vrijdag 29 maart 2024

Vroeger en nu

En toen klaarde het gisteren toch op en fietste ik in de Hoge Veluwe. Het oerlandschap sinds mijn jeugd. Prachtige wolkenluchten. Waar eerder een struingebied was gemaakt door een opgedolven zandlandschap met vliegdennen, zijn er nu bordjes dat je het niet mag betreden omdat het rustgebied is van het grote wild. Ooit…keek Moeder uit de auto, vanaf een parkeerplaatsje die er nu niet meer is, hoe ik door de zandverstuiving wandelde en vorig jaar nog werd ik door een boswachter uit het gebied gehaald, terwijl ik lag te zonnen in het zand.
Op de auto-wildbaan zag ik een pensionado-stel met een grote telelens, dus ik stopte ook. Ik zag drie herten door het kreupelhout scharrelen, die mij soms rechtstreeks aankeken. ‘Wilde zwijnen?’ vroegen ze mij, zij hadden dus niks gezien, maar wel wild bij Het Bosje van Staf. Dat is waar de familie vroeger in de zomer de dag beëindigde en ik bij zonsondergang de herten de weg zag oversteken. Enkele jaren geleden draafden er moeflons, én er waren herten én wilde zwijnen. Moeflons zijn verdwenen door de wolf,  maar ik zag wel vier groepen herten verspreid en ik volgde ze met de verrekijker. Een groepje van zeven lichtbruinen lagen bij elkaar, grotere groepen met nog hun wintervacht graasden en wandelden rond. Uiteindelijk, alsof ze dat zo geënsceneerd hadden, kwamen ze allemaal bij elkaar op de grootste grasvlakte. Ik telde er 38. 
Vandaag ga ik een stapel biologische pannenkoeken bakken en die vullen met een mengsel van paprika, camembert en ananas, als bijdrage voor het Paasbuffet op de boerderij in Kranenburg voor het Paasvuur, dat nu één dag voor Pasen plaatsvindt. Onderwijl ga ik luisteren naar de zeer boeiende podcast van Gijs Groenteman met de twee Thomassen, aangesproken als ‘de grote’ en ‘de kleine’. Over de Matthäus-Passion. Deel één heb ik al eerder tot mij genomen en ontdekte onderwijl alleen maar wat praktische klusjes te kunnen doen. Even scrollen door krant, mail of Insta leidt meteen teveel af. Elke noot, sequentie, overgang; Alles wordt nageplozen en er is ruimte voor meerdere interpretaties. Ja, geniaal, die Bach!
Gisterenavond, traditiegetrouw naar The Passion gekeken, ditmaal uit Zeist. Nu helemaal gericht op de boodschap dat woorden ertoe doen en de wereld positief kan veranderen als je zegt: ‘Ik geloof in jou.’ Met die fijne dubbelzinnigheid dat daar geen ‘God’ aan te pas voor hoeft te komen.


Ondertussen ontvang ik de krant van 66 jaar geleden. Zou Vader zich nog druk hebben gemaakt over de berichtgeving uit Indonesië?


