zaterdag 27 februari 2010

Uit vrije wil



Het houdt me wel bezig: dat initiatief Uit Vrije Wil van o.a. Hedy d'Ancona en Paul van Vliet. De gedachte, beleving dat je het leven geleefd hebt, dat het voltooid is, dat het enige dat je nog rest is, te sterven en dan liefst zo dat je er niet voor onder de trein hoeft te springen. De bekende voor- en tegengeluiden klinken weer, waarbij 'tegen' zich weer in de christelijke hoek bevindt.

In de Middeleeuwen was de gemiddelde leeftijd 54 jaar. Dat kan ik ervarinsgewijs wel meevoelen. Het is net alsof je na je vijftigste ineens bedenkt: nu is er meer verleden dan heden, nu heeft dat verleden ervoor gezorgd dat ik nu hier ben, dingen zijn daarin gebeurd, voltooid en wat nu nog met de eventuele rest van je leven ? Dat best nog wel 30 jaar of langer kan duren en met de voortschrijden de wetenschap wellicht nog langer.

Dat laatste mis ik als werkende realiteit in de discussie. Hippocrates, op wie alle artsen zweren dat ze het leven in stand zullen houden en er alles aan doen om dat te continueren en te revitaliseren, die heeft ondertussen een Januskop gekregen. Zijn waterhoofd heet: De Medische Wetenschap, die maar door en door behandeld, waar je niet onderuit kunt, als je eenmaal aan zijn klauwen bent overgeleverd.

Uit Vrije Wil lijkt mij een initiatief wat je met name uit die klauwen weg kan halen. Je wilt niet móeten leven, je wilt léven en wel zo, dat je net zoals je wilt kunnen gaan slapen, je niet verplicht wordt om wakker te blijven.
Paul van Vliet lichtte in een ingezonden brief in de Trouw, het initiatief nog eens toe. Het is er niet voor de zieken, de bedroefden, de eenzamen, de verdwaalden. Het is er voor die heel kleine groep mensen die weten: het is voltooid. En dat weet je niet snel en de levenswil van mensen is héél groot, het gaat er om een mogelijkheid te bieden, een uitweg.

Ik denk daarbij dan aan Mevr. S. die ik leerde kennen toen ze al ver over de 70 was. We spreken over meer dan 30 jaar geleden. Ze wilde een euthanasieverklaring, nog in de kracht van haar dagen. Ik was toen nog best een betwetertje en ging daarover met haar in discussie. Maar zij maakte me klip en klaar duidelijk: het gaat om de vrijheid tót, dat het mogelijk is, daar ging het om.

Ze is in een rolstoel belandt, halfzijdig verlamd, op het laatst was ze moeilijk verstaanbaar, ze was astmatisch, zat regelmatig aan een zuurstofapparaat. Ik kwam in het ziekenhuis op bezoek en piepend en krakend en kuchend vroeg ze me of ik haar de gang op wilde rijden, naar de rokersruimte. Betweterige ik, protesteerde weer. Ze zei: 'Als je dit niet doet voor me, dan begrijp je niks van me, dan kan je beter gaan'.

Ik gehoorzaamde. Of beter gezegd: ik gaf gehoor aan... Als je goed luistert naar mensen, dan verdampen alle persoonlijke oordelen heel snel. Het is de enige weg die begaanbaarheid echt mogelijk maakt: weg uit je eigen beelden en ideeën, naar de ander toe, in voor en tegenspoed.

Zij heeft overigens nooit gebruik gemaakt van die verklaring. Zij die toen ik haar leerde kennen, met haar tamme kraai op haar schouder, op meubels van het grof vuil en een kanarie tjilpend vrij rondfladderend in de kamer zei: 'Mij krijgen ze nooit in een verpleegtehuis, daar ben ik veel te onafhankelijk voor', zij is die hele weg wél gegaan en heeft er geen enkel moment over na gedacht om die met moeite verkregen euthanasieverklaring ooit in werking te zetten. Maar het was wel nodig, dat wel.

vrijdag 26 februari 2010

Kunst en nijverheid

Ik weet eigenlijk niet wat ik ervan vind: van het werk van Barbara Polderman dat tentoongesteld is in het Museum het Valkhof in Nijmegen. Ze maakt levensgrote mensen en dieren en bekleed ze met stoffen, tapijt, kralensnoeren, oude stropdassen, bont, een stuk pruik, strengen met knopen enzovoort. Ik ben vooral verbaasd over de gigantische moeite die dat moet kosten: het laten verrijzen van zulke massieve objecten.

In een filmpje zie je haar in haar atelier, met de naaidoos als het ware in de hand. Ze wil vooral een gevoel bij de kijker bewerkstelligen, het maakt niet uit of het een klein of groot gevoel is. Zelf begint ze ook met een heel specifiek gevoel, waardoor ze weet wat haar te doen staat. De ene keer losse steken en dan juist weer niet, soms vooral gericht op een groot geheel, dan weer detailistisch weten, dat het tóch een ietsje pietsje anders moet, dat het anders verkeerd is.

Ik denk dat de stemming waarin je jezelf bevindt, ten zeerste je beleving van wat je ziet mee bepaalt. Ben je geagiteerd en onrustig, dan vind je haar olifantenfamilie wellicht wat obligaat en overdreven, voel je je teder en breekbaar, dan word je misschien geroerd door de stoffen roze bloemetjes die ze her en der eraan genaaid heeft of een kleurige flapoor die lijkt te bestaan uit een oude, al een beetje vervilte, ooit zelf gebreide trui.

Er grenst ook een randje waanzin aan bijvoorbeeld de Liggende Vrouw (2005) en het Staand Meisje (2007) en iets wilds en donkers aan Het Paar (2004). Een aantal ruimtelijke collages deed me helemaal niks en associeerde ik alleen aan een goede etaleur en plaatjesuitknipster. Na afloop slenterde ik wat in het tweedehands goederenhuis nabij. Eigenlijk roepen voorwerpen, spullen, kledingstukken daar, evenzeer in mijn hoofd ook altijd een wereld van verhalen op.

Home is where the heart is, zo is de titel van de expositie. Er ligt ook een vrouw, terwijl er op haar huid groen boompatronen groeien met op of rond haar borst drie kleine paarden (2008). Er is een Leeuwin met Welp (2007), een Wolf (2004) een Strijder (2009). Ik merk dat de jaartallen me intrigereren. Het lijkt mij een zeer tijd'rovende' bezigheid, het maken van deze grote objecten; een mengeling van Kunst en Nijverheid?

Associaties met knusheid en huiselijkheid zijn ook ruimschoots aanwezig door haar materialengebruik. Home is where the heart is: wat zou er gebeuren als je regelmatig naar haar objecten gaat, in wisselende stemmingen en wisselend weersomstandigheden ? Je mag het allemaal niet aanraken, staat er met grote letters aan het begin. Jammer. Het werk smeekt er haast om. Haar werk is de precieze omkering van het Knuffelkonijn van Gelitin (zie blogje januari 2009). Het binnenstebuiten ervan.

Bij Gelitin een héél groot roze stoffen konijn midden in de natuur waar je in mag gaan liggen, bij Polderman diverse objecten in een museum waar je alleen maar buitenstaander mag zijn. Haalt zij nou haar Binnenste naar Buiten? 'Een gevoel' bij de kijker opwekken, dat is toch wel erg magertjes, of niet? Laat ik mijn oordeel maar opschorten. Wellicht bijven haar objecten toch nog lang in mijn bewustzijn kleven en winnen ze zo, versterkt door de tijd, aan waarde.

donderdag 25 februari 2010

Breinbestek (2)

Er stond vandaag in Trouw weer een heel leuk artikeltje, in de lijn van het breinbestek (zie gelijknamig blogje, 10 december 2009). Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen, dat wij mensen het liefst willen dat we allemaal ongeveer evenveel hebben: Brein streeft naar eerlijk delen, zo luidt de kop.

Bepaalde delen van onze hersenen lichten op, als we voedsel of geld binnenhalen, of genieten van mooie muziek en kunst. Proefpersonen werden ingedeeld in een groep mazzelaars en een groep verliezers: de ene groep kreeg dus meer dan de andere. Nu blijkt dat wanneer beide groepen iets extra's krijgen, dezelfde hersengebieden oplichtten, maar dat bij de mazzelaars ze méér oplichtten, als dat extra's aan de verliezers wordt geven, dan waneer ze het voor zichzelf krijgen!

