maandag 4 juli 2022

Leuk logeerpartijtje. Clair


Het liedje ‘Oh Clair’ van Gilbert O’Sullivan schiet mij nu te binnen. Dit weekend kwam oppaskind E. logeren, ik had haar zeker vijf jaar niet meer gezien. De laatste keer was heftig en moeizaam, ze stond voor een beslissing in haar leven waar ik kritisch over was. Haar moeder indertijd ook, dus  E. kreeg meteen het gevoel dat ik door haar gestuurd was. Ik vond het heel mooi dat zij nu, op het einde van de middag, terwijl we almaar hadden gepraat alsof het gisteren was dat ik haar zag, haar excuses aanbood. Dat zij uit die dag toen negatieve gevoelens had ontwikkeld richting mij, dat dit helemaal niks met mij te maken had, dat ze die jaren gekoesterd had en dus weg was gebleven. Het is groots als iemand excuses kan aanbieden en het is levenwekkend en vitaal.

Ik zei haar dat ik zo blij was dat ik haar en haar zusje M. heb meegemaakt vanaf het allereerste begin, een baby van twee maanden tot het einde van de lagere school, elke week, een hele dag lang. En zij reageerde dat zij heel blij was, dat ik het ben, die daar bij was. Apart om  te realiseren dat zij de enige twee mensen zijn op de wereld die ik van zo nabij heb zien groeien. Van baby-badjes, hapjes kiwi met banaan, keukendeurtjes die ze ondanks peutervergrendeling open kon maken, verkleedpartijen, holletjes maken van grote handdoeken in de tuin, in de speeltuin op de familieschommel, spelletjes spelen, in de V&D boven iets eten, naar schaatsles: enzovoort, enzovoort.

Wat ik ook apart en bijzonder vond is, dat er geen gêne is, dat is er ook nooit eerder geweest: Ze vraagt mij gewoon het hemd van het lijf wat ik ergens van vind, of ik dat ook ooit zelf zo heb gevoeld of heb meegemaakt, en het weekend was een waterval van gedachtenuitwisseling , anekdotes uit het leven, wat gevoelens niet allemaal behelzen, hoeveel er niet in de menselijke geest aanwezig kan zijn, hoe met vallen  en weer opstaan, passief zijn en jezelf weer aanwakkeren, je een weg kan bewandelen waar liefde en jezelf en anderen dragen de grondtoon is. Ze had zich lang afgezet tegen het geloof van haar ouders, maar zag nu wel dat ze er wel affiniteit mee kreeg. 

Dit naar aanleiding van mijn anekdote dat mijn ouders vroeger op zaterdag met de kinderen naar de stad gingen en dit eindigde in de boekhandel, waar de kinderen gestald werden boven bij de kinderboekenafdeling, maar die was maar klein, dus die kende je al. Dat wij ons dan stierlijk verveelden en ik elke keer halverwege de trap naar beneden keek en beide ouders helemaal verdiept in een boek zag, telkens op een andere plek in de boekwinkel. Dat ik dan de opdracht van mijn broertjes kreeg om naar hen toe te gaan om te vragen wanneer we nu gingen. En nu ben ik zelf degene die op zaterdagmiddag eindigt in de boekhandel of de bibliotheek en dat je dan kan glimlachen om jezelf. 

Er is een versje dat ik ooit in haar poëzie-album heb geschreven, dat ik uit mijn hoofd ken en die had ik haar gestuurd op een verjaardagskaart op haar nieuwe adres, tezamen vormen de beginletters haar naam. Het overgrote deel gaat zo: Stralend en vrolijk en ook wel heel olijk, Tover jij elke maandag, bij mij wel een glimlach, Humor en lol heb jij ook boordevol, En als je zo blijft houden van de mensen om je heen, Reken maar, dan ben je nooit helemaal alleen. Zij is voor mij de Clair uit dat liedje.