vrijdag 3 maart 2017

In de soep...

Het was ook wel een beetje verwarrend. Ik was vrijwilliger in mijn oude wijkcentrumpje en werd daar dan natuurlijk als beheerder aangesproken. Heel subtiel weet je de weg niet meer precies. De thermoskannen stonden niet op de voor mij bekende plaats, sleuteltjes waren verhangen, ik wist de wifi-code niet, want waar ik die opgeschreven had, daar kon ik niet meer bij. De rookmelder, deed ik op de automatische piloot wel goed eraf, bleek later, maar ter plekke dacht ik dat het niet gelukt was...

Zo stuntel je een eindje weg, ook nog met al dat licht, waar ik dus veel gevoeliger voor ben geworden... Ja, er is een heel aantal van die cliffhangers in mijn leven, op dit moment... Zal ik ooit nog de functie van beheerder uitoefenen? Ik weet het niet. Het gesprek met de bedrijfsarts gisteren was het cliché-gesprek van botte bijl tegenover de wellicht onwillige werknemer, die zich aanstelt... We zullen wel weer zien.

Dan is er mijn mussenkolonie, Een paar weken gelden plotsklaps een soort van dreigbrief, dat ik alle klimop en begroeiing weg moest halen. Toen heb ik de Stichting Mussentoevlucht gevonden op het internet, en wonderbaarlijk: meteen op de dag zelf werd ik teruggebeld en via email en app word ik nu zomaar ondersteund. De woningbouwvereniging is afgedropen, zo lijkt het: voor 1 maart wilde men dat ik mijn werkzaamheden verricht had, ik heb niks meer van ze vernomen.

Dan wordt ik ook door een droefheid bevangen. Twee heel dierbare mensen in mijn omgeving lijken hun eigen weg te gaan, naar andere plekken en horizonnen, waar ik ze niet meer volgen kan...Je zou willen dat het anders is, maar het is niet zo. Ik hoop dat het cliffhangers zijn, maar dat is waarschijnlijk niet zo.

Het leven geeft, het leven neemt. Een soort van gelatenheid en acceptatie, is het enige wat helpt. Ik denk maar aan Moeder, die voor haar raam die kale boom zag, die ze ook nog vol herfstblad had gezien. 'Er komt in de lente weer bloesem aan, zo is het leven...' Ja, ik leef. De graankorrel moet eerst sterven, om ooit een korenaar te worden.

En uiteindelijk genoten  we in het wijkcentrum van een grote pan welgevulde groentesoep. Zo begint geloof ik I.M., de requiem-roman van Connie Palmen, over haar toenmalige man Ischa Meijer. Hij zei zoiets: dat er niks troostender is, als de geuren van een pan soep.