donderdag 28 maart 2024

Copingsmechanisme; Richard Serra

Ha! Blauwe lucht, ik spring uit bed en bedenk mij bij het eerste kopje koffie in de ochtendzon dat het wel een prima dag lijkt voor een lange wandeling in Park De Hoge Veluwe. Al lang niet meer gedaan. Maar een half uur later betrekt het en de regen valt weer gestaag neder. Helaas, een andere keer. Dan is er wel tijd voor een blogje. 
Het woord ‘copingsmechanisme’ heeft de nacht doorstaan en staat mij nu helder voor de geest. Het kwam ter sprake door Rob Oudkerk, te gast nu in meerdere praatprogramma’s omdat hij de kleinzoon is van David Cohen; voorzitter van de Joodse Raad en die daarmee de snelle ondergang van de Joden in Nederland ‘faciliteerde’. En hij is de zoon van de dochter van David Cohen;  Virrie, die in het verzet is gaan werken. Rob Oudkerk, oud-politicus, gedreven, kwam uiteindelijk in opspraak door zijn eigen bekentenissen waar hij zei naar de hoeren te gaan en drugs te gebruiken. Nu ziet hij het als copingsmechanisme, om om te kunnen gaan met zijn heftige familie. Zijn moeder die zich altijd schuldig heeft gevoeld om de kinderen die zij niét heeft kunnen redden, na de oorlog altijd in angst en wantrouwen levend. Zijn grootvader die werkelijk gedacht heeft juist verantwoordelijkheid te nemen door mee te werken met de Nazi’s. Beide hebben hetzelfde moeten doen: kiezen wie ze wel of niet gingen redden, onderscheid maken tussen mensen; voor onmogelijke en onmenselijke keuzes staan.
Rob ziet hoe hij een groot deel van zijn leven al die pijn, angst, verdriet en kwetsbaarheid heeft weggedrukt door een  ‘stoere’ en ‘flitsende’ buitenkant; aimabel, een mensenvriend, ruimhartig, altijd klaar staan voor anderen, bevlogen…Maar onderwijl achter de schermen in zijn binnenwereld zich geen raad weten en als copingsmechanisme had hij dus de hoeren en de drugs.
‘Copingsmechanisme’…het is toch een psychologische term die voor mij ineens heel veel verheldert. Iedereen heeft copingsmechanismen. Ze zijn nodig. Maar sommigen doen kwaad, bijvoorbeeld als verslaving, piekeren, agressie, wensdenken …Hoe ‘het kwaad’ inderdaad ook banaal is: mensen veranderen bijvoorbeeld instant hun verhaal, doen geen recht meer aan wat je gezamenlijk beleefd en uitgewisseld heb, ze gaan door in een eigen verhaal dat hen beter uitkomt en jij speelt daar geen rol meer in. Je wordt weggewist, uitgegumd. Helaas heb ik dit meerdere malen meegemaakt…
Ik denk aan Richard Serra, de kunstenaar die onlangs is overleden. Je zou kunnen zeggen dat het ondergaan van zijn kunstwerken je misschien kan behoeden om een val te maken in zo’n copingsmechanisme. Omdat je middenin zijn grote stalen gevaarten als mens zó klein wordt en nietig, maar je tegelijk als je dat toelaat, die eigen kwetsbaarheid, je óók de kwetsbaarheid en pijn van een ander kan toelaten. 
Nee, je bent geen redder of verrader: in vredestijd kun je besluiten om samen een doorgang te vinden, samen ervaren dat je allebei ‘maar-een-mens’ bent. Ik dacht aan het werk dat ik in Mei 2019, zolang geleden alweer, zag of beter gezegd onderging, in museum Voorlinden. Je kunt zijn kunstwerk inlopen, als in een labyrint. Dat kan dreiging en angst oproepen, het verlies van controle. 
Zoals op allerlei kruisingen in je leven kun je dan zeggen: dat doe ik maar niet, tabee, dit was het. Ik loop er maar omheen, ik loop er langs. En daarmee verandert de mens; ja ook jijzelf én die ander, van subject tot een object; speelbal, meegesleurd in de levensstroom. Je kunt jouw diepste zelf vergeten, je kunt alles wat je samen heb meegemaakt gewoonweg achter laten.
Of je gaat erin. Je laat je copingsmechanisme los. Je denkt te verdwalen en je denkt dat er geen uitweg meer is. Maar kijk: je komt er weer uit, je kunt het geheel van een afstand bezien, je ziet dat er tóch een ordening en een soort van harmonie mogelijk is.  Ineens is het leven niet alleen maar onbegrijpelijk en vol chaos; pijn, angst, verdriet, eigen kwetsbaarheid die je ontlopen wil. Je geeft je eigen leven en dat van een ander, bewust vorm. Ja, dat vraagt óók keuzes maken. Maar die hebben als hart en motor de mogelijkheid om verbonden te blijven en met vertrouwen te leven. Je leven wordt dan iets van een kunstwerk.


dinsdag 26 maart 2024

Tuin en Derek Jarman


 Er bloeit ineens een blauw druifje aan de rand van mijn bostuintje. Die heb ik er zelf niet gepland. De knolletjes sneeuwklokjes, lelietjes van daalen en irissen die ik er wél gepoot heb daarvan is niks omhooggekomen; in mijn stadstuin is mij dat ook nooit gelukt.
Het blijft bijzonder om geen stap te hoeven zetten om te genieten. Zoveel verschillende vogeltjes kwinkeleren om mij heen, vanochtend zag ik met de verrekijker een best grote bruin-grijze vogel haar veren strijken, hoog in een boom; het silhouet van een merel, maar dat kon niet, té groot.


Een week geleden viel er met een plop iets in het gras. Uit een boom gevallen? Of uit het insectenhotel aan het schuurtje? Het bleek een helemaal in elkaar gevouwen vlinder te zijn. Ik dacht dat deze zich aan het vrijmaken was uit haar pop. Dus ik volgde haar, wel een uur lang. Donkere vleugeltjes ineen gevouwen en pas later zag ik dat het een dagpauwoog was. Ze hupte in het gras, trillend en onrustig fladderend, leek allengs groter te worden, voelsprieten verschenen…Maar uiteindelijk zag ik, toen ze dan eindelijk haar vleugels kon spreiden, dat ze gehavend was. Ze kán helemaal niet omhoog vliegen, dacht ik, wat nu? Ik ging even naar binnen. En zag tot mijn verbazing dat ze toch verdwenen was.