Dit is toch revolutionair nieuws! Dit artikel in Nature zou in de hele wereld breed uitgemeten moeten worden, het moet een deel worden van de algemene kennis, we moeten dit tot ons nemen, als leren lezen en schrijven!

Want laat dat maar eens tot je door dringen: we hebben allemaal ingewikkelde theorieën verzonnen, waarom mensen egoïstisch zijn en dat goed gedrag wellicht alleen maar is aangeleerd en dat we een uberich hebben, die braaf iedereen gelijkelijk iets gunt, maar dat ons onderbewuste dat eigenlijk helemaal niet wil.

En nu blijkt dat het fysiologisch in ons verweven zit: we voelen ons zelf beter als we delen en als iedereen ongeveer evenveel heeft! Dit verklaart in de grond ook de basis van alle religieuze tradities: in allen wordt er verteld dat wij mensen ten diepste alles met elkaar te maken hebben. Dat we vrede, geluk en onze bestemming bereiken, wanneer we het allemaal samen met elkaar doen. En nu blijkt: Het wordt letterlijk licht in onze hersens, als we verbondenheid gestalte geven!

Ik kan er bijna niet over uit, het is simpelweg geweldig. Het geeft ook een razendscherp scheermes over goed en kwaad: elke ideologie, elk systeem, elke overtuiging die een verschil maakt tussen mensen dat is slecht, want het doet onszelf kwaad en sleurt ons de duisternis in. Wij zijn het gelukkigst, als ons brein letterlijk verlicht wordt en dat kunnen we helemaal zelf regelen.

Samen spelen is samen delen, leren peuters al, als ze maar net praten kunnen. En we zeggen erover, dat we, later als we groot zijn onze onschuld daarom trent verliezen. Maar nu blijken we dus alleen maar dommer te worden, dom, dom, dom: we doen onszelf tekort en zitten onszelf in de weg, als we niet samen delen. Het is geweldig en heel mooi.

woensdag 24 februari 2010

Op eigen kracht

Ik heb ooit een pelgrimtocht begeleidt door het Rietiedal in Umbrie, langs de kluizernarijen die Franciscus van Assisi daar gesticht had. Een van de deelnemers had vanaf het begin een regel in zijn hoofd van Huub Oosterhuis, maar kon de tekst niet afmaken en ik kon hem daar ook niet bij helpen. Er was iets met vallen en opstaan, dat wist hij nog wel. De regel ging zo:
Die mij droeg
op adelaarsvleugels...

Ik dacht aan die regels toen ik een foto zag van de schaatser Mark Tuitert die goud haalde op de 1500 meter, geheel niet volgens de verwachting. Tuitert treedt uit zijn eigen schaduw, staat er als kop en je ziet hem met de handen gevouwen en een gelukzalige glimlach, de Nederlandse vlag om hem heen gedrapeerd. Een devote afbeelding van Maria haalt het niet bij de uitstraling van deze foto.

Het blijkt dat zijn coach altijd geloofd heeft dat dit in hem zat en nu waren alle stukjes eindelijk ineen gevallen.
die mij hebt geworpen
in de ruimte
Zo gaan de regels verder. Tuitert geworpen in de ruimte : 'Ik werd gedragen', zegt hij hierover.

Aan de regels die dan volgen moet ik vandaag denken, na de 10.000 meter van Sven Kramer:
en als ik krijsend viel
mij ondervangen
met uw wieken
en weer opgegooid

Op de voorpagina van de Trouw van vandaag een foto van Sven Kramer die zijn coach Gerard Kemkers van zich af duwt vlak nadat er tot hem door gedrongen is dat hij door een aanwijzing van Kemkesr gediskwalificeerd is. Degene die hem eerst heeft ondervangen en weer opgegooid, dat is dezelfde die hem nu letterlijk op het verkeerde pad heeft gezet.

Waar coach en pupil zich anders in elkaar armen gestort hadden, ging ieder nu zijns weegs. Kramer dacht niet dat dit een definitieve breuk zou zijn tussen beide, zo was zijn eerste reactie na een vraag van een journalist. Klasse. Het maakt ook de laatste regels waar van dat gedichtje:
totdat ik vliegen kon
op eigen kracht.

Tuitert op geen enkele wijze favoriet, won goud en Kramer, de doodgeverfde winnaar verliest door een menselijke fout. Een fatale interaktie fout van coach en pupil. Was er teveel controle, teveel druk? Een iets te symbiotische relatie tussen beide op het belangrijkste moment in Svens leven?

Ik weet nog dat ik mij indertijd wat ergerde aan die deelnemer van die pelgrimstocht, die op allerlei momenten mij ging vragen of ik toch echt niet wist, hoe die dichtregels gingen. Dan probeerde hij weer wat en dan vroeg hij aan mij of dat misschien het goede spoor was.' Zoek het zelf toch uit, ik weet het niet, waarom kom je daarmee steeds weer opnieuw naar mij? Je moet het op het juiste moment los kunnen laten' , zo dacht ik. Iets daarvan was Kramer en Kempkers niet gegeven.

Ik liet het wel los, toen. Gedeeltelijk. Na 2 weken helemaal op het einde van de tocht, kwam ik twee bekenden tegen, toevallig. Ik vroeg ze meteen of zij de regels kenden en het rolde er, als uit één mond, uit bij hen. Deelnemer aan pelgrimstocht ook weer gelukkig en hij had zelfs het gevoel, dat het 'ergens' de bedoeling was, dat hij nu pas, op het einde van de tocht, het gedicht weer compleet wist. Het Tuitert-effect: alles viel op de plaats:

Die mij droeg
op adelaarsvleugels

die mij hebt geworpen
in de ruimte
en als ik krijsend viel
mij ondervangen
met uw wieken
en weer opgeooid

totdat ik vliegen kon
op eigen kracht.

dinsdag 23 februari 2010

Beet van liefde

Wat zijn er toch veel aspecten aan dat wat men 'liefde' noemt, zoveel wijzen hoe er een liefdesstroom door het bestaan gaat, betrokkenheid, verbondenheid en ook de pijn en het breken, wat bij liefde horen kan... Ik ben naar een liedjes theatervoorstelling geweest van Alex Roeka, die Beet van liefde heet, in 2009 winnaar van de Edison. Hij met zijn gitaar en 3 andere steengoede muzikanten om hem heen: vleugel, accordeon en bas. In het laatste nummer zingt hij: De tijd streelt en de tijd krast... en zo is het ook.

In de voorstelling vertelt hij, hoe hij getrouwd en wel met kind, gegrepen werd door de liefde voor een Antwerpse, hoe hij ondanks zichzelf en alles wat verstandig is, alleen maar achter haar aan kon en deze liefde heeft te leven: de overgave en hartstocht die niet weg te poetsen zijn.

De liedjes, allemaal pareltjes met poëtische teksten, door hem tot een verhaal gemaakt en bijna op een bijna fluistertoon aan de zaal vertelt: ze belichten alle gevoelens die er dan gebeuren. Zelf door hem samengevat op de flyer met: We gingen de trap op naar boven, naar elkaar en de oude dromen op zoek. Maar waar de liefde klopt aan de poort van genade staat de duivel om de hoek'.

Ik weet het niet: er is iets aan passie en hartstocht wat meeslepend is, waar geen redelijkheid tegen bestand is, waar je zelfs het gevoel kunt hebben dat je het leven onrecht aandoet, als je het niet laat gebeuren. Zelfs als je daar anderen pijn mee gaat doen.

Dat staat zo in contrast met de energie die je opwekt als je aan stilte en meditatie doet. Daar centreer je je op leegte, op ontvankelijkheid, op de kier in de tijd die het hier-en-nu is, en waar het leven er alleen maar Is en jij die daar levend en wel, ademend en wel, je je ook zéér levend, zacht en alert en vitaal kunt voelen: minuscuul deel van een Geheel.

Maar dat is een ervaring, waar tegelijk niet altijd mee en in te leven is. Behalve als je intreedt in een klooster. Dan ga je voor de broederlijke en zusterlijke liefde, die alles en iedereen insluit, leren met elkaar samenleven is daar de opgave, allen in het licht van... De Eeuwige, De Levende, God...

