donderdag 30 september 2010

Twee vrienden

Onlangs zag ik de dvd Seven Years in Tibet, waar Brad Pitt als de Oostenrijkse bergbeklimmer Heinrich Harrar, de jonge Dalai Lama ontmoet in zijn klooster in Tibet.Tibet is nog onafhankelijk en de Dalai Lama groeit er in de beslotenheid van dat klooster hoog in de Himalaya op. Door een telescooplens volgt hij Brad Pitt. Zeg ik maar even voor het gemak: de film is wel geheel autobiografisch, ge baseert op de dagboeken van Harrar.

Ik haalde deze dvd te voorschijn om me weer te verhouden tot die interactie van een 'gewone buitenwereld' en de schijnbare heiligheid en het tijdloze van het klooster. Die interactie speelt zich tussen die twee mensen af, die elk een van die twee werelden vertegenwoordigen. Ik werd wel geraakt door de gewone, ongeduldige nieuwsgierigheid van de Dalai Lama naar de wereld: willen weten hoe alles werkt, wat iets betekent, wat je ermee kunt.

Ook Brad Pitt, aanvankelijk een zeer egocentrische man, die zijn hoog zwangere vrouw thuis achterlaat om die berg te kunnen gaan beklimmen, zie je langzaam zachter worden. Hij ziet in de Dalai Lama als het ware zijn eigen opgroeiende zoon, die hij echter nog nooit gezien heeft en vertelt graag en veel over de steeds moderner wordende wereld buiten Tibet. Je ziet hoe vanzelfsprekend en achteloos ze, gelijkwaardig zittend op de grond, met elkaar praten en hoe de Dalai Lama, gauw, als er andere kloosterlingen aankomen, weer hoog op zijn troon van kussens gaat zitten. Je hebt je aan te passen aan de gebruiken en aan wie men meent dat hij is: de hoog verheven nieuwe Dalai Lama.

Twee sleutelscènes tonen dan hoe verschillend de bestemming van beide is, hoezeer ze elkaar ook genaderd zijn. In de ene scène wordt de Dalai Lama bang wakker na vreselijke, en wat later blijkt voorspellende, dromen waar zijn geboortedorp verwoest wordt door het Maoïstisch leger dat in Tibet aan het op rukken is. Hij laat Harrar bij zich komen en kruipt huilend in zijn armen. In een volgende scène, vraagt de Dalai Lama dóór, over de gevoelens van Harrar voor zijn zoon.

Harrar heeft hem brieven geschreven, maar kreeg een keer een kort briefje terug: alstublieft stop ermee, ik ben je zoon niet en U niet mijn vader. Hij bekent de Dalai Lama dat hij elke dag aan zijn zoon denkt, dat hij zich zijn leven niet zonder hem kan voortstellen, ook al heeft hij hem nooit gezien. Met tranen in de ogen zegt Brad Pitt dan: 'Maar ik ben hier, mijn leven heeft me hier gebracht'...

In eerste instantie kun je nog denken: wat wijs. Accepteer het leven zoals het is. Maar de Dalai Lama zegt resoluut het omgekeerde en juist dat vertelt iets over zijn verlichte Geest. Hij zegt: Je moet je zoon gaan opzoeken. Want ik ben jouw zoon niet en ik heb jou ook nooit als mijn vader gezien. Wat je als kijker wel bijna gaat denken door de scène daarvoor.

Dus Harrar vertrekt. Van de Dalai Lama krijgt hij een muziekdoos mee en in de laatste scène zie je Harrar aanbellen bij het huis van zijn zoon. Die zit boven in zijn kamer en heeft zich verstopt en wil niet naar beneden komen. May I? ... vraagt hij aan zijn ex-vrouw. Hij sluipt naar boven en wikkelt de muziekdoos uit de doeken, windt het op, laat het Tibetaans muziekje spelen en gaat de kamer weer uit. Door een kier van de deur ziet hij met een glimlach dat zijn zoon tevoorschijn komt naar het muziekdoosje toe. Harrar vertrekt.

In de allerlaatste scene, enige jaren later, beklimt Harrar met zijn zoon voor het eerst een berg en ze bereiken samen de top. 'Goed gedaan, mijn zoon', zegt hij. De wijze waarop Harrar de moed heeft kunnen opbrengen om toch het avontuur met zijn onbekende zoon aan te gaan en hoe hij daarin allereerst glimlachend loslaat: het toont hoe de wijsheid van de jonge monnik,de Dalai Lama, de dagelijkse wereld van de emoties; het hebben, niet-hebben, willen en verlangen, verlicht heeft.

Harrar en de Dalai Lama zijn nu nog bevriend met elkaar. Het zijn deze twee stemmen in me waarvan ik wil dat ze ook in mij altijd vrienden zullen blijven, waarvan ik hoop dat deze dialoog ook in anderen gestalte krijgt.

Immense ruimte

Deze zomer las ik bijna het complete werk van Haruki Murikami, dat zich kenmerkt door een sterk bewustzijn van een hier-en-nu, dat verweven is met surreële, sprookjesachtige en sci-fi elementen. In de schaduw daarvan ging er echter een totaal ander boek mee, dat ik gisterenmiddag in het laatste nazomerzonnetje in de tuin heb uit gelezen. Het heet Verbrande Schaduwen van Kamila Shamsie (1973), geboren in Pakistan en afwisselend wonend in London en Karachi.

Dit boek omspant de tijd van 1945, na het vallen van de bom op Hiroshima, tot en met een aantal jaren na de twee vliegtuigjes die de Twin Towers doorboorden, en beschrijft drie generaties van twee families. De ene een Engelse familie geworteld in de koloniale tijd van Delhi, de familie Burton en de andere gaat over de familie van een Pakistaanse man, ooit bediende en later huisvriend bij de Burtons en de Japanse Hiroko Tanaka, een jonge vrouw die Hiroshima overleeft met een verbrande en mismaakte rug.

Het is apart om zo'n boek over een tijdspanne van enkele maanden te lezen. Het is alsof de langgerekte tijd van het lezen de leeservaring van een lange periode geschiedenis van meer dan 60 jaar intensiveert. Het boek beschrijft de tragiek van het wederzijds onbegrip dat blijvend is, hoezeer elke generatie zoekt naar intimiteit en elkaar écht verstaan. Cultuurverschillen, maatschappelijke verschillen in rang en stand, temidden van een wereld die geheel en al, drastisch verandert in die 60 jaar: oost-west, de christelijk-Arabische wereld, Karachi-New York, dit alles bepaalt de hoofdpersonages die des ondanks ook allemaal zoeken naar universele warmte en verbondenheid.

Salman Rushdie noemt Kamila Shamsie een schrijfster met grote ambities en talent en ze is in 2000 gekozen in de 'Orange's list of 21 writers for the 21 century' . Ze was genomineerd voor de Orange Prize 2009, een prestigieuze prijs voor vrouwelijke schrijvers van over de hele wereld waarbij de winnares 30.000 pond krijgt uitgereikt.

Verbrande Schaduwen is een boek dat indruk maakt omdat het je bewust maakt dat je je niet kan opsluiten in een enge wereld van land-ras-of-godsdienst-grenzen. Iedereen heeft bij zichzelf een bird-eye-vieuw te ontwikkelen, om niet hopeloos vervreemd te worden van de wereld om je heen, en daarmee dus ook van jezelf. Zowel de wereld binnenin je als de de wereld buiten je, ontvouwen en bevatten een immense ruimte en Haruki Murikami en Kamilie Shamsie berichten daarvan, ieder op een eigen wijze.

woensdag 29 september 2010

Wij willen wél

Ze hebben wel een hoog Kwik-Kwek-&-Kwak-gehalte, dacht ik toen ik vanochtend half slaperig de krant uit de brievenbus haalde en Rutten breed lachend met twee handen als zwemvliesjes omhoog, met Wilders op de achtergrond op de frontfoto zag staan. Ze hebben met zijn drietjes, net als in Duckstad, in het geheim iets heel moois in elkaar geknutseld en nu hopen ze dat Oom Dagobert en Katrien Duck het ook wat vinden. Nou nee, ze hopen niks, ze denken dat hun Uitvinding, Duckstad zal redden.

