op die laatste plek, werd ik met twee lege emmertjes weggestuurd, door K. die in een klein huisje aan een meer woonde, op het landgoed van zijn vriend. De bosbessen die daar aan de struiken hingen, zag ik al van verre, meteen, en waren wel drie keer zo groot als deze, hier. Nu waren de struiken ook wel zeker drie keer zo hoog… Opnieuw een voorbeeld voor mij, dat je geneigd bent om te zien wat je kent en je vervolgens de interpretatie van de wereld om je heen weer daardoor laat leiden, zonder je daar bewust van te zijn.

Ik lees nu het dikke boek: The Dawn of Everything; A New History of Humanity van David Graeber and David Wengrow, de eerste professor in de antropologie, de tweede professor in de vergelijkende archeologie. Ze hebben tien jaar nagedacht en geschreven aan dit boek dat een grote wereldwijde bestseller is geworden en hadden plannen voor een vervolg. Maar David Graeber is geheel onverwacht gestorven. Ze spraken en mailden voortdurend met elkaar, tot diep in de nacht, hun band was intenser dan met de eigen partner. Er zit dus veel passie in dit boek. Ik vind het veelzeggend dat het door twee mensen geschreven is, een vrucht van wederzijdse gedachtewisselingen en je schuren aan elkaar.

‘Revolutonair’ is het overkoepelende woord in de ontvangst. Wat zij doen is, alle bekende gegevens en onderzoeken uit de antropologie en archeologie opnieuw interpreteren. En de belangrijkste boodschap is: de mensheid was vanaf het begin intelligent en creatief, vond vrijheid van het individu, gecombineerd met leven met elkaar en zorg dragen voor elkaar, de leidraad in het vormgeven van hun samenleving. Dus wég van het algemene verhaal, dat er ooit primitieve mensen leefden op een jagers en verzamelaars-manier, dat de mensheid zich toen evolueerde, van de apen afstammend, naar vormen van landbouw, toen pas de wereld ging ontdekken en dat dus het toe-eigenen van land en goederen en het je bezig houden met steeds meer bezit vergaren, nu eenmaal hoort bij de mensheid. Dus ook agressie en geweld en het vanzelfsprekend vinden dat de ene de macht heeft over een ander.

Een voorbeeld van eenzijdige interpretatie is het vinden van geconserveerde mensen uit de oertijd. Centraal daarin staat de vondst van een man uit de ijstijd, die met een scherpe punt om het leven is gebracht. Kijk: moorden, in christelijke termen ‘de zonde’, hoort dus bij de mens. Maar andere vondsten, zoals een dwerg goedgevoed en met sieraden omgeven is, vergeten geraakt in de wetenschappelijke literatuur. Wát als hij centraal was geworden? Dan moet je dus concluderen, dat in de oertijd juist uitzonderlijke mensen met egards werden behandeld, ze werden gevoed, er werd voor hen gezorgd (een dwerg zal niet makkelijk een goede jager zijn geweest), ze waren speciaal in de samenleving en misschien is de man met de speerpunt juist begraven omdat men het uitzonderlijk vond dat dit gebeurt is. Waarom zijn er zo weinig graven gevonden van ‘gewone’  mensen? Wellicht had men over het algemeen andere gedachten over leven en dood, zag men het als een continuüm, was de werkelijkheidsbeleving meer fluïde.

Een ander perspectief is er ook, op de grootse bouwwerken, zoals Stonehenge, maar er zijn er veel meer over de hele wereld, Allen nauwelijks bekend. Tot nu toe terzijde geschoven als: raadselachtig. Maar stel, en nu het oog ervoor is geopend komt er ook steeds meer bewijs: stel dat men vroeger leefde op twee wijzen door het jaar: in de lente en zomer ging men op jacht en verbouwde men her en der wat voedsel en in de herfst en winter woonde men op één plek en men stelde dan ook een politiek bestuur in, dat elk jaar van personen wisselde, men legde immens grote afstanden af en men bouwde grote sacrale plekken, waar men kon samenkomen. Alleen al de bouw ervan vraagt planning, know-how, het uitwisselen en vervoeren van materiaal, kennis van architectuur, enzovoort. Opnieuw is in dit plaatje de vrijheid en de flexibiliteit van de mens richtinggevend.