Maar buiten de kloostermuren? Daar kan het niet anders, dan dat liefde ook brandt en kolkt, in de ervaring van gemis of vervulling. Of beide, tegelijkertijd. Daar is er sprake dat de liefde ook bijten kan: Beet van liefde... en de tijd zal daar strelen en krassen en strelen...

zaterdag 20 februari 2010

Millenniumreeks

Ik was niet van plan om eraan mee te doen: aan de wereldwijde lezersgekte omtrent de Millenniumreeks van de Zweed Stieg Larsson. De titel van deel een: Mannen die vrouwen haten, associeerde ik met die Nederlandse hype: Komt een vrouw bij de dokter van Kluun, dat ik tot nu toe ook niet tot mij heb genomen. Beide zijn ook verfilmd en onlangs waren de drie films in mijn plaatselijke bioscoop achter elkaar te zien. Het was er afgeladen vol, al kwam ik er alleen een biertje drinken en wist van niks.

Maar de afgelopen uren, en gisteren ook al, ben ik helemaal ondergedompeld. Het is een pageturner en het geeft me een behagelijk gevoel dat het miljoenen en miljoenen lezers boeit in 39 landen. Waarom? Omdat ik soms wel een kuddedier wil zijn, heerlijk... Nee, de echte reden is, dat ik meen te begrijpen waarom zoveel mensen zich laten meeslepen.

Het opent een wereld die, achter de schermen, helemaal ónze wereld is. Het opent werelden naast elkaar, met de onderliggende zoektocht naar goed en kwaad en de beweegredenen en excessen daaromtrent. Een machtige magnatenfamilie met nazileden, verlangende oudere vrouwen op zoek naar liefe, een klein gehucht in de wijdse Zweedse natuur bij bos en water. De stedelijke uitgeverswereld van de onderzoekende journalist met zijn niet allerdaagse liefdesleven met de vrouw met wie Millennium groot is geworden.

Een hackster met tatoeages en piercings die vermomd in de maatschappij versleten wordt voor een halve zool onder curatele, zeer intelligent met grote mensenkennis, een onopgeloste moord van bijna 40 jaar geleden (interressant getal, zo in het begin van de christelijke 4o dagentijd) en de titel Mannen die vrouwen haten werkt als een cliffhanger. Eerst ben je al een half boek verder eer Lisbeth Sallander, de hackster en Mikael Blomkwist, de journalist elkaar 'krijgen' en samen de moord zullen gaan oplossen. Larsson zwengelt je met zijn alziend oog van de ene wereld in de ander en jij gaat mee.

Het gegeven dat het geheel posthuum gepubliceerd is en Stieg Larsson (1954-2004) zelf een oprichter was van een anti-facistische organisatie en gelijknamig tijdschrift Expo, voegt ook iets toe aan een soortement gevoel dat de geest veel sterker is dan de dood en wij allen leven in een wereld waar er eigenlijk geen allerdaagse eenvoudige werkeijkheid meer bestaat. We leven in vele werelden tegelijk en moeten daarin telkens nieuwe keuzes en beslissingen maken.

Zo'n laag ligt er op de een of andere wijze als gisting en mest onder deze literaire thriller: de personages denken snel, aktief en zijn zich bewust dat elke keuze er één is en een andere uitsluit. Hoe dit succesvol is verfilmd, ik weet het niet. Personages lijken me daardoor toch platter te worden en de beschreven gruwelijkheden alleen maar akelig en eng. Maar wie weet, wordt ik daar alsnog ook nieuwgierig naar.

In NRC van 13 maart 2009 staat er als kop over Larsson: 'Detective, dromer, dalai lama en onbegrepen kind'. Een goede vriend Kurdo Baksi (43) zegt over hem: 'Hij hield van iedereen, hij wilde iedereen helpen die slecht behandeld werd. Vrouwen, immigranten. En hij haatte niemand, ook de nazi's niet, hij ging altijd een dialoog met ze aan'.

Wellicht is dat de kracht van het boek: de voortdurende, meeslepende dialoog die je al lezend aangaat met een complexe, dynamische wereld, die uiteindelijk met mededogen op je netvlies verschijnt.

vrijdag 19 februari 2010

Verlichting

In onze taal zijn een paar moeilijke woorden. Het zijn tegelijkertijd eigenlijk de allermooiste woorden. Omdat ze zo moeilijk zijn. Ik noem ze: God, Allah, De of Het Eeuwige, Universele Liefde of Mededogen. Ze staan allemaal voor hetzelfde. Voor dat wat we vermoeden, soms ervaren, een horizon waar we naar lopen die telkens weer wijkt.

Over Universele Liefde en Mededogen, daarvan zeggen we dat het wel mooie woorden zijn, maar tegelijkertijd niet geschikt voor alledag. Ze worden verbannen naar de reli-hoek. En uit die hoek komen ze ook. Het zijn de woorden waarom president Obama tóch de Dalai Lama heeft ontvangen, al is China daar fel op tegen. Dus zo onschuldig zijn die woorden, die uit het boeddhisme komen, dus niet. Al lijken ze ze dat wel.

Ze lijken dat, omdat de woorden God en Allah veel beladener zijn. Tenminste: voor de verlichte rationalisten onder ons. Soms wil ik die woorden zelf ook afschaffen. In naam van beide wordt zóveel leed gebracht: van seksueel misbruik in de christelijke kerken, op alle fronten en niveaus en waarschijnlijk in de katholiek kerk, bij verwrongen priesters die zich geen raad weten met hun seksualiteit , het meeste. Maar ook de bijna verbanning van dominee Klaas Hendriks bij de protestanten, valt onder dat, in naam van God, gebrachte leed.

Klaas Hendriks zegt eigenlijk juist iets heel gezonds en levenwekkends: God bestaat niet, God gebeurt. Daar waar mensen goed zijn voor elkaar, elkaar met respect en mededogen bejegenen, open zijn, zich niet verschuilen achter hun eigen muren van eigenbelang en enge, kleine persoonlijke gevoelentjes en ideetjes, dáár gebeurt God.

Dat gebruik van het woord God, dat hebben we juist ten zeerste nodig. het is ook de God die vroeger vanzelfsprekend de filosofie droeg: Al het denken en filosoferen was ingebed in de omhelzing Gods, zou je kunnen zeggen. Maar de filosofie is tegenwoordig ook bang geworden voor het woord God. Dat zie je bijvoorbeeld in het boek van Joke Hermsen Stil de tijd (zie blogje Vlindertijd)

Zij zoekt naar tijd die alles stil legt, die langzaam is, waar men kan verwijlen en wachten. Ze haalt haar inspiratie ook bij Rilke, Simone Weil, de filosoof Peter Sloterdijk. Die verwijzen uiteindelijk wel, ieder op een eigen wijze, naar dat Eeuwige, dat woord God. Maar Hermsen vermijdt het angstvallig. Terwijl je er bijna niet om heen kunt, als je anders met tijd om wilt gaan: dan kom je ook terecht bij kloosters en tempels en meditatie...daar doet men bewuste pogingen om te verstillen...

Enfin. Wie bang is of een hekel heeft aan het woord God, die komt bij nadere reflectie uit bij weerstanden in het eigen zelf. Wie God buiten dit zelf wil houden, en zich verschuilt achter geloofsleer, dogmatiek en de regels van de kerk, die is helemaal ver van Huis, van het echte huis waarin je je geborgen weet bij God. Jezus zei het al: Het Koninkrijk Gods is IN Jezelf. Niet ergens anders. Boeddha spreekt van Verlichting. Ik hoop dat deze verlichting de rationele verlichting van het westen, opnieuw verlicht, dat maakt het leven licht.

woensdag 17 februari 2010

Slome soepkip

In het Afrika Museum togen Zusje, Nichtje L. en Moeders naar de nieuwe tentoonstelling, die 'eenvoud en kracht' heet, een aansprekende titel. Maskers en beeldjes uit een particuliere verzameling. Maar Nichtje L. kwam er om er een muziekinstrument je te maken: een stukje pvc-buis met maïskorrels daarin, een zelfgestift papier met Afrikaanse motiefjes, wat kleurige draadjes daaromheen en klaar was het 'sambaballetje'. De workshopbegeleidster bleek een vage bekende.

Tevoren had nichtje L. van Vindersloon(ze had twee fotostatieven in de uiterwaarden gevonden) een knaloranje glimmende hockeytas gekocht, ze paradeerde daar trots mee rond. Daarna kocht ik een nieuwe tent. Nichtje was behulpzaam met het dicht en openritsen van de openingen, ze speelde buurvrouw in de tent ernaast en deed op mijn verzoek een storm na, door heel hard aan de buitenkant met de tent te schudden.