Maar oom Dagobert, Job Cohen, die reageerde in DWDD meteen alleen maar heel zuinigjes en Guus Flater (Prem de huppeldepup) die heeft het over een aanstaand bruin kabinet. Misschien dat Minnie Mouse (Claudia de Breij) nog wel ondersteunend wil zijn voor de uitvinding van de neefjes. Zij heeft de Polifinario-prijs gewonnen voor haar cabaretprogamma Hete Vrede. Eerder was daarvan een stukje vertoond, waarin zij praat met haar toekomstig kleinkind en het dan door haar heen schiet: Wilders had toch een punt indertijd.

Nu zei ze dat ze ondertussen wel blij is, dat er eindelijk een nieuw kabinet komt en dat ze ook hoopt dat het slagvaardig zal zijn. Ik ontdek bij mezelf ook iets van die gevoelens. Dat gezeur van Links, die eerst niet met elkaar wilden en er niet bij bedachten om de SP bij gesprekken uit te nodigen en in feite met een dédain zeiden: Laat rechts met Wilders het maar proberen, dat is niet goed onderzocht en al die kiezers hebben daar recht op.

Ze hoopten dat dit faliekant zou mislukken en nu dat niet zo is en Kwik, Kwek &Kwak gaandeweg dat argument hebben overgenomen: We willen recht doen aan al die ontevreden kiezers, nu worden ze er weer op aangesproken dat ze stout zijn. Die drie neefjes stralen iets van overmoedig enthousiasme uit, waardoor je gunt dat de jeugd fouten mag maken met hun ondernemingslust. Niks staat daartegenover, van geen enkele zijde.

Gisterenavond schijnen er onder de troep journalisten op het Binnenhof, grapjes gemaakt te zijn over het motto van deze waarschijnlijk aanstaande regering: 'Wen er maar aan', 'Eat this', Samen breken -Samen Bouwen', 'Saneren-Saneren-Saneren', 'Take it ot leave it'. Mij lijkt voorlopig heel toepasselijk: Wij Willen Wél. Nou nog kijken wat met name het CDA wil. Vanavond komt Ab Klink bij Pauw en Witteman. Ik ga heel scherp opletten of hij me weer over de streep kan krijgen, waarom 'wij', de rest van Nederland, die vooral een verzameling Ikken is, dit niet zou moeten willen.

dinsdag 28 september 2010

Doorgang

In een wereld waar deze week hoogst waarschijnlijk het eerste ultra rechtse kabinet aan de bevolking wordt gepresenteerd en heel wat mensen bang zijn voor toenemende verruwing, onverdraagzaamheid, vergroving en Nederlands isolement op het wereldplatform (wellicht toch een wat over de paard getild arrogante gedachte) vind ik het opvallend dat juist nu Het Koninklijk Huis een twitterpagina heeft geopend, met daarop de twitter van Bea: 'Kersttoespraak was niet tégen Twitter, maar wel vóór naastenliefde.'

Naastenliefde: de kerken kunnen daar nu niet meer over spreken, met alle machts- en seksmisbruik, die hebben het te druk met zichzelf. De christelijke partijen zijn tot op het bot verdeeld over de toekomst van Nederland. De PVV heeft de van oudsher christlijke waarden van de bekommernis voor oudjes en gehandicapten, tesamen met de bescherming voor Gevaar tot een eigen unieke boodschap weten te smeden, zo dat zij die Sociaal Demokratische boodschap nu tegen het CDA oreert in de laatste besluitvormingen omtrent de miljarden bezuinigingen.
En dan kom Bea, opgesloten in het glazen huis van haar paleis met haar Twitter: het gaat om de Naastenliefde. Ik vind dat wel lief en iets machteloos ontroerends hebben.

Zo ben ik ook heel benieuwd naar de documentaire De Leugen van Robert Oey, de man van Femke Halsema die afgelopen weekend in première is gegaan. Het gaat over de paspoort affaire van 2006 van Ayaan Hirsi Ali, waar zij beschuldigd werd door Rita Verdonk van leugens en waar het kabinet toentertijd op gevallen is, mede daar de felle bijdrage van Femke Halsema. In de documentaire zingen Verdonk, Halsema, Nawijn, en een dochter van een Afghaanse vluchtelingenfamilie die in een AZC al jaren op een verblijfsvergunning wacht, 'Waar ik ben, daar ben ik niet' en Roosbeef zingt:' Ik heb je lief. Ik loog. Leugens maken het leven mooi.'

Zingen als een doorgang om iets van het universeel menselijke achter Politica, Vluchteling, de wereld als strijdtoneel en marionettenkast, zichtbaar te maken. En een Twitter waar de Koningin van het land even piept. En Joost Zwagerman die het gisteren bij Pauw & Witteman opnam voor de PVV-stemmer. Zolang er van die doorgangetjes gemaakt worden van de ene afgesloten wereld naar een andere, komt het wellicht toch uiteindelijk helemaal goed met Nederland.

Sedaris

Ik heb een boek gelezen van de Amerikaan David Sedaris (1956) van Griekse afkomst, Van je familie moet je het hebben. Aangetrokken in de bieb door de frisse kaft en de titel wellicht: zo is het maar net, kun je met een mengeling van plezier en een zekere droefnis constateren. Bij nader inzien schoot het optreden van Aaf Brandt Corstius bij DWDD me te binnen, waar ze tezamen met de dikke culinaire journalist Johannes ten Dam verklaarde helemaal idolaat van Sedaris te zijn. Er werd toen ook een filmpje getoond. In Amerika is hij een regelrechte hit: mensen zitten schuddebuikend van de lach te luisteren wanneer hij fragmenten uit zijn dagboeken of verhalen voorleest, met zijn ietwat geaffecteerde stem.

Op zich raak ik dan wel benieuwd: hoe komt het dat iemand zo populair is, met bijna goeroeachtige vormen? Komt het omdat hij gay is, een beetje vreemd maar wel lekker, zoals in Nederland het Pim Fortuyn- en Paul de Leeuw-effect? Van Marc-Marie Huybrechts moet je hem ook lezen en voor Paulien Cornelissen werkt hij zo'n beetje als een anti depressivum: 'Als het leven stom is, dan is er gelukkig nog Sedaris, want hij vrolijkt op zonder de ellende te ontkennen.' En dat is allemaal op de kaft van het boek te lezen.

De verhalen lezen vlotjes weg en zijn geestig en herkenbaar. Gewoon het dagelijks leven met rare, drukke, eigenwijze mensen. Of het leven in een nudistenkamp. Of zijn Griekse oma Ya Ya, die naar oude lucht ruikt en en die eerst bij hen thuis komt te wonen en later in een bejaardenoord nadat zijn moeder middels een erfenisje het geld heeft om haar schoonmoeder het huis weer uit te werken. Over zijn ouders die met veel pretentie plaatselijke Kunst verzamelen, maar van de erfenis willen zijn vier zussen en broer, inclusief hijzelf, waarschijnlijk alleen maar de betonnen paddestoel die in de tuin staat.

De verhalen deden me qua stijl en dynamiek eigenlijk aan uitgerekte blogjes denken. Je ziet het zo voor je, zoals hij schrijft en in het nudistenkamp gaat hij van de verleden beschrijvende tijd ineens in het nu over: ik zit hier aan een tafeltje in mijn blote kont in de caravan!!!, je zit erbij en hebt met hem te doen. Op het einde van veel verhaaltjes onlokte mijn keel vaak de klank: Hm, hm, oke. Want ergens zijn ze ook troostrijk, die grappige, dolkomische, tragische situaties, geschreven met een vlijmscherpe blik en tegelijk met droge en milde ironie.

zaterdag 25 september 2010

Schilderles

Vanmorgen heb ik meegedaan aan een gratis proefles om te leren schilderen. Vroeger was tekenenen & schilderen mijn hobby en in de eerste klassen van de middelbare school vond de tekenlerares me dermate begaafd, dat ze me extra bijles wilde geven ten einde op zijn minst tekenlerares te kunnen worden. Maar Pa & Ma vonden dat toekomstperspectief maar niks, ik zou de laagste in de regionen van de leraarskamer zijn, dus extra les, dat ging niet door.

