donderdag 24 juli 2008

Geloven

Ze noemen dat in psychologische termen: de vraag bij de deur. Colombo, die van de oude regenjas, de grote beaglehond en de sigaar deed dat altijd: 'Zeg, wat me nu nog puzzelt...'

Vandaag gebeurde me het bij het afrekenen, met A. die ik al een poosje niet gezien had. In de zon, op een terras: 'Wat ik nog wou vragen: gelóóf je dan in het hiernamaals? Gelóóf je dan in God...?' Tja. Eigenlijk weet ik daar niet op te antwoorden. Nee, ik geloof, geloof ik, niet in een hiernamaals. 'Dat kan ook niet, dan zou het daar aardig overbevolkt raken', zei de andere terrasganger nuchter.

Geloven in God? Ook al zoiets moeilijks. Nee, ik geloof niet in iemand of iets, ik geloof niet dat hij bestaat, zoals je wel of niet in Sinterklaas kunt geloven. Het werkwoord geloven, is helemaal niet van toepassing voor mij. De lucht die ik inadem heeft met God te maken, ik kan mezelf helemaal niet meer bedenken zonder daar ook het woord God bij te halen.

Het woord God... Het is zoiets als voelen dat je hart klopt. Iets anders kan ik er even niet van maken. Het woord God zet mij wel op het spoor, om te geloven in mensen, want daar moet je vaak moeite voor doen. Dat het uiteindelijk wel goed zit met het mensdom. Dat je cynisme de deur uitzet, al is het soms zoveel logischer om daar in mee te gaan. Gewoon omdat je eigen cynisme je in het hier-en-nu uiteindelijk ongelukkig maakt.

Je hart klopt het meest vanzelf en valt niet in een kramp, als je je kunt overgeven aan alle ervaringen, dingen, mensen die het leven glans geven. Ik kan niet zonder God, zoals de aarde niet zonder de zon kan. Dat is toch geen kwestie van geloven, dat is een kwestie van genieten. Zeker op een zomerdag zoals vandaag.