maandag 22 april 2024

Ammerzoden

Het lukte anderen om op het laatste nippertje een Bed&Breakfast te vinden. ‘In Hedel-Ammerzoden, zoek maar op waar het ligt’, niemand had er nog ooit van gehoord. Vlakbij de B&B bleek een mooi, goed onderhouden kasteel te liggen, waar prinses Margriet het afgelopen weekend nog iets had geopend: de gerestaureerde kelder en kerker, zo vertelde de B&B gastvrouw, die de volgende dag ook nog de verjaardag van haar man had. Samen zouden ze naar de film gaan in DenBosch met de bus, de halte ligt pal aan de straat. Dát is fijn, natuur en stad zo dichtbij elkaar.
De laatste bus was rond elf uur s’avonds, helemaal oké als je al op leeftijd bent, toch? Dat beaamden we allemaal, wij waren ook al op leeftijd…een gespreksthema dat op meerdere wijzen aan bod zou komen.


In het kasteel begon een vriendelijke man uit zichzelf met iets van een rondleiding en toen viel er een kwartje: het woord Ammerzoden had mij wél bekend in de oren geklonken, maar ik wist niet vanwaar en hoe. Het bleek dat dit kasteel ook lange tijd een klooster was geweest: van de Clarissen. Ineens hoorde ik er een van de oudsten over vertellen. 
Er was in een hoekje een  bedje en de afmeting van de cel nagebouwd, héél klein. In tegenstelling tot de gigantische kapel die ooit aan het kasteel was gebouwd, maar die in de tweede wereldoorlog vernield was. 
De B&B eigenares had al verteld hoe apart dit gebied van de Bommelerwaard was. De oorspronkelijke Maas had eerst een extra bocht van bijna drie kwart cirkel,  en aan de ene van de oever was men katholiek, terwijl op de andere oever men protestant was. Later is de rivier verlegt. Nog steeds zie je dus in Ammerzoden, katholiek, kerk en kroeg vlakbij elkaar, terwijl dat in Hedel, dat er nu aan grenst niet het geval is. 
In het kasteel zelf was er ooit ook een huiskapel. Daar mochten de vrouwen niet in, zij keken en luisterden vanuit een luik in hun vrouwenvertrek mee. Vreselijk toch, die aloude dominantie en waan van superioriteit van mannen in de godsdienst…voor een theologenclubje blijft zoiets wel een onderwerp van gesprek, terwijl ik ook mensen ken die dit volstrekt niet meer interessant vinden: honend is dan de toonsoort. Wie daar nog mee bezig is loopt achter en leeft in de middeleeuwen, alles daaromtrent is volstrekt achterhaald.


De volgende ochtend nog een wandeling langs de Maas en op een terras met de ruggen tegen een schot, of was het een verhoogde bloembak nog zonder bloemen?,  windstil zitten zonnen.

Flikkerbaan is kunst in Sonsbeekpark


Het was zonniger weer dan er was voorspeld, dus ik besloot stante pede in de bus om uit te stappen: op de Apeldoornseweg bij de oude hoofdingang van het Sonsbeekpark. Ik fiets met enige regelmaat aan de onderkant van het park van mijn boshuisje naar de stad en terug. Ik kon mij niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst in de bovenkant van het park was. 
Er begon wel iets te dagen: was het niet hier dat op één van de kunsttentoonstellingen van Sonsbeek, iemand er een ‘homo-ontmoetingsplaats’ had gecreëerd?  Indertijd vond ik het een beetje maf: je kon toen wandelen tussen wat bomen en markeringen met touwen en paaltjes hoe het eruit moest gaan zien. Nou, dat zou nog eeuwen duren, eer er beschutte plekken waren, waar het goed en prettig toeven was. 
Met detective-ogen scande ik de omgeving en ja, het is zover 31 jaar later; ik vond het gebiedje. Binnenin lieten witte papieren zakdoekjes op de grond mij zien, dat het actief in gebruik is. En ik zag hoe makkelijk het was om dit voor het ingewijde oog aan te wijzen. Naast de witte Sonsbeekvilla ligt een man van witte kunststof die kijkt in de richting waar je moet wezen. Er staan enige donkere dennenbomen bij elkaar in het gras en daartegenover markeren twee bomen de ingang en daarachter is er nu een groen en best sfeervol gebiedje alwaar je fijn je gang kunt gaan. Hoe oud zouden deze struiken en nog jonge bomen zijn? Hoe lang geleden was het dat ik hier best sceptisch over was?


