vrijdag 7 juli 2017

De rivier, beesten, ik


Wat was het weer mooi aan de rivier bij Staartjeswaard. De opmaat op weg naar het water, was vol gele bloemen. Er stonden planten met munt en citroenmelisse. Misschien neem ik een keer een schepje mee, dan graaf ik er een uit. Er was een hele kudde roodbruine koeien op het strand. Sommigen zochten verkoeling in het water, lagen in de schaduw en er waren enige kalfjes bij. Een stier-type  probeerde blad van een boom te trekken, de hele stoet verdween in de loop van de middag in de grassen erboven om te grazen, en later keerden ze weer terug naar de rivier.

Ik had me nu iets hoger neergenesteld, bij een krib, en zag dat op een strand verderop de kudde paarden was. Het was bewolkt en traag, warm weer. Maar soms hoorde ik het kreupelhout achter me kraken: dan waren  het een paar koeien of paarden, die op hun eigen houtje ronddwaalden. En één keer een gigantisch hoevengetrappel: de hele kudde paarden rende over het strand, en maakten bij het einde ervan met zijn allen een sierlijke bocht en draafden weer terug.

Wat is dit een oerlandschap. Een idylle en zo pastoraal. Je voelt je een deel van een oud landschapsschilderij. Vooral als je daar ook zo'n beetje als enige bent. Gedurende de middag kwamen er enkele vrouwen met fotocamera's die de kuddes volgden en naar voren slopen voor close-up foto's. En toen ik aankwam waren er een oudere man, een vrouw en een jong meisje. Ineens zie ik dat jonge meisje in bikini in pinup-houding tegen een waterwilg hangen. En daarna op het strandje, terwijl de oude man, druk foto's maakte. Ieder zijn eigen idylle.

En natuurlijk tuften er de boten voorbij. En heel even een patrouilleboot die rondjes maakte op een klein oppervlakte, draaiend, zoekend? De tegenkant van de idylle is, dat er relatief veel mensen verdrinken in de rivier, las ik onlangs. De stroom is heel sterk. Deze keer heb ik niet gezwommen, maar een paar weken geleden wel. Als je tegen de stroom inzwemt, blijf je voortdurend op dezelfde plaats.

Tegen etenstijd was ik er helemaal alleen. Ik had een slaatje mee. Maar ik rook de regen in de lucht, alhoewel tussen de bewolking door, de zon zich steeds wel even liet zien. Apart,: om de regen te kunnen  ruiken en ook dat die dichterbij kwam. Dus ik besloot toch op te breken. Fietsend naar huis vielen de eerste trage droppels. Ik stak mijn parapluutje op. O, wat ging het overal naar bloemen ruiken! Thuisgekomen, werd het een echte regenbui. Mijn timing was precies goed geweest.

Het zijn deze langzame  zomerdagen aan de rivier, maar ook alle wandelingen bij kouder weer, onlangs nog in de avond weidsheid ervaren van de rivier, de bruggetjes en de dijken, rondom het centrum van Nijmegen, tot bij Bemmel en Lent, wat ik echt zou missen als ik niet meer in Nederland zou wonen. Als het zo volmaakt is, kan ik zelfs ter plekke al een soort zoet heimwee-gevoel krijgen: Denkend aan Holland zie ik brede rivieren, traag door oneindig laagland gaan.