Wat en wie komt en gaat…je hebt er nauwelijks vat op. In de dagboeken van Derek Jarman is dat pijnlijk aanwezig. Zijn laatste notities zijn enkele dagen voor zijn dood geschreven, hij is overleden aan Aids in een tijd (1989-1994) dat mensen met aids paria’s waren, iedereen bang voor besmetting, en homo-en biseksualiteit nog iets was wat bevochten moest worden. Ik besef deze tijd aan den lijve meegemaakt te hebben, herinneringen komen naar boven, tijdens het lezen. Derek Jarman was één van de eerste publieke figuren die open uit kwam dat hij aids had, hij maakte ook films en enigen daarvan heb ik ook gezien. Zij maakten indruk op mij, waardoor zijn naam mij altijd is bij gebleven.
Ik hoefde niet te twijfelen om zijn dagboeken aan te schaffen, ze kwamen in mijn blikveld omdat ‘Modern Nature’ nu in het Nederlands is vertaald. Daar gaat het ook over zijn tuin, Prospect Garden die hij aan de kust van Engeland vlakbij een kerncentrale heeft aangelegd. De sfeer van die tuin kwam meteen erg binnen en de tuin en zijn huisje daarop is nog steeds te bezoeken. 
Die wisseling van pure levenslust, planten en zaaien in de hoop dat hij de bloei nog mee zal maken, zeer heftige periodes van al heel ziek zijn…en onderwijl zijn projecten en plannen voor een film die zich in deze tuin zal afspelen, de vrienden om hem heen, de soms ‘extravagante’ avant-garde…Het op en neer tussen de rust die hij rondom zijn tuin vindt en het drukke stadsleven; het is allemaal ergens heel herkenbaar voor mij. En die tuin aan zee; ik verwacht er een plek die zich rechtstreeks een weg baant naar mijn ziel.



zondag 24 maart 2024

Bezigheden in huis

Gisteren voldeed het weer niet aan mijn verwachting. Bij het ontwaken zag ik een blauwe hemel en zon op de takken. Dat bleef zo: felle zon en daartussendoor af en toe een korte heftige regenbui met sterke wind en een donderslag. In de avond genoot ik van mijn uitzicht: dat is toch net een levend, voortdurend veranderend schilderij.

Ik verveel mij hier nooit. Altijd is er wel wat te lezen of te onderzoeken. Alleen pasten de boeken die ik voor ogen had niet bij stralende zon. Kallman hoort voor mij bij donker en wat duister en grijs weer. Familielexicon is het enige boek van Natalia Ginzburg dat ik niet gelezen heb, een mooie autobiografische aanvulling bij haar romans waar familie altijd wel een rol speelt. Ze is één van mijn lievelingsschrijvers: zo’n zuivere en heldere toon en dan gaat het toch over alle onderhuidse spanningen binnen de familie. Dit lezen past voor mij niet bij het weer met die abrupte, sterke afwisseling zonder overgang.
Dus het werd De Man met Duizend Gezichten door Lex Noteboom, als luisterboek waarover ik op de TV enthousiast zag vertellen door Rick van Westerlaken die voorzitter is van de jury voor het nieuwe boekenweekgeschenk. Alle auteurs, beginnend of al gerenommeerd , die al een boek gepubliceerd hebben worden door hun uitgeverij uitgenodigd om anoniem een verhaal in te zenden. Hella Haasse brak zo ooit door met Oeroeg.
Het boek wordt een thriller genoemd en dat hoort voor mij bij bewust genieten van de zon, op relax-stand. 
Het gaat over een niet bestaande staat tegen de grens van Rusland aan, waar een machtsvacuüm ontstaat en de man van een Nederlandse vrouw door zijn familie ertoe wordt aangezet om de nieuwe president te worden. Machtsstrijd tussen oligarchen, Rusland die aan de deur staat te trappelen om het land te confisqueren, de CIA die zich ertegenaan bemoeit, het internet ; digitale oorlogsvoering met deepfake en de sociale media als oorlogswapen… Alle huidige thema’s komen aan bod. En het is spannend: wat is de waarheid van wat er toen gebeurd is? Lekker languit luisteren, ook op de grond op een nieuw wollen vloerkleedje en meer ruimte omdat ik de grote tafel tegen de muur geschoven heb. 


En toen werd het avond, een volle maan. En vandaag ga ik wellicht veel in mijn aardig grote verzameling Graphic Novels bladeren, die ik tijdens de Coronatijd hier om mij heen verzameld heb. Plaatjes kijken en luisteren naar de Johannespassion die vanmiddag live door het Concertgebouworkest gespeeld wordt; het is vandaag tenslotte,in de christelijke wereld, ook  Palmzondag.

vrijdag 22 maart 2024

Paleistuin Het Loo

Tja, wat doe je, na twee dagen heerlijk buiten in de zon, het vooruitzicht op drie dagen weer  binnen, door de regen en koude wind… op die ene dag daartussen? Te koud om buiten stil te gaan zitten, wél erop uit willen gaan, maar eigenlijk in een stille stemming zijn… Ik fietste een beetje mijn neus achterna, een andersoortige route richting Apeldoorn, het centrum vermijdend. En toen bevond ik mij ineens in de paleistuinen van Paleis het Loo en dat was precies goed zo. Je geraakt er meteen in een andere sfeer, er ademt iets van vroegere tijden, eigenlijk zoals je dat ook meteen in een kloostertuin hebt. Er is ommuring om de chaotische wereld van buiten weg te houden.

De fonteinen deden het nog niet, de lente is er net doorgebroken.
 O, die belofte van een nieuw begin; de magnoliaboom is die eerste uitbundige expressie daarvan. Ik was ooit eerder in deze tuin en toen was er een soort van Keukenhof-effect. Tjokvol bloeiende tulpen en andere voorjaarsbloemen. Daar was het nu te vroeg voor.

