zaterdag 11 februari 2012

Lanzmann

Ik lees al wekenlang tussen van alles door De patogonische haas, de memoires van Claude Lanzmann. Hij is jarenlang de geliefde geweest van Simone de Beauvoir, was later in zijn leven kind aan huis bij beroemde filmsterren en schreef over hen en hij zal nog generaties gekend worden, zijn naam althans, omdat hij het monumentale Shoah heeft gemaakt, 9 uur lang over de Holocaust.

Telkens weer, weet ik niet wat ik van de man vind. Hij vertelt uitgebreid over zijn ervaringen, waarvan ik denk waarom het ene zo uitgebreid, bijvoorbeeld zijn amoureuze avonturen met een Koreaanse verpleegster, waarom zo weinig zelfreflectie? Wat in zijn persoon moet toch ook iets van een magnetische aantrekkingskracht hebben gehad, getuige de makkelijke ingang die hij bij zoveel groten der aarde heeft gehad.

Ik vind hem soms wat week, heel erg vanzelfsprekend in de ban van Sartre en de Beauvoir, terwijl ik tussen de regels door toch ook vooral iets van het claustrofobische van het wereldbeeld van Sartre ervaar: het adagio dat hij nooit van niemand afhankelijk wil zijn en hoe hij zijn omgeving daar in het dagelijkse leven mee terroriseert. Dat hij veel heeft met de monadentheorie van de filosoof Leibniz: elke mens is een op zichzelf staande monade, opgesloten in een eigen cel, zonder vensters. Van Sartre is de uitspraak: De hel, dat zijn de anderen. Tja, het glas is altijd half leeg of half vol, denk ik dan.

Het eerste hoofdstuk van het boek begint heftig: over de doodstraf en de guillotine, het geweld dat gedurende Lanzmanns leven overal heeft rondgewaard. Zijn vreselijke hang naar het leven, hoe graag hij leeft. Ik besloot wat afbeeldingen te bekijken van schilderijen waar Lanzmann eindeloos naar kan kijken: El entierrio del conde de Orgaz van El Greco en La mort du pere de famille van Jean Baptist Greuze. Ja, de dood waart hier rond.

Dan zie ik van Goya: Fusilamentos del 3 de mayo. Dan snap ik ineens iets meer van Lanzmann: dát is hij, die jongeman in het witte overhemd die op het punt staat om dood geschoten te worden, maar nog één keer zijn handen heft naar de hemel, als verzet, als laatste teken van vitaal en krachtig leven. De vernietigende werkelijkheid dringt zich aan hem op, maar hij zegt tot zijn laatste snik: hier ben ik en ik leef. Zo'n vitaliteit, die bijna iets naïefs heeft in extreme situaties, heeft een magnetische aantrekkingskracht.