Men gaf dus niks om persoonlijk bezit, de belangrijkste waarden waren zorg dragen voor elkaar en het leven ook vieren: op deze grootse sacrale ontmoetingsplekken,  werd dan veel tijd en aandacht gegeven aan rituelen en de verbeelding. Toen kwamen de westerse ‘ontdekkingsreizigers’, zij meenden dat al het land zomaar kon worden ingenomen en dat gebeurde dus wereldwijd: in Amerika en Canada werd de wijze van leven van de Indianen weggewerkt, in Australië, de aboriginals, in Nieuw Zeeland waren het de Maori’s … Er was een opperhoofd Kandiarok, die erudiet en systematisch argumenterend, de westerse christelijke leefwijze onderuit haalde als zijnde wreed en primitief. Deze man is zelfs in Parijs geweest, maar allengs is hij uit de westerse geschiedenis weggeschreven omdat dit te bedreigend was, men heeft het zó weten de manoeuvreren dat er een discussie ontstaan is of deze man wel echt bestaan heeft of is ontsproten aan de fantasie van wishful-thinkers en ‘dromers’, zoals de hippie-beweging, die qua leefstijl leek op die van de oermens, ook is weggehoond.

Wij menen in vrijheid te leven in de westers democratie die gebed is in een kapitalistische samenleving… maar in feite zijn we slaaf geworden van de daarbij ontworpen systemen en lijkt het ‘a fact of life’, dat de ene de macht heeft over de ander, dat je bent overgeleverd aan je meerdere, de baas, de leidinggevende. Dat het nu eenmaal is, dat de ene veel geld heeft en zich in rijkdom wentelt, en de andere niet… Maar wat als? … Wat als de oorspronkelijke potentie van de mensheid anders is? Ik ga weer verder in het boek, kijken hoe zij hun argumenten nog meer onderbouwen met allerhande voorbeelden. Ik lees met het motto uit een liedje: ‘We herscheppen de wereld, waarmee wij vergroeid zijn.’

maandag 4 juli 2022

Leuk logeerpartijtje. Clair


Het liedje ‘Oh Clair’ van Gilbert O’Sullivan schiet mij nu te binnen. Dit weekend kwam oppaskind E. logeren, ik had haar zeker vijf jaar niet meer gezien. De laatste keer was heftig en moeizaam, ze stond voor een beslissing in haar leven waar ik kritisch over was. Haar moeder indertijd ook, dus  E. kreeg meteen het gevoel dat ik door haar gestuurd was. Ik vond het heel mooi dat zij nu, op het einde van de middag, terwijl we almaar hadden gepraat alsof het gisteren was dat ik haar zag, haar excuses aanbood. Dat zij uit die dag toen negatieve gevoelens had ontwikkeld richting mij, dat dit helemaal niks met mij te maken had, dat ze die jaren gekoesterd had en dus weg was gebleven. Het is groots als iemand excuses kan aanbieden en het is levenwekkend en vitaal.

Ik zei haar dat ik zo blij was dat ik haar en haar zusje M. heb meegemaakt vanaf het allereerste begin, een baby van twee maanden tot het einde van de lagere school, elke week, een hele dag lang. En zij reageerde dat zij heel blij was, dat ik het ben, die daar bij was. Apart om  te realiseren dat zij de enige twee mensen zijn op de wereld die ik van zo nabij heb zien groeien. Van baby-badjes, hapjes kiwi met banaan, keukendeurtjes die ze ondanks peutervergrendeling open kon maken, verkleedpartijen, holletjes maken van grote handdoeken in de tuin, in de speeltuin op de familieschommel, spelletjes spelen, in de V&D boven iets eten, naar schaatsles: enzovoort, enzovoort.

Wat ik ook apart en bijzonder vond is, dat er geen gêne is, dat is er ook nooit eerder geweest: Ze vraagt mij gewoon het hemd van het lijf wat ik ergens van vind, of ik dat ook ooit zelf zo heb gevoeld of heb meegemaakt, en het weekend was een waterval van gedachtenuitwisseling , anekdotes uit het leven, wat gevoelens niet allemaal behelzen, hoeveel er niet in de menselijke geest aanwezig kan zijn, hoe met vallen  en weer opstaan, passief zijn en jezelf weer aanwakkeren, je een weg kan bewandelen waar liefde en jezelf en anderen dragen de grondtoon is. Ze had zich lang afgezet tegen het geloof van haar ouders, maar zag nu wel dat ze er wel affiniteit mee kreeg. 

Dit naar aanleiding van mijn anekdote dat mijn ouders vroeger op zaterdag met de kinderen naar de stad gingen en dit eindigde in de boekhandel, waar de kinderen gestald werden boven bij de kinderboekenafdeling, maar die was maar klein, dus die kende je al. Dat wij ons dan stierlijk verveelden en ik elke keer halverwege de trap naar beneden keek en beide ouders helemaal verdiept in een boek zag, telkens op een andere plek in de boekwinkel. Dat ik dan de opdracht van mijn broertjes kreeg om naar hen toe te gaan om te vragen wanneer we nu gingen. En nu ben ik zelf degene die op zaterdagmiddag eindigt in de boekhandel of de bibliotheek en dat je dan kan glimlachen om jezelf. 