Het moet de versie van Sonsbeek 1993 zijn geweest. Ik lees nu dat de curator Valary Smith voor het eerst de kunst wilde laten communiceren met de omgeving. Daarom had het logo drie cirkels: die van het museum, de stad eromheen en de omgeving daaromheen. Kunst zou ook een sociale functie kunnen hebben, esthetiek en betekenis die overal te ervaren is. Eén van de spraakmakende installaties was van Marc Quinn, die ik mij nog goed herinner: midden is de stad bij de koepelkerk stond een naakte man in een hokje, terwijl er kleurige vloeistof door het glas heen droop. In de volksmond werd dit: de pisser. Hij werd beklad en men sprak er schande van: de piemel van een man zo dichtbij een kerk.
Het concept van de tentoonstelling werd indertijd kritisch ontvangen, maar is in de loop van de tijd baanbrekend en toonaangevend gebleken.
Tom Burr is degene die deze homo-ontmoetingsplaats creëerde vlakbij de al bestaande ‘flikkerbaan’: Zo, dat is een woord dat ik allang niet meer ben tegengekomen. Het was de opgave om deze nieuwe plek zó te maken, dat deze de bestaande, geheime, ‘gevaarlijke’ plek niet aan het daglicht bloot zou stellen. Dit soort activiteiten waren in die tijd nog helemaal clandestien. Het was een deel van een groter project: want vlakbij, in het gras van park Sonsbeek maakte hij een grote bak met daarin een maquette van de Ramble: de flikkerbaan in Central Park in New York. 
Ik realiseer mij dat hier, indertijd, in 1993, waarschijnlijk het zaadje is gepland voor mijn blijvende belangstelling in de kunsten en de interesse wat kunst kan betekenen.

donderdag 18 april 2024

Groei

Omdat ik aanstaande zomer,  en ervoor, nogal veel weg ben, besloot ik om geen zaadjes op te kweken. Voor mij niks anders dan een meditatieve bezigheid, zoiets héél anders dan werkelijk een moestuin elk jaar weer vanuit de kale grond op tuigen en daar ook in de winter van kunnen eten. Wel fijn om jaarlijks enige weken ofzo op zo’n tuin te kunnen passen. 
Maar goed, géén groei voor je neus zien, dus, dacht ik. Totdat de buurvrouw kwam met kweekbakjes die ze met de bingo had gewonnen: ‘echt iets voor jou’ …Uit de paprika en aardbei is niks gekomen, maar wel uit de cherrytomaten-zaadjes. Gisteren heb ik ze in de relatieve koude allemaal een eigen potje gegeven. Tot mijn schrik gingen ze allemaal, weer binnen, helemaal slap hangen. En toen heb ik ze weer ondersteunt met kartonnen stroken. Ze lijken het gered te hebben, maar nu sta ik dan al weer voor een dilemma: zal ik ze nú water geven, omdat ik weer drie dagen weg ga? Of zouden ze het uithouden zo, en verzuip ik ze anders?…


Enfin. Het is de kern van Leven: bezig zijn met groei, verandering en verval…Vandaag is het de verjaardag van Broer die alweer enkele jaren niet meer op de aarde is. Van intens dagelijks aan hem denken verandert dat dan…en dan gebeurt het weer aan je dat hij op de één of andere wijze regelmatig weer dichtbij je aanwezig is. Zo vreemd en ook zo imperfect is het leven zelf…Toen hij nog leefde was er een lange periode dat we elkaar niet konden bereiken. Zoiets wil je niet, maar je bent onmachtig om dat zelf te veranderen. En toch blijft dit altijd, ook nu nog bij alle onbereikbare levenden; die lieve kleine bloemetjes: Vergeet-Mij-Nietjes. Ik zelf vergeet niemand nooit. Er zijn best wel wat mensen die ik niet meer zie, maar die ik eigenlijk altijd wel meedraag in mijn hart.