Tevoren, in mijn kindertijd heb ik wel in overvloed gezeten op cursussen boetseren en ook tekenen & schilderen bij de man die de vader is, van wie ik vanochtend geweest ben. Bart Elferink heet hij, zelf kunstenaar en nu al googelend spreekt zijn werk me wel aan, met name zijn thema: landschap van verlangen. Zijn vader ook kunstenaar, was erg voor de vrijheid en de intuïtie en praatte gewoon twee en een half uur alles vol, begin maar gewoon! was zijn devies. Hij is nu 87 en hij is nog steeds gedreven en actief, vertelde B.

Zijn zoon blijkt een aimabele man, die juist heel gestructureerd, stap voor stap les geeft. We mochten met houtskool aan de gang, na zelf een stilleven gemaakt te hebben. Eerst gingen we alleen de lijnen tekenen, in 4 verschillende perspectiefjes, daarna er eentje groot opzetten en na de pauze die weer eens tekenen, maar nu vanuit de vlakken licht en donker. Na elke ronde werden de ezels naar elkaar gekeerd en in een kring gebracht en besprak en becommentarieerde hij elke tekening.

Ik dacht: ik ga niet allemaal ingewikkelde dingen neerzetten: kannen en naaldhakken, kettingen en sloten, rolschaatsen, klompen enzovoort. Nee, ik wilde iets simpels: een houtblok, een klein rond vaasje en een rond dekseltje. Iets stils, dus. Maar bij de eerste bespreking, bleek ik als enige diagonale lijnen van de omgeving aangebracht te hebben en de diagonaal verwijst naar beweging en dynamiek in een tekening.

Nou zag ik zomaar meteen mijn twee intenties in het leven gestalte in een tekening nemen: eenvoud & stilte en beweging & dynamiek. Toch apart, hoe dat ik me zelf daar zo wéér op kon betrappen. Ik ga de cursus wel doen. Het is een keer in de 2 weken en als je niet kan dan mag je het in die andere week, bij de gevorderden inhalen. En nu twee weken lang oefenen, zomaar met een potloodje en overal vlakken donker en licht ontwaren.

vrijdag 24 september 2010

Erasmusgebouw

Zou het nou altijd zo zijn, dat wanneer je in een gebouw van vroeger komt, die altijd gekrompen lijkt? Eerst ooit al meegemaakt bij het weerzien van mijn kleuterschool. De herinneringen zijn er nog steeds, van grote gangen en hoge ruimten, maar ik weet dat ik het al een keer terug heb gezien: krapte en bedomptheid alom. Vanmiddag heb ik het wederom meegemaakt.

In het kader van het zoeken naar nieuwe stilteplekken én dat ik best wel op zoek wilde gaan naar Psalmschrift, een uitgave van het Titus Brandsma Instituut over de Psalmen, alwaar de nieuwe meditatiecyclus bij de Clarissen om draait, dacht ik deze twee doelen te kunnen combineren. Op naar het Erasmusgebouw, het hoogste gebouw van mijn stad, 88 m, waar het TBI nu in is gevestigd, met aan een kant mooie uitzichten op de bossen waar ik nu regelmatig kom.

Ik heb er ooit vele uren, dagen, maanden, meer dan twee jaar, doorgebracht op de verschillende bibliotheken die een hele verdieping besloegen van Nederlands naar Engels naar de Klassieken. Struinend in de oude boeken, langs hoge kasten en gedurende een dag veranderde ik mijn leesplek, meebewegend met de zon rondom het gebouw. Allengs steeg ik in het gebouw, wanneer ik weer naar een andere bibliotheek verhuisde. Het leek me wel voor herhaling vatbaar.

Aangekomen stond ik bij de liften, in mijn herinnering een druk platform van open en dicht gaande liftdeuren aan weerskanten, met mensenmassa's die werden opgeslokt en weer uitgespuwd. Het was er nu doodstil. Vrijdagmiddag..., was dat de reden? Maar het was allemaal ook zo eng en zo nauw. Misschien dat de moderne architectuur deze rechthoekige betondoos allang heeft ingehaald en ben ik het niet meer gewend.

Ik stapte in een lift en snapte er werklijk niks van. Geen liftknoppen, hoe moest ik nou naar de 15e? Gedesoriënteerd stapte ik de lift weer uit en weer in en weer uit. Gelukkig liep er een vriendelijke mevrouw langs, eindelijk een levende ziel, die me vertelde dat je het nummer buiten moest intoetsen en dan verscheen er welke letter van de lift je moest nemen. O, zeer efficiënt, nu kon het nooit meer voorkomen dat de ene lift stikvol zit en de andere zo goed als leeg, zoals vroeger het geval was. De moderne tijd had mij weer ingehaald.

Toch had het wat onbehaaglijks, zo alleen in een lift staan die helemaal uitzichzelf eerst stopte op de 9e en daarna naar de 15e ging. Daar aangekomen, ook hier niemand te bekennen, bleek de hele verdieping te bestaan uit nauwe gangen, waar gesloten deuren op uit kwamen en helemaal in het begin een zithoekje met een aanrecht en een koffie-pad-apparaat. Dat bleek op elke verdieping zo te zijn, want ik besloot met de trap af te dalen. De sfeer van de film de lift, begon me ietwat parten te spelen.

Hé, hé, beneden gekomen en geen enkele bibliotheek ontwaard te hebben, vertelde de portier aan de balie die dezelfde was gebleven als vroeger, zowel de balie als de portier, dat alle bibliotheken nu centraal waren ondergebracht. Alle oude stilteplekken zijn dus verdwenen. De grote hal in de universiteitsbibliotheek, waar vroeger de kaartenbakken met de catalogus stonden was nu een zee van tafeltjes met computers.

Wat mij puzzelt is de onmogelijkheid zo, om zomaar iets nieuws te ontdekken doordat je bijna gedachtenloos bladert en leest in boeken die je vroeger zomaar toevielen. Ik geloof er erg in dat kennis ook is opgebouwd uit toeval: de toevallige vondst, je aangetrokken voelen tot lettertype, bladspiegel, het nog écht met inkt gedrukte oude boek. Leeservaring is de sensatie van wandelen langs boekenkasten, de geur van boeken, het papier langs je vingertoppen.

Mooie dagen heb ik er beleefd. Gedurende een dag boeken om je heen verzamelend, ze 's avonds weer terugzettend, een soort stille intimiteit met anderen aan jouw leestafel, heel soms een woordenboek delend, kunnen zien wat anderen studeerden, het geluid van pennen en potloden op papier, het driftig gummen: allemaal voorbij... Deze stilteplekken komen nooit meer terug. Waar voelt de mensch hedentendage zich nog geborgen?

donderdag 23 september 2010

Randfiguur

Wat een aparte allerlaatste zomerdag was dit. Vanochtend zag ik in het ochtendlicht dagpauwvlinders, atalanta's en andere insecten buzzen en zoemen en bezig zijn in de bloeiende bolletjes van de klimop op de schuur. Vanmiddag regende het beukennootjeshulzen uit de boom bij het wijkcentrum, alwaar een tortelduif aan het snacken was, in het plantsoen richting het bos stonden paarse krokussen te bloeien en het bos zelf was vergeven van de vliegenzwammen en elfenbankjes en dergelijke.