Daartussendoor zong ze in de auto haar zelfgemaakte liedje. Nou ja, het refrein, wel met een beat daaronder, maar het ontbrak nog aan coupletten. Het gaat zo: Waarom is er oorlog? Waarom is er liefde? Waarom moet ik onder de douche? (dedoeng, dedoeng, dedoeng dedoeng, tjak, tjak , tjak)

- Ja waarom, dan? Heb je daar dan ook antwoorden op, dat zouden mooie coupletten kunnen worden, zei ik.
- Nou ja, tjaa... Waarom is er oorlog? ... Omdat mensen niet tevreden zijn als ze sorry tegen elkaar zeggen, en dan willen ze wapens enzo gebruiken... Ja, waarom is er liefde? ... Je hebt heel veel verschillende soorten van liefde, ja toch?
- Ja... en wat voor soorten dan, als je er een paar opnoemt, dan heb je al een heel mooi couplet, bij elkaar.
- Hé, wat vervelend nou, het lijkt net of alle gedachten zomaar uit mijn hoofd wegvluchten. Nou weet ik het niet meer, hoor. Wel waarom je moet douchen. Omdat je je vuil hebt gemaakt.
- Ja. Nou denk nog eens na, het kan zo'n mooi liedje worden. Over waarom er oorlog is, dat is al een een geweldig goed antwoord, dat je hebt.

Maar er kwam niks meer. Nichtje L. was ook een beetje sloom aan het worden. Ze gaat in de vakantie ook pas om 23.00 slapen, na gisteren in een wokrestaurant haar buikje vooral volgegeten te hebben met ijs en slagroom en vruchtjes, met als vast voedsel alleen maar wat frietjes, zoet vlees en kipnuggets. En dan 's ochtends om half elf nog in het donkere holletje van je slaapnest liggen, terwijl buiten het zonnetje hoog aan de hemel stond.

- Als je zo doorgaat dan... word je een soepkip, een slome soepkip!
Nichtje L. vond dat niet zo leuk om te horen. Bijna ging ze in de mokstand: armen over elkaar heen, kwaad kijken.
-En als je zo doorgaat, dan wordt je een zúre, slome soepkip!
O, o... en dat terwijl nichtje L. ook een mooie tekening van een olifant voor me had gemaakt en van een varkentje met regenboogkleurletters daaronder. Haar Tante kan beter dankbaar zijn, in plaats van haar te plagen.

Maar een beetje, plagen, dat is ook een vorm van liefde. Tenminste als je daar open voor staat en kunt blijven lachen, want anders wordt het oorlog. En dat willen we allemaal niet.Dan nog liever slome soepkip worden. Ik tenminste wel.

dinsdag 16 februari 2010

Twee kanten

Kom, laat ik eens dol doen, dacht ik gisteren laat op de middag. Tenslotte is het onder de rivieren carnaval en overdag waren Zusje, Nichtje L. , vriendin plus kind T., na een winterse wandeling van Berg en Dal door het stuwwallenlandschap afgedaald naar Beek, voor de oldtime-klassieker Rosenmontag. Deze optocht was niet afgeblazen, zoals in Maastricht, maar het publiek was wegens kou toch wel in grote getallen thuis gebleven.

Veel skihutwagens met drinkende jongemannen met de bierflesjes in de hand, dat thema zou verboden moeten worden, vonden we allemaal, maar ook mooie grote kleurige wagens, Sesamstraat en de een of andere internet spelletjescomputerheld, geloof ik, die ik niet kende, maar nichtje wel. Het creatiefs zijn de commentaren op de plaatselijke politiek, en de kleinere familie of vriendinnengroepjes: wandelende zoutzakken, Hollandse delftsblauwe meisjes, dat soort gein.

Na een aantal uren ben je toch aardig verkleumd, dus thuisgekomen nam ik een hete douche en besloot voor mezelf een filmavondje te organiseren van de drie films die ik voor 4,99 euri gekocht had: Puccini for Beginners, Pane e tulpani en Infamous.

De eerste is een heerlijke relatiekomedie die zich in een zomers New York, in Brooklyn afspeelt, geregisseerd door Maria Maggenti, die eerder het ook zo lieve The incredible true story of two girls in love, maakte. In dit verhaal wordt Allegra verlaten door haar vriendin Samantha met de reden dat zij zich wil verbinden en samen oud wil worden en Allegra dat niet durft. Allegra ontmoet vervolgens een man, ó, dat was lang geleden dat zij daarmee het bed deelde. En ze ontmoet in de middagbioscoop een vrouw, die voor het eerst het bed gaat delen met een vrouw, met haar.

Nu heeft zij ineens twee geliefden, die dat niet weten van elkaar en haar Ex die nu haar beste vriendin is, maant haar openheid te geven aan beide. Wat de kijkster weet is dat de man en de vrouw in Allegra's nieuwe leven, elkaars Exen zijn. Enfin... alles komt natuurlijk goed: Allegra en Samantha komen weer samen, gezellig op een bankje op het park, samen boodschappen doen, kibbelen wie de was doet en besluiten om 's avonds een filmpje op te zetten. Die heerlijke huiselijkheid, zo knus...

Pane e tulipani is ook een aanrader. De Italiaanse Rosalba wordt tijdens een busreis aanvankelijk niet eens door haar familie gemist en blijft zo achter bij een wegrestaurant. Zelf liftend komt ze aan in Venetie en besluit vakantie uit haar eigen leven te nemen. Ze vind onderdak bij een oudere man, een kelner die zich bijna opgehangen had, als Rosalbe niet in zijn leven was gekomen. Zij gaat weer accordeon spelen, hij gaat weer zingen, het komt allemaal goed. Tijdens het kijken dacht ik steeds: waar ken ik die man toch van? Het bleek Bruno Ganz te zijn, de acteur die Hitler vertolkt in Der Untergang.

Infamous had ik al eerder gezien. Het betreft de tweede film die in 2006 uitkwam over Truman Capote en zijn boek In Cold Blood, het boek waarmee hij naast Breakfast in Tifanny, beroemd is geworden. Gebaseerd op het ware verhaal van de in koelen bloede vermoordde familie, ergens op het platteland in Kansas, door twee mannen. Capote krijgt een soort vriendschap met Perry, een van de moordenaars met een levensgeschiedenis die haaks staat op het glamourleven van Truman Capote.

Maar er is een vreemd soort, diepe herkenning tussen beide. Wellicht omdat in beide levens, de vader zelfmoord heeft gepleegd? Twee jongenharten, op zoek naar herkenning en erkenning? Ook de andere filmversie die Capote heet, is in mijn bezit, plus het boek. Kennelijk intrigeert het gegeven me. Twee versies over hetzelfde gegeven en Truman Capote zelf, die nooit meer echt heeft kunnen schrijven na deze bestseller, aangegrepen door het leven van Perry.

Tja, creativiteit is niet een ieder gegeven. De ene wordt een beroemd schrijver, de andere eindigt op het schavot en gaat dood door ophanging. Mensen hebben nu eenmaal verschillende kwaliteiten. Zoals je in zo'n carnavalsoptocht al ziet. Beschonken, bierdrinkers op de wagens en mensen die met een bijna heilige ernst het concept en het idee van hun praalwagen, helemaal verkleed en anders dan wie zij dagelijks zijn, gestalte geven.

maandag 15 februari 2010

Vlindertijd

Op een vlooienmarkt kocht ik op het laatste nippertje, men wil toch met iets thuis komen na een halve dag struinen, een heel klein passe-partoutje met daarin een minuscuul knipwerkje. Een mensje, zo groot als mijn pink die met een netje achter een vlindertje aanzit, midden tussen de ooit dubbelgevouwen en nu dus in spiegelbeeld, symmetrische struiken. De takjes zo fijn, dat alleen een witte pen dat na zou kunnen doen. Of een heel fijn penseeltje.

s'Avonds was er boekenclub bij mij, Ó, zo wil ik het ook thuis hebben, maar dat lukt niet, ik heb een gereformeerd interieur, zei H. Het mijne is dan katholiek: mogen versieren en optuigen en alles kleurig aankleden. Dat was het perspectief van Het Pauperparasdijs (zie vorig blogje) waarmee we nu tijdens de maaltijd naar elkaar keken en onze familiegeschiedenissen met elkaar uitwisselden.

Na het etentje bogen we ons over het andere ge lezen boek: Stil de Tijd van Joke Hermsen. Ik had niet zo'n zin gehad in dit boek omdat het eigenlijk mijn eigen thema is, dat ze behandelt: hoe op een andere wijze dan snel, snel, de tijd te stillen. Stil te worden.

Ooit, in Oktober 2004 heb ik daar zelf een themanummer aan gewijd in het tijdschrift Franciscaans Leven en mijn eigen bijdrage ging over de paralellen tussen Franciscus van Assisi en Simone Weil. Ik maakte daar een onderscheid tussen de Tijd van de Uren en de Mystieke Tijd, waar beide evenwichtig in leven.

