donderdag 19 november 2015

Langzaamaan tekst

Ik zag het ineens weer helemaal voor me: hoe langzaam het vroeger ging eer je een tekst netjes 'gedrukt' op papier had. Hoeveel handwerk daarin besloten lag. Allereerst die oude typemachines met aanslag; je moest vrij hard drukken wilde de inkt op het typelint op papier komen. Je hoorde de vingers elke letter indrukken en je zag dat oude mechaniek: hoe zo'n stalen pootje naar voren sprong en 'tik!', de letter afdrukte. En na elke regel moest je de machine met een hendel terugzetten. En dan hoorde je: Ting!

Dan had je het hele gedoe, als je per ongeluk de verkeerde letter had aangeslagen. De typemachine een slag terughalen. Met een wit bepoederd papiertje nogmaals de letter tikken, zodat het poeder in de inkt kwam. Weer terug en dan de goede letter daarbovenop typen. Meestal zag je toch in het eindresultaat waar het verkeerd was gegaan. Dan was er ook typ-out: dat witte spul met een kwastje. En dat duurde heel lang eer het droog was, alvorens je weer opnieuw de letter kon intypen. Was je iets te ongeduldig dan werd het een vlekkerige kliederboel.

Alles vroeg handenarbeid en iets afstellen. De regelgrootte, het teruglezen wat je geproduceerd had door te draaien aan een knop en dat was wel handig om te doen eer je het hele vel uit de machine haalde. Want je kreeg het nooit meer precies zo terug als je onverhoopt toch nog  een correctie zou moeten plegen. Over lettertypes had je niks te zeggen, dat zat gewoon in de typemachine ingebakken.

Waar je wél nog iets over het lettertype te zeggen had, was als je grotere koppen wilde maken. Met wrijfletters die je één voor één van een doorzichtig  papiertje wreef, die je in vellen in de winkel kocht. En dan moest je tevoren met een liniaal lijntjes trekken en uitgerekend hebben waar je precies begon met die letters. Eenmaal verkeerd, was verkeerd. Geen kans meer om dat snel te herstellen.

Zo heb ik middagen lang besteed op de zolder van de theologische faculteit, die toen nog in een deel van het Albertinum zat, het klooster van de Dominicanen. Daar fabriceerden we het faculteitsblad: artikeltjes uittypen, met wrijfletters de titels maken en daarna: stencilen! Ik vergeet ergens een tussenstap: die helemaal-klaar-vellen werden gebrand? Of zo? In ieder geval ging er iets op de stencilmachine, draaien maar en al die bladzijden legden we in een lange gang op stapels, waarna we de boel moesten rapen: voor elk exemplaar van het  blad die gang door en papier op papier pakken, op elkaar leggen, kaften en door de nietmachine.

O, wat bewerkelijk! Maar wat was dat ook oergezellig. De geur van drukinkt, dat gehannes en samen over de bladzijden buigen en naar het resultaat kijken. Letterlijk schouder aan schouder werken aan tafel.Ik bedoel maar: ik geloof toch werkelijk dat dat langzaamaan ook een soort van genot opleverde. Dat je zinnen en teksten meer echt proefde. Of was het de drank daarna in een café, die de herinnering van smaak ingeeft?