zondag 17 juli 2022

Britta Marakatt-Labba. Ria Pacquée. Vierdaagsefeesten







Ik had weer een tussenstop in het Arnhems Museum en er vielen weer heel andere dingen op. Mijn voorlopige oogst van dit bezoek is de ontdekking van twee kunstenaars: de eerste is Britta Marrakatt-Labba. Er hangen twee héél langwerpige landschappen, heel fijnzinnig en poëtisch geborduurd in zachte wit-tinten, lichtblauw, naaldbomen, heuvels, wat mensen. Dat blijkt het poollandschap te zijn waar de Sami leven in noord Zweden. Zij komt daarvandaan en is opgegroeid in een familie die rendieren hoedde. De ruimte die eruit spreekt, de koele lucht… Zij moest de bedreigde Samische cultuur als kind op de lagere school loslaten, een nomadisch volk in onderdrukking,  en haar kunstenaarschap is als het ware een revanche, zo voelt het: wat een getuigenis zit erin besloten van een volstrekt andere wijze van leven, in een ode aan de natuur. En nu blijkt zij ook op de Biënnale aanwezig te zijn! Ik verheug me erop.

Ze hangt in een zaal waar grootse opvallende gekleurde bomen en objecten zijn, ik snap van mezelf wel dat ze bij een eerste bezoek geheel niet is opgevallen. Dat geldt dus ook voor de drie grote zwart-wit foto’s die boven elkaar aan een rek in het midden van een zaal hingen, ze zijn niet spectaculair of bijzonder kunstzinnig bij een eerste aanblik, dus dwaalt je oog erover heen. Ze zijn van de Belgische kunstenaar Ria Pacquée. Je ziet een onooglijk bebrild mannetje en een witte pater in lange jurk  in beeld in een zaaltje. De Witte Paters gingen de missie in en het blijkt dat zij hun buit aan opgezette dieren, kunst en voorwerpen ook nog in 1993 in Europa verkochten, de foto’s lijken veel ouder, uit de vijftiger jaren ofzo.

Dat mannetje is de kunstenaar zelf, vermomd, zij noemt haar personage ‘It’ en die verschijnt op allerlei plekken waar zij de consumptiemaatschappij aan de kaak wil stellen. Zij blijkt nog een personage gecreëerd te hebben ’Madame’; een doorsnee vrouw in lichtgele kleding en de tutjurken met vestjes die er toen voor dames beschikbaar waren, en gepermanente krullen, zoals ik mij nog herinneren kan van moeder, die daar héél vroeger een zwarte uitvoering van had. (Zelf is Ria een stoer type, met korte haren.) Ik zie, al googelend, foto’s waar deze vrouw op bedevaart is in Lourdes. Dat geeft een raar spiegeleffect: het patina, het kleurenpalet van die foto’s is van het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw, toen ik ook voor het eerst in Lourdes was, het is alsof je ergens in je eigen verleden kijkt, met de rand van ironie, die de kunstenaar je geeft. Ria Pattaquée blijkt aanvankelijk een activistische kunstenaar te zijn, maar ik hou wel van deze sfeer die ze creëert: mild commentaar, zonder het werkelijk belachelijk te maken: zo wás het en niet anders, lijkt ze te willen zeggen.

Gisteren liep ik met de vrouwengroep over de Vierdaagse-feesten in Nijmegen. O, wat ben ik dan chauvinistisch en wat vind ik het leuk om mijn stad na twee jaar weer in volle glorie te zien uitpakken. Voor twee van hen was het ook een sentimental journey, de ene was er al in geen 20 jaar meer geweest: zoveel mooie nieuwbouw rond Plein 1944, ooit een verlopen doorgangsplein, nu door de bomenaanplant krijgt het de allure van een Frans dorpsplein, en Kroningburgerpark, daar zitten nu vooral veel studenten tot ’s avonds in het gras omdat ze in de nieuwbouw bij het station daar vlakbij wonen. Hoe anders dan toen, waar ze het vermeed, niet om de hoertjes die er klanten oppikten, maar omdat haar vader daar ook cruiste op zoek naar een heer, wellicht vermomd als dame, maar dat is een heel ander verhaal.

Er is altijd een wereld achter de schone schijn en wat je direct ziet… Maar deze week ga ik mij onderdompelen in de feestvreugde en het koele water van de waterplas, vlakbij mijn stadshuis.