maandag 27 juni 2022

Margraten

Heerlijk, om weer in de stilte van het boshuisje op het bankje te kunnen ontbijten, terwijl er een Vlaamse gaai van boom naar boom vliegt. Gisteren vroeg in de avond weer aangekomen, na een weekend in het zuidelijkste puntje van Limburg. Op de zonnige boot terug van Terschelling, voor het eerst weer online na anderhalve week, ik had mijn verblijf er spontaan met twee dagen verlengd, was er het bericht dat het weekend níet doorging, o.a. omdat eentje Corona had en een ander al eerder per ongeluk een dubbele afspraak had gemaakt. Héél, heel jammer vond ik dat, en toen mailde de Corona-getroffene: ‘Ik proef zoveel zin bij de rest, waarom laten jullie drieën het niet gewoon doorgaan?’ En een paar uur voor het geplande gecancelde vertrek, was het rond en gingen we tóch. 

M. woont in een gigantisch groot huis, ik geloof het ooit oude notarishuis van het dorp, mijn boshuisje past vier keer in haar hoge studeerkamer boven, die ik pas de laatste nacht ontdekte. We zaten in haar glazen theehuisje achterin de tuin, waar de vuurvliegjes ronddansten, bij een grote vijver, met twee beeldjes van boeddhistische monniken, eentje lezend, bij de drijvende waterlelies. P. vertelde het mooie verhaaltje van Toon Tellegen, ze zag voor het eerst een vuurvliegje, van eentje die een vuurZEE-vliegje wilde heten. De diepe, diepe tuin, die ik mij nog kan herinneren als helemaal kaal met wat fruitbomen, waar hun drie zoontjes op en neer overheen gingen met hun skelters, ademde ook de geest van V. die anderhalf jaar geleden gestorven is. Zoveel bloemen, struiken, zoals geurende jasmijn, en moerbeibomen, die voor hem een Bijbelse connotatie hadden. Bij vertrek kregen we zelfgemaakte vlierbessenstroop mee, rabarber-appeljam,  frambozen-zwarte-bessen-kersen en ik ontbijt nu met bramen-perzikkenjam. Het stekje van de kruisbes vergeten mee te nemen.

We gingen naar de Amerikaanse oorlogsbegraafplaats in Margraten, waar het gezin meerdere graven heeft geadopteerd. Aan de meer dan 8200 graven, ‘jongens’, wordt nu dus regelmatig aandacht gegeven, en dan zijn er ook nog muren vol onbekende soldaten. Met de jaarlijkse viering is het er dus één bloemenzee, in het keurig verzorgde groene gras tussen de rijen graven, in flauwe bochten en het aparte was, dat welke kant je ook opkeek, er overal rijtjes waren  in hetzelfde gestage en kalme ritme. Er is een wachtlijst, en M. had besloten dat dit de laatste keer zou zijn, dat ze bloemen kwam brengen, die ze uit de eigen tuin samenstelde. Maakte ze met het opzeggen ook nog een ander blij.

Het had wel wat: het zoeken naar twee graven in die bijna eindeloze rijen op dat plateau met uitzicht op glooiende heuvels. Je neemt van voor een vaas mee die je vult met water, en die kan je in het midden van het witte kruis in het gras steken. Een vredewens, een groet, een gebed om eeuwige rust, een Onze Vader: dan is het toch mooi dat die katholieke kerk over zo’n arsenaal van rituelen beschikt… Alhoewel ik mij verder volkomen vervreemd voel van het christendom (ik was niet eens in staat om het Onze Vader hardop mee te bidden)  en van de Katholieke Kerk al helemaal, in zo’n weekend hervind ik dan toch ook wel weer mijn ‘theologen-roots’.