donderdag 20 juli 2017

Waalkade, buurtjes, reizen

Vannacht werd ik wakker en dacht dat er wat was ingestort. Mijn tent? O nee, ik was op de Waalkade, maar toch. Ik stond op om te controleren. Alsof je kijkt of de haringen nog in de grond zitten en de tent ergens lekt, maar niet heus. Het was de heel harde regen die roffelde op de plastic koepels die er in de brede gang, 'als een aorta', zei Moeder daarover, door de hele lengte van het penthouse loopt, gecombineerd met het geluid van de bliksem en donder die door de rivier werd versterkt.

Ik kwam mijn buurtjes tegen. Ze vroegen zich al af of ik al op vakantie was, want de ramen boven gingen 's ochtends niet open. 'O, we komen kijken!' zeiden ze, toen ik vertelde in het huis van mijn ouders te bivakkeren. Dus ze kwamen en ze keken hun ogen uit. J. heeft zelf als jongetje ook aan de Waal gewoond; hij herinnert zich het metershoge kruiende ijs in de strenge winters en de angst dat hun huisje werd overgenomen. En zijn oma bleek pal naast het huis van mijn ouders een bloemenwinkeltje te hebben, de ingang ervan was aan de Grotestraat en daar liep een straatjes en ze had een ijzeren hekje ter afscheiding en daartegenover stonden ook huisjes', vertelde hij. Nu is het de ganse ruimte van een restaurant plus buitenterras.

'Hoe is dat nou voor jou, om hier te zijn?' vroegen ze. 'Zo groot... wij gewone mensen komen nooit op zulke plekken.'  Ja, ik ben al meer dan 25 jaar hun buurvrouw, maar tegelijk ken ik ook al even lang de plek aan de Waakkade... Ik heb nog meegeholpen de gordijnen uit te zoeken, zei ik.. 'Hingen die er toen al? Dan hadden jullie wel smaak!' zeiden ze. 'En al die andere mooie spullen... die blijven toch wel in de familie?' 'We zijn je dankbaar dat we dit hebben mogen zien, zeiden ze op het einde. Zomaar uitkijk op de Stevenstoren en de Valkhofkapel. Ze maakten meerdere foto's. En de rivier natuurlijk. 'Als ik alleen deze kamer had, met ergens een bedje en een keukentje dan zou ik hier meteen willen wonen'. Mijn buurtjes. Die hetzelfde huis als ik bewonen: rasechte Nijmegenaren.

De afgelopen dagen heb ik, terwijl gisteren gestaag de veelal in het roze geklede wandelaars voorbij stroomden bijna alle foto's van mijn ouders bekeken. Het grootste gedeelte daarvan zijn reisfoto's. Het was misschien de ruggengraat van hun relatie: ze hebben elkaar leren kennen omdat Vader reisleider was van een reis en Moeder de kok, ze moesten overleggen over budget en menu's en al in de studententijd zijn er vele reisfoto's door heel Europa heen. Vader was sowieso gedurende mijn kindertijd, jaarlijks anderhalve maand van huis, maar na hun vroegé pensionering, nam hij Moeder mee.

Het raakt me: in al die jaren zijn er altijd foto's waar hij mijn moeder kiekte, terwijl ze zwemt, drijft in het water, naar zee loopt. Maar ook zo gek: exact dezelfde foto's; Lezend met een boekje met je hoofd boven water op een tropisch strand, maakte ik ook van Ex... en al etend op terrassen of bij kleine eetstalletjes. En al shoppend op kleurige markten... Ik weet nog dat ik dat toen vreemd vond: ze gingen twee jaar later naar Nieuw Zeeland dan ik. En Maleisië en Penang werd een land waar ze vaker naar terug gingen, maar ik was er eerder dan zij.

Ik ben nog nooit in Zuid Amerika geweest: zij wel: Mexico, Brazilië, Peru. In het laatste land met Broer, die indertijd een jaar lang op de Dominicaanse Republiek verbleef. En Vader was vroeger al in Honduras en Rio de Janeiro geweest: dat wilde hij Moeder ook laten zien. Vader verbood mij om alleen naar Peking te reizen (natuurlijk ging ik toch, vier dagen later): hij was er zelf al in de jaren tachtig geweest en hun gezamenlijke reis ernaartoe was niet goed bevallen: dat konden niet ook hun roots zijn: al die onaardige en onbeleefde mensen aldaar, spugend op de grond.

En nu sta ik zelf wellicht op de drempel van een pre-pensoenering en ik wil dan ook veel gaan reizen... Ja, ik lijk op ze. Maar mijn reizen zullen anders zijn. Geen sjieke resorts en rondreizend van het ene naar het andere. Ik wil LANG op één plek verblijven en opgaan in de omgeving waar ik ben.
Vader en Moeder hadden dat niet zo. Ze vonden Niger, waar Broer gewoond heeft, saai, niks aan: er was niks te doen en ze raadde me het af. Maar ik ben wel gegaan en vond het er juist geweldig: de traagheid en meemaken wat Broer daar meemaakte.

Ik wilde vroeger al wortelen op een plek, omdat ik bij mijn ouders zoveel onrust voelde. Hun reizen waren wellicht vooral ook: elke keer terug, naar vooral hun Oosterse wortels: naar de zintuigelijke ervaring daarvan: het lekkere eten, de kleurigheid en bedrijvigheid op straat, de zon, de palmbomen, de zee...Waarom ik graag reis? Ja, het zit in mijn bloed en mijn genen.... Maar het is ook een op zoek willen gaan  naar 'gewone' mensen en hoe verschillend die kunnen leven. Ik vind het leuk dat mijn buurtjes nu de Waalkade hebben gezien.