Er is een versje dat ik ooit in haar poëzie-album heb geschreven, dat ik uit mijn hoofd ken en die had ik haar gestuurd op een verjaardagskaart op haar nieuwe adres, tezamen vormen de beginletters haar naam. Het overgrote deel gaat zo: Stralend en vrolijk en ook wel heel olijk, Tover jij elke maandag, bij mij wel een glimlach, Humor en lol heb jij ook boordevol, En als je zo blijft houden van de mensen om je heen, Reken maar, dan ben je nooit helemaal alleen. Zij is voor mij de Clair uit dat liedje.

zaterdag 2 juli 2022

Wespennest. Geconserveerd bosmuisje. Anouar Brahem bij regen

Het zal wel de geur van de verse basilicum zijn, die mij ertoe zette om nog voordat ik mijn gezicht gewassen heb en mijn haren geborsteld, een klein plantje over te hevelen in een grotere pot. Én de stilte in het bos, dat ochtendlicht dat door de bomen schuift, een enkel vogelgeluid dat ik niet ken… Eigenlijk blijft elke ochtend hier wakker worden, de deur opendoen en dat bos voor mij te ontwaren, nog elke dag een traktatie en een bron van… ja… dankbaarheid. Dan kijk ik naar de drie grootste bomen voor mij en zeg iets van: wat goéd dat jullie mij gemaand hebben nog een keer te kijken met de boodschap: ‘Kóm en blijf, dit is een prima plek voor jou.’

Toen ik de eerste aanblik hier wierp, riep ik immers: ‘O, nee, dit vind ik niks, dan zit ik voortdurend in de etalage.’ Bij de buren dus. Maar vanaf het begin dat ik hier woon,heb ik dat gevoel nooit gehad. Het is maar waar je je naar richt. Vanuit de stad en de drukte waren dat de mensen om je heen, maar in het bos, vervalt dat: je bent zelf meer gewoon een deel van alles om je heen.

Deze week betrapte ik mezelf op nog zo’n automatisme. Het blijkt dat er wespen op en neer vliegen naar onder de richel van het dak.Het eerst wat ik dacht was: help, een wespennest, ik moet het verwijderen. Bij de receptie kreeg ik een adresje van ene Mr Bee in Lunteren. Toen dacht ik nog een keer: is dat nou nodig? Misschien kan ik het zelf verhelpen. Dus ik bestelde een bus wespenschuim, dat je met een sprietje erin kunt spuiten, heel vroeg in de ochtend of na zonsondergang, wanneer ze niet actief zijn. Ik begon te bestuderen hoe laat dit dan was. Ik zag de wespen rustig op en neer vliegen tot na half elf in de avond. En opnieuw dacht ik: Is dat nou nodig? Doen ze mij kwaad? 

Ik inspecteerde het binnen: ik zag nergens een mogelijkheid dat zij naar binnen konden vliegen. Of dat het plafond een kring vertoonde, wegens de zwaarte van het nest. Want dát is wat ik ooit als tiener heb meegemaakt. In mijn slaapkamertje verscheen er een kring op het plafond, die groter en groter werd. Daarna zag ik de wespen bij het raam. De ‘ongedierte-dienst’ kwam: er bleek een héél groot nest te zitten, die nauwelijks in een grote emmer paste en men zei dat ik dus geluk had gehad: het nest was zó zwaar, dat het elk moment  door het plafond naar beneden had kunnen  storten en als ik daar geslapen had… Dat is dus de reden van dit automatisme.

Ik lees dat er op elke vierkante kilometer ongeveer drie wespennesten zijn en dat ze zeer van dienst zijn om een overmaat van insecten weg te werken, met name muggen. Nou, daar ben ik héél blij mee, en het is zo dat ik er tot nu toe nog niet veel last van heb gehad en mijn klamboe nog niet heb geplaatst. Van de wespen heb ik tot nu toe ook geen last. Behalve als ik er pal naast ga zitten met een zoet broodje. Dus? In mijn stadshuis had ik ook een jaar een wespennest in de kastanjeboom voor. Niks verder van gemerkt en bewondering voor het ingenieuze papierachtige bouwwerk van dat nest. Ze blijven ook maar één jaar op dezelfde plek. Ik weet  alleen niet hoe groot dit nest is, en hoeveel wespenbevolking dat kan opleveren. Ik heb wel een wespenlokker aangeschaft, eens kijken over een week hoeveel wespen zich verdrinken in het gesuikerde water. Het nest groeit in de maand juli heel hard van een tennisbal tot…Wespenbestrijdingsbedrijven op het internet sporen je dus aan om direct actie te ondernemen, als je het geconstateerd hebt en vooral niks zelf proberen te ondernemen… Maar ja, het is hun business. Dus voorlopig zie ik het maar even aan. 