Er waren weinig mensen en ik wandelde meditatief langs de perken en paden, zat even stil als de zon zich liet zien. Het voelde aan als de talloze rondjes die ik liep in de grote kloostertuin bij de Kapucijnen in Velp-Grave en de stads-kloostertuin bij de Clarissen in Nijmegen. In de tuin in Velp-Grave heb ik zelf veel gewerkt; mest kruien, onkruid wegschoffelen, appels en kersen plukken. Dahlia’s dieven met broeder Janus, die misprijzend en met treurnis zag dat men in de loop van enkele jaren van een groot deel van de tuin een moestuin ging maken. ‘Daar is een kloostertuin niet voor.’ Wij hadden ons eigen hoekje tussen menshoge dahlia’s en keken reikhalzend uit hoe machtig groot, kleurig en sterk één dahliabloem kon worden.

Ik verwonderde mij over de gekke beelden. Wat is dat toch zo’n vrouw met spitse borsten en een leeuwenlichaam, waar kijkt ze naar? En zo’n jongetje met blote billen..In een kloostertuin zijn ook altijd wel wat beelden: de Heilige Clara, Franciscus, Antonius van Padua, Bruno…Ik heb geen voorkeur.

Nog even naar binnen geweest, maar niet naar het paleis zelf. Ik wilde weer even de allure te proeven van de ondergrondse toegang daarheen. De eerste jaren dat ik er kwam was het er een bouwput, de verbouwing en uitbreiding vind ik erg geslaagd. Ook om de troon te zien waarvan ik gehoord had dat deze als voorbeeld had gediend voor de troon in Game of Thrones, die leeuwen enzo en het houtsnijwerk. Eerlijk gezegd zag ik niet welke troon daarvoor dan gediend zou hebben. Ik vond ze weinig imposant en sommigen deden denken aan gewone stoelen en bij eentje stond zelfs dat voor de leeuw men een stuk gordijnstof had gebruikt. Dat portret van Bea door Andy Warhol maakte meer indruk. Die paar koninklijke mensen die vanaf de geboorte weten wat ze moeten worden…Weer buiten in de tuin zocht ik op een van de wereldbollen de locatie van New York op. Om twee werelden in mij te verbinden.
Nu regent het en kan ik mij gerust binnen ingraven; er zijn een aantal boeken waar ik naar uitkijk.

woensdag 20 maart 2024

De Joodse Raad


Ik besloot om naar de serie De Joodse Raad te kijken, omdat de recensies zo lovend waren, maar halverwege de tweede aflevering ben ik gestopt. Ik kon het niet meer aanzien. De drogredenaties in het hoofd van David Cohen: om chaos te voorkomen, de oorlog zal kort duren, meewerken voorkomt erger; enzovoort. De protesten van de vrouwen om hem heen; zijn eigen vrouw, een medewerkster die toch de eerste lijst met 400 adressen maakt en daarna meteen ziet hoe ze erin zijn getuind, zijn eigen dochter die medicijnen smokkelt uit het ziekenhuis voor de eerste Joodse onderduikers…Cohen ziet niks, wil van niks horen, hij sust, slikt weg, snoert anderen de mond. En het meest erge is, dat hij zich werkelijk van geen kwaad bewust is.
Dát is wat ik niet kan aanzien. Waarschijnlijk omdat dit nu ook op alle niveaus; politiek en persoonlijk, aan de lijve nog steeds zo gebeurd. Negatie. De eigen positie en handelswijze goedpraten. Niet zien hoe die positie er alleen maar is om  je eigen comfort en macht te vergroten en je eigen ego in stand te houden. Ziende en horende, blind en doof. Onderscheid in mensen maken, de ene zou meer waard en onmisbaar zijn dan een ander. En dan dat geloof als vroom sausje eroverheen: wat zinnen over God aan tafel voor het eten, om de anderen mee te verpletteren en je eigen geweten op non-actief te zetten. Mensen worden weggewist.
Zie de houding van Israël nu: Mensen worden weggevaagd met die Joodse (en later ook christelijke) God aan hun zijde. 
Pierre Bokma acteert uitmuntend en Paula van der Oest is de  regisseur. Zij staat altijd garant dat zij het drama beziet vanuit het persoonlijke, intieme, dicht-op-de-huid- perspectief. Waar vrouwen vanzelfsprekend gelijkwaardig zijn aan mannen en niet dienen om hun spiegels te zijn. 
Ja, ik ga wel verder kijken. Mondjesmaat.


dinsdag 19 maart 2024

Lentebericht uit het bos


Vanochtend zag ik de allereerste kleur in de allereerste tulpen, wier bollen ik hier in het bos in bloempotten had gestopt. Tulpen in het bos had ik als idee al afgeschreven, beïnvloed door de berichten dat wilde zwijnen bollen uit de grond graven. En dan ineens denk je: o, ze kunnen ook in potten! 
Het was ook de allereerste dag dat het zo lentezacht was, dat ik de hele dag buiten heb doorgebracht. De zon hoefde er niet eens voor te schijnen. 
Een merel die op de hoek van het dak van de schuur vrolijk deuntjes aan het fluiten was.
En dan in de avond, vlak voor het helemaal donker wordt, vult het laatste aanzwellend vogelgezang van allemaal verschillende vogeltjes, alsof ze een wedstrijdje speelden wie het hardste kon, de ruimte van het bos. Geen mens in de buurt.
Ik bof dat ik hier woon.