Een beetje midden in het bos aangekomen ging ik op een bankje liggen. Rondom mij bloeiende heide, een kudde schapen en grillige bomen waarvan ik de naam ben vergeten, maar die vaak worden afgebeeld op oud Hollandse heide schilderijen. Hoe stil is mijn heide... De zon scheen, maar verdween in een streep bewolking, zodat boven de streep het toch ook weer hel oplichtte. Ik las Het dossier van John Grisham uit, zo'n pageturner die voor mij hoort bij lezen in de zon.

En toen kroop de kou vanonder de bank op mijn onderruggetje, terwijl mijn bovenkant nog behagelijk warm was. Ik voelde me een randfiguur, overal tussenin, drie seizoenen gezien op een dag en wie weet zo meteen, dan barst het onweer los en zullen we de zomer echt moeten laten gaan en fiets ik door de regen en de donder en kom ik doornat en verkild weer thuis. En dat duurt weer net zo lang, als dat een warme douche je weer rozig en wollig maakt.

Randfiguur. Het alom bekende gedicht van Neeltje Maria Min schoot me te binnen:

Mijn moeder is mijn naam vergeten...
Noem mij, bevestig mijn bestaan.
Laat mijn naam zijn als een keten,
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

En dan die laatste zin die klinkt als een wilsbesluit, maar toch eigenlijk eerder een roep vanaf de rand van het ravijn bij de afgrond is: voor wie ik lief heb, wil ik heten. Altijd maar blijven hopen dat je roep beantwoord wordt, dat er een warme douche is die op je wacht, die van jouw naam een keten maakt en je zo genoemd wordt bij je diepste naam.

Rondje boekhandelaars

Tot nu toe werden het affiche en de folders van de meditatie avonden bij de Clarissen (gemaakt door Broer en de folder is op hun website clarissen.nl ook te downloaden), verzonden naar bibliotheken, wijkcentra, kerken en aanverwante organisaties. Ik had me daar nog nooit mee bemoeid. Nu bedacht ik mij dat het wel leuk zou kunnen zijn om te kijken of de boekhandels in mijn stad genegen zouden zijn er een plaatsje voor vrij te maken.

De iets gespecialiseerde boekhandels dan maar, en gisteren maakte ik een rondje op de fiets. De eerste was de steil-christelijke boekhandel, maar die bleek zijn naam 'Pelgrim' eer aan gedaan te hebben en was vertrokken. Bij de tweede had ik enkele dagen ervoor al een balletje opgegooid en evenals toen zei deze collega meteen: ja, hoor daar hebben we wel ruimte voor. Het is een van oudsher links/marxistische academische boekhandel nu gevestigd naast het Filmhuis, hartje stad. Ze specialiseren zich nu ook in literatuur rondom en over de cinema en films die ernaast getoond worden.

De derde was de New Age boekhandel, de spiri-boekhandel. Binnen een meneer met zachte uitstraling en grote ogen die wat weifelend ja zei, nadat ik hem had uitgelegd, dat het een initiatief betrof voor meditatie en stilte, dat alweer het vierde jaar in ging, vanuit een klooster. Toen ik het affiche tevoorschijn haalde, een opborrelende bron vanuit de donkerte klaarde hij op, bekeek het en zei: 'Ik weet niet hoe lang het er zal hangen hoor'.

De vierde was de vroegere vrouwenboekhandel, maar nu ook gespecialiseerd in gay en literatuur uit niet-westerse landen. Achter de toonbank stond een vrouw met kort stekeltjeshaar die ik vaag wel van gezicht ken. Ik vroeg haar of ze affiches ophingen. 'Dat hangt ervan af, wat het is', zei ze en ze keek me met doordringende ogen aan. 'Nou, het betreft Mediteren bij de Bron vanuit een klooster hier in de buurt' 'O, nee! Dáár beginnen we niet aan!' Ik probeerde nog iets van: 'Goh, maar het is wel een hele groep vrouwen, die met elkaar leeft, en...' 'Als we alles van vrouwen hier op moesten hangen, dan is het einde zoek', interrumpeerde ze me. Heb ik het in ieder geval geprobeerd, murmelde ik nog wat na.

De vijfde was een boekhandel die op de doorgaande weg ligt naar de campus en het universiteitsterrein. Van oudsher gespecialiseerd in filosofie, theologie, bezinning. Achter de toonbank zo'n echte boekhandelaar met een brilletje in gesprek met een bedaagde academisch professortype, met een stapeltje boeken tussen hen in. Hij scande met een oogopslag de folder en zei dat er geen website op was vermeld. O, ja, dat klopt, bedacht ik, we hebben de tekst nooit meer aangepast en indertijd was hun website nog in opbouw. Het mocht er toch komen te hangen.

Ik vond het wel een grappige rondgang. Alsof je heel even allemaal verschillende werelden instapt. De macht van de boekhandelaar die een specifieke wereld voor je kan openen.

woensdag 22 september 2010

Nachtkaravaan


Gisterenavond ben ik naar de voorstelling Boheems geweest van Sara Kroos. Wat een energie, levenslust, een gigantisch scala aan mimiek, van boertig tot broos, mannelijk en vrouwelijk tegelijk, heeft zij tot haar beschikking. Een voorstelling waar zij een lans breekt voor Romantiek, Vrijheid en Moed: de drie geesten die ze oproept in een sprookjes verhaal dat tegelijk heel down-to-earth is.

Het liedje 'De Nachtkaravaan' heeft in april de Annie MG Schmidt-prijs gewonnen en de tekst daarvan is van Arthur Japin.

Ik ga vooraan
mijn nachtkaravaan
trekt verder
voorbij gezond verstand
wat een stoet!
wat een moed
kom, zwaan kleef aan
mijn prachtkaravaan
leef één nacht
alsof geen droom ooit strand.

Ik was wel geroerd door de voorstelling. Ze voltrekt een soort ritueel waar levenslust en levenslast de vollemaansnacht die het gisteren was, laat lachen.

Mening

Eergisterenavond ging ik naar een debat over de rol van religie in de ontwikkelingssamenwerking. Best een interessant thema, maar de teaser voor mij was dat Kathleen Ferrier aanwezig zou zijn. Ik was benieuwd of ze nog iets zou zeggen over haar dissidentenrol in het CDA en of ze al wist wat ze zou gaan doen. Ik had haar wel een vraag willen stellen: in welke mate speelt religie mee in haar politiek functioneren en wat vind zij nu van de C. in het CDA? Want je kunt wel over de rol ervan in het buitenland kijken, in Nederland is de vorming van een kabinet ondertussen ook een project ontwikkelingssamenwerking. Maar ze was er niet. Zeker te druk met het dubben wat haar te doen staat.

Zo´n levendig debat brengt me terug in de studententijd. Er waren allerlei figuren, jong en oud aanwezig, oude actievoerders- typen en jonge elegante meisjes met blocnoten of zelf net terug uit Pakistan, les gegeven aan meisjes die na hun 18-de het huis waarschijnlijk nauwelijks meer uit zouden komen. Had dit zin, zo vroeg ze zich af. Opvallend was dat de CDA-woordvoerster zéér voor de rol van religie was en de hoogleraar in ontwikkelingssamenwerking faliekant tegen. Het CDA lijkt iets van een identiteit te willen behouden in het kielzog van allerlei katholieke en protestante hulporganisaties.

Nog opvallender was, dat de directeur van een islamitisch hulporganisatie het genuanceerste standpunt had. Op de vraag of hij nu voor of tegen de rol van religie was bij ontwikkelingssamenwerking, zei hij dat hij daar geen ja of nee op kon antwoorden omdat het van de situatie afhankelijk was. Maar hij moest kiezen. Typisch nederlands, die hijgerige polarisatie, en toen zei hij dan maar ja , omdat kenbaar maken dat je van een islamitische hulporganisatie was, wel deuren opende in islamitische landen.

Hoogleraar zei snerend, dat het toch wel duidelijk was, dat daar waar welvaart toeneemt de rol van religie afneemt. De CDA-ster, theologe en ex/medestudent van vroeger, benadrukte dat Nederland een uitzonderinspositie heeft, wereldwijd. Alleen hier is religie en geloof geheel tot een steeds kleiner wordend privégebied terug gedrongen.

