dinsdag 9 januari 2024

Over wantrouwen en de ochtendzon

For the record:   Ik zit nu op de grond bij de gaskachel die vlammetjes geeft en die ik voor het eerst op een hogere stand, nr 5, heb gezet. Voor het eerst ook, sinds lang, een heldere blauwe lucht met ochtendgloren om bij te ontwaken. En gisteren zorgden wat ronddwarrelende sneeuwvlokken tóch voor een wit bospad, de eerste die ik neem richting de bus naar Arnhem. En die was gisteren vrij, want er was een landelijke storing in het computersysteem. ‘Eén cadeautje!’ zei ik lachend tegen de chauffeur en een andere passagier grinnikte mee.

Wat kan het leven toch makkelijk zijn, als je het met vertrouwen tegemoet ziet en wat veroorzaakt wantrouwen  toch voor een gigantische ruis in de communicatie…Helaas heb ik het veel in mijn omgeving meegemaakt. Mensen die zich vastzetten in een eigen kluwen van gevoelens, die zij vervolgens als ‘voor de werkelijkheid’ aannemen. Het grondakkoord is daarbij altijd: ‘ ik word tekort gedaan, mensen moeten mij hebben om gemeen te zijn, en ik doe zó mijn best’…Heel sneu. En ook heel pijnlijk voor degene aan wie dat wordt geventileerd: want dié is degene die dat doet en dus krijg je allerlei beledigingen naar je hoofd geslingerd. Ik ben verbaal best begaafd, maar ben tegelijk niet bestand tegen een vuur van oneigenlijkheden die naar je worden afgevuurd…De ‘image generator’ van A.I geeft nu wel frappante plaatjes. Ik typte dus ‘wantrouwen’ in. En ja, ik herken de blik en de houding van degenen waarmee je dan te maken hebt. Ze lijken je recht aan te kijken, maar iets in hun blik is juist ontwijkend en heeft iets afgeslotens. En dan geeft dat als abstract beeld een omgeving van eenzaamheid en vastzitten. Ik vind zelfs het kerkgebouw-achtige raak: vaak zijn dit soort mensen ook gevoelig voor religie en godsdienst. Daar zoeken ze naarstig naar iets van zekerheid en rust…Ze maken er zelfs hun beroep van. Als priester of hoogleraar, of beide. Een bastion van veiligheid in een leven vol onvervulde verlangens. Ach, het is zó sneu en het maakt mij ook verdrietig en onmachtig. Laat ik maar met dat cliché-liedje eindigen, dat nu voor mijn venster te aanschouwen is; ik kan mij nu koesteren in de ochtendzon. Ik hoop vurig dat dit doorbreekt bij een ander: een nieuwe morgen.