donderdag 21 april 2022

Flarden tijd in stadshuis

Het heeft wel iets heel erg grappigs. Ik zit hier in mijn huis in de nieuwbouwwijk en heb het gevoel geheel omhuld te zijn met flarden uit allerlei andere tijden. Het voelt bijvoorbeeld alsof ik terug ben in mijn studententijd omdat het in huis overal rommelig is. Niet dat ik zelf zo netjes ben, maar er liggen overal en nergens spullen die niet van mij zijn. Een accu van een heggenschaar op tafel, stukken chocola, allerlei tassen op de grond, sommigen leeg, anderen gevuld met iets wat op kleding lijkt, afwas in de gootsteen.Grote mannenschoenen her en der, onderdelen van iets wat ik niet ken.

En het bleek dat - door de drie stormen van enkele weken terug -  een groot deel van de zijkant van de achtertuin was ingestort. Huisgenoot had aanvankelijk nog niks door. Maar hij zat op de stretcher op het terras en ineens zag hij mensen op heuphoogte voorbijwandelen. Het hele oerwoud dat bestond uit oude takken, bamboestengels, dode twijgen, oude planken, stukken oude schutting, touw en  oude visnetten uit Terschelling,  kortom alles wat ik er in de loop van meer dan twintig jaar in had gestopt, was als geheel ingezakt. Het geheel heeft meerdere dagen gekost om weg te werken en nu ligt er aan de zijkant van het huis een gigantische berg oud spul, dat nog steeds weken gaat duren om het in de groene klikobakken van de hele buurt af te voeren. Het lijkt hiermee in de achtertuin alsof ik er weer woon als in het eerste jaar, geheel in de kijker.

Er zijn nu nieuwe kleine haagbeuken gepland, waarvan de eigenschap kennelijk is, dat wanneer je er stukken van weg snoeit in de herfst, het die komende lente twee keer zo groot terugkomt. Nu is dat gevoel van in de kijker zitten mij juist ook wel weer bekend, want zo is het ook nu nog in mijn bostuintje. Al komen er daar bijna geen mensen voorbij. Maar ook hier, viel het mij mee. Alleen zeg ik in het bos op de automaat meteen dag! en groet, maar dat doet niet iedereen in de stad. En dat lijkt weer op de gasten in het recreatiepark, zoals in het Paasweekend, mensen die deels met een nieuwsgierige blik rondkijken, maar op het  moment suprême, als ze écht langs lopen, hun hoofd weg wenden en naar beneden buigen.

Wat ook een grappige constatering is, is dat het huis tegelijk als geheel bekend en vertrouwd aanvoelt en ik het ook wel leuk vind om tussen al mijn spullen te zitten, en mij 's ochtends in bed te koesteren in de ochtendzon door het raam, terwijl de mussenkolonie tjilpt, en 's avonds wacht op de laatste merel op de punt van het dak van de buren. Tegelijk hoor ik mijn huisgenoot zeggen, hoe hij van plan is om nog een stuk uit de oude struiken weg te snoeien, zodat het de helft zo dik wordt en hij daar echt niet over vraagt of ik dat ook een goed idee vind. Ik hoor het aan en zeg belangstellend: O, ja? Ook apart om hem genesteld te zien op het plekje in de hoek van de bank, met een boek, waar ik ook altijd zit, zoals ook nu.