dinsdag 2 november 2010

Anatomie en mesthoop

Het is mooi om te zien waar Ingrid Geerdink (zie o.a. Passiebloempje in oktober: Boomhutten) de materiële substantie vindt, waarover ze in haar beeldend werk bericht: groei, het in proces zijn, verbindingen die onstaan en weer vergaan. Die substantie is te vinden aan het begin van die levende keten in de natuur, zoals in zaden, maar ook aan het einde. Het is er ook in ons eigen vlees en bloed: wij zijn natuur.

Haar houtskooltekeningen Anatomie, die vertellen daarover. Volg de lijnen, de strepen, de punten, de cirkeltjes en je wordt mee gezogen in een duizelingwekkende vaart. Iets beweegt altijd, iets zoekt een centrum, iets verwijdert zich daar weer van, op zoek naar weer andere verbindingen.

Aan de basis van deze tekeningen, die een soort landkaart geven van de wegen die ons hart en onze hersens gaan, staan samengestelde delen van anatomische tekeningen van ons menselijk lichaam. Dat betekent dat I. dwars door onze uiterlijke verschijningsvorm heen boort, naar het levende vlees dat we zijn. Terwijl onze geest wegen zoekt om te gaan, is het ons lichaam dat ons huis is en daar, verborgen voor ons oog, ook daar gebeurt datzelfde proces van groei, verandering en uiteindelijk vergaan... We keren allemaal naar en onder de aarde terug.

I. heeft twee schilderijen gemaakt. Als je er voor staat dan komt er een golf van bruine, donkere massa naar je toe. Het is dat het doek ophoudt, daar aan die rand, want anders zou je er welhaast in op genomen kunnen worden. Als je dan aandachtig schouwt in die massa, dan ervaar je dat het beweegt: er zit kleur in, een contour van een modderige bloem, de kunstenaar heeft erin gekrast en het een soort eigen, donker geheim leven gegeven. Op de achtergrond staan wat muren met ramen erin. Sporen van menselijke bebouwing. Leeft daar iemand? Op wiens erf staan we?

Mesthopen achter een schuur? Dan zijn ze, zoals je ze in Nederland bijna niet meer kunt vinden: het erf van een keuterboertje, ergens achteraf, weg van de wereld van controle, zakelijkheid, orde en netheid. Een verborgen plek, aan het eind van de keten: nadat we gegeten en gedronken hebben is er afval en uitval, wat verbruikt is, zal verrotten en wordt opnieuw weer vruchtbare aarde.

Ons eigen dierbare lichaam, de materie die voortdurend het intiems en allerdichtst aan jou nabij is en een composthoop, ergens achteraf: je hoeft niet te weten dat deze een aanleiding waren voor de kunstenaar. Het werk spreekt zichzelf uit. Maar het is ook wel mooi ergens, om het begin van een werk wél te kennen. Omdat het zo zeer in het werk zelf bevat zit: begin en einde, ontstaan en vergaan en weer ontstaan.