zaterdag 25 april 2009

Mokum

De helft van de broeders in het klooster heeft zeer veel met Amsterdam. Sommigen hebben daar het grootste gedeelte van hun leven gewoond. In het Capucijnenklooster De Tichel, nu van de Russisch orthodoxe kerk. En in Zaanhof, een mooie buurt bij Sloterdijk, gebouwd in de geest van Berlage, door de Amsterdamse School. De binnentuin en de rustige sfeer met gele raamkozijnen en dergelijke, doet je bedenken dat kloosters ook maar gebouwen zijn, van een bepaalde soort en stijl.

Zo was het voor de broeders ook in hun dagen. Ze wilden weg van het klooster, de ene ging in een Renaultfabriek werken, als intellectueel en religieus tussen de arbeiders, dat was in, in de nadagen van de zestiger jaren. En de andere heeft altijd gewerkt in de plantsoenen van het park dat achter Artis en naast het tropisch museum ligt. Met zijn vrij-reizen kaart, spoort hij ongeveer vier keer per jaar naar Amsterdam en gaat ook altijd even kijken hoe het park erbij staat.

Broeder W. heeft sterke herinneringen aan met zijn allen in het Vondelpark slapen en op de Dam limonade en brood met elkaar delen tijdens het zingen van hippieliedjes: de ware eucharistie, zei hij eens. Wat doe ik toch daar in het klooster?... Het is allemaal maar relatief.

Toen ik berichtte dat ik niet naar het klooster kwam en daarvoor in de plaats naar Amsterdam ging, in het appartement van Broer Homo, zo noem ik hem maar even omdat broeder W. altijd erg op hem gespitst is (natuurlijk vermoed ik dat deze zelf homo is), zei hij: O Amsterdam, Mokum...je weet toch dat dit van het hebreeuwse Mochum komt? Dat betekent zoiets als plek van vrede, heilige plek. Volgen Huub Oosterhuis is de naam Mokum verzonnen door de voortvluchtige Spaanse en Portugese Joden, die na lange ontberingen, dwars door Europa in Amsterdam aankwamen.

Nu weet ik dat dus. In Genesis 28 legt Jacob zijn hoofd te ruste op een Mochum, staat er dan. Nou, ik leg mijn hoofd ook heerlijk in Mokum ten ruste, terwijl het grachtenwater bij de Anthoniuspoort zonnig kabbelt en de rondvaartboten voorbij tuffen.

Broeder W. attendeerde me ook nog op de pilaar, hier buiten, met 'dichtregels, van hoe heet ie toch... nou is zijn naam me ontschoten... die homo?' Ik beloofde even voor hem te zullen gaan kijken en dit bericht ik terug: 'Het zijn regels van Jacob Israel de Haan en er staat:
Die in Amsterdam vaak zei Jeruzalem
en naar Jeruzalem gedreven kwam
die zegt met mijmerende stem
Amsterdam, Amsterdam.

Vandaag maar eens flaneren door een zonnig Amsterdam, met F. die ik elk ogenblik verwacht. O, daar belt ze aan! (Wat een timing.)