Op de eerste verjaardag dat Broer er niet meer was, heb ik de hele dag doorgebracht op ‘De Eeuwige Jachtvelden’, zoals ik dat gebiedje in de Hoge Veluwe ben gaan noemen. Altijd als ik daar nu fiets is er die ene boom die voor mij van hem is. Op weg naar Apeldoorn midden in de velden, is er nog zo’n boom. Bomen groeien langzaam en velen waren er voor jouw eigen bestaan en zullen mij ook overleven. 

woensdag 17 april 2024

Nederlandse met een tintje?

Ik heb mijn hele kindertijd op een tijgervel gelegen. Het was het pronkstuk midden in de huiskamer, met de bank en andere stoelen eromheen. Gekregen van een Indonesische ‘oom’, geen bloedband, die volgens het verhaal deze eigenhandig had afgeschoten in het oerwoud. Ik lag graag oog in oog, keek naar de scherpe tanden en verbeeldde mij met groot gemak hoe deze tussen het groen, de lianen, de palmbomen, het tropisch woud sloop. Door de jaren heen werd de dikke vacht kaler en kaler en toen ik er al lang niet meer regelmatig op lag, want te oud, kwam de vraag, dat het misschien toch eigenlijk niet meer kon: zo’n tijger in huis?…
Deze herinnering kwam weer boven door het bericht dat de Javaanse tijger waarschijnlijk nu is uitgestorven. De laatste serieuze zoektocht dateert van 1999-2000. Toen kamden biologen een jaar lang de Javaanse bossen uit. Er waren 35 camera’s in het oorspronkelijke leefgebied neergezet en op géén ervan was de tijger te zien.Het criterium is, dat wanneer er na dertig jaar geen enkele waarneming  meer is en daar gepubliceerd over is, men dan het dier officieel uitgestorven acht. Dat duurt nu dus nog zes jaar.

Ik dacht weer sterk aan de tijger, toen ik in 2020 de laatste keer vroeg in de ochtend naar het dorp aan de andere kant van de heuvel wandelde, op Bali. Een stukje ging langs ‘oerwoudgebied’ grenzend aan een groot tempelcomplex, waar ik meerdere vieringen had meegemaakt. De Barong, één van de mythische wezens, heeft dezelfde grote bolle ogen als de tijger. De geur van de aarde, dat intense groen en er stonden ergens wat runderen ‘op stal’. Ik vroeg mij af of zij dezelfde vrijheid proefden als mijn tijger die door het oerwoud had geslopen. Ze zouden toch niet altijd onder die krappe omheining staan?

Ik vraag mij af in welke mate zo’n kinderbeleving en alle verhalen over Indonesië mij minder Nederlands maken dan dat Habtamu de Hoop een echte Fries is. Hij is met acht maanden geadopteerd door een Fries stel, een nog ‘schone lei’ en alles wat zijn geest en identiteit gevormd heeft,  zijn de Friese verhalen van zijn ouders, geen enkel iets over Ethiopië waar hij geboren is.
 Ik ben hier geboren, maar ben ook gevormd door de sentimenten, belevingen van ouders, die elk op een eigen wijze Indonesië niet los hebben gelaten. Ik dacht aan deze waterverf tekeningen van Abel Rodriguez uit Colombia. Het land heeft een enorme biodiversiteit; bergketens, stromende rivieren etc, maar wordt bedreigd door ontbossing, mijnbouw en grote watercentrales. Door zijn oom is hij ingewijd in de kennis van het inheemse bos en alle dieren die er leefden. Nu is hij verdreven uit het oerwoud door de FARC en is hij uit heimwee gaan schilderen. Toen ik zijn werk bekeek, werd ik bevangen met die mengeling van gevoelens: dat iets tegelijk veraf en onbereikbaar lijkt en tóch heel dichtbij is. Als een soort onderstroom die jou ook voedt.

