donderdag 30 januari 2020

Children Games. Francis Alys

Om mij heen in de trein zaten twee oma-&-opa-stellen met een aantal kleinkinderen om hen heen. O, ja het is twee dagen lerarenstaking en dan zijn de vaders en moeders van al die hardwerkende mensen gelukkig beschikbaar als achterwacht. Ik ken nu één iemand die standaard elke week de oppas is van haar kleinkind, maar ik geloof dat het gewoner is voor leeftijdsgenoten in de hogere middle class  om dat niet meer zo te willen, want je wilt je eigen dynamische vitale vrije leven niet meer vastpinnen. In de lagere middle class en arbeidersklasse  is een oppas dag veel gewoner, zelfs vanzelfsprekend, zag ik in de wijkcentra.

Ik ging naar EYE in Amsterdam voor de tentoonstelling Children Games van Francis Alys en dat was nu wel grappig, want er waren heel veel kinderen die het ook bekeken of speels rondsprongen in  een zaal vol met schermen waarop kinderen hun spelletjes deden. Meestal kom je door de week in een museum vooral grijze koppen tegen, pensionado’s, zoals ik er nu zelf één van ben...en zo zie je hoe deze samenleving de dingen geregeld heeft.

De naam Francis Alys is al langer geleden bij mij geland, ik zag ooit een film van hem waar een enorme grote zwarte bal, meer dan menshoog, door de straten op allerlei plekken in de wereld werd gerold. De bal bracht, waar het ook was, vreemde mensen van alle leeftijden samen want iedereen wilde wel meehelpen om de bal in beweging te krijgen naar een doel. Ook daar dus het element van spel, hij haalt het speelse dat in mensen zit naar boven, Hij vindt het vastleggen en filmen van Children Games wereldwijd, een van zijn belangrijkste langlopende projecten.

Het bracht mij terug in mijn eigen kindertijd. Veel spelletjes heb ik zelf ooit zo gespeeld: stoelendans, elastieken, met muntjes tegen een muur gooien en kijken welke het dichtst bij de muur blijft liggen, met de handen steen-schaar-papier, steentjes keilen op het water, met de handen in een groepje in een razend tempo ze bovenop elkaar leggen. Zelfs het spel met de spiegeltjes: nu zag je jongens door verlaten vervallen huizen rennen,  zich verbergend voor elkaar en elkaar zoekend, als het licht van de zon op een spiegel weerkaatst op jou, dan ben je dood. Wij hadden maar één spiegeltje en een aantal bomen en betonnen banken bij het speelpleintje en bij ons was het spel, dat ofwel degene met de spiegel iedereen dood maakte, of één van de anderen het spiegelkind aantikte en dan had die verloren.

Ik had ooit als privéspel om vlinders te vangen en dan veegde ik hun vleugeltjes schoon en zo verzamelde ik toverpoeder in een potje. Toen ik volwassen was, verwonderde ik mij over de wreedheid ervan, dat ik die vlindertjes in feite vleugellam maakte en ze ontdeed van hun schoonheid en mij dat niks deed. Maar nu zag ik een spel in Venezuela, waar jongens en meisjes wonend bij een rivier, hele grote sprinkhanen zochten in het groene gras, de achterpoten ervan af haalden en ze vervolgens in de lucht gooiden en weer opvingen en weer opzochten en degene met de sprinkhaan die het langst bleef vliegen had gewonnen. 

Kinderen spelen in hun levenslust met gemak dat ze levend of dood zijn en ik denk nu, dat de wereld om hen heen er in hun beleving ook gewoon is om hen verder te brengen, ze iets nieuws te geven en dan zijn kleine beestjes die geen krimp geven daar gewoon instrumenten in, zoals een tak een revolver kan worden. Aan dat buurtspel heb ik trouwens nooit mee gedaan, twee groepen door achtergangetjes van de huizen, maar waarschijnlijk was het indertijd vanzelfsprekend een jongensspel waar meisjes niet aan meededen. Ik had wel weer een hol onder grote struiken met een vriendinnetje en van daaruit liepen we naar een wei met oude paarden waar ik ook regelmatig de aardappelschillen heen bracht, om de pluizenbollen van paardenbloemen weg te blazen en dan een wens te doen en met  Cas had ik een ander hol bovenop zijn schuur.

Het lijkt erop dat kinderen tegenwoordig niet meer met elkaar op straat en in de buurt spelen... maar gelukkig heb ik in de speeltuin wel gezien dat kinderen nog steeds een magische wereld met elkaar kunnen maken. Maar dan moeten er geen volwassenen om hen heen zijn, die hen alleen maar aanmoedigen om nog hoger te klimmen of iets tóch te proberen: fantasie en op prestatie gericht zijn, gaat niet goed samen. En van de eerste leeft de verbeeldingskracht die de wereld zoveel groter en mooier kan maken, vol wonderen.