maandag 18 maart 2024

Gezinsverpakking van de Chabotten: vijf ballen

Hoe één weekje Nijmegen, Amsterdam, Den Haag je beleving kan veranderen…ik fietste naar Apeldoorn, voor de markt en de boekhandel en dacht almaar: wat is het rústig, zou er iets gebeurd zijn? Ik nam een oude gewoonte weer op: in de Boekenweek een boek kopen en meteen het Boekenweekgeschenk lezen. Al geeft het niet meer de mogelijkheid om er gratis een dag mee te treinen.
Vreselijk eigenlijk om weer te zien hoe recensies in zowel Trouw als NRC zo’n oppervlakkige verhaal houden over Gezinsverpakking van De Chabotten. Bij recensies over de Biënnale in Venetië was me dat al eerder opgevallen: geen enkele poging of inspanning om iets dieper te kijken, alleen een vluchtige waarneming.
Beide recensies noemen het boekje vooral een feestje voor de Chabotten zelf, er wordt wat badinerend gedaan over stijlfiguren die er gehanteerd worden…ja, het gaat ook over vergankelijkheid, weet NRC nog wel te melden. De bijdragen van de familieleden worden beoordeeld op de eigen merites, zonder te kijken of er wellicht toch sprake is van een zorgvuldig gecomponeerd geheel.
Ik zie dat die er is en neem niet aan dat ik dan aan invuloefening doe. De NRC geeft het boekje twee ballen, ik geef het vijf.
Het boek begint met ‘Mamastippen’,  geschreven door Yolanda Chabot en daar eindigt het boekje ook mee, en ze komen in totaal zeven keer voor, ze verbinden ook alle andere stemmen van de familie Chabot. Wat zijn dat: ‘Mamastippen komen geleidelijk, wanneer je ouder wordt. (…)Als je ouder wordt, verandert alles. Niets blijft’. De toon en het thema zijn gezet. 
Dan komt hond Bril aan het woord, geschreven door Splinter Chabot. Die voelt dat haar vermogens aan het afnemen zijn en liefdevol vertelt ze over de geuren van leden van het gezin. ‘Maar zodra een van ons dood gaat, zijn we niet meer compleet. (…) Dat is waarom ik mijn best doe om zo lang mogelijk te blijven. Waarom ik mijn stok zo lang mogelijk vasthou. 
In Mamastippen-2 vertelt Yolanda over hoe ze Bart heeft leren kennen en dat ze in het zwart uiteindelijk trouwde. Hoe kort het stukje ook is, opnieuw de beweging van: willen vasthouden, maar ook al weet hebben van verlies: Ze fantaseert dat, wanneer ze aan de lijn gaat doen, ze haar trouwjurk op het Boekenbal kan dragen. ‘En ik denk erachteraan: Toen droeg ik er hoge naaldhakken bij waarop ik kon rennen. Nu heb ik een soort ski-schoenen nodig om een beetje te kunnen lopen.’
Dan komt Bart Chabot aan het woord en hij vertelt over een spookachtig huis in Frankrijk waar het gezin ooit op vakantie was. Het had een grotten-gangenstelsel van binnen en waterspuwers met kwaadaardige gezichten bij de haard.  Splinter is er een middag alleen en hoort boven hem stommelen en Bart, weer in Nederland , maakt hetzelfde mee en beseft dat wat er in de vakantiewoning huisde, hem heeft weten te vinden. 
Het verhaal is als het ware de andere kant van wat later aan bod komt: het ideale vakantieverblijf van de familie Chabot, een blokhut in Zweden aan een meer, waar ze nu nog steeds elk jaar komen, een soort van onschuldig paradijs op aarde. Het verhaal raakt de tegenkant van alle dingen aan: zoals Bart Chabot zelf, zich heeft moeten ontworstelen aan een gewelddadige vader en Yolanda Chabot gaandeweg in het boekje tegelijkertijd de spil is van het gezin, maar ook de meest zwaarmoedige is, met ‘Binnenkamerbuien’. 
In Mamastippen-3 vertelt Yolanda over de geboorte van de oudste Sebastiaan en dat hij direct ook een boekenkastje cadeau krijgt van zijn vader bij zijn babybedje en alle andere jongens zullen dat ook krijgen. In elke bijdrage van Yolanda blijkt de gestage opvoeding van de kinderen om taal te geven aan ervaring: ze moeten al jong na een broertjes-ruzie in een opstel of een brief schrijven wat ze eraan beleeft hebben en wat hun eigen aandeel is. Zélf besluiten beide ouders om kleurrijke anekdotes toe te voegen aan schoolbeoordelingen van hun kinderen, waarop ze nooit een reactie hebben gekregen. En ook blijkt de eigenwijsheid van de familie: in plaats van zelf redenen te schrijven voor absentiebriefjes voor school, mogen de jongens dat zelf doen: er liggen al lege witte velletjes met al de handtekening eronder daarvoor klaar in een la.
Dan komt de bijdrage van Sebastiaan die ‘Hier, ergens’ heet. Magisch-realistisch, of surrealistisch, droomachtig? Heden, verleden en toekomst lopen door elkaar. Bart Chabot lijkt ietwat verward en haalt de namen van zijn zonen door elkaar, hond Bril is allang dood, maar hij lijkt dat niet te weten, Sebastiaan zit met zijn vader op een terras, dat gebeurde vroeger vaak: samen op zoek naar een column,  en ze horen de conversatie aan van twee dames waarvan de ene Hanny heet,  maar op het einde blijkt moeder Yolanda het graf van haar te hebben bezocht. Bart schrijft geen columns meer, alleen nog gedichten en komt op een mooie dichtregel: ‘Ik keek naar de zee, die licht sliep, en zag de ademhaling van de dood.’