In welke mate is dat lichtgroene van het Veluwse bos waar ik mij nu in bevindt, mij hier thuis voelen, de verrukking ervan, eigenlijk een echo van de verhalen van mijn moeder? Over dat intense groen in Indonesië, dat in Nederland nooit te zien was? Dat klopte toen, we woonden in de stad, ik zag nooit doorlopend, eindeloos groen.
Op Bali kon ik mij met groot gemak voorstellen dat ik daar zou wonen en heel tevreden zou kunnen zijn met een leven van werken in de sawahvelden en/ of in de toeristenindustrie en tegelijk dagelijks de offeranden brengen, met de fragipanibloem tussen de gevouwen handen, elke ochtend een rondgang maken langs de beelden in het oude familiecomplex, en deze besprenkelen met water en een wierrookstokje aansteken. Héél arm op Bali zijn, is wel weer een ander verhaal…
Ik liep er onzichtbaar rond in Sarong en Kabaya,  maakte er de tempelfeesten en de hanengevechten mee, de optochten door de dorpen. Geen mens vermoedde ‘een indringer’, een Nederlandse.

dinsdag 16 april 2024

Liedjes van onrust en groei (Biënnale-Israël/Europapa)

 Ik vind het wel een goede actie. Op de Biënnale van Venetië die 20 April opent, maar vandaag al journalisten te woord staat, heeft Ruth Patir, de kunstenaar, en andere deelnemende beginnende kunstenaars, samen met hun conservatoren, die het paviljoen van Israël verzorgen, besloten om het dicht te houden. Totdat Israël en Hamas een definitief Staakt-de-Vuren hebben. ‘I hate it. But I think it is important’ zegt ze hierover. Dit is besloten zonder verder overleg met de regering van Israël, die de helft van alle kosten op zich heeft genomen.
De tentoonstelling is al helemaal ingericht. Het is nog wel mogelijk om door het glas naar binnen te kijken en een video te zien. Gemaakt met de computer: bewegende animatie van oude vruchtbaarheidsbeeldjes, die ook huilen. Heel recent werk, ook ingegeven natuurlijk door de oorlog.
 Dit niet-openen wijst constant de vinger op de zere plek, nog eens versterkt door de titel van de installatie: Motherland . Het levert ook een andersoortig aandacht op: psychologisch gezien zal je nu zéker stil blijven staan, terwijl door de overmaat aan aanbod het anders ook goed mogelijk is dat je snel door een paviljoen loopt, weet ik uit ervaring. Als iets wat je ziet je dan ráákt, pas dan blijf je er langer. 
De Biënnale duurt tot in November en daarmee is er dus een half jaar een directe focus bij een internationaal publiek en een ander geluid uit Israël zelf,  dan al die gewelddadige oorlogslust van de overheid.


Net als bij de Biënnale gaan er ook bij het Songfestival stemmen op dat Israël niet mee mag doen, of anders…? En nu is er dus het directe verzoek aan Joost Klein van 250 ‘kunstenaars’, waaronder enige bekenden, de rest staan alleen met de voornaam erbij. Ik vind het een beetje flauw. Om alle verantwoordelijkheid nú, een maand ervoor, te personaliseren en dat grotendeels dus ook nog half anoniem te doen. De finale van het Eurovisie Songfestival is één rollercoaster die één avond duurt en daarna al gauw weer vergeten is. En dan van een artiest vragen, wiens jongensdroom het is om daar op te treden , dat niét te doen, is ook de verantwoordelijkheid op één, in dit geval, twee puntige blauwe schouders laden. 
Ik vind het een geweldig liedje, dat in zichzelf ook al een twist heeft en de eenduidigheid van alles onderuit haalt.