Joke Hermsen is ook op zoek naar een andersoortige tijd, dan de 'kloktijd', zoals zij die noemt. Boeiende stukken, maar niet allemaal overtuigend en uiteindelijk pakt ze niet door vind ik, ofwel ze zoekt, maar vind nét niet. Behalve het hele duidelijke statement dat verveling, lummelen, niks-doen, wachten, heel erg levenwekkend en noodzakelijk zijn. Dat 'wachten' is trouwens een idee van Simone Weil, die wél een antwoord geeft waarop je dan wacht, maar dat vertelt Joke Hermsen er niet bij.

'Waarom zou je?', daarover praten wij. Waar wacht je op, waartoe dient dan die verveling? Meerderen hadden de ervaring dat je met de tijd moet kunnen morsen om creativiteit te kunnen laten gebeuren. Uiteindelijk zit het voor mij besloten in dat kleine, witte miniknipseltje, dat met meer dan monnikengeduld ooit door ene Lily uit Amsterdam-Zuid voor de nationale tentoonstelling van de Gouden Handen gemaakt is.

Wie voortdurend rent met een netje om een vlinder te vangen, zal meestal ontdekken dat het vlindertje je te vlug af is en dan zie je niks. Maar wie gewoon stil blijft staan en rondkijkt, die zal het mee maken dat een vlinder vlak bij je kan neerstrijken, langzaam haar vleugels voor je opent in de zomerwarmte en haar schoonheid aan je ontvouwt.

zaterdag 13 februari 2010

Familiegeschiedenis

Voor de boekenclub heb ik in sneltreinvaart, maar met toenemende aandacht Het Pauperparadijs van Suzanna Jansen gelezen. Het is haar eigen familiegeschedenis die ze traceert en beschrijft, van het Drentse Veenhuizen naar de Amsterdamse Jordaan. Als ik met zo'n soort boek begin, ben ik me altijd bewust dat het niet mijn geschiedenis is.

Er gaan geen oorspronggenen kriebelen, mijn familiegeschiedenis gaat niet verder dan mijn grootouders en het verhaal dat hun ouders uit China naar Indonesie zijn geëmigreerd. Ergens was er een timmermansclan van vaders zijde die bij een rivier woonden en vier zonen zijn de wereld ingetrokken, naar Singapore, Amerika, Australië en Indonesië, dat is alles wat ik weet. En van moederszijde is helemaal niks bekend.

Het boek beleefde dit jaar zijn 31-ste druk en ik begrijp wel waarom: ze schrijft , dat iedereen wel ergens moet kunnen aansluiten bij dit verhaal. Het begint in het Drentse Norg, in haar verhaal een afschrikwekkend oord van armoede, maar Norg heeft bij mij een liefelijke associatie, omdat de ouders van P. hier hun eerste dominees zendingplek hadden. Ja, pure armoede, water moest uit een put gepompt worden, maar o, zo gelukkig. Maar dat was een domineesgezin en Drente was voor 95% protestant.

Dan de beschrijving van het dienstbodeschap van haar grootmoeder in Amsterdam. Hoe je als vrouw geheel ingekapseld was, een moderne slaaf, zonder vrije tijd, afhankelijk van de grillen en grollen van de gegoede familie, waar je inpandig was. Nu begrijp ik het verhaal van mevrouw S. ineens veel beter, die uit dezelfde generatie kwam en ooit vertelt heeft hoe ze als meisje jarenlang seksueel misbruikt was door de dominee, maar niet weg kon.

En het verhaal over de kloosters waarin het in ieder geval mogelijk was om een dak boven je hoofd te hebben, wat eten, hygiëne. Een overzichtlelijke wereld, net zoals die van de armenbedeling, maar met status. Ik dacht aan de oude Capucijnen, die met emotie konden vertellen, de armoe van thuis te zijn onstegen en de vele treden omhoog die de familie dan als geheel maakte, op de maatschappelijke ladder. Logisch dat roeping en spiritualiteit bij sommigen maar een heel kleine rol speelde.

De standenmaatschappij en de scheiding tussen katholieken en protestanten en hoe echte armoe je tot uitschot maakte; ik wist niet dat nederland zo'n standenmaatschappij was! Zelfs haar ouders waren bijna niet getrouwd omdat haar moeder er armoedig uit zag: het bleek de enige jurk te zijn die ze had, vertelden haar ouders in hun moderne serviceflat, ze kon zich niet in een andere gedaante voorstellen aan de ouders van Suzanna's vader.

Ik begrijp de drive en de vanzelfsprekendheid van werk en carrière van mijn eigen leeftijdsgenoten ook ineens veel beter. Alle autochtone Nederlanders delen die geschiedenis: waar Drente het Siberie was van het noorden en overgrootouders in de modder op de koude grond woonden en alleen hard werken je de mogelijkheid gaf om op te schuiven naar een andere plek in die samenleving. En dan dat verdomde geloof, dat nog eens een extra scheidslijn in de Nederlandse samenleving legde, logisch dat velen daar nu definitief van af willen.

Ik realiseer mij, dat de familie van mijn ouders in ieder geval helemaal niet tot de armoelijders hoorden. Integendeel: hun referentie en gesprekspartners in een koloniaal Indonesie, waren de kerk en het burgelijke establishment. Er zijn foto's van grootvader aan moeders zijde die sigaren aan het roken is in een tropenpak met hoge geestelijken aan wie hij zijn handbesneden houten meubels leverde. Zijn grootste meubelzaak in Surabaya heette Toko Liberty. En aan de ander zijde had mijn grootvader de hoogst bereikbare functie voor een 'inlander' in het koloniale onderwijs. Ook daar foto's van mijn oma als exotische schone in sjieke jurken in een tropische galerij.

Al die ingrediënten hebben mij weer gemaakt tot wie ik ben. Geen wortels in Nederland, al is het wel dankzij de katholieke kerk dat Moeders in Nederland is komen studeren. Rechtvaardigheid als belangrijke waarde meegekregen, maar wel vanuit koloniaal perspectief. Geen negatieve associaties met armoe, dus zelf nooit bedacht dat het van belang zou zijn om iets hoogs te bereiken op de maatschappelijke ladder. Enzovoort.

Knap boek, van Suzanna Jansen, dat het zelfs voor iemand met een totaal haaks staande familiegeschiedenis, zoveel nieuwe uitkijkjes levert.

vrijdag 12 februari 2010

Weg is weg

Hoera! Dit is de eerste keer dat ik echt alleen maar enthousiast ben over de medische wetenschap! Tevoren is mijn ervaring alleen, dat het je voor dilemma's plaatst: doorbehandelen of niet, leven onnodig rekken, nieuw leven met toeters en bellen laten maken ja of nee, antidepressiva die je toegediend ziet krijgen bij anderen en je je niet aan de indruk kan onttrekken dat er toch iets van die andere verdwijnt... enzovoort.

Maar nu? Oké! Vrijwilliger R., die geen kasplantje wil worden, heeft namelijk te horen gekregen, hoe het nu precies zit met zijn hart. Via onderzoek is men erachter gekomen dat hij een heel klein gaatje in zijn hart heeft. Er is niks aan te doen, maar wel mee te leven. Stel je het voor als een gaatje in je fietsband dat heel langzaam leegloopt. Welnu: bij iets te veel inspanning gaat het hart zó hard pompen, dat het lijkt alsof het uit je lijf spat.

Remedie: 'gewoon' even 30 seconden halverwege de trap wachten en dan pas weer doorlopen. Alles gedoseerd doen. Maar het is geen hartspier die het aan het begeven was, zoals de cardioloog bekende, daar inderdaad bang voor te zijn geweest. En zo leef je anderhalve maand in doodsangst en kun je dankzij de medische wetenschap weer opgelucht adem halen: meten is weten.

Nu weet R. wel, dat hiermee te leven is, maar het neemt niet weg dat hij wel even geregeld heeft, even tussendoor, dat er op papier komt dat hij never-nooit-niet gereanimeerd wil worden. Zijn vrouw weet hier niks vanaf. Want: 'Je moet de vrouw nooit alles vertellen, anders krijg je alleen maar heel veel gezeik aan je kop. Dit is mijn beslissing, klaar uit. Ik heb ook gezegd: gooi me als het voorbij is maar in de groene klikkobak, maar goed als zij dat anders wil, dan respecteer ik dat natuurlijk.Maar kom me niet vertellen dat ik iets moet bedenken hoe ik het dan wil hebben. Is er geen lied dan, of iets anders, wat je wilt, als het zo ver is, vragen ze weleens. Schei uit, man, weg is weg, ik ben daar heel nuchter in.'

