vrijdag 1 oktober 2021

De Schuilkelder. La Belle Verte

‘Heb ik veel gemist?’ vroeg ik aan de meneer achter het plastic spatscherm in het Kröller-Müller Museum. ‘Nou, eigenlijk niet, je ziet wat witte betonnen schotten met gaten erin, meer niet.’ Ik wilde een toegangsbewijs halen voor de schuilkelder waar Helene Kröller-Müller in de Tweede Wereldoorlog haar eigen collectie veilig stelde, maar ook topstukken uit het nationale kunstbezit. Daar is een eenling voor nodig, om de toenmalige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ervan te overtuigen dat dit noodzakelijk is. Zelf was ze al begonnen in het begin van 1939, en pas na 1 september, toen de Duitse Wehrmacht Polen binnenviel, kreeg ze steun van het ministerie. Zij was op tijd, ik was een dag te laat om  in de schuilkelder af te dalen.

Ik ging er toch naartoe, een kwartier wandelen vanaf het museum, in het bos en toen ik er was aangekomen vond ik het wel bést dat het verder gesloten was, want nu was ik er alleen en de sfeer kwam binnen. De Latijnse spreuk boven de ingang geeft iets van de gedragenheid en het toenmalig beleefde belang aan: ‘Opdat de muil van Mars de monumenten van de kunst niet zou verslinden, is deze kelder tweemaal twee jaar geleden gebouwd. Nu, omdat de razernij van de God die zich om gevechten bekommert, almaar groeit, werd hij zowel bedekt als verborgen onder een hoge heuvel van zand’. 

Ik beklom de zandheuvel met bomen erop en liep eromheen en hobbelend tussen de takken en het mos, zag je, iets vanaf een afstand,  goed de contouren, hoe groot deze was en tot twee keer toe lagen er heel verse keutels van herten. Het heeft iets geruststellends, dat deze vlak voor mij, hier wandelden, het brengt je in verband met een groter geheel, zoals alle kunst die onder de grond bewaard was, dat ook doet. In mijn verbeelding hoorde ik op weg naar de schuilkelder, waar het pad ook al is uitgegraven tussen de hoge bomen, de tonen van schelpen, van over de hele wereld, als je erop blaast: een kunstwerk van Susan Philipz; The Wind Rose, dat in September 2019 er geïnstalleerd was, in de herdenking van Operatie Market Garden, 75 jaar geleden. Ik ken haar werk van een Documenta, waar ze over het hele terrein ouderwetse jukeboxen had neergezet met oude liedjes van bevrijding. Muziek die nieuwe mijmeringen mogelijk maakt, gevoelsleven opdiept. En nu de tonen dus van de wind, die ook geest is. 

's Avonds stuitte ik bij Netflix op de film La Belle Verte. Ik werd getriggerd door de beelden van een vrouw die in een lange jurk langs een drukke straat vol auto’s in Parijs loopt, niet tegen de luchtvervuiling kan, zich verbaasd over zoveel mensen die allemaal klachten hebben, dat kan ze zien, aan de maag, het hart, de longen, ze zien zo bleek, waarom wonen ze allemaal boven en naast elkaar en zijn ze zo gestrest? 

Het blijkt een film te zijn die moeilijk binnen een categorie valt. Soms dacht ik: dit is parodie en kinderlijk, dan weer: dit is pure kunst omdat het van allen die erin optreden ook veel gevergd moet hebben om het voor elkaar te krijgen. Je ziet een voetbalwedstrijd veranderen in een soort van ballet met publiek in het stadion dat mee gaat doen, een klassiek concert dat in een jam-en danssessie verandert, mensen met salto’s en zwevend bewegen en springen in groene weiden en heuvels…hoe kan dit alles in één film?

Het gaat over een soort van superras die telepathisch begaafd zijn en vredig en in harmonie leven van vruchten en planten, je kunt er de huidige vegan-idealen in zien, en het hoort bij hun opdracht dat zij andere planeten bezoeken om te kijken hoe het daar gaat en ze eventueel te helpen in de voortgang van hun beschaving. Niemand wil naar de aarde, daar is het smerig, er wonen barbaren, maar één vrouw stelt zich beschikbaar omdat in het geheim zij voor de helft ook mens is. Het reisvoertuig is een ronde bal, waarin ze zelf transformeert, zij houdt contact met haar soortgenoten, door haar voeten in het water te steken. Ze kan mensen loskoppelen uit hun alledaagse patroon en dan gaan die ineens bomen omarmen, ze worden allervriendelijkst en eerlijk: een winkeljuffrouw in een bakkerij gaat ineens taartjes tegen auto’s gooien, haar baas komt naar buiten, ‘Wat doe je nou?!’, ‘Ze zijn al drie weken oud’ zegt ze. 

De film uit 1996 heeft nooit de bioscoop gehaald, en dat is te begrijpen door het ‘gekke’. Nét niet alleen grappig of belerend. Net niet echt met drama of ontroerend. Wel vol beelden die bijblijven; zoals ik nu voor mijn geestesoog zie: dat een vrouw ineens met afgrijzen kijkt naar een bloederig lapje vlees uit een slagerij, nadat zij zegt: wat doét die man daar, in beesten snijden? Het aparte is dat ze hotel de botel raakt van de grote bomen op aarde. Op haar thuisplaneet zie je inderdaad alleen maar groene weides en water. Dus in 1996 was het idee nog niet in zwang, dat wanneer je een boom terug plant je iets doet dat goed zou zijn voor het milieu, denk ik, nu. De film paste wel bij mijn beleving van de dag: dat je niet per definitie alles helder en duidelijk hoeft te zien, om toch een beetje wakker te worden.