Wat leer je hier nu van? Geen idee, eigenlijk. Ik ben eigenlijk al heel lang van mening dat religie en godsdiensten in de categorie van de ´mening´ geschaard zou kunnen worden. Want een mening hebben en die met respect voor andere meningen voor het voetlicht brengen, heeft nog nooit iemand geschaad. In tegenstelling tot God en Allah in wiens naam dood en verderf de wereld is rond gegaan. Geen scholen meer op godsdienstige basis, maar open plekken waar een veelheid van meningen onderwezen wordt, is mijn mening. Geloof ik.

dinsdag 21 september 2010

Geluksrijst

Gek toch, hoe je brein werkt. Vroeger, in mijn jeugd aten we met een zekere regelmaat geluksrijst. Dat was fel gele rijst en dat heette op zijn Indonesisch: nasi koening. Het is een soort van rituele rijst: bij verjaardagen eet je het, als teken van geluk, bij een geboorte, een verhuizing, eigenlijk bij alles waar er wat te vieren is en je elkaar alle geluk van de wereld wenst.

Als kind verwonderde ik me altijd om die intens gele kleur en vroeg me ook af hoe dat toch kon. Maar ergens hoorde het geheim van die gele rijst bij het geheim van geluk: dat denk ik nu, want een antwoord daarop heb ik niet gevonden.

Nu las ik pas in het blog van L., degene die al die mooie en vaak rake plaatjes plakt in mijn blog, iets over een gele keuken. Die was geel geworden omdat ze gemorst had met koenjit. En ineens kwamen er twee categorieën in mijn brein bij elkaar: de ontrafeling van het geheim van nasi koening, Gele Rijst kwam dichterbij: koenjit kan geel kleuren, dus wie weet kun je het toevoegen aan de rijst en dan wordt die wie weet geel. Het gekke is dat ik koenjit wel als kruid kende, maar nooit bedacht had dat die geel kon kléuren, een kruid is er voor de smaak: tot zover ging de werking van mijn brein.

Nu heb ik het uitgeprobeerd en de intens gele rijst die eruit resulteerde, genoeg voor 3 dagen, geeft me nog steeds datzelfde gevoel van geluk en vrolijkheid als vroeger. Ik had een bordje eten klaar gemaakt: een groen bordje van de Hema met een witte vogel erop, de gele rijst erbij gerangschikt, donkergroene bloemetjes broccoli en dunne rechte streepjes lichtgroene snijboon, te samen met een donkerpaarse klodder pruimen-fruitchutney: wat een kleurig palet van geluk om op te eten!

Bij de eerste hap die ik tot mij nam viel er iets uit de lucht. Iets lichtgroens. Het bleek een grote krekel te zijn, die richting mijn achterdeur hipte. Vorige zomer had ik een bruinige krekel uit de berm naar mijn tuin getransporteerd, zou dit een nazaat ervan zijn? Zou die op zoek zijn naar een warm plekje om de winter te doorstaan? Ik twijfelde even of ik die toe zou laten in mijn huis om mij wellicht te verzekeren van krekelgetjirp des zomers, ook zo'n gelukmakend geluid. Maar ja, hoe nestelen krekels zich? Een krekelplaag binnen en gekrioel van insekten daaromheen?

Toch maar niet, dus. Van geluk kun je je niet verzekeren, het geheim van geluk kun je niet doorgronden. Gelukkig makend dingen om je heen kun je soms bewerkstelligen en dichter bij je brengen en dat is meer dan genoeg.

maandag 20 september 2010

Hartslag

Vanochtend was het weer prettig wakker worden, want ik ging weer naar de nieuw gemaakte stilteplek in de flat van M. Samen mediteren rondom een tekst, we zijn nu met zijn vieren, ik ken de namen van de andere twee niet eens, maar het is heel erg fijn om zo samen de week te beginnen. Want zo doen we het voortaan: elke week op de maandag, tenzij M. zelf niet kan. Vorige week stelde ik het voor, ofwel ik uitte mijn verlangen daartoe en M. stemde meteen in, want ze had het ook al gedacht deze zomer: elke week, in plaats van de aanvankelijk 1 keer in de 2 weken.

Vorige week had ik als tekst mijn eigen gemaakte Zegewens meegenomen bij de Engel van de Overgave (blogje 2 okt 2009). Ik heb die zelf overgeschreven in grote letters en op mijn prikbord gehangen, want alhoewel zelf ooit verzonnen, het is een ander verhaal om je ook altijd aan je eigen woorden te houden. De anderen vonden het mooi en dat is weer mooi meegenomen.

Vanochtend had M. een tekst van de woestijnvader Johannes Climacus en toevallig was me gisteren ook een tekst van hem op gevallen die staat in het boek De Werkende Stilte. Die stilte wordt als oorsprong gezien van de grote kloosterorden en zo'n boek, met een korte beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de belangrijkste westerse, christelijke ordes, dat had ik nog niet. De Werkende Stilte als uitgangspunt; daar sta ik ook geheel achter.

De tekst ging in de trant van: Als tijdens je gebeden plotseling een vreugde in je ontspringt of je hart wordt geraakt, let dan op. Het is je beschermengel die je bij wil staan en je gedurende de dag en de nacht begeleidt. Tja, wat is bidden? De mensch van tegenwoordig is daar tamelijk onthand bij.

Gisteren las ik daarover de volgende omschrijving, bij diezelfde Johannes Climacus: Het gebed is als de hartslag, die zich steeds herhaalt en nimmer ophoudt. Het is het kanaal waarlangs ons de genaden en de gaven van de hemel toestromen, het voedsel van de ziel, het licht dat het duister van de geest verjaagt. Het is zowel gevolg als teken van het vertrouwen dat wij stellen in God. Het is het einde van alle droefheid.

Als je nu in plaats van God gewoonweg Het Leven invult, dan is het enige wat hoeft, je eigen kanaal open te stellen. Door de stilte op te zoeken in meditatie, een wandeling, wanneer je creatief bent. Of luistert naar muziek. Of zelfvergeten danst. Of... overal waar je de droefheid achter je kan laten, kort heel kort misschien maar, door elk soortig voedsel van de ziel, waar de hartslag van het leven klopt.

Memling

Het zou niet moeten mogen, tenzij je alle boeken naar dat soort prijzen nivelleert, want ik kocht in de Slegte het prachtige plaatjesboek De portretten van MEMLING voor vijf euro. Vijf euro: een catalogus naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling die in 2005 van Madrid naar Brugge (Memlings belangrijkste werkstad) naar de Frick collection in New York heeft gereisd. Een eenmalige tentoonstelling waar de schilderijen van Memling van over de hele wereld bij een gegaard zijn.

Hans Memling was een schilder uit Brugge uit de 15e eeuw, tijdgenoot van Jan van Eijk, waarvan in Gent in een kerk het heel bijzondere Lam Gods triptiek te bewonderen is: mijn toegang indertijd tot de schilderkunst van die tijd. Ook Leonardo da Vinci is waarschijnlijk beïnvloed door Memling in zijn Mona Lisa: De wijze waarop Mona Lisa je aankijkt, met zeven-achste van haar gezicht in beeld, met een landschap op de achtergrond: dat heeft Memling uitgevonden.

Wat ook erg des Memlings is, volgens een essay in het boek, is de combinatie in de portretten van een geïdealiseerd gezicht dat tegelijkertijd een grote individualiteit uitstraalt. Ik vind ze heel mooi. Ze raken me stuk voor stuk. Het lijkt alsof de gezichten betrapt zijn in een soort weerloosheid en bewust-zijn tegelijkertijd. Ook de handen die hij er meestal bijschilderde, biddend, rustend als het ware op de lijst van het schilderij, met een bloem of een veer of een munt of een schriftrol of een gebedssnoer in de hand, lijken een eigen taal te spreken.