Eigenlijk ben ik het met hem eens. Ook ik kan geen behoefte voelen, wat ik wil dat er gezegd, gesproken of gezongen wordt op mijn uitvaart. Wat je dan wilt, is eigenlijk een leuk visitekaartje achterlaten. Mensen mogen zeggen wat ze willen, dan. Zoveel perspectieven, zoveel zinnen, laat maar komen! Misschien kun je dan nog verrast worden, als je van boven, of zo, alles meemaakt en neerkijkt op dat rare, gekke, leven.

Leeswandeling: biodiversiteit

Omdat ik mijn 50 euro-biljet klein moest maken, ten einde een buskaartje te kunnen kopen, dat mag niet met 50 euro, moest ik iets kopen in de kiosk erbij, want die wisselen niet zomaar 50 euro. Kauwgom, een aansteker, een rolletje stophoest? Het staat me altijd tegen dat het daar weer veel duurder is dan in een gewone winkel. Zo viel mijn oog op de National Geographic van deze maand: Maar 2,95, i.p.v. de gebruikelijke 4,70, een actie deze maand: Koopje!

Biodiversiteit staat er met dikke letters op de voorkant en ik heb het blad helemaal van voor naar achter gelezen. Als een wandeling, stap voor stap, in plaats van al bladerend en dan hapsnap lezen wat je goeddunkt. Dan gebeurd er toch iets aparts. Het was alsof ik die biodiversiteit per pagina tot mij nam. Je laat je verrassen, in plaats van de regie te hebben.

Dit blad met dit thema, leent zich er natuurlijk speciaal heel goed voor, om zo'n leeswandeling te ondernemen. Het begint met drie foto's in de rubriek 'Oog op de wereld': bliksemflitsen bij het Burj al Arab-hotel, 321 m hoog in Dubai, gemodelleerd naar een zeilschip, maar het heeft ook iets weg van een groene peul. Daarna het gele hart van een witte lotusbloem en tot slot een jongetje dat viool speelt in het door oorlog verwoeste Sulaymaniyah, 250 km ten oosten van Bagdad.

Alleen al die 3 foto's brengen je aandacht van rijk naar arm, van groots en steen naar een warm natuurdetail, van berekende macht naar onschuldige muzikaliteit. Ik ga niet bladzijde voor bladzijde deze wandeling hier opsommen, maar noem wel wat voorbeelden, om de biodiversiteit van deze planeet en onze soort, de mens eens in het perspectief van een wandeling te plaatsen.

Het gaat over de robovis: wondertjes van techniek die eruit zien als kleurige vissen, maar in pijpleidingen zoeken naar lekken, over de polygamie bij Mormonen in Utah, een man met 5 vrouwen, 46 kinderen, 239 kleinkinderen, allemaal in de sneeuw op de foto, over de biodiversiteit die zich in een kubus van 30x30x30 cm kan afspelen over de hele wereld, over Indiase nomaden, over de vernieuwde ruimtetelescoop Hubble, over chimpansees in Congo, die met twee zelfgemaakte gereedschappen termieten vangen: nog nooit eerder vertoont.

Het jaar 2010 blijkt het jaar van de biodiversiteit. De aankoop van dit blad en regelmatig deze leeswandeling ondernemen: ik vind het een prima meditatie om bewust te blijven van onze wonderschone wereld, op zoveel niveaus.

donderdag 11 februari 2010

Korst

Ik weet niet of het verstandig is, maar tegenwoordig vind ik het wel aardig om te experimenteren met het Onverwachte. Ik bedoel daarmee dat ik mijn geest wil betrappen wat er gebeurt en hoe het voelt, als je iets eens niet doet op de gebruikelijke manier of tijd. Zo besloot ik gisteren op een ongebruikelijke tijd naar een dvd te kijken, te weten 18.00 in de avond.

Ik had nog een halve gerookte makreel en at die als voorgerecht met een boterham voor de tv en zou dan wel na de film nog wat pasta koken. Ik keek naar My own private Idaho. Zo'n film waar men vaker in mijn omgeving erg enthousiast over was, maar die toch langs mij heen is gegaan. Nu begreep ik de reden ook wel: de enthousiastelingen waren homomannen of bimannen en de film gaat over jongens die in de prostitutie aan de zelfkant van de samenleving leven.

River Phoenix speelt een jongen die lijdt aan een heel moeilijk woord, iets van 'nacrolepsie' of zo en zo begint de film ook, met het uitleggen daarvan: het is een stoornis waar je zomaar in slaap val, meteen, als er teveel stress is of een traumatische herinnering. Op een lange weg, de weg die altijd blijft, die bekend is en waar hij al eerder is geweest, een kaarsrechte countryroad, met een eindeloze horizon, richting Idaho, daar gebeurd het. Zo begint de film en eindigt de film.

Keanu Reeves, die later Boeddha zal spelen en Neo in de Matrix, dat soort rollen passen bij zijn uitstraling, hij heeft iets van een in-between-boy, nu ook: Hij speelt de zoon van een burgemeester die tijdelijk in dat hoerenjong milieu mee camoufleert, maar op het einde verliefd wordt op een meisje en niks meer van zijn vriendschap met o.a. River phoenix, die van hem houdt, wil weten.

Na de film viel ik in De Wereld Draait Door met Jasper Schuringa, de held die een vliegtuigkaping door Al Qaida verijdelt heeft en hij vertelt in wat voor maffe wereld hij daarna terecht kwam: de hele wereld die hem wilt spreken, alle tv zenders, talkshows en hoe hij uiteindelijk bij CNN een interviewtje gaf, terwijl hij tegelijk in beeld, buiten de camera, een doodsbedreiging richting hem zag: als je wat vertelt, dan...

Die film, met dat beeld van de weg die blijft en hoe tegelijk die River phoenix zijn leven niet in eigen hand kan houden en Keanu reeves, die zomaar overstapt van de ene werklijkheid in de andere, en daarna Jasper die de media aandacht erna als een tweede bombardement ervoer, dat zoog me wel mee in een gevoel hoezeer de werkelijkheid alleen maar een dunne korst is, die zomaar barsten kan vertonen en kan afbrokkelen.

Alle zekerheden en vanzelfsprekendheden in je leven, ze zijn maar van tijdelijke aard. Die absenties van River phoenix, het is iets wat je geest misschien wel altijd een beetje doet: er soms even helemaal niet zijn bij spanning en stress. Ergens anders heen gaan, naar het land van de herinnering, de droom, de verbeelding...

Soms val je uit de voor jou vanzelfsprekende wereld. Omdat je dat zelf doet: half 9 s'avonds spaghetti koken, midden in een donkere, witte winter, alsof het een zomeravond is. Omdat je in een vliegtuig zit met een terrorist. Omdat je verliefd wordt op een meisje en niet meer past in de jongenwereld van de zelfkant van de samenleving. Want pleegt Keanu Reeves nu verraad, laat hij mensen in de steek, nu hij in driedelig pak dineert met zijn nieuwe soortgenoten?

Moeilijke vragen allemaal, zo moeilijk. De wereld van River phoenix was kapot, na zijn vertrek. Kun je het mensen kwalijk nemen, als ze door de korst van het-leven-tot-dan-toe breken? Als mensen zeggen iets niet meer te kunnen, het niet vol te houden? Als mensen niets zeggen en zomaar vertrekken uit je leven en zich hullen in stilzwijgen. Nee, ik geloof het niet, je kunt het niemand kwalijk nemen.

Maar je kunt daarom wel des te meer onder de indruk raken van belangeloze inzet en trouw, van eerlijkheid en openheid, van zacht verwijlen bij elkaar, zonder veel woorden.

woensdag 10 februari 2010

Tom en Tijntje

Vroeger was er een sprookje van Annie M.G Schmidt in Heksen en zo, dat ik eng vond. Ik sloeg het altijd over en dat kwam ook door de tekeningen van Carl Hollander daarbij: een jongetje op een kerkhof en bij een grote muur met een deur daarin. Dat jongetje verdwijnt, zo dacht ik, hij wordt ergens in meegesleurd, hij kan niet meer terug, hij wordt onvindbaar, hij is helemaal alleen. Eng, doodeng.