Bij thuiskomst uit Terschelling, behalve dit wespennest, nóg een verrassing. Toen ik vertrok had ik al het idee dat het bosmuisje niet meer aanwezig was. Of muizen, dat weet je niet, dát het dit laatste kan worden, noopt wel tot enige actie. Die toch niet geleid heeft tot het actief aanschaffen van muizenvallen of muizengif. En nu wilde ik een wokgerechtje maken en dat doe ik met zonnebloemolie. Ik pak de fles op en vind het raar ruiken. Ik kijk nog een keer en zie daar een bosmuisje geheel geconserveerd op de bodem in de olie liggen. Heel dik, misschien volgelopen met olie? Want de ingang van zo’n fles is alleen mogelijk voor een héél mager muisje. Die in wanhoop naar wat eetbaars dus omhooggeklommen is op de fles, zonder dop, dat moet dan wel, die lag ernaast. En plons! Dat was het dan. Dit blijkt dus een muizenval voor héél hongerige muisjes…Ik vind het wel een leuk trofee en blijf het bewaren. Zelfs de snorhaartjes zijn duidelijk te zien. Misschien was het dit ene muisje dat mij de afgelopen winter gezelschap hield.

Nog een ervaring van afgelopen week: tijdens de regen, bliksem en donder luisteren naar Anouar Brahem’s: The Complete ECM Recordings op Spotify, allemaal nieuwe compositie’s voor mij, te beginnen met ‘Opening Day’. Met de terrasdeuren open, de witte fluwelen gordijnen half dicht tegen de opkomende kou, na een hete dag, als in een theater, een open doekje. Er ontstaat een nieuw muziekstuk. Het bos gaat geuren.

Een uitvoering van Anouar Brahems 'Opening Day' is te zien op Facebook. https://www.facebook.com/watch/?v=202421124211892

 


vrijdag 1 juli 2022

Joodse vrouw. Closer. Give peace a chance

Ik luister en kijk per toeval naar het liedje ‘Joodse Vrouw’, gezongen door Jenny Arean. Hoe een heel leven met alle gevoelslagen daarin, die dit leven mee vorm hebben gegeven, voorbij komt. Je kunt zelf niet overzien hoe een enkele keuze alles kan bepalen. En dat je de reikwijdte van dat moment ter plekke helemaal niet door hebt. In dit geval verleidt zij als veertienjarige in de onderduik een jonge Friese boerenzoon omdat zij één keer in haar leven de liefde mee wil maken. Toen bleek de oorlog vlak erna voorbij. En ze blijft bij hem.

Het sloot aan bij de film die ik voor het slapen gaan zag: Closer, geregistreerd door Mike Nichols, ook van  Joodse ouders met Russische en Duitse wortels, beide op tijd naar Amerika gevlucht. Vier mensen in beeld, twee mannen en twee vrouwen, o.a. gespeeld door Judd Law, Nathalie Portman en Julia Roberts en het laat iets achter van: met gevoelens kun je niet spelen, ze ook niet controleren, wat ten diepste woelt komt altijd aan de oppervlakte en ertussendoor leef je vaak in schijn, niet werkelijk aanwezig… dat is wat in het boeddhisme ‘Maya’ heet.

Pas bij de aftiteling zag ik de naam Mike Nichols, wel bekend, maar van wat? Nu blijkt hij zijn filmcarrière begonnen te zijn met ‘Who is Afraid of Virginia Woolf?’ dat als tiener al een grote indruk op mij maakte, door de agressie en geweld dat er in die liefdesrelatie verweven zit. Ook The Graduate met muziek van Simon en Garfunkel is van hem, ‘The Birdcage’ en meerdere films met Meryl Streep: Silkwood, Heartburn, Postcards From the Edge, de prachtige tv-serie Angels in America waarin Joods-zijn een belangrijke rol heeft. Ik lees dat hij zijn acteurs veel speciale aandacht kon geven, zodat het beste uit hun kon komen. Closer maakte hij op 74-jarige leeftijd en dan zie je dat hij trouw is gebleven aan het zeer scherp waarnemen wat er allemaal in mensen kan woelen en dat hij daar mild verslag van doet.

Ik denk steeds meer dat ‘oorlog’ en daarmee het kennismaken met geweld, mensenlevens bepaalt, met name als dat op jonge leeftijd tot je komt en het daarmee niet vanzelfsprekend is dat je mensen kunt vertrouwen, dat het veilig kan zijn bij een ander, dat de wereld zoals die er is blijft: tenminste als basis waarvandaan je dan wél veel turbulentie en onzekerheid aan kan gaan. Al die overlevingsstrategieën die dan een volgende generatie mee gaan bepalen: zwijgen, wisselende gevoelsstemmingen, wantrouwen, negeren… Hoeveel lagen moet je dan afpellen en wie zal kunnen oogsten bij zo’n liedje van John Lennon: Give Peace a Chance…