Nou heb ik een geheugen als een zeef, maar toen ik het boek in de schap zag liggen met de naam Memling, wist ik dat ik het in moest kijken. Nu weet ik ook weer waarom: Deze zomer zag ik in Venetie in de Galleria dell Acedemia het Portret van een jongeman voor een landschap. Zo mooi, ik heb er lang voor gestaan. De harmonie van de landschappen achter de portretten, het aparte licht dat niet helemaal van deze wereld is, typisch Memling weet ik nu.

Het brengt je in een andersoortige tijd. Een tijd die tijdloos is en waarvan je ergens weet dat dat waar al die gezichten naar kijken, hetzelfde is als waar jij naar kijkt, als je je blik op oneindig zet.

vrijdag 17 september 2010

Alzheimer

- Hé, hallo, Mirjam ! hoorde ik achter me terwijl ik tussen de schappen van Xenos stond. Het was iemand uit het wijkcentrum, die ik al zo'n 20 jaar ken. Gek eigenlijk hoe je sommige mensen langzaam oud ziet worden, zoals zij jou... De volgende dag zag ik haar bij de cursus volksdansen: 'En heb jij gisteren nog iets bij Xenos gekocht?' vroeg ik haar.

- Uuuh, Xenos? Was ik gisteren bij Xenos? O ja, daar was ik... maar ik weet echt niet meer wat ik er heb gekocht! Heb ik er iets gekocht?
- Ach ja, je geheugen... ik weet het toevallig nog zo goed omdat ik er kaarsen had gekocht en die meteen dezelfde avond heb aangestoken, maar anders...
- Nou ja, ik weet zoveel niet meer, maar ja wat maakt het uit? Ik woon toch alleen, niemand heeft er last van, ik hou het nog wel een poos zo uit hoor, zolang als het me lukt om een beetje op de been te blijven, dan is het oké toch? Ik maak me er maar niet druk om wat ik allemaal vergeet...

Toen ineens herinnerde ik me dat ze me voor de zomer verteld had, dat haar moeder gestorven was en dat die Alzheimer had en dat ze nou meedeed aan een onderzoek om te kijken of ze het zelf ook had. Slik. Dit klonk als dat ze het ook heeft, maar ik durfde haar het niet meer te vragen.
In dezelfde week kwam de voorzitster van een andere vereniging, die een bibliotheekje houdt in het wijkcentrum naar me toe.
- Zou je misschien een nieuw huurcontract voor me kunnen maken? ... Het is een rommeltje bij me thuis, ik ben het denk ik kwijtgeraakt.
Nu ken ik haar als aardig precies en systematisch netjes, dus het ging allemaal nog eens wat puzzelend door mijn gedachten. Toen kwam degene die zij als 'assistent' van het biebje beschouwt bij me op kantoor, deed de deur half dicht en fluisterde wat paniekerig:

- Sttt, ja ik wil niet dat ze me ziet, maar je moet je maar niet teveel van J. aantrekken hoor... Ze is wat in de war, ze heeft er medicijnen voor, maar het helpt niet zo. Ik doe nu alle financiën en wikkel alles af, zij heet nu bibliothecaresse, voortaan zullen we altijd met zijn tweeën zijn, dan weet je het, want ze gaat steeds meer vergeten, nu al vraagt ze soms 5 keer achter elkaar hetzelfde, maar we laten haar zo lang mogelijk haar eigen gang gaan...

Alzheimer, dus. Gisteren vroeg ze om een plastic zak, om haar computer in mee te nemen. Ik liep naar het magazijn op zoek naar een vuilniszak, ze liep achter me aan en toen vroeg ze het weer: Voor de computer, tegen de regen, ja een vuilniszak dat kon ook. Zoekende ogen, een vage onrust. Ik stond wat onhandig de huls van de nieuwe rol vuilniszakken te trekken. Ze klaarde helemaal op en hielp me het karwei te klaren, opgelucht bijna; dit was weer helemaal wie ze is: kordaat en resoluut.

Alzheimer. Er start een landelijke campagne over Alzheimer: een op de vijf Nederlanders wordt erdoor getroffen. Véél, vind ik dat. Dus ik ook misschien, ooit. In de PC Hooftstraat hangen nu allemaal gele borden met daarop: 'Dit is een muur', 'Dit is een winkel', enzovoort. Alles zul je gaan vergeten, onvoorstelbaar en uiteindelijk zul je niet meer voor je zelf kunnen zorgen.

Er lijken me twee manieren, hoe hier mee om te gaan. Ofwel het is allemaal verschrikkelijk, en dat is het ook, maar is het ook mensonwaardig? Kunnen we maar beter voortijdig een einde maken aan het leven? Of... maakt het gevoelig voor het vergaan van de tijd, voor het leven dat voortdurend aan het veranderen is, voor die vreemde kern in je die 'ik' kan zeggen, maar die tegelijkertijd zo vluchtig en ongrijpbaar is en die al je stemmingen, gevoelens en handelingen bepaalt? Een 'ik' die altijd tegelijk in het verleden en het heden leeft, er kan zoveel door je heen gaan op een dag, als je het goed en wel bekijkt.

In 'Iris', over het hele proces van de langzame aftakeling, ook Alzheimer dus, van de zeer erudiete schrijfster Iris Murdoch, geschreven door haar man John Bayley, daar lees je en zie je in de film( met mooie rollen van Kate Winslet als de jonge Iris en Judy Dench als de oude) hoe er ondanks alles toch, tot heel lang een kern aanwezig is, die onmiskenbaar 'Iris' is. Raadselachtig. Ik hoop dat ik daar zo naar kan blijven kijken. Het menselijk brein, de geest, is méér dan een machine alleen, die kapot kan gaan. Ergens blijft er Iets heel anders aanwezig.

donderdag 16 september 2010

If it be your will

Het is natuurlijk niet anders, dan dat het in je leven niet altijd zo loopt, als dat wat je verlangt. Dingen gebeuren er niet, verlangens blijven verlangens, ziekte of andere lichamelijke kwalen worden niet beter al doe je nog zo je best, je had andere dingen gewild, gehoopt, gedacht, enzovoorts.

Hoe toch om te gaan met dat leven, dat je tegelijkertijd eenmalig geschonken is, dat tegelijkertijd elk moment wéér zo kan veranderen, zoals je dat oók alweer niet gedacht had? Berusten is zo'n, akelig inactief woord. Accepteren heeft al iets positievers. Het omhelzen, dat is natuurlijk het mooist, als je dat elk moment weer kunt. Dat heeft dat liedje van Leonard Cohen, Song of Bernadette (zie blogje 27 oktober 2009, 'Omhelzing'). Het kwam weer bij me te binnen door een ander liedje van hem dat ik al de hele week in mijn hoofd heb: If it be your will, gezongen door Antony in de documentaire over Leonard Cohen I'll be your man.

Het liedje is niet eenduidig. Er zit een zoektocht naar schoonheid in. Er zit een confrontatie met het donkerste donker is. Het gaat over pijn en geen-pijn tegelijkertijd. De you in het liedje is niet gedefinieerd en dat maakt het zo aangrijpend. Het gaat over het leggen van een web van mildheid over alles heen. Het rauwe en verdrietige blijft daarin bestaan. Maar het is niet alleen. Iets in je kan je elk moment transformeren naar een andere tijd. Ergens anders... dáár... waar?... De woorden verstommen.

Dit filmpje kan niet ingesloten worden en is alleen op YouTube zelf te zien: 'If it be your will'

Herfstmaaltje

De natuur is op dit moment een rare mengelmoes met van alles. Omdat het pas laat zomer is geworden, gingen ook pas laat alle zomerbloemen bloeien, dus de berm heeft die nu nog vol op. Maar dezelfde berm heeft ook al zwammen die uit natte boomstronken stulpen, grote stinkboleten die gigantisch kunnen ontploffen als je er op gaat staan. Ik heb al vliegenzwammen gezien, maar die waren niet rood met witte stippen, mijn verrukkelijk begin van de herfst, maar bruin.