Maar jaren later las ik het sprookje over, het heet: Het meisje dat haar naam kwijt was, en het sprookje bleek goed af te lopen. Het gaat over Tom die een deur ziet in een hoge muur. Hij ziet het, maar zijn vader niet. Op een dag gaat hij er door heen en hij ontmoet een meisje met treurende ogen aan een tafeltje, dat schaak speelt met een haas die sigaret rookt aan een lange sigarettenpijp. Het meisje is haar naam kwijt en moet schaakspelen tot de eeuwigheid, tenzij er iemand op belt die haar naam zegt.

Tom bedenkt allerlei namen, Amanda, Rozelinda, Janneke, Marjolein, Esther of is het misschien Judith, 11 jaar oud, die op het kerkhof ligt? Hij wil het nummer, 7 maal nul bellen, maar de haas komt elke keer te voorschijn en zegt, nee, zo heet ze niet... Dan vindt Tom een oud opschrijfboekje van zijn moeder. Daarin staat haastig gekrabbeld: Stroop laten halen door Tom en Tijntje. Plotseling weet hij het weer: hij zou met zijn buurmeisje naar het kleine kruidenierswinkeltje gaan, waar een rimpelig oud vrouwtje achter de toonbank stond... en daarna weet hij niks meer.

Zij heet Tijntje! Hij draait het nummer: 'Ben jij daar Tijntje? "Zal ik naar je toekomen?' , vroeg Tom.' Ik ben er al' , zei de stem. 'Kijk maar naast je.' Tom keek op en nu zat er op het krukje het meisje dat haar naam was kwijt geweest, zijn buurmeisje Tijntje.

Jaren geleden las ik het sprookje dus weer en was toen bezig met het thema mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ik interpreteerde het sprookje, als een integratie van beide, in je persoon. Tom is de helft van wie hij ook was kwijt en hij hervindt het weer: Leve de androgynie!

Maar nu denk ik: nee, dit sprookje gaat over het hervinden van een ander Zelf, het zelf dat, als je het niet tevoorschijn roept in de alledaagse werkelijkheid, gedoemd is om onzichtbaar een eigen spel te spelen in de eeuwigheid. Het gaat over het Zelf in je dat tijdloos is, dat er ook altijd is en die naar die andere Ik kan kijken, die zich zo druk kan maken in de tijd van de uren.

Er is een allerdaags, sociaal ik, dat van het een naar het andere gaat, en deels geleefd wordt. En er is een Ik, een Zelf, die konstant de temperatuur opneemt, of het eigenlijk wel goed gaat met die sociale buiten-ik. Dat Zelf zoekt inspiratie, rust, ruimte, stilte en die weet dat dat allerdaagse ik alleen maar kan overleven als dat andere zelf niet achter een hoge muur en een gesloten deur zit.

Tijntje: dat is dat Zelf dat in je leeft en dat heel goed weet wat het beste voor je is, waar je gelukkig van wordt. Tom is het Ik, die wel weet heeft van Tijntje, maar Tijntje ook heel vaak vergeet. Je kunt leven zonder Tijntje naast je, maar wie er gevoelig voor is, die ziet altijd die deur in de muur en je weet: daar wil ik door heen. Je vindt haar naam en zij wordt werkelijkheid.

Het sprookje

dinsdag 9 februari 2010

Druivenoogst

Wat heb je toch veel verschillende mensen, in alle soorten en maten... Ik ben vaak onder de indruk van de belangenloosheid van velen. In het wijkcentrum vertelt R. weer, hoe het nu met hem gaat (zie blogje 'Geen kasplantje', januari). Nog steeds niet best. Vrijdag naar de cardioloog. Maar hij gaat gewoon door, 'ik kan niet anders', zegt hij.

Kameraad ligt in het ziekenhuis en het enige bezoek, dat is hij. Dus twee keer op een dag gaat hij er naar toe. Bij sneeuwval, 'ik hoop van niet, deze week', doet hij de stoep voor zijn huis en die voor het huis van zijn zus, want die mist al een voet, wegens suiker, zit in de familie, en als zijn kameraad thuis komt, die bij hem ook. In het wijkcentrum staat hij toch met tafels te sjouwen, net als ik niet kijk... 'Het gaat van zelf, ik kan er niks aan doen.'

Een biljarter kwam vorige week binnen en zag er doodmoe uit. Ik vroeg maar niks, ik weet dat hij een vrouw heeft die helse pijnen lijdt en hij elke keer blij is als zij toch even het huis uit durft en dat het zo fijn is, dat ze wat opleeft als de kleinkinderen komen. Maar nu kwam hij vanzelf naar me toe en vertelde hij dat het sinds tweede kerstdag heel erg is.

Zijn dag begint om half acht. Dan kleedt hij zichzelf aan, wast zich, drinkt een kop koffie. Dan gaat hij naar zijn vrouw die niet meer van het bed af kan en helpt hij haar. Samen wat eten. Wassen, pyjama verschonen. 'Als ik alleen maar al met mijn hand heel licht met een washandje over haar benen strijkt, dan krimpt ze al ineen' zo zegt hij. 'Maar ze wil niet door een ander geholpen worden. Als alles netjes is, dan moet ze naar de wc. Op bed, in een po. Weer alles verschonen, helpen. Dan heeft ze 's middags zo getranspireerd, dat ze weer een andere pyjama aan moet...zo gaat de dag door, tot half 10 's avonds.'

Hij vertelt het zonder een spoor van zelfbeklag, met een soort tederheid en een helder bewustzijn dat het zwaar is en dat het zo moeilijk is om machteloos zijn vrouw in pijn gewenteld te zien. Ik ben onder de indruk van de vanzelfsprekendheid waarmee hij alles doet en de zorg in zijn ogen. Dat hij alleen maar hoopt dat het hem zal blijven lukken om haar te verzorgen. Liefde: dit is echte liefde.

Een keer in de week biljarten met zijn oude vrienden, dat is zijn avondje uit. In de herfst brengt hij altijd een zakje zoete druiven mee, uit eigen tuin. Glinsterende ogen van plezier dan, hij lacht als ik zeg nog nooit zulke zoete druiven geproefd te hebben. Wat een levenskracht en levensmoed.

Sommige mensen hebben dat uit zichzelf, vanzelf. En anderen niet. Die worstelen met het leven, tegen depressie, ze slepen zich voort en weten soms dat het definitief niet goed met hen gaat.

'Ik word gek', zo had N. tegen I. gezegd, gewoon aan een tafeltje in een café. 'Ja, ja' had I. gereageerd, 'ja, ik ook.' 'Nee, je begrijpt het niet, had N. gezegd. 'ik word gek'. Dat is gebeurd. Elke keer als ik N. zag, lang voordat de gekte defintief beslag op haar had genomen, had ik al het gevoel geen echt contact met haar te krijgen. Ze was er wel en ze was er niet.

Al die mensen in soorten en maten... De druiven zijn voor sommigen vooral zoet en voor anderen vooral zuur. Zo is dat en daar kun je helemaal niks aan willen of veranderen.

Kieferbos

Afgelopen zondag, laat in de ochtend, liep ik het Reichswald in. Dat is het bos dat de grens aangeeft van Nederland en Duitsland. Op het pad ervoor, door weilanden met dikke mist, is het nog Nederland, en zie je het Reichswald als een dikke haag tegen de horizon aan schuren. Het pad stopt bij een roestig oranje half vervallen traliehek, je opent het poortje en dan betreed je Duitsland.

Het was er meteen anders. De sfeer was dubbelzinnig, een beetje unheimisch. Er liep een nog vaag te onderscheiden, ooit geasfalteerde weg dwars het bos in en ik zag als vanzelf beelden, van smokkelroutes, marcherende en controlerende Duitse soldaten, geschuifel en ge struikel door het struikgewas, ontwijkende manoeuvres om het Duitse Gevaar te omzeilen en van je af te schudden: daar, aan de rand waar ik net vandaan kwam, daar was het immers Nederland, al was het in de Tweede Wereldoorlog natuurlijk ook alleen maar bezet gebied.

Ik wandelde wat verder en dacht aan het werk van Anselm Kiefer. Dezelfde tinten bruin, grijs, wit, donker, dof, een verwaarloosd bos, met sporen van geweld, leegte: ruimte die zich eerder lijkt te vullen met een vergeefs wachten in een soort van schrik en het-niet weten: lege kathedralen, lege fabriekhallen, alles verlaten, waar de sporen van mensen niet vertrouwendwekkend zijn, maar onrustmakend.