…En zo zou ik het hele boekje langs kunnen gaan. Elke bijdrage is een facet dat ertoe doet. In totaal 28.000 woorden, zoals Bart Chabot dat zonder dat zelf door te hebben, herhaalt: dat  mag het boekenweekgeschenk hebben, binnen die woorden moet het gebeuren. En voor mij gebeurt het en is het niet een ‘saaie lieve chaos’ zoals Trouw kopt, refererend aan de bijdrage van Maurits Chabot, die ‘lieve chaos’ heet. Of zoals NRC meldt: ‘ Een particuliere sfeer als van een Sinterklaasgedicht (…) en waarvoor ze zelf toch het dankbaarste publiek zijn.’
Het lijkt mij de fout die ook bij de boeken van Connie Palmen wordt gemaakt: omdat het aan de oppervlakte gaat over het leven van de schrijver zelf, zoals bijvoorbeeld in I.M. wordt over het hoofd gezien, dat de vorm slechts het voertuig is voor de inhoud. 
‘Gezinsverpakking’ raakt aan alle grote thema’s van het leven met sterfelijkheid als de as waaromheen alles draait. Maar het gaat ook over de omgang met elkaar: afstand én nabijheid; elkaar werkelijk zien én elkaar met rust kunnen laten als onmisbare bouwstenen van echt contact. Warmte en humor als cement. Ja, het gaat óók over uiteindelijk een gelukkig gezin en het is een cliché dat alleen ongeluk echte literatuur zou kunnen voortbrengen, blijkt nu.
Hond Bril gaat dood, op het einde. Er is al een gat in het gezin geslagen. Yolanda denkt dat zij de volgende zal zijn. Zij dácht dat het uitlaten van de hond uiteindelijk een bijkomende taak voor haar zou worden. Maar zo is het niet gegaan en nu gaat wandelen haar niet makkelijk meer af. Haar mannen lopen nog steeds het rondje, dat ze met hond Bril wandelden. De laatste zinnen in het boekje zijn: ‘ De doodenkele keer dat Bril en ik samen de deur uit gingen, sjokten we als twee oude dames door het bospark. En nu, als de mannen samen op pad gaan, zijn we samen thuis.
De omslagtekeningen zijn van Marlene Dumas. Een mooie cadeauverpakking van deze Gezinsverpakking.

vrijdag 15 maart 2024

Heel Drukke Doe-Week


 Terug in mijn boshuisje na een drukke, héél drukke doe-week rondom mijn stadshuis. In telegramstijl, voor mijn eigen geheugenarchief: constateren dat er nog steeds een klein aantal mussen in mijn bamboe conclaaf houden en met ‘de regelmatige logé’ in overleg over het reilen en zeilen in tuin en huis. 25-jarig jubileum van de boekenclub swingend gevierd in de Theaterkerk in Bemmel. De kerk omgebouwd tot cultureel hart van het dorp; slechte muziekinstallatie, maar wel gezellig publiek, alle leeftijden, allerlei soorten, maar wel helemaal wit, merkte B. op. Dat werd de volgende dag gecompenseerd in de stad, waar ik keek naar het afdansen van cursisten Salsa, aldaar. 

Voor het eerst gewandeld in Amsterdam in alleen maar de regen. Op en af door steegjes, over bruggetjes en langs de kanalen. Wat een wonderstad, toch ook, dacht ik: al die geveltjes, alles aanéén gebouwd in het water in een versimpeld spinnenweb van Herengracht-Prinsengracht-Keizersgracht; het blijft mijn favoriete stad, alleen is New York nu helemaal bovenaan de lijst beland en schuift Venetië nu dus op naar de derde plaats.

Naar de tentoonstelling van Frans Hals in het Rijksmuseum. Pas de volgende dag in een boekhandel in Nijmegen door de waarneming van Benjamin Moser in The Upside Down World, over de Hollandse schilders, viel er een soort van kwartje: Frans Hals is zijn leven lang straatarm geweest. Zijn affiniteit lag bij gewone mensen, ook geestelijk gehandicapt, zoals een eigen kind van hem. Hij was tegelijk een meester in de groepsportretten, maar wist deze stuk voor stuk in hun interactie een plek te geven in de bubbel waarin zij zich bevonden. De bijna messen-gooiende man op een jachttafereel was mij al opgevallen. In de portrettering van rijke stellen wist hij door hun houding waarin hij ze vastlegde, iets van hun karakter en onderlinge verhouding te vertellen. Zoals zelfverzekerdheid door de hand in de zij te leggen.
Daarna naar de tentoonstelling Painting as a Last Resort in het Van Goghmuseum van de Canadees Matthew Wong, die zichzelf als een geestverwant zag van Vincent. Ook hij heeft een einde aan zijn leven gemaakt. Ik zag zijn Chinese wortels in het afbeelden van één mens temidden van overweldigende natuur.