Gisterenmiddag hetzelfde fenomeen: er waren harde, koude windvlagen, maar ik lag in een windstil hoekje van mijn tuin te zonnen. Onderwijl was ik een echt herfstmaaltje aan het bereiden. Fruitchutney, van de pruimen uit de moestuin van vriend T., gemengd met een gevallen appel uit mijn eigen appelboom en wat pitloze druiven van de aanbieding bij de AH. Het recept is vrij eenvoudig: Bij het hoofbestanddeel, bij mij de pruimen dus, snij je evenveel uien. Dan zet je het geheel onder de azijn en je doet er evenveel suiker bij. Dus 1 kop azijn = 1 kop suiker. Knoflook erbij en ongeveer 2 uur laten sudderen totdat het geheel is ingedikt. Een zuurzoete geur vulde het huis. Herfstheerlijk.

Herfstheerlijk is ook een inktzwammensoepje: men loopt het plantsoen in en ontwaart in het gras witte paddestoelen in de vorm van kleine langwerpige gloeilampjes, waarbij de sporen eronder inktzwart zijn. Je plukt ze, wassen, in stukken snijden, aanbakken in de roomboter, bloem erbij, een bouillonblokje, wat versgemalen peper, paprika, wat water, even op het vuur laten, klaar.

Gisteren ook voor het eerst pompoen uit de oven klaargemaakt. Meestal maak ik er pompoensoep van, maar een soepje had ik nu al en ik had wel zin in de smaak van pompoen. Ook al zo simpel. Pompoen in stukken snijden, in een ovenschaal met een bodempje water, besprenkelen met olijfolie. Halverwege, na ongeveer 25 minuten ze nog eens insmeren met een sausje van olijfolie, honing en kaneel. Mmmmm... nog een zoet geurtje vulde het huis.

Toch een soort beginnetje van de herfst, al wil ik er nog niet aan. Op de drempel tussen zomer en herfts, die weer richting een winter gaat, dat is zoals het maaltje dat ik at: zuurzoet. Toch wel een lekker smaakje.

woensdag 15 september 2010

Poce de deo

Gisteravond weer de eerste Franciscaanse leesgroep van het seizoen, ditmaal over Fioretti 21, de bloempjes van Franciscus, het verhaal van de wolf van Gubbio. Het is een van de bekendste en meest stuk gelezen verhaaltjes. Een wolf bedreigt een dorp door de inwoners te verslinden en Franciscus gaat erop af en o, wonder!, hij weet deze te temmen. Aan mij de uitdaging om toch weer eens iets anders uit het verhaaltje te halen.

Ik vroeg of men wilde kijken naar de werkwoorden en andere woorden, die enerzijds verwijzen naar een communicatiepatroon van insluiting, en aan de andere kant: die van uitsluiting. Dan blijkt het verhaaltje er stikvol van te staan. Aan de ene kant: verslinden, aanrennen met open muil, beklagen, tegen je gekant zijn, roepen, schreeuwen etc. en aan de andere kant: vol vertrouwen, zachtjes, mak, rustig, vriendelijk, knikken, voorzichtig een voorpoot geven, te doen hebben met, bek sluiten, vrede sluiten, etc.

De twee communcatiepatronen zijn een aardige spiegel voor jezelf. Welke bezig je, als je naar jezelf durft te kijken? Hoezeer is er een wolf in je, die daardoor een patroon van uitsluiting heeft ontwikkelt, waardoor je zelf een wolf wordt of van een andere een kwade wolf maakt? Maar Franciscus zegt daarover: De wolf heeft HONGER en daarom doet hij zo. Kunst dus, om naar je eigen honger te kijken, je eigen behoefte die ervoor zorgt dat je soms een patroon van uitsluiting bezigt, terwijl je eigenlijk het omgekeerde wilt.

Er kwamen weer mooie verhalen op tafel. Ik had er een stukje uit de Kleine Prins van Antoine de Saint Expury bijgelegd. Daar is geen wolf in het spel, maar een vos. Een stukje daaruit:

- Kom met me spelen, stelde het prinsje voor, ik ben zo verdrietig...
- Ik kan niet met je spelen, zei de vos. Ik ben niet tam.
- O, pardon, zei de kleine prins.
Maar bij nader inzien vroeg hij:
- Wat is dat "tam"?
- Jij komt niet uit deze buurt, zei de vos, wat zoek je hier?
- Ik zoek de mensen, zei 't prinsje. Wat betekent "tam"?
-De mensen zei de vos, hebben geweren en ze jagen. Dat is erg lastig!
Ze houden ook kippen. Dat is hun enige nut. Zoek je kippen?
- Nee, zei 't prinsje. Ik zoek vrienden. Wat betekent "tam"?
- Dat is maar al te zeer een vergeten woord, zei de vos. 't Betekent "Verbonden".

Iemand in de leesgroep zei, dat de vos kon praten, dus eigenlijk een mens was. Dat is een mooie invalshoek. Want dat betekent dat de vos ergens in zijn diepste wel weet, dat hij tam kan worden, dus zich verbinden kan met mensen: vrienden kan worden.

Ik dacht aan de kleurige grafzerk van Vader, die deze maand is opgeleverd. Het is mooi geworden. Blauwe, zeegroene golven aan de ene kant, zand en sawah kleuren aan de andere kant. Er zwemt een vis van glas. Onderaan staat zijn levensspreuk: Laat ons een poce de deo zijn. Een stukje van God; dan voel je je als een vis in het water, dan verbindt je je met anderen. De wolf in jezelf temmen, de stem van de vos kunnen horen en naar andere mensen gaan: dan word je 'een beetje van God'.

dinsdag 14 september 2010

Vleesjurk

Ik vind het toch wel kicken, die vleesjurk die Lady Gaga aan had bij de uitreiking van de MTV video awards, waar ze met liefst acht prijzen naar huis ging. Op de foto ziet het er prachtig uit: verschillende tinten rood, de rafelige randen van het beige en witte vet, de onregelmatigheid van het oppervlakte, het lééft, maar o, nee: het is Dood.

Het is dood vlees, net zoals de supermarkten en de slagers vol met afgehakte, in stukken gesneden, in blokjes, schijven, lappen, dood vlees liggen. Dat vinden we maar heel gewoon. We nemen zo'n stuk dood vlees mee naar huis, braden het in de pan en peuzelen het lekker op. Waarom is een jurk en schoenen van vlees, nu dan ineens een sensatie?

Waarschijnlijk om dat laatste woord: SENSATIE. Het komt heel dicht bij onze senses, onze zintuigen. Het doet iets met het mixen van categorieën. Een kledingstuk hoort droog aan te voelen, het hare is waarschijnlijk vochtig. Het hoort niet te ruiken, alleen naar de wolken parfum er om heen, maar hier zou een vleeslucht aanwezig kunnen zijn. Een kledingstuk heb je onder controle, je stopt het naar believen in de was en strijkt het; deze niet. Het gaat jaren mee, deze is na een avondje of zo al bedorven.

We kroelen ons hoofd niet in een lekker stukje vlees, zoals je dat wel kan doen in een pas gewassen blouse die het lichaam van een geliefde draagt zoals in dat gedicht van Herman Gorter:

Zie je ik hou van je
ik vin je zoo lief en zoo licht
je oogen zijn zoo vol licht
ik hou van je, ik hou van je

En je neus en je mond en je haar
en je oogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar ervoor

Lady Gaga bekende bang te zijn dat nou net dít niet door haar fans geaccepteerd zou worden. Waarom? Omdat ze ergens verwijst naar onze sterfelijkheid, we zijn van hetzelfde bederfelijke vlees en bloed. Het heeft iets ongemakkelijks. Zoals de kunst van de Nederlandse kunstenares Christl Rijkeboer die objecten, waaronder twee gebreide mensen, maar ook truien en broeken, maakt van menselijk haar. Het komt gewoonweg heel dicht op de huid. Ik vind het fantastisch.

maandag 13 september 2010

Vrijmetselarij

In het kader van het Open Monumenten Weekend toog ik naar een laat 19 eeuws pand aan de rand van de stad dat door de Vrijmetselaars daar is gebouwd. In Amsterdam ben ik daar ook ooit binnen geweest. Ik herinner me dat het ergens in de buurt van het Museumplein lag, een tempel die nog geheel in gebruik is. De Vrijmetselaars en Weefsters, de vrouwelijke variant, waren aanwezig onder het alziend oog, de sterrenhemel en de passer en de winkelhaak, die hun hoofdsymbool is.

