zaterdag 24 april 2010

Charletan

We hebben hem ooit bezocht: mijn groepje theologen nog van de studie: Henk Helmantel. Hij woont op het weidse Gronings land in een prachtige verbouwde boerderij, rijkmonument, de stallen zijn verbouwd tot expositie ruimten en zijn atelier ziet er precies uit als een middeleeuwse kamer: perfect op het Noorden, want dat geeft het ware schilderslicht, oude vazen, potten, tafels, dozen, zoals ze allemaal op zijn schilderijen verschenen zijn.

Alles spic en span, schoon, met regelmaat en orde en hij ontving ons persoonlijk. Geniet eerst maar van de schilderijen, zei hij met een breed gebaar. Ja, en toen, ik vond het heel vervelend, ik vond er bij nader inzien niks aan. Eerst wordt je overrompeld door de exacte gelijkenis van het afgebeelde, de perfecte composities, het realisme, alsof je alles zo kan wegpakken.

Maar het miste voor mij het leven, ik vond het zonder ziel, het ademende niet, alles was des doods, geconserveerd op sterk water. Nou, ja, je kunt er niks aan doen als je er niks aan vind, gelukkig waren we er met meerderen en smaken verschillen.

Helmantel klaagde erover dat zijn werk nog niet was opgenomen door een museum. De directeur van het Leeuwardense of was het Groningse, ik weet het niet meer, had ronduit tegen hem gezegd, dat wat hij maakte geen Kunst was. Hij beschouwde zichzelf wel zo, dat was duidelijk: Kunstenaar, ja zelfs Gods kunstenaar. Want hij had ook een soort missie: hij wilde Gods schoonheid vastleggen, loven en bejubelen. Liet hij nou indirect ook vallen, dat al die moderne mensen, die niet meer christelijk waren, dáárom geen oog hadden voor zijn werk? Ik weet het niet meer.

Nu staat er een groot intervieuw met hem in Trouw, in de fameuze rubriek waar de 10 geboden worden voorgelegd aan de betreffende. Hij blijkt voor de doodstraf te zijn. Hij vindt het christendom het enige ware geloof, de rest van de mensheid is aan het dwalen.
Ik vind dit soort mensen eng; mijn intolerantie maakt sprongen omhoog op de barometer. Iemand die zegt te geloven en die zegt een kunstenaar te zijn en die roept dat hij bescheiden, nederig en niet veel nodig heeft. Ondertussen woont hij in een kapitaal pand, spaart etsen van Rembrandt en onderhoudt zijn eigen museum.

Ik kan er niet tegen. Dit soort mensen zijn met al hun mooimakerij veel gevaarlijker dan een achterbuurtcrimineeltje, die tijdelijk een woonomgeving bederft. Het is vandaag te mooi weer om er lang mee bezig te zijn, maar ik moest het even kwijt. Henk Helmantel hoort heel terecht niet thuis in een museum. Zo is het en niet anders. Hij vertegenwoordigt de dood in de schilderspot.