Ik voelde zijn eenzaamheid temidden van al zijn schildersexperimenten omtrent kleur, patronen, het opbrengen van de verf… Ik vond het prachtig.

Mijn fiets kreeg een  jaarlijkse onderhoudsbeurt, vroeg in de ochtend afgeleverd, daarna door naar Den Haag en de volgende dag wandelde ik door de ‘Geologenstrook’ om deze weer op te halen. Volop lente, volop in de zon op de ligbank waar ik jarenlang windstil in mijn blootje lag. Dat kan nu niet meer door alle tuinveranderingen en ‘een jongenman’, zoals  de woningbouwvereniging hem gemarkeerd heeft, in de  buurt. Helemaal op het einde van de dag besloot ik toch nog naar Hoenderloo te fietsen

woensdag 6 maart 2024

Natuurbeleving vroeger en nu


 Het is heerlijk om s’ochtends wakker te worden van het licht dat door de halfgeopende gordijnen schijnt. Geen grijze bewolking die de wereld donker houdt, maar licht, licht, licht, waardoor ik meteen uit bed spring. Het bos nog nevelig met een roze ondertoon… en dan komt de zon op, terwijl de vogeltjes onomkeerbaar de lente aankondigen. Dit is de reden waarom ik hier zo graag woon: die stilte, ruimte, die levende natuur om mij heen.


Gisteren kwam ik in een oude herinnering terecht. Vroeger kwam er elk jaar,  de bloemen-en plantencatalogus van Bakker, dan kon je dingen bestellen voor in de tuin. Maar dat wist ik toen niet, ik ervaarde alleen die diepe verwondering van bloemen zien, die ik nog nooit in het echt gezien had. Bestaat dat in het echt?, die vormen en kleuren en die eindeloze verscheidenheid? Waarschijnlijk stelde ik die vraag helemaal niet zo, en was het vergelijkbaar met boeken met plaatjes waar elven en kabouters in voorkwamen, rood met witte paddenstoelen als hun huisjes, elvenbankjes om te zitten, eikeldopjes als hoedjes, enzovoort. 
Ik weet niet of en hoeveel Moeder bestelde uit die catalogus. Ik herinner mij geen bloeiende rozenstruiken in de tuin, die waren er wel bij Oma, die het voorste deel van haar achtertuin vol grote rozenstruiken kweekte. Die zware en weeïge geur…Moeder heeft in de nieuwe achtertuin wel een soort van paradijsje willen maken. Wij woonden in een nieuwbouwwijk en mijn ouders besloten het huis ernaast ook te kopen. Dus twee achtertuinen, van elkaar gescheiden door een breed stenen pad in de diepte, die naar de kelders leidde, moest één tuin worden. Er kwam een tuinarchitect aan te pas. De hele tuin werd opgehoogd, er kwam een pergola over de breedte van de twee huizen, aan de ene kant kwam een grote vijverbak waar grote goudvissen en goudwindes in zwommen, aan de andere kant in laag water, naast de grote planten- en bloemenbak, die nu een overkapping vormde boven de twee kelders, zwommen kleine waterschildpadjes…er was borrelend water en een watervalletje en een fontein. Onder in de tuin kwamen er schommels, een pad met ongelijke klimpaaltjes, boomstronken als het ware, en er was een ‘hol’; als een soort van iglo, een overdekte zandbak, waar zij zich voorstelde dat haar kinderen daar weg konden dromen. Op het zitterras boven visualiseerde ze een grote bloeiende blauwe regen.
Een paradijsje dus, maar de praktijk was anders. De blauwe regen groeide zó langzaam dat ik die nooit heb zien bloeien, het ‘Hol’ werd een kattenbak voor de poezen uit de buurt, de waterschildpadjes overleefden, misschien de eerste winter al niet…
Waarschijnlijk dacht Moeder aan een tuin in de tropen, of aan de tuin in de bergen, waar haar familie in Surabaya een huis had. Die herinnering kwam terug: dat ik ook met haar in die bloemen- en plantencatalogus bladerde en zij vol heimwee sprak over dat huis in de bergen. Zou deze catalogus ook in de koloniale tijd in Indonesië hebben gecirculeerd, konden mensen dan bollen bestellen die over de zee dan ook bij hen arriveerden? Was Engkong, mijn grootvader, zo bemiddeld dat hij ook bloemen en planten kon bestellen? Wél dus, wat er in Surabaya zelf te koop was. 
Zelf haalde ze in het voorjaar ook karrevrachten bloemen en plantjes naar huis. Er waren nog geen tuincentra, zoals nu, waar iedereen nu een uitje van maakt, met drink-en eetgelegenheid en een speeltuintje voor de kinderen. Er was één tuincentrum, waar ook de tuinarchitect woonde, iets buiten de stad. 
Mijn voorkeur voor bloemenpatronen moet wel uit deze kindertijd stammen. Ik weet nog dat ik het minder intrigerend vond, toen de getekende catalogus veranderde in een foto-catalogus. Eerder ging ik ook met regelmaat naar tuincentra en in mijn pubertijd dwaalde ik graag in de grote kas van de bloemist bij ons in de buurt. Zoals nu in Burgers Bush: het was er ook in de winter heerlijk warm. 
Tegenwoordig doe ik dat niet meer: alles vol vroegbloeiende voorjaarsplanten zetten om de lente dichterbij te halen en in de herfst chrysanten, want nu weet ik hoeveel gif en kaswarmte ervoor nodig is, om dit zo op te kweken, buiten de seizoenen om. Héél milieuonvriendelijk…Je koopt als het ware onnatuurlijke natuurbeleving. Daarom geniet ik nu extra van wat er nú te zien is. De primula’s kocht ik vorig jaar, als kleine groene stekjes. Deze hebben de winter dus overleefd, die anderen die al vol bloemen waren, niet. En de narcisjes hebben zichzelf vermeerderd, uit één bloempotje. 