Ik vond het toen ook iets engs hebben: dat hele idee dat elk mens als een ruwe steen uit een groeve komt en dat je die zelf hebt te houwen tot een perfecte kubus. Dit gaat samen met een soort idee dat je Ingewijd wordt in een exclusief Geheim en hun rituelen zijn met een soort archaïsche geheimzinnigheid omgeven. De tempelzaal boven had middeleeuwsachtige troonallure, terwijl onder, het voorhof, een heel sjieke ruimte was waar je Jan de Metselaar nou helemaal nooit in kunt visualiseren.

Engs, maar toch ook iets aantrekkelijks, vandaar mijn gang er naar toe. Maar in mijn stad bleek de Vrijmetselaarsloge niet meer in gebruik: het was een kantoorpand geworden. Mooi verbouwd, waar alle elementen van de vroegere tempel weer onder het systeemplafond en de verknoeing van de NSB die in de grote hoge zaal, verhoorkamertjes had gemaakt, tevoorschijn zijn gehaald. Er was naast het trotse architectenbureau ook een vrijmetselaar aanwezig en om 13 u was er een lezing aangekondigd. Er was aardig wat belangstelling, maar de lezing was nu een doorlopende voorstelling geworden, waar de vrijmetselaar niet te stuiten was in zijn woordenstroom.

Wat ik wel een aardige anekdote vond, zeker nu in het kader van de polarisatie van Islam en joods-christelijke waarden, was zijn verhaal over zijn visitatie aan de Loge van de Vrijmetselaars in Istanboel. Elke vrijmetselaar kan overal ter wereld zijn broeders bezoeken en deelnemen aan de 'tempelrituelen'. Hij werd in de Loge geïntroduceerd als 'een broeder uit het Westen' en dat betekende dat alle vrijmetselaars aldaar hem meteen een christelijke broeder beschouwden. Je kunt vrijmetselaar zijn en tegelijkertijd ook iets anders van nominatie.

Hij had het maar zo gelaten, want om de Nederlandse samenleving uit te gaan leggen, met alle secularisatie, het humanisme, atheïsme enzovoort, dat zou te ver reiken. In de Loge gingen toen de grote deuren weer open en de grootmeester ging weg. Hij kwam terug met een grote opengeslagen Bijbel en legde die op de al opengeslagen Koran. Dat is de Vrijmetselarij ten top, glunderde hij, het basisidee is, dat je samen de wereld opbouwt!

Vroeger waren bijna al de burgemeesters van Nijmegen ook vrijmetselaar. En andere hoge Pieten aan de Universiteit. In het geheim, want het kon je je baan kosten in het katholieke bolwerk, Vrijmetselarij was verboden. Ze schijnen elkaar te herkennen aan de soort acties die ze ondernemen. Een heel hoge landelijke politiefunktionaris is het ook en die heeft een project ontwikkeld waar Marokkaanse en Turkse en autochtone Nederlandse jongeren samen goede doelen realiseren.

Zou Job Cohen vrijmetselaar kunnen zijn, met zijn Samen-bruggenbouwidee? Maar Mat Herben van de LPF is het ook. Zou Femke Halsema een weefster kunnen zijn, met haar metafoor van Ventje Wilders die als puber op de achterbank van de auto, de hele sfeer en toon bepaalt? Je weet het niet, je weet het niet, ze lopen er meestal niet mee te koop.

Het intrigeert me wel, die vrijmetselarij. Jezelf als een bouwsteen zien is best wel construktief. Zou ik er zelf eentje kunnen worden? O, nee, dat kon niet. Als Weefster ben je ineens een lapje stof, dat is toch echt iets anders. En zo zie je maar, dat elke doctrine op zijn best een goddelijk spel is met hele rafelige randen.

zondag 12 september 2010

Leefde ik?

Gisteren in het familielandschap, Nationaal Park de Hoge Veluwe de, naar het zich laat aanzien, laatste dag van Zomer 2010 gevierd. Daar fietsten we dan, langs de bloeiende heide, door zonnige bossen, de uitgestrekte vlakten. Daar lagen we dan in het hoge graspollenriet en hadden nichtje L. en ik een villa gemaakt met een voor en achterkamer en een muurtje van riet, zoals heel vroeger ik en mijn twee broertjes een hut van takken bouwden.

Daar waren alle herinneringen weer: hoe Zusje heel vroeger met Zusje 2 en Broer uit Amsterdam moesten wegduiken in de auto onder een dekentje bij de ingang, omdat Pa en Ma een abonement hadden voor een gezin met maar twee kinderen. Hoe we met Pa, die al niet meer zo mobiel was en Ma en L. die een peutertje was, ook al eens naar de herten hadden getuurd die er op de 'wildobservatieplekken' in de avondschemering standaard verschijnen. Hoe we drie jaar geleden met de hele familie de zomer daar hebben uitgeluid, allemaal fietsend, twee zelf meegenomen peuterfietjes en Pa en Ma rondgereden in fietsbakken.

Dat eindigde met een picknick en Vader ofwel Opa deed nog een keer de kauwgom-magie, geholpen door zijn kinderen: Bazooka's rondom het monument van de wet. 'Ik zou daar wel weer kauwgom willen zoeken', mijmerde nichtje L. nu. Ik ken de versie vooral als kauwgumballenboom bij Hoenderloo met fel gekleurde kuawgumballen, Zusje kende vooral de versie van de roze Bazookakauwgum onder de bomen van de Familieplek. Zo zie je maar hoe verschillend de herinneringen kunnen zijn; elke paar jaar weer heel andere.

'Leefde ik al?' onderbrak nichtje L. het zustergesprek. Dat is toch een wonderlijke vraag, eigenlijk. Er was een tijd dat die 'ik' die nu Lisa heet er nog niet was. En er was een tijd over welke ik twijfel of Zusje er al was in mijn levendige herinneringen dat ik achterop zat bij Pa of Ma en de Broertjes voorin in zitjes zaten en we zo fietsten door de Hoge Veluwe. Waar was Zusje dan? Nou die leefde dus nog niet.

En zo gaat het leven dóór, de generaties volgen elkaar op en alles veranderd, ook in het park zelf. Ooit reed je binnen en reed je langs bijna tamme everzwijnenfamilies, maar die zijn nu geheel verdwenen. Ooit was er bos waar nichtje L. nu haar ratelslagen maakte in wat zij nu noemt de 'Kale Woestijn'. Bij de familieplek, waar ik nog zó voor me zie, dat er broodjes werden uitgepakt en verkrijgbaar waren naast de boeken op het uitgeklapte tafeltje dat de bodem was van de kattenbak van de paarse stationcar Simca en Zusje 2 in een reiswiegje in de schaduw, daar was men nu bomen aan het kappen.

Elke oude boom valt, ooit een keer. Wat zou het mooi zijn als elke boom ook weer ruimte maakt. Ruimte voor herinneringen die voor elk weer anders zijn. Ruimte voor een toekomst waar jij niet meer bij zult zijn. Leefde zij, nog? Er komt een moment dat je zelf geen antwoord meer zult kunnen geven op die vraag. Dan leef je voort in de herinneringen van anderen. En misschien zelfs zo, zoals je dat zélf niet zou herrinneren. Zo is het leven, zo leefde ik.