woensdag 30 juni 2010

Twee kanten

Het zijn van die dagen waar de zomerbeelden zich weer aaneen rijgen. Vanochtend in slakkegangetje naar mijn werk gefietst. Kraaien die zaadjes pikken uit het gras in het plantsoen, eksters door omheen dollende. De mussenkolonie fluit nu sussend en genoeglijk, het is niet meer dat opwindende van de lente-bedrijvigheid. Ik fietste langs het graf van vader: daar achter de heg ligt hij, in de zomerochtendzon. Ofwel: dáár op die plek in de grond, ligt de helft van het genetisch materiaal waar ik uit voort ben gekomen.

Bij de rivier staan sommige van de meer dan dertig paarden helemaal roerloos stil, ze bewegen nog geen wenkbrauw, ze slaan niet met hun staart. De zon ging als een rode bol onder, witte pluizen waaien over het strandje heen en, ook nog nooit gezien: het zijn de merries die twee aan twee achter elkaar aan gaan, soms lijkt het een dans, soms een beetje nijdig gevecht.

Op het Streekgala, vlak over de grens, gele taart gegeten met heel grote aardbeien daarop met uitzicht op een boerentuin vol papavers en oranje goudbloemen en kinderen die glijbaantje en trampoline en huisje bouwen spelen op en tussen de hooibalen. Nieuw werk gezien van I. die exposeerde in de oude open boerenstal . Ik vind het mooi, wat ze maakt. Er zit een weemoedige en verlangende melancholie in... over groei van binnenuit en dat wat altijd aan het gisten en veranderen is. (Zie haar blog met oud werk: http://ingridgeerdink.blogspot.com/)

In Zutphen 's ochtends bij de bakker twee spoorpunten gehaald, oud kindergebak, dus een smaak van weleer en met de zomerhitte liep ik er ineens in de sfeer van hoe-je-kijkt-als-je vakantie hebt: slenterend, kijkend naar de oude stenen gevels, de binnenhofjes vol bloemen, de houten balken. Ida Gerhardt heeft een gedichtencyclus aan het stadje gewijd en vriend E. vertelde me des avonds gezeten op het pleintje over de roemrijke geschiedenis die terug gaat naar de elfde en twaalfde eeuw.

Ik wilde de trein van 23.00 u pakken, maar de treinen reden niet. Na de herfstbladeren is het nu de hitte die voor wisselstoringen zorgde. Dus liep die steeds groter wordende groep mensen van het ene perron naar het andere, het ene treinstel in en weer uit omdat de NS steeds nieuwe plannen had hoe een ieder toch nog de thuisbestemming kon bereiken. Onderwijl kwam er een bijna rode volle maan langzaam op: tropische warmte op een station.

Ach het had wel wat, niemand begreep het hoe en waarom, een homojongen met gekleurde sjaal kwam erachter: men had geen machinist meer, want die had over hetzelfde spoor moeten komen, als waar iedereen overheen moest, richting huis. De weg heeft twee richtingen, realiseer je je dan en de homojongen verzuchtte dat het wel zo fijn was, als men zoiets even erbij vermeldt, in plaats van dat híj het met enig doorvragen eruit wist te puzzelen.

Een oudere dame met grijze haren kreeg de slappe lach. Hikkend en gierend schaterde ze: ik kan niet meer stoppen... het is warm, de zon heeft geschenen, ik ben niet ziek! Ja, dan is alles in feite oké. Zelfs het voetbal begon me gisteren te bekoren: als elf mensen als één bewegend lichaam over dat veld de bal op en neer spelen, zoals Spanje op sommige momenten, de prachtige shots van mooie Spaanse jongenskoppen waar het temparament vanaf spat:

Dan realiseer ik me dat het Leven vol vitaliteit en broosheid in één is. We vormen een levend organisme dat tegelijkertijd geniet en verlangt en pijn lijdt... die ene weg waarop we allen lopen, die kent twee richtingen. Er om lachen, soms gieren en soms brullen; zo zal het wezen, zo zal het zijn.