Raar, zo'n gevoel dat er dan zomaar plotseling is, zo'n associatieveld dat zich opent. Dit had nooit een Nederlands bos kunnen zijn,want daar doet men aan nauwgezet natuurbeheer. Het Nederlandse bos is netjes en dit is veel woester: omgevallen, verrotte bomen, natte zwarte varens, heel hoge sparren, met veel dood hout daartussen.

Nu zag ik, keurig en nauwgezet met dezelfde afstand ertussen, bordjes gespijkerd aan palen, met daarop nauwelijks leesbaar in een verschoten soort groen, namen met daaronder jaartallen. Duitse namen en sommige jaartallen bespanden een tijd na de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld van 1957-1972, anderen bespanden een half mensenleven van 1927-1968, weer anderen slechts een tiental jaren: 1936-1947

Op het einde kwam de oplossing van het raadsel: het waren herinneringbordjes van Arbeiter, die hier in het bos gewerkt hadden. Nu zag ik ook dat er bij de meeste bordjes een boom stond en dat de leeftijd van de boom zo'n beetje hetzelfde was, als die op de bordjes.

Wat is dat toch? Ik vind het een beetje een aan waanzin grenzende handeling, dat die bordjes voor en na de oorlog consequent geplaatst zijn en dat die Arbeiter dus ook gewoon tijdens de oorlog daar door gewerkt hebben. Dat ook Arbeiter die later begonnen, het toch een eer vonden, dat er op die plek een naambordje, plus boom voor hem is opgericht. Maar na 1972, stopte het en is de eregalerij ook verwaarloosd geworden.

Het was werkelijk de wereld van Anselm Kiefer, daar in dat eerste stuk bos van het Reichswald, op die zondagochtend. Die winterse mist en kale takken, geen mens te bekennen, de sfeer van een moeras. Je loopt er door een drie dimensionaal schilderij, waar je je even betekenisloos voelt als het riet of stof of splinters hout die hij op zijn schilderijen verwerkte. Of een verfklodder, waarvan het niet de bedoeling is dat je opvalt op zo'n heel groot doek. Waar het de bedoeling is, dat je oplost achter de coulissen van de tijd.

maandag 8 februari 2010

De Vromannetjes

Ik had ze gemist op de tv op 3 februari, had ze graag gezien, maar kan me ook makkelijk voorstellen hoe het eruit heeft gezien: de Vromannetjes: Leo Vroman en zijn vrouw Tineke, wier dichtersnaam Georgina Sanders is. Joost van Velzen schrijft in Trouw hoe dat eruit zag: 'Het beeld van de eeuwige liefde tussen het stel - die niet alleen zat in de gave van de woorden, maar ook in hun vanzelfsprekende tederheid van hun gebaren- had toch het meeste effect op ons.'

Hij is nu 94 en zij 88 en ze houden al meer dan 70 jaar zielsveel van elkaar. Wat jaloersmakend! In 2002, en dat is alweer 8 jaar geleden en dat telt op deze leeftijd, brachten ze samen een gedichtenbundel uit: Alles aan elkaar. Een mooi donkerrood kaftje met gouden letters en een wiebertje daarop van zachte stof. In die gedichten nemen ze om beurten, reagerend op elkaar ook al een voorschot op het naderende einde, de dood.

Na meer dan 30 jaar in Brooklyn gewoond te hebben, ontdek ik uit een uitgeknipt krantenartikel uit 1990, dat ik in de 262 Gedichten van Leo Vroman vond, wonen ze nu in een bejaardenflat in Texas in Fort Worth. Ik lees beide dichters graag en al heel lang, zo kom ik tot mijn eigen verassing, al struinend in mijn boekenkast achter. Hij is bioloog, zij studeerde ooit medische antropologie en hun gedichten kenmerken zich door helder, konkreet soms zelfs nuchtere taal waardoorheen een stroom van intimiteit verweven zit. Alsof ze hun wetenschappelijke kant helemaal weten te integreren in het menselijke, nabije.

In 1996 kwam van Vroman Psalmen en andere gedichten uit, en in de psalmen vervangt hij het woord God, voor het woord Systeem. Psalm X gaat zo:

Gij die zulk bonzen horen kon
lang voor het onze niet begon,
Systeem! Systeem, er wordt geklopt,
Waar is Uw Gouden Poort?

Geen mens verhoort
zulk dof geluid
waarmee Gij klopt
van binnen uit
voordat het stopt.

Mooi, die verwijzing naar het Hart, waarmee alles gebeurt, letterlijk en figuurlijk. En nu wil ik ook Georgina citeren, anders treedt manlief alleen in de schijnwerpers. Uit de bundel Alles samen, reflecteert zij over afstand en nabijheid, het vertrouwde en het vreemde in een relatie, nu zij ineens wonen in een kleine flat. Uit Tegenstrijdigheid:

Deze nieuwe woning in het grote huis
drijft ons soms veel te dicht samen.
En wij zoeken nog steeds, en ieder op zich,
naar de afstand die eenheid verzekert.

Ik moet je toch kunnen zien, van alle kanten,
en wat je zegt of doet moet blijven verbazen.
Maar al lig ik ook 's nachts tegen je aan,
ieders dromen vertellen een eigen verhaal.

vrijdag 5 februari 2010

Johari

Een van de uitdagingen in mijn leven is, om niet te varen op mijn verstand, mijn rationaliteit, maar om me over te geven aan het onbekende gebied dat ik niet ken, dat ik uiteindelijk met God of met Universele Liefde associeer, maar op een veel concreter en banaler niveau te maken heeft met: loslaten, weg uit je eigen vertrouwde boodschappen, vermaningen, regels komen, waarmee je het leven probeert te managen.

Een van die regels is: val anderen niet ongevraagd lastig, kijk goed of het wel passend is om dit of dat te zeggen en te ondernemen. Een lastige collega tackelen, wordt dan een hele klus, want ik klap dicht van ongepaste agressie en respectloos gedrag. Nu kregen we een nieuw schema om mee aan de slag te gaan: Het Johariveld. Dat bestaat uit 4 kwadranten. De eerste is het open, vrije veld dat je samen zo groot mogelijk moet maken. Die ruimte wordt gewonnen uit twee andere gebieden te weten je privéruimte en je eigen blinde vlek.

Over de privéruimte bepaal je zelf wat je wil openen, van de blinde vlek kun je leren, want dat is wat anderen aan jou zien, maar jij niet van jezelf. Kwadrant 4 is het grote onbekende: dat wat je beiden niet ziet of weet van jezelf, noch van de ander. De kunst is natuurlijk, om je in dat Johariveld te begeven. Hoe kom je daar? Collega en ik moeten elke week een gesprek met elkaar aangaan, tja of dat werkt?

Het werkt natuurlijk alleen als je Johari wilt zien. Johari kan de eye-opener zijn, ook voor alle mechanismen in jezelf. Dat wat jouw thema is, waarvan je denkt dat het een levensthema is, daar begint Johari. Zo ben ik bijvoorbeeld heel slecht in dingen weggooien en opruimen. Maar als er brand zou zijn, die alles zou verwoesten van mijn huis, zou ik geloof ik wel snel denken: oké, ik begin gewoon helemaal opnieuw. Daardoor weet ik: de kern is dat mijn verhouding met de dingen, zo is, dat ik er geduldig mee leef, soms vergeetachtig, vandaar mijn slordigheid, dat accepteer ik for the time being.

Of: heel lang was foto's nemen op vakantie en op reis een must. Het daarna ophalen van de foto's en het inplakken, hoorde gewoon bij het ritueel. Maar een paar jaar geleden bedacht ik ineens: waarom toch? Sindsdien doe ik het niet meer, mis het niet eens, maar beleef ter plekke wel alles met een andere kwaliteit: niet steeds dat cameraatje tussen jou en de wereld: Johari!

Johari! is als de Aha! belevenis. Wie altijd denkt in het leven: 'Dat komt nog wel, nu eerst hier door de zure appel en straks komt de beloning, later... ga ik dit doen en helemaal zoals ik dat ten diepste verlang ', die loopt het echte leven telkens mis. Johari! Wat is jouw levensthema? In Light upon Light (zie blogje 'Licht op licht' in januari) las ik vanochtend:

Since intelligence only invites you to pride and vanity
Become a fool, so your heart stays pure.
Not a fool who wastes his life playing the idiot,
But a fool who is lost and astounded in Him (God dus, of de Liefde)
If throught astonishment, your Reason leaps out of your head
Every hair in your head will become a new head
Every hair in your head will become a new Intelligence.

Word dus een gek, Franciscus van Assisi heette Gods Gek, word een gek, word Johari.