vrijdag 24 september 2010

Erasmusgebouw

Zou het nou altijd zo zijn, dat wanneer je in een gebouw van vroeger komt, die altijd gekrompen lijkt? Eerst ooit al meegemaakt bij het weerzien van mijn kleuterschool. De herinneringen zijn er nog steeds, van grote gangen en hoge ruimten, maar ik weet dat ik het al een keer terug heb gezien: krapte en bedomptheid alom. Vanmiddag heb ik het wederom meegemaakt.

In het kader van het zoeken naar nieuwe stilteplekken én dat ik best wel op zoek wilde gaan naar Psalmschrift, een uitgave van het Titus Brandsma Instituut over de Psalmen, alwaar de nieuwe meditatiecyclus bij de Clarissen om draait, dacht ik deze twee doelen te kunnen combineren. Op naar het Erasmusgebouw, het hoogste gebouw van mijn stad, 88 m, waar het TBI nu in is gevestigd, met aan een kant mooie uitzichten op de bossen waar ik nu regelmatig kom.

Ik heb er ooit vele uren, dagen, maanden, meer dan twee jaar, doorgebracht op de verschillende bibliotheken die een hele verdieping besloegen van Nederlands naar Engels naar de Klassieken. Struinend in de oude boeken, langs hoge kasten en gedurende een dag veranderde ik mijn leesplek, meebewegend met de zon rondom het gebouw. Allengs steeg ik in het gebouw, wanneer ik weer naar een andere bibliotheek verhuisde. Het leek me wel voor herhaling vatbaar.

Aangekomen stond ik bij de liften, in mijn herinnering een druk platform van open en dicht gaande liftdeuren aan weerskanten, met mensenmassa's die werden opgeslokt en weer uitgespuwd. Het was er nu doodstil. Vrijdagmiddag..., was dat de reden? Maar het was allemaal ook zo eng en zo nauw. Misschien dat de moderne architectuur deze rechthoekige betondoos allang heeft ingehaald en ben ik het niet meer gewend.

Ik stapte in een lift en snapte er werklijk niks van. Geen liftknoppen, hoe moest ik nou naar de 15e? Gedesoriënteerd stapte ik de lift weer uit en weer in en weer uit. Gelukkig liep er een vriendelijke mevrouw langs, eindelijk een levende ziel, die me vertelde dat je het nummer buiten moest intoetsen en dan verscheen er welke letter van de lift je moest nemen. O, zeer efficiënt, nu kon het nooit meer voorkomen dat de ene lift stikvol zit en de andere zo goed als leeg, zoals vroeger het geval was. De moderne tijd had mij weer ingehaald.

Toch had het wat onbehaaglijks, zo alleen in een lift staan die helemaal uitzichzelf eerst stopte op de 9e en daarna naar de 15e ging. Daar aangekomen, ook hier niemand te bekennen, bleek de hele verdieping te bestaan uit nauwe gangen, waar gesloten deuren op uit kwamen en helemaal in het begin een zithoekje met een aanrecht en een koffie-pad-apparaat. Dat bleek op elke verdieping zo te zijn, want ik besloot met de trap af te dalen. De sfeer van de film de lift, begon me ietwat parten te spelen.

Hé, hé, beneden gekomen en geen enkele bibliotheek ontwaard te hebben, vertelde de portier aan de balie die dezelfde was gebleven als vroeger, zowel de balie als de portier, dat alle bibliotheken nu centraal waren ondergebracht. Alle oude stilteplekken zijn dus verdwenen. De grote hal in de universiteitsbibliotheek, waar vroeger de kaartenbakken met de catalogus stonden was nu een zee van tafeltjes met computers.

Wat mij puzzelt is de onmogelijkheid zo, om zomaar iets nieuws te ontdekken doordat je bijna gedachtenloos bladert en leest in boeken die je vroeger zomaar toevielen. Ik geloof er erg in dat kennis ook is opgebouwd uit toeval: de toevallige vondst, je aangetrokken voelen tot lettertype, bladspiegel, het nog écht met inkt gedrukte oude boek. Leeservaring is de sensatie van wandelen langs boekenkasten, de geur van boeken, het papier langs je vingertoppen.

Mooie dagen heb ik er beleefd. Gedurende een dag boeken om je heen verzamelend, ze 's avonds weer terugzettend, een soort stille intimiteit met anderen aan jouw leestafel, heel soms een woordenboek delend, kunnen zien wat anderen studeerden, het geluid van pennen en potloden op papier, het driftig gummen: allemaal voorbij... Deze stilteplekken komen nooit meer terug. Waar voelt de mensch hedentendage zich nog geborgen?