woensdag 30 maart 2022

Ook dieren komen en gaan

Goh. Je kunt je zo hechten aan dieren om je heen. Realiseer ik mij. Ik kreeg het bericht dat Sam, een van de twee poezen waarop ik pas als ik op de boerderij in Kranenburg ben, dood is. Ze hoorden vroeg in de ochtend een harde ‘Boem!’, bleek dat hij naast de tafel lag, nog warm. Sam kwam altijd meteen naar mij toe als ik arriveerde, deed een welkomstgroet en bleef ook altijd in mijn buurt, terwijl hij als schuwste van de twee bekend stond. Bah. Het is wel de mooiste dood als je mens bent, realiseer ik mij exact tegelijkertijd, alhoewel voor de omgeving wel heftig.

Ondertussen vier ik elke dag mijn leven, speciaal op mijn verjaardag, maar eigenlijk elke dag wel ben ik mij bewust dat alles zomaar kan eindigen; het geeft een soort urgentie aan alles, ik wil geen tijd verspillen. Gisteren fietste ik door een stille Hoge Veluwe waar de ochtendzon heel langzaam door de dichte wolken brak, naar het Openluchtmuseum. Daar bezocht ik allereerst mijn nieuwe ‘roots’: De Molukse barak, waar  hele families woonden in een kamer, op een oppervlakte van mijn huisje: drie stapelbedden aan de kant, in het midden een tafeltje met wat stoelen, een kachel aan de zijkant, de was die door de kamer hing en dan  gezamenlijke wc’s, een douche, een keuken. 

Mijn nieuwe roots: omdat er op dit terrein hier, ook zulke barakken hebben gestaan, ik kan mij nu nog beter voorstellen hoe voor de hoofdwegen hier,  het eerst het bos is weggehaald en dan aan weerszijden tussen de bomen deze barakken zijn gebouwd… Nee, de Molukken zijn niet mijn roots, integendeel, ik had een vader die nationalistisch voor Indonesia was en het had over de wrede indoctrinatie van Molukse kinderen. Maar er was een interview met één van de treinkapers in Drenthe, die hiervoor 9,5 jaar in de gevangenis heeft gezeten. Hij is in de barakken hier, groot gebracht: veel buitenspelen met andere kinderen hoort bij zijn dierbare herinneringen... En ik zag dat dit géén indoctrinatie is: dat is verlangen naar een écht thuis, notabene ook beloofd, in plaats van twintig jaar leven in een barak, waar alleen het matras waarop je slaapt van jou is. 

Een buurvrouw had afgelopen week een keer zeven everzwijnen rond haar huisje gezien en de andere keer twaalf, ze draven hier gewoon voorbij, zei ze. En ik werd wakker van gestommel en hoorde echt geknor naast mij. Dus ik sta op met een lantaarnlamp, loop mijn huiskamertje in, doe het lichtje weer uit, laat mijn ogen wennen aan het donker en staar naar buiten. In de hoop dus, om een rijtje everzwijnen voorbij te zien lopen. Dan zie ik ineens het absurde van deze poging: als ik ze eerst achter mijn huisje hoor schuifelen en knorren, dan zullen ze geen U-bocht maken om voor te verschijnen! 

Deze anekdote plopt en nu tussendoor omdat in mijn achterhoofd waarschijnlijk toch vooral die plotselinge dood van Sam, die niks mankeerde,  zit… En ja, gisteren brak ook de zon door en was het weer helemaal lente, waarvan ik op meerdere bankjes genoot in dat Openluchtmuseum. Uitzicht op Zaanse huisjes, een kruidentuin. Een roodborstje kwam heel dichtbij en bleef om mij heen huppen.