Ondertussen is het hier een afwisseling van donkere luchten, terwijl de regen op het dak roffelt. Even naar buiten om de verfomfaaide tulpen in beeld te brengen. Ik vind tulpen in álle fasen van de groei aantrekkelijk om te zien. Van strak op de stelen tot half uitgevallen, slap en slordig.


En verder is het een symphonie van afwisselende kleuren groen. Het héél af en toe doorbrekend zonlicht door het jonge berkenblad aan de horizon is vrolijk en fel. Het donkergroen van de dennenbomen geeft tegenwicht. De Gingko Biloba, ooit als klein stekje gekregen en overgeplant vanuit mijn stadstuin,  toont nu ook weer haar grappige blad.

maandag 15 april 2024

Bijenwas, boerderijdieren, bos.

 In het dorpshuis in Horst op de tentoonstelling Kom Mar Kieke hing er die gemoedelijke  sfeer die ik maar al te goed vanuit het wijkcentrum ken. Leuk gesprekje met Ingrid Claessen, één van de professionele kunstenaars en mij aansprak met: ‘Ben jij bekend met dit materiaal?’ Ik begreep haar vraag eerst niet, want ik dacht dat ik naar olieverf keek. Maar het bleek bijenwas te zijn.


‘Ik word wel vrolijk van jouw werk’, zei ik. ‘Ja, ik zelf ook’, reageerde ze. Later hoorde ik dat ze net haar man naar het verpleeghuis had gebracht, terwijl ze mij vertelde dat haar dochter de marathon van Rotterdam aan het lopen was. Zo blijft het leven vol contrasten. Ik kreeg haar broodje met salami en komkommer, want ze at geen vlees.


Het onderwerp ‘vlees’ bleek toch echt wel te leven, vertelde T mij. Enige jongeren hadden zijn boek gekocht, de lagere school kinderen waren geïntrigeerd door al die dieren die in oplopende grote hun cirkels draaiden. Die boerderijdieren hadden een toegevoegde waarde: het is zo’n moment dat je je realiseert dat je daar vroeger mee gespeeld hebt: gezellig ‘boerderijtje’, een idylle. De hele installatie zou eigenlijk regelmatig ingehuurd moeten worden: daar waar mensen over vlees, het milieu, de toekomst van Nederland praten. Ook een omzeilende beweging, het geheel proberen te ontwijken, ís een reactie die ergens na zal galmen.

Terug in het bos bleek het eikenblad uitgelopen te zijn. Weer thuis, heel fijn.

Dudok wandeling in Hilversum


Wat bijzonder, de wandeling in Hilversum langs alle gebouwen van Dudok. Op een perfecte lentedag, de bomen frisgroen en de laatste bloesem in de bomen.


Ik vind het altijd kicken: eerst 2,5 km door het bos en dan anderhalf uur later die verandering van enscenering: mensen, de stad. Oog in oog met twee, op de expositie van De Zilveren Camera 2024 in het Museum van Hilversum. ‘Vluchteling of Kat? was de titel van de winnende inzending in de categorie Story Telling.


Naast de acht gebouwen van Dudok in een rondwandeling van acht kilometer, bleek Hilversum over héél veel markante en sfeervolle gebouwen te beschikken. Veel terrassen her en der verspreid. We aten er heerlijk Thais, een tip van een stel dat in zo’n sfeervol jaren dertig huis woonde, waar L.veel van haar kindertijd in had doorgebracht, dat toevallig op de route lag. Gastvrij nodigden ze ons binnen, met nog hetzelfde lichtgroene linoleum én een print met de skyline van Oud Nijmegen in hun halletje. Dáár onder aan de StJan Commanderie woonden mijn ouders, zei ik, ‘aan de Waalkade’ , zeiden we bijna uit éėn mond. Beide hadden gestudeerd in Nijmegen en elkaar al in de introductietijd leren kennen. 
De Pierson-rellen, café’s Trianon- Het Haantje- Diogenes en dezelfde herinnering over kaasgehakt.