‘Ik vind er helemaal niks aan’, hoorde ik mezelf hardop zeggen toen ik het boek In het Oog dichtklapte. Ik had het uitgelezen omdat het een boekenclub-boek was. Het bleek dat ik er zelf al in Mei in begonnen was, het stond op de lijst van de Libris literatuur prijs, en er toen halverwege mee gestopt was. Ter compensatie las ik toen een ander boekje van haar, waar zij wandelt en logeert in mij bekende kloosters. Wel aardig, alleen die idealisering van het kloosterleven…daar ontkomt bijna niemand aan, gezien ook al die kloosterserie’s op de tv, maar dit terzijde.
Aanvankelijk had ik de eerste drie hoofdstukken niet door dát ik al eerder in dit boek was gedoken. Je maakt kennis met het oog van een ambitieuze wetenschapster en haar dagelijkse beslommeringen; een liefde die niet lekker loopt, onderzoeksresultaten die tegen vallen. Dan maakt het boek een beslissende andere wending. Zij gaat een man volgen die zij wel leuk vindt, tot aan zijn huis. En dán: ze ontdekt dat hij zijn huissleutel onder een bloempot verstopt en ze gaat zijn huis binnen. Pas toen kreeg ik door dit al eerder gelezen te hebben. Wát een actie. En zij maakt er een gewoonte van. Stiekem tijdens zijn afwezigheid onderwerpt ze zijn huis, zijn spullen, alles, aan haar onderzoek. De eerste keer ben ik toen gestopt. Bah, wat een ook vrouwonvriendelijk idee; vrouwen kunnen er kennelijk mee wegkomen om zoiets te doen en erover te schrijven, het is ook maar een onschuldig tijdverdrijf…vrouwen hoef je niet serieus te nemen. Het blijkt dat zij ook nog eens een relatie met hem gaat krijgen. Wat moet hij het bijzonder hebben gevonden dat zij zo makkelijk en vanzelfsprekend in zijn keuken bewoog…
Báh. Ik vond het moreel verwerpelijk en grensoverschrijdend. Wat stelt zo’n relatie voor die in de grond op leugenachtigheid is gebaseerd?
Ik bleek de enige te zijn van de Boekenclub. De anderen konden moeiteloos meegaan in deze absurde fictie. Ze leefden mee met de hoofdpersoon, mee met de spanning dat zij betrapt kon worden door hem, enzovoort. Maar stel dat de hoofdpersoon een man was geweest, wierp eentje toen op, was ik dan ook zomaar met het verhaal meegegaan? ‘Juist ja, denk daar nog maar eens over na, dames!’ reageerde ik.
Ondertussen had ik zelf ook iets om over na te denken. Want een ander in de Boekenclub wierp op: ‘Dit doet mij denken aan dat boek van Olga Tokarczuk waarvan jij toen ook als enige, vond dat dit niet kon en daarna werd je een grote fan van haar werk.’ O, ja. Welk boek was dat alweer? Gisteren las ik het nog eens. Nu kon ik genieten van de setting en de natuur beschrijvingen én haar beleving, Het gaat over een vrouw die onvoorwaardelijk veel van dieren houdt. Tegelijk zag ik ook de nare consequenties van haar kokervisie…
Leuk van dit blog is, dat het ondertussen ook mijn geheugen is geworden.
Het was 11 Oktober 2023 dat ik erover berichtte. En het is nu dus de derde keer dat ik het boek las. Bij mijn huidige lezing zijn de eerste twee keer dus tot een geheel samengevloeid.
Mijn conclusie is, dat ik niet goed meer kan tegen gekke vrouwen.
Het is mij dan té realistisch, alhoewel hun gedrag waarschijnlijk uitzonderlijk is.
Het is zoals dat filmpje waar de hoofdpersoon bij Olga ook naar kijkt en wat haar intrigeert. Een hert valt een man aan. Herten zijn er, dat zij dromerige vanaf een bosrand naar jou kijken, dat zij afstand houden, dat je elkaar in je waarde laat. Een zekere mate van afstand hoort misschien wel bij elke relatie…
Wat betekent het als dat dan niet zo is? Moet je ervan gruwen of het in haar uitzonderlijkheid liefdevol opnemen in jouw werkelijkheid?…


