dinsdag 14 augustus 2018

Geen kleine miezerige god

Heel vreemd, nog nooit gebeurd in alle opzichten. Ik werd vanochtend wakker en de woorden voor een blogje rolden binnen. Maar ik moest tegen de tijd intikken, vanuit bed, nog opstaan, koffie drinken, brood smeren om op tijd een bus te halen. Het lukte allemaal wonderwel. Ik had het blogje al gepubliceerd, maar nog niet nagelezen. Dat deed ik in de bus en corrigeerde nog enkele type- en spelfouten en dacht het opnieuw te publiceren.

Zie zo. Ik was best tevreden. En nu kijk ik in mijn blog en is dat hele blogje verdwenen, op de eerste alinea na. Hoe kan dat? Ik zou het nog eens kunnen gaan herkauwen, maar vind dat toch ook een beetje vergeefs. Dus nu meld ik hier die eerste alinea, het begon zó:

‘Gisteren wel een speciale leesdag gehad, omdat ik onder mijn afdakje zat met milde regen en ondertussen ook luisterde naar bluegrass muziek, die ik ter plekke gedownload had. Dominique de hoofdpersoon in De kleine miezerige God  van Esther Gerritsen ontdekt op zolder een doos met elpees van haar overleden vader en raakt helemaal into  Bill Monroe en de Stanley Brothers. Het speciale van deze muziek is dat het ongegeneerd en heel vrolijk over God zingt in de meest dramatische momenten van het leven.’

Ik mijmerde toen verder, over wat geloven zou kunnen zijn: niet een sprong in het diepe, maar spreken over God beschouwen als een ritueel handelen: we voltrekken daarmee dat we boven onszelf kunnen uitstijgen en plaatsen elkaar daarmee in een groter verband.  Wat je over God zegt, dat zeg je over jezelf. Dus God is streng als je dat zelf bent en straft als jij dat zelf doet, en is dus een oneindige bron van liefde waaraan je je kan overgeven, als je zelf je voelhoorns open zet naar die liefde.

Esther Gerritsen vertelt zelf in Adieu God over haar verlangen naar overgave, dat ze een hele periode luisterde naar radio Maria, en op de Frankfurter Buchmesse een kerk zocht om naar binnen te kunnen gaan en ineens grapjes over het geloof niet meer kon velen. Maar thuisgekomen heeft ze toch haar radiozenders veranderd, het was niet goed wat ze deed, het had iets ongezonds. Ze noemde zichzelf nu niet gelovig, maar wat zou de werkelijkheid toch ook banaal en plat zijn als er niks zou zijn, als het gemak waarmee zij zich in een gelovige kan verplaatsen, en dat deed ze, al schrijvend aan haar nieuwste boek De trooster, als dat allemaal alleen maar haar verbeelding en fantasie zou zijn.

Ik eindigde dat blogje met woorden van Paul Celan, die al 35 jaar mijn motto is: Wirklichkeit ist nicht, Wirklichkeit soll gesucht und gewonnen sein. Want net als Marleen Stikker in Zomergasten ben ik ten diepste een agnost, want dat houdt je nieuwsgierig, er is zoveel wat we niet weten. Dat maakt je ook tot een mogelijkheidsmens: je blijft kijken naar de mogelijkheden die nooit uitgeput raken en niet naar wat zogezegd voldongen feiten zijn.

Wie zegt dat het waar is, vraagt Marleen zich af, dat de mens allereerst aan zichzelf denkt in het paradigma van the survival of the fittest, waaruit het verdienmodel is ontstaan dat nu onder het internet ligt? Misschien zijn we in feite juist altruïstisch, zoals bomen dat blijken te zijn, onder de grond. ‘Het internet is stuk’ en zij gaat de komende 25 jaar besteden om het weer heel te maken. Herstellen, ontwerpen, je verbeelding en de kunsten laten spreken: er is geen kleine miezerige God, behalve als we zelf zo zijn.