dinsdag 5 maart 2024

Florian Krewer


Altijd enerverend wanneer beeldtaal rechtstreeks tot je spreekt en je bij de lurven grijpt. Dat gebeurde mij vanochtend bij lezing van een artikel in Kunstforum, over Florian Krewer, geboren in Duitsland in 1986. Ik lees het op de iPad, dus dan scroll je naar beneden. Dus ik zag eerst één afbeelding, de jongen met de krokodillen, en dan langzamerhand de andere. Onderwijl lezend dat hij zich niet in een hokje wil laten plaatsen, en ja, er verschijnen dieren in zijn schilderijen, en soms weet hij wel wat zijn persoonlijke associatie ermee is, maar hij wil het vermijden dat ze metaforen worden. Liefst wil hij niet gaan interpreteren waarom en hoe. Eigenlijk vind ik wat ik dan lees niet meer zo van belang, dat wérk komt binnen. De kleuren. De speelsheid, gemengd met…geweld? Of is het eerder: intensiteit, die ook vertelt over de afgronden in het leven? Weet ik veel…


Wel leuk om te lezen dat hij sinds 2020 in New York woont en dan zie ik, op zoek naar meer afbeeldingen, dat motief ook terug. Hij woont in de Bronx, dat bevalt hem goed, al is hij zich wel bewust dat er in de culturen aldaar ook machismo is en hij is alert of en hoe hij zijn vrouwelijke kanten kan tonen. Maar hij gedijt het beste in een omgeving waar niet alles zomaar vanzelfsprekend is.


Ik had de associatie al gelegd met het werk van Maria Lassnig; ook zij gebruikte vaak felle en zoete kleuren, de personen refereren aan de kunstenaar zelf, bij haar een vrouw, bij hem een man, ze worden soms wat stripfiguurachtig, ze verwijzen naar een binnenwereld waar veel gebeurd…en ja, grappig, de interviewer vraagt voorts of hij zelf ook een connectie ziet.
Ik hoop dat ik zijn werk ooit in het echt kan bekijken, zijn naam heb ik nu in ieder geval toegevoegd aan dit blog; mijn geheugenarchief.


zondag 3 maart 2024

Boshuisjes ervaring


 Gedenkwaardig: weer voor het eerst buiten in de zon gelezen, het bos zingt van de lente en s’avonds een schitterende sterrenhemel. De avond ervoor voor het eerst de 2,5 km van de bus terug naar boshuisje in het donker. Ik vond het een beetje spannend hoe ik dat zou ervaren, voelt dat dan toch als een beetje eng? Zo was het niet. Het fietspad gaf een soort van licht lint en het is niet aardedonker: de silhouetten van de zwarte bomen blijven zich aftekenen tegen de lucht.
Fijn om dat nu te weten. Tot nu toe was ik voor het echte donker weer thuis, maar nu ga ik daar wat minder rekening mee houden.
Ik had een zaklantaarn mee, maar die heb ik niet gebruikt, zo wennen je ogen aan het donker. Ook geen dierengeluiden om mij heen, daar was ik het meeste op gespitst, want ik verwacht geen enge mannen achter struiken, midden in het bos.
 Als ik s’avonds buiten sta hoor ik nog weleens blaffen in de verte, dat schijnen herten te zijn. En het huilen van wolven, neem ik aan, zijn ook weleens een traktatie. Er moeten véél everzwijnen rondscharrelen, dat zie ik aan de vele verse omgewoelde aarde en na sneeuwval blijf ik de sporen van een vos zien, vlak langs mijn huisje. En elke dag blijf ik in conversatie met het Bosmuisje. Ik dacht even dat ik de toegang naar binnen voorgoed gebarricadeerd had door gaas van een oud muskietennet te spannen onder de luchtroosters, maar dat heeft niet gewerkt. Het Bosmuisje zoú natuurlijk gewoon onder mijn huisje kunnen wonen, dan zou het nú eventueel niet het bos meer in kunnen…Het blijft speculatie.
Verder vind ik het verwonderlijk hoe weinig mensen er gebruik maken van hun ‘recreatie-object’, zo heet dat in het vak-jargon, geloof ik. Ik zie hier nauwelijks mensen. Pas geleden klopte een buurvrouw van even verder, op de ruiten, met een halve zak vol warme kibbeling en saus; ze had over. Ik hoefde ineens niet meer warm te koken.

zaterdag 2 maart 2024