donderdag 30 september 2010

Twee vrienden

Onlangs zag ik de dvd Seven Years in Tibet, waar Brad Pitt als de Oostenrijkse bergbeklimmer Heinrich Harrar, de jonge Dalai Lama ontmoet in zijn klooster in Tibet.Tibet is nog onafhankelijk en de Dalai Lama groeit er in de beslotenheid van dat klooster hoog in de Himalaya op. Door een telescooplens volgt hij Brad Pitt. Zeg ik maar even voor het gemak: de film is wel geheel autobiografisch, ge baseert op de dagboeken van Harrar.

Ik haalde deze dvd te voorschijn om me weer te verhouden tot die interactie van een 'gewone buitenwereld' en de schijnbare heiligheid en het tijdloze van het klooster. Die interactie speelt zich tussen die twee mensen af, die elk een van die twee werelden vertegenwoordigen. Ik werd wel geraakt door de gewone, ongeduldige nieuwsgierigheid van de Dalai Lama naar de wereld: willen weten hoe alles werkt, wat iets betekent, wat je ermee kunt.

Ook Brad Pitt, aanvankelijk een zeer egocentrische man, die zijn hoog zwangere vrouw thuis achterlaat om die berg te kunnen gaan beklimmen, zie je langzaam zachter worden. Hij ziet in de Dalai Lama als het ware zijn eigen opgroeiende zoon, die hij echter nog nooit gezien heeft en vertelt graag en veel over de steeds moderner wordende wereld buiten Tibet. Je ziet hoe vanzelfsprekend en achteloos ze, gelijkwaardig zittend op de grond, met elkaar praten en hoe de Dalai Lama, gauw, als er andere kloosterlingen aankomen, weer hoog op zijn troon van kussens gaat zitten. Je hebt je aan te passen aan de gebruiken en aan wie men meent dat hij is: de hoog verheven nieuwe Dalai Lama.

Twee sleutelscènes tonen dan hoe verschillend de bestemming van beide is, hoezeer ze elkaar ook genaderd zijn. In de ene scène wordt de Dalai Lama bang wakker na vreselijke, en wat later blijkt voorspellende, dromen waar zijn geboortedorp verwoest wordt door het Maoïstisch leger dat in Tibet aan het op rukken is. Hij laat Harrar bij zich komen en kruipt huilend in zijn armen. In een volgende scène, vraagt de Dalai Lama dóór, over de gevoelens van Harrar voor zijn zoon.

Harrar heeft hem brieven geschreven, maar kreeg een keer een kort briefje terug: alstublieft stop ermee, ik ben je zoon niet en U niet mijn vader. Hij bekent de Dalai Lama dat hij elke dag aan zijn zoon denkt, dat hij zich zijn leven niet zonder hem kan voortstellen, ook al heeft hij hem nooit gezien. Met tranen in de ogen zegt Brad Pitt dan: 'Maar ik ben hier, mijn leven heeft me hier gebracht'...

In eerste instantie kun je nog denken: wat wijs. Accepteer het leven zoals het is. Maar de Dalai Lama zegt resoluut het omgekeerde en juist dat vertelt iets over zijn verlichte Geest. Hij zegt: Je moet je zoon gaan opzoeken. Want ik ben jouw zoon niet en ik heb jou ook nooit als mijn vader gezien. Wat je als kijker wel bijna gaat denken door de scène daarvoor.

Dus Harrar vertrekt. Van de Dalai Lama krijgt hij een muziekdoos mee en in de laatste scène zie je Harrar aanbellen bij het huis van zijn zoon. Die zit boven in zijn kamer en heeft zich verstopt en wil niet naar beneden komen. May I? ... vraagt hij aan zijn ex-vrouw. Hij sluipt naar boven en wikkelt de muziekdoos uit de doeken, windt het op, laat het Tibetaans muziekje spelen en gaat de kamer weer uit. Door een kier van de deur ziet hij met een glimlach dat zijn zoon tevoorschijn komt naar het muziekdoosje toe. Harrar vertrekt.

In de allerlaatste scene, enige jaren later, beklimt Harrar met zijn zoon voor het eerst een berg en ze bereiken samen de top. 'Goed gedaan, mijn zoon', zegt hij. De wijze waarop Harrar de moed heeft kunnen opbrengen om toch het avontuur met zijn onbekende zoon aan te gaan en hoe hij daarin allereerst glimlachend loslaat: het toont hoe de wijsheid van de jonge monnik,de Dalai Lama, de dagelijkse wereld van de emoties; het hebben, niet-hebben, willen en verlangen, verlicht heeft.

Harrar en de Dalai Lama zijn nu nog bevriend met elkaar. Het zijn deze twee stemmen in me waarvan ik wil dat ze ook in mij altijd vrienden zullen blijven, waarvan ik hoop dat deze dialoog ook in anderen gestalte krijgt.